Gewrichten: Scharniergewricht: kan maar in 1 richting bewegen bijvoorbeeld je ellenboog kogelgewricht: kan in veel richtingen bewegen bestaat uit een kogel en een kom bijvoorbeeld je schouder en je heup. Rolgewricht: hier rollen 2 botten over elkaar heen bijvoorbeeld in je onderarm hier rollen je spaakbeen en je ellepijp over elkaar heen waardoor je je arm kan draaien Knie bestaat uit 2 gewrichten dat bestaat uit 3 botstukken Gewricht Tibiofemorale I>Werking-> Aanhehtingsplaats voor spieren banden patellofemorale Naam Latijns+plek Tussen femur en tibia Ronde uiteinde femurcondylen maakt contact met relatief platte tibiaplateau fibula Naam Nederlands+plek Tussen dijbeen en scheenbeen Ronde uiteinde dijbeen maakt contact met het relatief platte scheenbeen kuitbeen Bovenbeen en de patella Tussen bovenbeen en knieschijf zit een kapsel omheen daarom is het een gewricht. Belangrijke bewegingen van de knie: 1. Flexie->buigen van de knie 2. Extensie->strekken van de knie 3. Endorotatie->draaien van de knie naar binnen 4. Exorotatie ->draaien van de knie naar buiten Patella(knieschijf) beweegt in een trochlea(spoor) in het bovenbeen, het is een soort geul. Wanneer hij niet meer goed ‘spoort’ kunnen er klachten onstatan in de knie. Gewrichtskapsel zorgt voor stabiliteit en is aan de binnenkant bedekt met slijmvlies wat gewrichtssmeer produceert. Dit bevat voedingsstoffen voor het kraakbeen. Banden zorgen ook voor stabiliteit van het kniegewricht. Dit kan gezien worden als plaatselijke versteviging van het kapsel. Soort band Ligamentum cruciatum anterium(voorste kruisband) Plek van de band Binnenin de knie Ligamentum cruciatum posterius(achterste kruisband) Binnenin de knie Binnenste colleterale band Buitenste colleterale band Loopt van dijbeen naar scheenbeen Loopt van buitenzijde dijbeen naar het kuitbeen Functie van de band Verbind bovenbeen met onderbeen, zorgt ervoor dat het onderbeen ten opzichte van het bovenbeen niet te ver naar voren kan schuiven. En geven stevigheid bij draaibewegingen Verbind bovenbeen met onderbeen, zorgt ervoor dat het onderbeen ten opzichte van het bovenbeen niet te ver naar achteren kan bewegen. En geven stevigheid bij draaibewegingen Ervoor zorgen dat je benen niet in een Xvorm gaan staan Ervoor zorgen dat je benen niet in een Ovorm gaan staan Ligging Gekruist Gekruist NVT NVT De patella De patella word omringd door retinaculum(bindweefsel). Dit dient als een aanhechtingsplaats voor spieren, en zorgt voor steun en stabiliteit van het pattelofemoralegewricht. onder de knieschijf ligt het ligamentum pattelae. Dit is het grootste ligament van de knie en wordt ook wel de knieschijfpees genoemd. Door deze platte lange band zit de knieschijf vast aan het scheenbeen, hierdoor kunnen krachten overgegeven worden naar het onderbeen. Meniscus De binnenste en buitenste meniscus zorgen ervoor dat het bovenbeen en het onderbeen op elkaar passen. Dit zijn 2 half vormige cirkels die dus voor kunnen zorgen dat er 2 botstukken op elkaar kunnen worden aangesloten. Ze zorgen voor meer stabiliteit en gewichtsverdeling het zijn de schokdempers van de knie. Spieren van de knie Aan de voorkant van de knie loopt de grote sterke musculus quadriceps femoris. Deze spier is opgebouwd uit 4 delen hij loopt vanaf het bovenbeen richting de knieschijf en hecht zich net boven de knieschijf aan. Daarna gaat hij onder de knie verder als kniepees die voor de extensie(strekken) van de knie zorgt De hamstrings Aan de achterzijde van het bovenbeen zitten de hamstrings die voor de flexie(buiging) van het buigen van de knie. 2 spieren lopen van de zitknobbel richting de binnenkant van de knie, en de andere loopt naar de buitenkant. Op deze manier kunnen ze de knie ook helpen met het draaien naast de hamstrings loopt aan de achterzijde nog een spier de musculus gastrocnemius, deze spier maakt deel uit van de kuit en kan de knie helpen met het buigen dieper in de knieholte ligt nog een spier de musculus popliteus, deze zorgt voor het naar binnen en buiten draaien van het onderbeen en zet hierbij de buiging van de knie in. Aan de buitenkant van het bovenbeen loopt een grote peesplaat, de tractus iliotibialis. Deze peesplaat ontspringt bij de bekkenrand en de bilspieren en loopt via de zijkant van het bovenbeen naar de zijkant van het onderbeen. Deze peesplaat hecht zich aan net onder de knie op het scheenen kuitbeen. De muscululs tensor fascia latae behoort tot de heupspieren maar fungeert ook als het ware als peesplaatspanner. Bij aanspannen van de musculus tensor fascia latae wordt de peesplaat ook aangetrokken. Men kan dus zeggen dat de musculus tensor fascia latae indirect zorgt voor de stabiliteit van het kniegewricht. In de lies, aan de binnenzijde van het bovenbeen lopen de adductoren. Deze zorgen met name voor het naar binnen bewegen van het been vanuit de heup. Vlakken en assen Vlakken *Start in anatomische positie 1. Wat voor gewricht is het? -> bepaald in welke richtingen het bot kan bewegen (Kogelgewricht, scharniergewricht etc.) - Scharniergewricht: kan maar in 1 richting bewegen bijvoorbeeld je ellenboog -kogelgewricht: kan in veel richtingen bewegen bestaat uit een kogel en een kom bijvoorbeeld je schouder en je heup. -Rolgewricht: hier rollen 2 botten over elkaar heen bijvoorbeeld in je onderarm hier rollen je spaakbeen en je ellepijp over elkaar heen waardoor je je arm kan draaien Vlak of as Saggitale vlak Plaatjes uitleg verdeelt het lichaam doormidden in een linker stuk en een rechter stuk. Met een doorsneden van hoofd tot kruis. Frontale vlak Verdeelt het lichaam in een voor- en achterkant, met een doorsneden van hoofd tot voet. Transversale/horizontale vlak Verdeelt het lichaam in een bovenkant en een onderkant, met een doorsnede door de buik en armen in rust fase Sagittale vlak/Transversale as Frontale vlak/ saggitale vlak Transversale/Horizontale vlak -> Longitudinale as Bewegingen *Per gewricht zijn er bewegingen mogelijk in de 3 verschillende vlaktes met de bijhorende assen. De vorm van de beweging is afhankelijk van het gewrichtstype. Botten bewegen in anatomische vlakken en roteren/bewegen rond een as. Bij deze een paar voorbeelden: Sagittale vlak-> Flexie/ anteversie + Extensie(naar voren buigen)/ retroversie (naar achteren buigen/ kniegewricht) Frontale vlak -> Abductie(omhoog) + Adductie (omlaag, schoudergewricht) Transversale/Horizontale vlak -> External/ lateral rotatie + Internal/ medial rotatie (Schoudergewricht) Kniegewricht (casus 1) *Scharniergewricht -> geen vrije beweging Bewegingsmogelijkheid -> Sagittale vlak (Flexie + Extensie) De heup Het heupgewricht(articulatio coxae) is een kogelgewricht en vormt een verbinding tussen de femur(dijbeen) en een bekkenhelft. Kogelgewricht bestaat uit een kom en een bolvormige kop, hierdoor kan de heup veel kanten op bewegen. Er zit kraakbeen tussen de kom en de kop om slijtage te voorkomen. Kraakbeen is glad en sponzig en wordt gevormd in het gewrichtskapsel als smeermiddel. De heupkom(acetabulum) is onderdeel van de bekken, de heupkop is een onderdeel van het dijbeen. De rechter- en linkerbekkenhelft vormen samen de bekken. Elke bekkenhelft bestaat uit 3 verschillende botstukken die zijn vergroeid tot een: het darmgeheel, het zitbeen en het schaambeen. Beweging van de heup Omdat het heupgewricht(articulatio coxae) een kogelgewricht is is het mogelijk om het bovenbeen ten opzichte van de bekken in bijna alle richtingen te bewegen. Het naar voren brengen wordt anteflexie genoemd en het naar achteren brengen retroflexie. Wanneer je het bovenbeen zijwaarts wilt bewegen heet dit abductie. Wanneer je het naar binnen beweegt heet dit adductie. Naar binnen heet endorotatie en naar buiten heet exorotatie. Kapsels en banden van de heup om het heupgewricht(articulatio coxae) zit een gewrichtskapsel. Dit wordt versterkt door de gewrichtsbanden(ligamenten). Gewrichtskapsel zorgt voor bescherming en aanmaak gewrichtsstof voor kraakbeen. Ook zorgt hij ervoor dat verschillende bewegingen geremd worden wanneer nodig. Bij volwassenen wordt het naar binnen en buiten draaien van het bovenbeen eerder geremd dan bij kinderen. de banden die vanaf de bekken naar het dijbeen lopen zijn bedoeld voor een beweging af te remmen of toe te laten. Zij zitten onder de kop van het dijbeen vast. Het ligament capitis femoris deze heeft een belangrijke taak namelijk de kop van het dijbeen voorzien van bloed door middel van bloedvaten die eromheen zitten. Zonder deze band zou de heup afsterven. Spieren en pezen van de heup rond het heupgewricht liggen de spieren die de bewegingen in de heup mogelijk maken. Er zijn in totaal elf spieren die ervoor zorgen dat de heup kan buigen, deze zitten vooral aan de voorzijde van de heup. De spieren voor het strekken van de heup zitten aan de achterkant bij de bil. het zijwaarts heffen wordt gedaan door de spieren aan de buitenkant en het naar binnen bewegen van het been wordt gedaan door de lies. Het naar buitendraaien van de heup wordt door de korte spieren bij de bil in de buurt van het gewricht gedaan.