Uploaded by Angelique Martina

Handleiding Scriptie 2018-2022

advertisement
HANDLEIDING VOOR HET
SCHRIJVEN VAN EEN
SCRIPTIE
BACHELOR OF BUSINESS ADMINISTRATION
BACHELOR OF LAWS
COHORT: 2018-2022
The University of the Dutch Caribbean
Versie 2, maart 2019
Inhoudsopgave
1.
ALGEMENE INFORMATIE _________________________________________________ 4
Onderzoeken en schrijven ___________________________________________________ 5
Diepgang en onderbouwing _________________________________________________ 5
Theoretisch raamwerk____________________________________________________ 5
Diepgang ______________________________________________________________ 6
Vertrouwelijkheid van de gegevens ___________________________________________ 6
2.
STRUCTUUR, OMVANG EN ONDERDELEN VAN DE SCRIPTIE _____________________ 7
3.
OMSCHRIJVING INHOUD SCRIPTIE _________________________________________ 9
Omvang _________________________________________________________________ 9
Omslag en titelpagina ______________________________________________________ 9
De omslag _____________________________________________________________ 9
De titelpagina __________________________________________________________ 9
Voorwoord ______________________________________________________________ 10
Management Samenvatting (+ samenvatting in het Engels = Executive Summary) ____ 10
4.
INHOUDSOPGAVE ______________________________________________________ 11
5.
FIGUREN- EN TABELLENLIJST, AFKORTINGENLIJST EN BEGRIPPENLIJST (INDIEN VAN
TOEPASSING) _____________________________________________________________ 12
6.
INHOUD VAN DE SCRIPTIE ______________________________________________ 13
Hoofdstuk 1: Inleiding_____________________________________________________ 13
Centrale onderzoeksvraag (probleemstelling) ________________________________ 13
Deelvragen ___________________________________________________________ 14
Hoofdstuk 2: Theoretisch kader / Literatuurstudie ______________________________ 16
Citeren en parafraseren _________________________________________________ 17
Analyse model _________________________________________________________ 17
Beperkingen/grenzen van je onderzoek _____________________________________ 18
Hoofdstuk 3: Onderzoeksmethoden __________________________________________ 18
Hoofdstuk 4: Resultaten en Analyse __________________________________________ 20
Beschrijving van de organisatie (Interne Analyse, Externe Analyse) _______________ 20
Resultaten uit het Kwantitatief en Kwalitatief deel van je onderzoek ______________ 23
Hoofdstuk 5: conclusies en aanbevelingen/ discussie ____________________________ 23
Product (indien van toepassing) _____________________________________________ 24
Literatuurlijst ____________________________________________________________ 25
2
Bijlagen ________________________________________________________________ 25
7.
TAALKUNDIGE ASPECTEN _______________________________________________ 26
8.
TECHNISCHE VERZORGING ______________________________________________ 27
Aanbevolen literatuur _______________________________________________________ 27
9.
Bijlagen ______________________________________________________________ 28
Bijlage 1. Voorbeeld voor de opzet en inhoud van het hoofdstuk METHODOLOGIE_____ 28
Bijlage 2. Hoe en waar informatie vinden op internet ____________________________ 30
Overzicht van zoekcommando’s voor internet ________________________________ 32
Zoeken naar en in een databank __________________________________________ 34
Bijlage 3. Hoe een literatuur c.q. bibliografie overzicht opstellen ____________________ 37
3
1. ALGEMENE INFORMATIE
De afstudeeropdracht is de ‘proeve van bekwaamheid’ tot het zelfstandig opzetten,
uitvoeren, presenteren en verdedigen van een niet-routinematige opdracht voor een
externe opdrachtgever, waarbij een veelheid van onderdelen van de opleiding in relatie tot
elkaar aan de orde komen en in de praktijk worden toegepast.
Merk op dat met de bovenstaande “stelling” de parameters voor de afstudeeropdracht zijn
beschreven. De afstudeeropdracht bestaat uit een aantal onderdelen:
a) Er moet een externe opdrachtgever zijn, die de student een opdracht geeft tot het
verrichten van relevant onderzoek, wat moet leiden tot een degelijk beroepsproduct,
hetgeen meerwaarde moet hebben voor het bedrijf.
b) De student stelt een Plan van Aanpak samen, en biedt deze aan bij de
examencommissie. De eisen aan dat plan van aanpak worden in het document
“Handleiding schrijven Plan van Aanpak” omschreven.
c) De opdrachtgever kan de student vragen om een apart beroepsproduct te leveren,
naast de eind scriptie. Veelal gebeurt dit in gevallen waarbij de opdrachtgever
genoodzaakt is om de vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens te borgen. Dit is een
apart document waarin hetzij adviezen aan het bedrijf, hetzij nieuwe processen en
procedures worden beschreven, of waarin de student op een andere manier proeve
van bekwaamheid op het eigen vakgebied toont, en tegelijkertijd voldoet aan het
verzoek van de opdrachtgever.
d) De student levert een “scriptie” af. De eisen voor de scriptie worden in dit document
verder uitgewerkt.
e) Na lezing door twee interne begeleiders van de UDC (de afstudeerbegeleider en een
tweede lezer), en bij een voldoende bevinden, wordt de scriptie door de student
verdedigd voor een panel bestaande uit tenminste: 1. De afstudeerbegeleider
(voorzitter); 2. De tweede lezer; 3. De scriptie coördinator; 4. Een tweede
vertegenwoordiger van de examencommissie. Het is de student toegestaan zelf ook
externe leden bij de verdediging uit te nodigen.
Zoals je uit het voorgaande kunt concluderen betreft LET OP: in deze handleiding wordt op
één
van
de
beoordelingspunten
van
de sommige punten onderscheid gemaakt
afstudeeropdracht de scriptie. De scriptie is het tussen BBA-studenten en LLB-studenten!
eindverslag voor wat betreft het afstuderen. Elementen
als diepgang, structuur, zorgvuldige afwerking, strikt
zakelijk en formeel taalgebruik, etc. worden daarbij kritisch in ogenschouw genomen.
Daarnaast geeft de scriptie een duidelijk beeld van jouw kennis en kunde om de
eindkwalificaties op het eindniveau te kunnen toepassen. Ook geeft de scriptie een duidelijke
indicatie, waarmee de student aan de slag kan als beginnend beroepsbeoefenaar op hboniveau.
Deze handleiding is bedoeld als hulpmiddel voor de student tijdens het schrijven van de
scriptie. Het vormt ook de basis waarop scriptiebegeleiders hun oordeel op kunnen baseren.
4
Onderzoeken en schrijven
Het schrijven van een scriptie is tijdrovend en precisie werk. Begin er niet te laat mee en houd
vanaf het begin van de afstudeeropdracht gegevens bij over bestudeerde literatuur, verrichte
werkzaamheden, gesprekken met interne en externe informanten en met de begeleiders. Een
logboek waarin dit soort zaken worden bijgehouden, vormt een uitstekende bron en
geheugensteun bij het schrijven van de uiteindelijke tekst.
Verslagen die niet voldoen aan de eisen die gelden voor rapportage worden afgekeurd! De
bedrijfscoach
beoordeelt
het
Let op: het beroepsproduct kan een verzoek zijn van
beroepsproduct op de inhoud, juistheid
de opdrachtgever maar is in principe los van de
van de feiten en de bruikbaarheid van het
scriptie te zien. Niet bij elke scriptie hoeft er een
resultaat; de afstudeerbegeleider en 2e
beroepsproduct geleverd te worden. Dit is anders bij
beoordelaar beoordelen het Plan van
een stage, waarbij het beroepsproduct een vereiste is.
Aanpak, (het Beroepsproduct) en de
Scriptie en bepalen het eindcijfer.
TIP
Schrijf voor je lezers! Dus: formuleer zakelijk, vermijd “ik”, “wij”, “zij”, “men”, bezig NOOIT
spreektaal, schrijf zo veel als mogelijk korte zinnen, structureer je tekst logisch in
alinea’s, paragrafen en hoofdstukken en CONTROLEER JE SPELLING!
Diepgang en onderbouwing
Theoretisch raamwerk
Het theoretisch gehalte van de afstudeeropdracht moet voldoende worden aangetoond door
het leggen van een heldere en controleerbare relatie tussen de literatuur en het
fieldresearch. Dit proces begint reeds bij het opstellen van je Plan van Aanpak. In je Plan
van Aanpak heb je (als het goed is) reeds aangegeven op welke theoretische achtergronden
je je onderzoek wilt baseren. Dat betekent op zich al dat je naar recente literatuur hebt
gezocht waar men dergelijk onderzoek heeft gepleegd (in onze Curaçaose situatie betekent
dat meestal dat je naar buitenlands onderzoek en literatuur gaat zoeken). Een goede richtlijn
is dat je voor je Plan van Aanpak tenminste 5 auteurs noemt die jouw onderwerp ook
behandelen. Voor je scriptie hanteer je de regel dat je ten minste 15 auteurs hebt die op de
een of andere manier ook met jouw onderwerp bezig zijn geweest. De werken van de aan te
halen auteurs moeten ook van een degelijke kwaliteit zijn. Daarnaast mag je ook werken van
het bedrijf van de opdrachtgever als bron van informatie citeren.
Vanuit de tekst wordt altijd naar die literatuur verwezen (zie het deel over de bibliografie).
Ook bij het overnemen van definities is bronvermelding verplicht; bij waardeoordelen moet
duidelijk zijn wie het betreffende waardeoordeel uitspreekt. Zorg ervoor dat je, wanneer je
bijvoorbeeld interviews hebt afgenomen, altijd een verslag van de gevoerde gesprekken in de
bijlage voegt (personen, datum, tijd en plaats).
5
Diepgang
De scriptie moet tevens voldoende diepgang hebben; De scriptie moet getuigen van een
wetenschappelijke aanpak en de conclusies en aanbevelingen of andere producten moeten
altijd gebaseerd zijn op de uitkomst van onderzoek. Dus geen onsamenhangende,
oppervlakkige, voor de hand liggende losse flodders, opsommingen van algemeenheden,
weetjes, open deuren of borreltafelpraat.
Vertrouwelijkheid van de gegevens
Wanneer een opdrachtgever wil dat de gegevens in het verslag vertrouwelijk moeten worden
behandeld, moet op de omslag de vermelding ‘Vertrouwelijk’ worden opgenomen. De
scriptie wordt in dat geval alleen door de beoordelaars gelezen en in het “niet te raadplegen”
archief opgenomen. Alleen een accreditatie commissie heeft de mogelijkheid het in te zien.
Zij zijn gehouden aan strikte geheimhouding van de inhoud van de scriptie.
6
2. STRUCTUUR, OMVANG EN ONDERDELEN VAN DE SCRIPTIE
Bij het opzetten en schrijven van een scriptie is het noodzakelijk om een bepaalde structuur
aan te houden. Dit om te bereiken dat alle relevante informatie er ook in komt te staan.
Onderstaand volgt een indeling, waarbij de afstudeeropdracht op de vereiste manier vorm en
inhoud krijgt en bij het opzetten daarvan ook de juiste ondersteuning biedt. De opzet van een
scriptie moet er daarom als volgt uitzien:
• OMSLAG
• TITELBLAD
• VOORWOORD (ACKNOWLEDGMENTS)
• MANAGEMENT SAMENVATTING (& SAMENVATTING IN HET ENGELS: EXECUTIVE
SUMMARY)
• LIJST VAN GEBRUIKTE TABELLEN, LIJST VAN FIGUREN, LIJST VAN AFKORTINGEN
• INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1: INTRODUCTIE/INLEIDING
In de introductie: Doelstelling van de opdracht (probleembeschrijving, doelstelling),
centrale onderzoeksvraag (=probleemstelling), deelvragen.
HOOFDSTUK 2: THEORETISCH KADER (ALTERNATIEF: LITERATUUR STUDIE)
HOOFDSTUK 3: METHODE EN METHODOLOGIE
HOOFDSTUK 4: RESULTATEN EN ANALYSE
HOOFDSTUK 5: CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN/ DISCUSSIE
BIJLAGEN:
BIJLAGE 1: ENQUETE (VRAGENLIJST) / INTERVIEW VRAGEN
BIJLAGE 2: INTERVIEWS GEHEEL UITGESCHREVEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
BIJLAGE 3: AANBIEDINGSBRIEVEN/TOESTEMMING
BIJLAGE 4: BEROEPSPRODUCT (INDIEN VAN TOEPASSING)
LITERATUURLIJST
TIP
Als je nu goed kijkt naar deze opstelling, dat valt meteen op dat het werk dat je voor het PVA hebt
gedaan erg zinvol was. Hoofdstuk 1 t/m hoofdstuk 6 kun je verkort, met enkele wijzigingen c.q.
aanpassingen, invoeren. Hoe beter je het PVA hebt opgezet, hoe meer plezier je ervan hebt!
7
Let op: Voor veel studenten is het
schrijven in goed Nederlands of goed
Engels niet makkelijk. Het is daarom
aan te bevelen na heet schrijven je
werk een poosje weg te leggen, en pas
na een paar dagen opnieuw de pen te
pakken. Als je helemaal klaar bent met
een stuk is het aan te bevelen je werk
door iemand anders te laten lezen. Vaak zien zij dingen die jij niet ziet. Tenslotte is het altijd
mogelijk je werkstuk door een professional na te laten lopen op taal en grammatica.
Bij het uitvoeren van onderzoek is het gebruikelijk dat je in je werk ook plaatjes, grafieken,
tabellen etc. opneemt voor het presenteren van je onderzoeksresultaten. Zorg ervoor dat je
bij ieder plaatje, tabel of grafiek een titel hebt met nummering. Neem plaatjes, grafieken,
tabellen etc. op in je scriptie gevolgd door een korte beschrijving. Plaatjes, grafieken, tabellen
etc. zeggen in hun compacte vorm vaak meer en kunnen de lezer een goed beeld geven van
wat je tijdens je onderzoek gevonden hebt. Een uitgebreide beschrijving zet je in de bijlage,
waardoor de docent kan beoordelen of je plaatje, grafiek, tabel etc. precies weergeeft wat je
wilde vertellen. Onthoud dat je niet perse alle tabellen die je tijdens het onderzoek hebt
gevonden in de tekst verwerkt hoeven te worden. Soms is het ook handig een korte resultaat
te presenteren en te verwijzen naar de bijlage waar de betreffende tabel te vinden is.
8
3. OMSCHRIJVING INHOUD SCRIPTIE
Onderstaand volgen aanwijzingen voor de
verschillende onderdelen c.q. hoofdstukken van
de scriptie. Bij sommige onderwerpen kan/mag
afgeweken worden van de standaard. Behoudt
wel de grote lijn!
Omvang
De scriptie moet 30 tot maximaal 40 kantjes A4 omvatten (exclusief bijlagen, regelafstand
1.15) en heeft lettertype Times New Roman 12.
Omslag en titelpagina
De omslag
Op de omslag moeten de volgende gegevens vermeld zijn:
• De titel (de titel geeft EXACT en BEKNOPT het
onderwerp aan en kan nooit de centrale
onderzoeksvraag zijn. Bedenk een pakkende titel
voor je scriptie);
• de auteur;
• het bedrijf ;
• maand en jaar.
Indien het bedrijf aangegeven heeft de gegevens als
vertrouwelijk te beschouwen, dient de vermelding
"Vertrouwelijk" op de omslag te staan.
De titelpagina
Op het volgende blad, de titelpagina, dienen de volgende gegevens te worden vermeld:
• titel; eventueel een ondertitel gericht op het geleverde product;
• bedrijf/organisatie en de afdeling waarop de opdracht betrekking heeft;
• de auteur/studentnummer;
• de naam van de school en de opleiding;
UDC hbo-bachelor
Business Administration
Opleiding: b.v. Commerciële Economie
• bedrijfsbegeleider Mevrouw/ De heer/ Mevrouw Mr. / De heer drs., etc..
NOOIT mevr. of dhr.
• begeleider(s) Mevrouw/ De heer/ Mevrouw Mr. / De heer drs., etc..
NOOIT mevr. of dhr.
• afstudeerperiode, datum en plaats en versie van de scriptie.
9
Voorwoord
Gebruikelijk is om een scriptie te beginnen met een voorwoord (in het Engels:
acknowledgements), deze komt voor de samenvatting, waarin kort iets vermeld staat over het
waarom bij dit bedrijf een opdracht is verworven, in welk kader deze scriptie is gemaakt, de
ervaring en wat geleerd is.
Tevens worden in ieder geval de opdrachtgever(s) en de schoolbegeleiders bedankt voor de
begeleiding en inzet. Vaak worden ook de ondersteuners (ouders, partner etc.) voor hun
morele steun bij de uitvoering van je opdracht en het tot stand komen van de scriptie bedankt.
In het voorwoord is een persoonlijke noot toegestaan (verder in de scriptie niet!. Lengte:
maximaal ½ tot ¾ pagina A4.
Management Samenvatting (+ samenvatting in het Engels = Executive
Summary)
De samenvatting wordt geschreven voor de opdrachtgever en is bedoeld om die op zeer
beknopte wijze op de hoogte te brengen van de inhoud en resultaten van het eigenlijke
verslag. De samenvatting is beslist geen leeswijzer, maar beschrijft de specifieke aanleiding
tot de opdracht, geeft een korte beschrijving van het probleem en de doelstelling, vermeldt
de centrale onderzoeksvraag, geeft een korte beschrijving van de gekozen
oplossingsmethode, de belangrijkste resultaten, conclusies en aanbevelingen.
De samenvatting moet antwoord geven op de volgende vragen:
• wat is er aan de hand? (probleem en doelstelling)
• wat is er gedaan? (methode, aanpak, summier beschreven, theoretische invalshoek)
• wat is er gevonden? (resultaten)
• belangrijkste conclusies en aanbevelingen
De samenvatting hoort op zichzelf te staan en te verwijzen naar het verslag en/of literatuur
en/of bijlagen. Geef in het kort aan, wat de aanleiding van het onderzoek is, vermeld de
hoofdvraag en de deelvragen, hoe het onderzoek
is verlopen en de belangrijkste resultaten en
LET OP:
In een “executive summary” geef je juist wel aan
conclusies. De samenvatting is belangrijk, om zo
de lezer een eerste indruk te kunnen geven wat er in de scriptie staat, onder anderen de
centrale vraag, een samenvatting waaruit je
waarover de scriptie gaat. Gebruik hiervoor
theoretisch kader blijkt, de gebruikte methoden
maximaal 1 - 1,5 A4.
samengevat, de belangrijkste resultaten,
conclusies een aanbevelingen. Vaak met
verwijzing naar waar de manager die
interessante gegevens terug kan vinden in de
tekst.
10
4. INHOUDSOPGAVE
Welke en hoeveel onderdelen een afstudeerverslag ook bevat, één ding is glashelder: de
structuur moet logisch zijn. Dit wil zeggen dat de verschillende hoofdstukken elkaar logisch
opvolgen en verwijzen naar de bijbehorende pagina’s van je verslag. Het moet de lezers, de
opdrachtgever en de begeleiders, bij het zien van de inhoudsopgave in één oogopslag duidelijk
zijn hoe het rapport in elkaar zit.
Houd die logica ook binnen de hoofdstukken (de paragraafindeling) nauwlettend in de gaten.
Gedetailleerde opsommingen van sub paragrafen dragen niet altijd bij aan de
overzichtelijkheid van het verslag. Het is gebruikelijk bij de hoofdstukindeling niet verder te
gaan dan twee tot maximaal drie cijfers voor een onderverdeling, bijv. 8.4 tot 8.4.6.
Een hoofdstuk of paragraaf kan nimmer in één deel verdeeld zijn. Dus: 1.1., dan volgt altijd
ook 1.2.! De inhoudsopgave mag niet in de inhoudsopgave vermeld worden. Literatuurlijst,
andere lijsten en bijlagen vallen buiten de hoofdstuknummering!
TIPS
1. Leg een concept-structuur van de scriptie altijd in een vroeg stadium voor aan de eerste begeleider.
Wacht daar niet mee tot het laatst, er valt dan vaak nauwelijks meer iets te veranderen.
2. Gebruik voor het maken van de inhoudsopgave de functies opmaakprofiel en index en inhoudsopgave
van Word. Dat scheelt heel veel werk!
3. Begin ELK hoofdstuk met een korte inleiding en sluit het af met een korte samenvatting!
4. Alle paginanummers worden wel vanaf het voorblad meegeteld, doch pas afgedrukt vanaf de
inhoudstabel (APA)
11
5. FIGUREN- EN TABELLENLIJST, AFKORTINGENLIJST EN
BEGRIPPENLIJST (INDIEN VAN TOEPASSING)
Om te voorkomen dat onderaan de pagina’s allerlei voetnoten komen te staan, is het aan te
bevelen om deze onderdelen van het verslag op te nemen, na de inhoudsopgave:
I. Figuren- tabellenlijst
II. Afkortingenlijst
III. Begrippenlijst
Houd wel deze volgorde aan, omdat deze is voorgeschreven.
12
6. INHOUD VAN DE SCRIPTIE
Hoofdstuk 1: Inleiding
Kijk voor de inhoud van de inleiding in: 'Handleiding schrijven Plan van Aanpak.' (te vinden
op de Tracker).
Het doel van de inleiding is dat je relevante informatie geeft voor een buitenstaander die wil
begrijpen waar jouw afstudeeropdracht zich afspeelt; je geeft een zogenaamde situatieschets.
Vermeld de aanleiding en achtergronden van de opdracht en afstudeeromgeving. Geef een
algemene beschrijving (van het bedrijf) van de opdrachtgever en zijn werkterrein (lokaal,
internationaal, vestigingen in het buitenland, producten, aantal werknemers enz.). (Burns
&Bush, 2006, p. 68/69), en focus met de beschrijving, na het algemene deel, op jouw
werkplek. Bedenk wel dat bij het interne onderzoek het bedrijf nogmaals aan de orde komt,
maar dan toegespitst op het onderzoek dat je verricht voor de oplossing van de centrale
onderzoeksvraag. Dit is een totaal andere benadering van het bedrijf dan de situatieschets
die je nu hebt gemaakt.
De lezer krijgt nu een goed inzicht in de omgeving waar het onderzoek plaatsvindt. Het mag
duidelijk zijn dat het dan niet mag gaan om een omvangrijke beschouwing van enkele pagina's
over historie, markt, structuur etc. van het bedrijf. Iets over de historie mag zeker wel, maar
markt, structuur enz. komen nog uitgebreid aan de orde. In een inleiding, leidt de auteur de
lezer ook echt in; een inleiding moet, met andere woorden, wel een inleiding blijven en niet
het halve afstudeerverslag beslaan.
Verstrek beknopt die informatie over het bedrijf en de bedrijfsomgeving die voor een goed
begrip van het behandelde probleem beslist noodzakelijk is. Houd het dus verantwoord kort!
Verwijs voor de specifieke informatie naar het hoofdstuk waarin de interne analyse wordt
uitgevoerd of naar de bijlage.
Verluchtig je informatie over het
Let op: Vraag wel toestemming om te mogen fotograferen,
bedrijf in ieder geval met het logo
bij sommige bedrijven is dit strikt verboden. Doe het dan
van het bedrijf en een foto. Indien
beslist niet! Praat met de afdeling PR /communicatie over de
mogelijk een foto van dat deel van
mogelijkheden jouw scriptie te verluchtigen, maar doe het
integer en niet overdreven.
het bedrijf waar jij werkt of waar jij
je onderzoek doet. Zet de foto van
het bedrijf op je omslag en een specifieke foto van jouw werkterrein bij de inleiding.
Doelstelling van de opdracht (Probleembeschrijving en doelstelling) Hier beschrijf je in het
kort wat het geconstateerd probleem is en wat de doelstelling van jouw opdracht is. Dit zijn
belangrijke voorwaarden voor het vervolg van je verslag en dus je onderzoek. Daarnaast is
dit ook belangrijk voor de lezer, omdat hij zo een duidelijk beeld krijgt van de achtergrond
van je probleem en de belangrijkheid voor het bedrijf. Formuleer de doelstelling SMART!
Centrale onderzoeksvraag (probleemstelling)
De centrale onderzoeksvraag, ook wel de probleemstelling genoemd, is de kern van je scriptie.
Hier staat of valt je onderzoek mee. De probleemstelling formuleer je in een vroeg stadium.
Het is de basis waarmee je bijvoorbeeld op zoek gaat naar andere auteurs die op het gebied
van jouw probleemstelling al onderzoek hebben gedaan.
13
Onthoud dat je de centrale vraagstelling opnieuw kunt “bezoeken” op basis van gevonden
materiaal in de literatuur.
Zorg dat de centrale onderzoeksvraag in ieder geval de volgende onderdelen bevat:
Voorbeeld BBA-studenten: Hoe kan bedrijf X zijn omzet in 2018 verhogen met 5% van de
omzet in 2017?
➢ Open vraagstelling (Hoe)
➢ Geef aan wat je wilt bereiken
(met 5%)
➢ Formuleer je uitgangspunt
(omzet in 2017)
➢ De tijd waarbinnen het doel
bereikt moet zijn. (omzet in
2018)
De moeite die ik heb met deze formulering bij de BBAstudenten is dat het causaal verband niet toont. Hoe haal ik
uit deze vragen “wat – wat” beïnvloed. Het is dan ook beter
om hier de vraag te stellen: “welke maatregelen….”
Daarmee maak je maatregelen de onafhankelijke variabelen
waar omzet stijging van afhankelijk is.
Dus onafhankelijke vs. afhankelijke variabelen…
Bij de LLB formulering is dat duidelijker.
Voorbeeld LLB-studenten: In hoeverre zorgt een nieuwe regelgeving voor bedrijf X binnen
een half jaar voor minder verzuim onder de werknemers?
➢ Open vraagstelling (In
Verband: Nieuwe regelgeving -→ minder verzuim. Dit maakt
hoeverre)
het opstellen van analyse model makkelijker (let wel: niet
➢ Geef aan wat je wilt bereiken
simpeler
(minder verzuim)
➢ Formuleer je uitgangspunt (nieuwe regelgeving)
➢ De tijd waarbinnen het doel bereikt moet zijn. (binnen een half jaar)
Deelvragen
Het doel van deelvragen is dat deze
je helpen om die informatie te
vergaren die nodig is om en antwoord
De centrale onderzoeksvraag is vaak te abstract en te globaal
te
vinden
op
de
centrale
om direct met één antwoord te kunnen beantwoorden. De
onderzoeksvraag.
Omdat
de
centrale onderzoeksvraag moet daarom worden opgedeeld in
een aantal deelvragen (Losse, 2009). Door de vragen
deelvragen moeten bijdragen tot een
opeenvolgend te noteren wordt systematisch gezocht naar
antwoord
op
de
centrale
de kennis die nodig is om de centrale onderzoeksvraag te
onderzoeksvraag, roeren deelvragen
beantwoorden.
geen nieuwe aspecten dan die niet
binnen de centrale onderzoeksvraag
vallen. Stelregel is dat je maximaal 4 tot 6 deelvragen nodig hebt om je centrale
onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden.
Bedenk wat je allemaal wilt weten in het kader van je
Let op: Een deelvraag is niet hetzelfde
afstudeeropdracht en bepaal de samenhang met de
als een enquêtevraag.
centrale onderzoeksvraag. Deelvragen moeten voldoen
aan dezelfde criteria als de centrale onderzoeksvraag.
Toelichting
14
Deelvragen zijn dus open vragen die beginnen met een vragend voornaamwoord als 'wat',
'hoe', 'wanneer', 'waardoor', 'welke', 'hoeveel', etc.
Breng een relatie aan tussen de opeenvolgende vragen, zodat een hiërarchie van deelvragen
in een logische volgorde ontstaat.
Al deze deelvragen samen vormen uiteindelijk de basis voor de keuze van de
onderzoeksmethode die je gaat gebruiken (onder anderen voor je gerichte literatuurstudie en
het opstellen van enquêtevragen/interview vragen) en daarmee de basis voor de structuur
van je eindscriptie. Vaak is een aantal van de deelvragen gelijktijdig te beantwoorden met één
bepaalde onderzoeksmethode. Als dit zo is, geef de deelvragen dan weer in een
samenhangend cluster (zie ook paragraaf 5 - 'Methode'). Je kunt dit doen aan de hand van
een schema. Zie hieronder voor een voorbeeld.
Centrale onderzoeksvraag:
Op welke wijze kan Snoep4thought BV haar nieuwe product 'Memory Candy' introduceren op de
Curaçaose markt?
Cluster Deelvraag
Nr.
Sub-vraag
A
Op welke wijze heeft
A.1
Wie heeft binnen Snoep4thought BV de
Snoep4thought BV in het verleden
introductie van nieuwe producten tot
nieuwe producten geïntroduceerd?
nog toe begeleid?
A.2
Met welke introductiewijzen is
Snoep4thought BV bekend?
A.3
Hoe effectief was de introductie van
nieuwe producten in het verleden?
A.4
In welke mate is Snoep4thought bereid
nieuwe introductiewijzen te leren?
A.5
In welke mate is Snoep4thought bereid
nieuwe introductiewijzen te
bekostigen?
B.
Op welke wijze hebben
B.1
Wie zijn direct concurrent van
concurrenten van Snoep4thought
Snoep4thought BV in het algemeen?
BV hun nieuwe producten
geïntroduceerd?
B.2
Hoe introduceren zij hun nieuwe
producten?
B.3
Wie zijn direct concurrent van Memory
Candy in het bijzonder?
B.4
Hoe introduceren de concurrenten van
Memory Candy hun nieuwe producten?
C.
Etc.
15
Hoofdstuk 2: Theoretisch kader / Literatuurstudie
Als het goed is, ben je voordat je bent begonnen met je afstudeeropdracht al gaan oriënteren
op het veld waarbinnen jouw afstudeeropdracht zich afspeelt. Dit doe je door zowel lokaal als
internationaal te kijken naar bestaande literatuur. Ga van de stelregel uit dat “als mijn idee,
vraag, onderwerp goed is, dan zal er al onderzoek naar hebben plaatsgevonden”. Dit is
meestal dan ook waar, zij het dat verschillende auteurs ook waarschijnlijk verschillende
“theorieën” hebben over het onderwerp. In jouw theoretisch kader geef je aan van welke
theoretische uitgangspunten jij gebruik gaat maken om jouw probleem op te lossen, en om
welke redenen.
Dit hoofdstuk is de “onderbouwing”, de “ruggengraat” van je scriptie. Hier leg je dan ook de
zogeheten “causale verbanden” vast. Dat zijn de verbanden die leiden tot de analyse en
beantwoording van jouw probleemstelling.
Wat is een causaal verband
Kortweg betekent causaal verband, de oorzaak en gevolg relatie. Stel je scriptie betreft het verband
tussen het gebruik van de mobiele telefoon (met name de WhatsApp) en een belangrijke toename in
ongelukken op de Curaçaose wegen. Simpel gezien zou je kunnen stellen dat: “het gebruik van de
mobiele telefoon (WhatsApp)” veroorzaakt dat er “veel ongelukken” gebeuren.
Met andere woorden: de oorzaak is “WhatsApp” en het gevolg is “auto-ongelukken”.
Je stelling is nu dus: het aantal auto-ongelukken is afhankelijk van het misbruik van WhatsApp achter
het stuur. Anders geformuleerd: Hoe meer mensen “WhatsApp” achter het stuur gebruiken, hoe meer
“auto-ongelukken” we op de wegen kunnen verwachten, en omgekeerd.
Nu is er over Appen en autorijden, op internationaal niveau, veel geschreven, zowel in de zin
van wetenschappelijk onderzoek als meer populaire artikelen. Voor je scriptie is het belangrijk
een goede balans te vinden hiertussen.
Er zijn verschillende manieren om aan relevante
literatuur te komen. Traditioneel gezien vinden scriptie
studenten hun materiaal in bibliotheken. In onze internet
maatschappij zijn deze bibliotheken veelal online te
vinden.
Tip
Studenten
kunnen
zich
bij
de
bibliotheek van de UoC inschrijven, en
vragen om toegang tot de online
bibliotheken.
Een andere methode om aan literatuur over je
onderwerp te komen is door gebruik te maken van de
online zoekmachines zoals google (voor reguliere, populaire artikelen) en google scholar
(wetenschappelijk werk).
16
Citeren en parafraseren
Bij het opbouwen van jouw theoretisch kader ga je
Let op: het is uitermate belangrijk om bij
veel gebruik maken van werk van andere auteurs. Dit
het citeren van andere auteurs de APA
“citeren” of “parafraseren” van werk van anderen is
regels te hanteren.
aan strikte regels gebonden. De APA regels. Kort
gezegd zijn deze regels in het leven geroepen om de auteursrechten/het intellectueel
eigendom, te beschermen.
Citeren is het letterlijk overnemen (copy-paste) van een stuk tekst van een andere auteur.
Onthoud dat je bij het citeren, de letterlijke tekst tussen aanhalingstekens zet. Bijvoorbeeld:
Schneider en Barsoux (2003) geven aan dat culturele verschillen het management als volgt beïnvloeden:
“Cultural differences also assert themselves when it comes to how and what managers should learn and from
whom.” (pag. 161).
Parafraseren is het aanhalen van een auteur, maar dan de tekst van de auteur met je eigen
woorden weergeven. Bovenstaande tekst zouden we dan als volgt kunnen parafraseren:
In beide gevallen is het belangrijk dat je de auteur, jaartal, naam van het werk, uitgever – in
In hun werk “managing across-culturs” (2003) geven Schneider en Barsoux aan dat managers die
moeten opereren in een gastland veelal gedwongen worden de culturele verschillen onder ogen te zien
waar het gaat om de management eigenschappen van het gastland aan te leren en om welke actoren
in deze gevallen belangrijk zijn.
de literatuurlijst aan het eind van je scriptie opneemt.
Analyse model
Het uiteindelijke doel van het theoretisch kader, is het hebben van een model op basis
waarvan je later in je scriptie je analyse kunt plegen. Natuurlijk zijn sommige modellen
ingewikkelder dan anderen. In het geval van het Appen en auto rijden, zou je kunnen volstaan
met een simpel model.
Appen tijdens het rijden → auto-ongelukken
Als je dit geval vanuit het perspectief (de bril) van een verzekeraar bekijkt, komt er nog wat
meer bij kijken. De verzekeraar is misschien meer geïnteresseerd in de kosten die een
verhoging van auto-ongelukken door het Appen met zich meebrengt. Dan wordt het model al
wat ingewikkelder:
Appen tijdens het rijden → auto-ongelukken → meer kosten voor de verzekering →
maatregelen
17
Beperkingen/grenzen van je onderzoek
Het is niet de bedoeling dat je ongebreideld doorredeneert in je scriptie. In je paragraaf over
de grenzen van je onderzoek (Engels: Delimitations), geef je aan welke onderwerpen je in dit
onderzoek niet zult behandelen. In het bovenstaande voorbeeld bijvoorbeeld het belang van
constant bereikbaar zijn als gevolg van de ontwikkelingen op het gebied van mobiele telefonie
en internet. Zo kunnen er veel meer onderwerpen onder dit thema vallen. Deze beschrijf je in
deze paragraaf.
Hoofdstuk 3: Onderzoeksmethoden
Je theoretisch kader geeft je direct ook handvatten om je onderzoeksmethode en
methodologie te bepalen. In het document “Handleiding voor het schrijven van een Plan van
Aanpak” zijn uitgebreide aanwijzingen gegeven voor het samenstellen van je hoofdstuk
“onderzoeksmethoden”, inclusief de werkwijze (te vinden op tracker).
Dit hoofdstuk geeft de opdrachtgever en je begeleiders van de opleiding een helder beeld
van de:
➢ Methodische uitgangspunten
➢ De opzet
➢ De uitvoering van je onderzoek
➢ De keuzen die je daarin gemaakt hebt
Het hoofdstuk methodologie bevat dus grofweg een beschrijving (het hoe) EN een
verantwoording (het waarom). Hier geef je aan met welke modellen en/of
onderzoekmethoden (denk hierbij aan kwalitatief- of kwantitatief onderzoek) je informatie
gaat verzamelen (hoe) en op welke wijze (waarom) deze modellen en methoden een bijdrage
leveren aan het oplossen van je centrale onderzoeksvraag. Dit betekent concreet dat je niet
zomaar een methode, een techniek of een model kunt gebruiken. Je moet je keuzen voor een
bepaalde benadering te allen tijde vanuit de theorie onderbouwen en verantwoorden. Je
verwijst zodoende in de tekst van dit hoofdstuk naar je theoretisch kader (hoofdstuk 2) over
methoden en technieken van onderzoek volgens de APA-regels (gebruik het document 'APA
regels' te vinden op de Tracker). Denk erom dat je alle theoretische modellen die je gebruikt
in je onderzoek moet beschrijven EN verantwoorden. Dus ook (van toepassing voor BBAstudenten):
➢ SWOT-analyse
➢ Confrontatiematrix
➢ 5 krachten model van Porter
➢ Boston Consulting Group Matrix
➢ Ansoff product/market matrix
➢ PMT Abell & Hammond
➢ Enz.
18
Het begin is altijd het formuleren van een goede centrale vraag en de daarop gebaseerde
deelvragen. Daarna komt een stukje specialisten werk, en dit is misschien wel de kern van
methodologie. Er moeten in principe altijd vier vragen worden beantwoord:
1) Bij wie, waar en op welk moment moeten er nieuwe gegevens worden verzameld, en
moet dat eenmalig of juist meermalig gebeuren? (Het onderzoeksdesign)
2) Met welke ‘instrumenten’ worden die gegevens verzameld? (Meetinstrumenten)
3) Moeten die gegevens bij alle objecten in de populatie worden verzameld of moet er
een steekproef worden getrokken? (Steekproeftrekken)
4) Op welke wijze worden de verzamelde gegevens geanalyseerd en leidt dat tot een
antwoord op de onderzoeksvraag? (Het analyseplan)
Het uitwerken van deze vier vragen leidt tot de
invulling van dit hoofdstuk. Soms kun je niet alle 4 de
vragen beantwoorden, omdat dit niet past in je
onderzoek. Gebruik deze 4 vragen als handleiding om
dit hoofdstuk goed op te zetten. Wat niet past in je
scriptie gebruik je niet. Het hoofdstuk methodologie is
dus je handleiding (leidraad) bij het onderzoek, je hebt
dit in je PVA zorgvuldig uitgezocht en opgeschreven.
Let op: Omdat er veel waarde
wordt gehecht aan dit hoofdstuk,
staat in bijlage 1 een voorbeeld van
de
opzet
en inhoud
van het
hoofdstuk Methodologie
TIPS
1. Zorg dat je hoofdstuk methodologie een logische aaneen schakeling is van je handelingen om te
komen
tot
de
oplossing
van
je
probleem
(http://hulpbijonderzoek.nl/onlinewoordenboek/methodologie/ )
2. Verantwoord en onderbouw met verwijzing naar de literatuur de beweringen die je maakt. Laat niets
uit de lucht vallen. Alleen beschrijven dat een literatuurstudie is verricht of enquêtes en interviews zijn
afgenomen is NIET voldoende.
3. Een goede site om geschikte modellen voor je onderzoek te vinden is:
http://www.pearsneducation.nl/kleijn/pdf/verandermanagement_modellenen_technieken.pdf
4. Een slechte site, die je zeker niet mag gebruiken is WIKIPEDIA (www.wikipedia.org). Voor persoonlijk
gebruik geen probleem, maar niet in een wetenschappelijk verslag dat jij schrijft. Denk daaraan!
19
Hoofdstuk 4: Resultaten en Analyse
In dit hoofdstuk geef je de feitelijke resultaten van het onderzoek weer. Het gaat bijvoorbeeld
om de uitkomsten van een enquête of de antwoorden die hebt gekregen door het uitwerken
van de juiste modellen. Vermeld ze objectief, aantoonbaar en controleerbaar. Noteer ze in de
volgorde van de verschillende fase in het onderzoek. Scheid hoofd- van bijzaken. Gebruik
schema’s, grafieken en tabellen! Je analyseert de resultaten. Maar trekt nog geen conclusies.
Je beantwoordt niet de onderzoeksvragen. Het is en blijft nu nog een objectief beeld van het
verzamelde materiaal. Je kunt gebruikmaken van figuren en tabellen en daar in de tekst naar
verwijzen. Als je daarvoor kiest, zorg dan dat de figuren en tabellen te begrijpen zijn zonder
de tekst, maar dat je in de tekst wel uitleg geeft over de belangrijke punten die de lezer kan
terugvinden in de figuren en tabellen. De gedetailleerde volledige beschrijving en uitwerking
van de figuren en tabellen kun je ook in de bijlage zetten, mits je figuur of tabel duidelijk laat
zien wat je wilt zeggen.
Beschrijving van de organisatie (Interne Analyse, Externe Analyse)
De beschrijving van de organisatie doe je op basis van document onderzoek (desk research)
en veelal ook aan de hand van gesprekken met een aantal sleutel figuren in de organisatie.
Merk op dat je de bronnen van je informatie wel duidelijk in de analyse moet vermelden.
Omdat je hierbij vaak met persoonsgegevens te maken hebt, moet je wel voorzichtig zijn met
je formuleringen, en met het vermelden van je bronnen.
Als voorbeeld nemen we een onderzoek naar bedrijf
X.
Let op: dit voorbeeld is met name
geschikt voor BBA-studenten.
Deze figuur is de basis voor het onderzoek naar een Marketing(beleids)plan van een bedrijf.
Het dient als voorbeeld voor het uitwerken van de resultaten van je onderzoek.
20
Als je andere onderzoeken doet zoals een communicatieplan, ondernemingsplan, accountplan,
salesplan, organisatieadviesrapport enz. is de onderzoekslijn hetzelfde als bij het
marketingplan. Waar je naar moet kijken zijn de modellen die je kunt gebruiken.
De resultaten van je onderzoek moeten aansluiten op de centrale onderzoeksvraag. Bijv. :
“Hoe kan bedrijf X zijn omzet in 2018 verhogen met 5% van de omzet in 2017?” Uit het
onderzoek blijkt dat er b.v. een marketingplan moet worden opgesteld. Je zoekt dus intern en
extern naar de sterke en zwakke kanten, de kansen en bedreigingen van het bedrijf. Zorg ook
dat je de begin situatie vastlegt, anders is een verhoging met 5% van nul en generlei waarde.
Met een SWOT analyse en confrontatiematrix kom je dan tot de input voor je marketingplan.
Als je bijvoorbeeld tijdens het interne onderzoek bij het bedrijf vindt dat ze een goed
sociaalplan hebben, is dat een sterk punt van het bedrijf. Alleen dit sterke punt levert geen
enkele bijdrage aan het oplossen van je centrale onderzoeksvraag en levert geen input aan
je marketingplan. Je kunt dit dus niet gebruiken. Is het bedrijf in staat om snel te leveren in
de B2B-markt, dan is dit een sterkpunt van het bedrijf en kan dit wel bijdragen aan het
oplossen van de centrale onderzoeksvraag, het zou dus het USP kunnen worden van je
marketingstrategie.
Zo heeft elk product dat je gaat afleveren zijn eigen specifieke modellen om inzicht en
oplossingen te krijgen. Denk hieraan.
Toelichting
Bij een ondernemingsplan ga je kijken welke processen zich afspelen binnen het bedrijf en kijk je waar je
verbeteringen kunt aanbrengen. Het basismodel dat daar geschikt voor is, is: Het Business Model Canvas.
Het accountplan moet gevoed worden door cijfers, dus je onderzoek zal zich zowel intern als extern toespitsen
op de financiële kengetallen van het bedrijf, denk hierbij ook aan de waardeketen (value chain) van Porter.
Het salesplan, hierbij is natuurlijk vooral de buitenwereld van belang, maar de interne wereld van het bedrijf
moet ook op orde zijn. Vraag je af hoe het proces nu is georganiseerd, analyseer dit en via een combinatie
van Benchmarken en/of extern onderzoek tot een oplossing komen. We denken hier dan voor het vinden van
een oplossing, aan segmentatie, product/prijs verhouding, de concurrentiestrategie van Porter, 5-krachten
model van Porter, klantwaarde profielen enz. Het organisatieadvies rapport; daar ligt de focus van je
onderzoek op de organisatie zelf. Ook hier speelt de omgeving een rol, omdat die mede bepalend is voor de
organisatie en zijn inrichting. Het Business Model Canvas zou een welkome hulp zijn om de interne organisatie
processen bloot te leggen. Het analyseren van de bedrijfsprocessen kun je alleen doen met andere modellen.
Wat wel mogelijk is in Canvas, is het koppelen van de verschillende bedrijfsprocessen om die te optimaliseren.
21
Interne Analyse (micro)
Geef de lezers een goed inzicht in het bedrijf door een nauwkeurige beschrijving van de
verschillende aspecten van de organisatie.
Uiteraard bevat de beschrijving ook een gedetailleerde omschrijving van de afdeling waarop
de opdracht betrekking heeft en van de plaats van die afdeling in het geheel.
Voorbeeld
4.1. Geschiedenis
4.2 Organisatiestructuur (organogram)
4.3 Missie, visie, strategie
4.4 Producten, markten, marketing
4.5 Kengetallen, omzet, winst, waardeketen
4.6 Afdeling/unit/dienst X/klanten
Als je op een goede manier, met in je achterhoofd de centrale onderzoeksvraag, je interne
onderzoek doet naar de aspecten van het bedrijf die een bijdrage kunnen leveren aan het
oplossen van je probleem, kun je hieruit de sterke en zwakke punten van het bedrijf halen.
Bedenk wel dat je sterke en zwakke punten altijd gerelateerd moeten zijn aan je centrale
onderzoeksvraag.
Modellen om dit interne onderzoek gestructureerd te doen zijn te vinden in de handleiding
voor het opstellen van je PVA (Let op: er zijn meer modellen die geschikt kunnen zijn.). Een
model dat geschikt is voor het blootleggen van alle processen binnen het bedrijf is b.v. het
Business Model Canvas.
Soms kun je bestaande modellen een nieuwe wending geven en zijn ze goed bruikbaar voor
een onderzoek vanuit een andere invalshoek.
DEPEST kun je inzetten voor het analyseren van de externe omgeving van een bedrijf. Maar
je kunt het ook gebruiken voor de interne omgeving van een bedrijf.
➢ Demografisch = personeelsbestand, organigram, bedrijfsomvang, afdelingen etc.
➢ Economische = financiële kanten, efficiëntie in de bedrijfsprocessen
➢ Politiek/Juridisch = formele en informele hiërarchie, maar ook missie en visie, wat wil
het bedrijf uitstralen
➢ Ecologisch = ecologische productie wijze etc. maar ook MVO
➢ Sociaal = vakbond, personeelsbeleid, personeelsvereniging, salariëring, lief en led etc.
➢ Technologisch = gebruik moderne apparatuur en technieken, hard- en software etc.
Andere modellen die je kunnen helpen bij het interne onderzoek zijn: 7- S-model,
Waardeketen (Value Chain) van Porter, BCG-matrix, Pareto/Curry, Abell, Hofstede Cultuur
Raamwerk, enz.
Externe Analyse
Externe krachten hebben hun invloed op het reilen en zeilen van een bedrijf. Ze zijn niet te
beïnvloeden, maar een bedrijf heeft er wel degelijk mee te maken. Door die externe krachten
te onderkennen en te onderzoeken kun je wellicht voorkomen dat er problemen ontstaan of
kun je gebruikmaken van die krachten en/of stromingen om er je voordeel mee te doen.
22
Meso onderzoek kun je met 5-krachten model van Porter uitvoeren, waarmee je kijkt naar de
bewegingen van je concurrenten, bijv. om je strategie vast te stellen.
➢ Dreiging nieuwe toetreders
➢ Bedreiging van substituten
➢ Onderhandelingskracht van de leveranciers
➢ Onderhandelingskracht van de afnemers
➢ Onderlinge rivaliteit
Macro onderzoek kun je uitvoeren met de DEPEST methode
➢ Demografisch
➢ Economisch
➢ Sociaal – Cultureel
➢ Technologisch
➢ Ecologisch
➢ Politiek – Juridisch
Zo zijn er voor elk onderzoek modellen te vinden die je helpen op een gestructureerde manier
informatie te verzamelen en te ordenen. Denk ook aan trends in de branche en de distributie
van de producten. Deze beide terreinen worden vaak vergeten mee te nemen in het externe
onderzoek.
Uit het interne onderzoek komen de sterke en zwakke punten van het bedrijf.
Uit het externe onderzoek komen de kansen en bedreigingen voor het bedrijf.
Resultaten uit het Kwantitatief en Kwalitatief deel van je onderzoek
Let op dat wanneer je kwalitatief onderzoek doet, dus deskresearch en interviews, je de
bronnen in je analyse tekst vermeld. Daarnaast neem je de uitgewerkte interviews in de
bijlagen op.
Bij kwantitatief onderzoek heb je veelal meer gegevens als resultaat dan wat je daadwekelijk
nodig hebt om de vraag te beantwoorden. Niet alle tabellen en grafieken hoef je in de tekst
van je scriptie op te nemen. Neem ze wel op in de vorm van bijlage.
Hoofdstuk 5: conclusies en aanbevelingen/ discussie
In dit hoofdstuk herhaal je (samenvattend) de resultaten. Je herhaalt de onderzoeksvragen
en geeft alleen antwoord op de hoofdvraag en de deelvragen. Je baseert je conclusies op het
onderzoeksmateriaal. Je haalt geen gegevens/ zogenaamde oplossingen erbij die niet
onderzocht zijn.
Voor BBA-studenten: Om op een goede manier conclusies en aanbevelingen te trekken uit
de objectieve feiten die je in het vorige hoofdstuk hebt gepresenteerd is de SWOT analyse
een voor de hand liggend model. Uit de interne- en externe analyse heb je de sterke, zwakke,
kansen en bedreigingen gedestilleerd die je in de SWOT matrix schematisch kunt opzetten.
Met de confrontatiematrix kun je nu de verschillenden onderzoeksresultaten vergelijken.
Probeer niet meer dan 4 items per onderdeel mee te nemen in je SWOT.
23
➢ Sterkten – kansen = groeien
➢ Sterkten – bedreiging = verdedigen
➢ Zwakten – kansen = versterken
➢ Zwakten – bedreiging = terugtrekken
Op basis van de SWOT – analyse is een discussie mogelijk omdat het de lange en middellange
termijn strategie kan bepalen. Zodoende is het de input voor je product.
In het discussiegedeelte geef je mogelijke andere interpretaties en visies weer. Dit zijn je
eigen meningen, gebaseerd op de feiten uit je onderzoek. Je beschrijft ook wat de resultaten
zeggen over de theorieën die je hebt beschreven in de inleiding of in het theoretische kader.
Zijn de gevonden resultaten een onderbouwing van je theorie of juist niet? En wat betekenen
de resultaten voor de theorie waar het onderzoek op voortbouwt? Geef een beknopte en
ondubbelzinnige analyse en interpretatie van de resultaten en leg een directe relatie met de
probleemstelling(en).
Omdat het hier gaat over jouw mening en interpretatie
Let op: Vermeld ook negatieve conclusies!
van de gevonden feiten, op basis van jouw onderzoek,
staan in de conclusies NOOIT bronvermeldingen of
citaten uit de literatuur.
Aanbevelingen
In deze paragraaf laat je de betekenis van de onderzoek opbrengsten voor het
praktijkprobleem zien. Je geeft mogelijke aanbevelingen en vertelt hoe die tot stand zijn
gekomen. Zorg dat het zo concreet mogelijk is. Een aanbeveling is een aansporing tot actie!
Een aanbeveling geeft dus aan Wie en Wanneer we Wat moeten doen om de aanbeveling te
implementeren. Aanbevelingen moeten dan ook uitvoerbaar zijn en je denkt na of
vervolgonderzoek nodig is en geeft hiervoor suggesties. De aanbevelingen zijn meestal ook
de input voor je product.
Product (indien van toepassing)
Het product is veelal alleen van toepassing voor BBA-studenten en kan zijn een: Handboek
AO, Een stappenplan, Een systematiek voor… Adviezen, Aanbevelingen, Marketingplan, etc.
Beschrijf uitvoerig en goed gestructureerd het product voor de opdrachtgever. Dat product is
dus het resultaat van de afstudeeropdracht en is uiteraard gebaseerd op de resultaten en
conclusies van het onderzoek. Het product is direct gerelateerd aan de doelstelling. Het
product geeft in fasen aan hoe jij denkt de oplossing te concretiseren in de tijd. Maak daarvoor
een stappenplan in de tijd die direct gekoppeld is aan je centrale onderzoeksvraag.
24
Literatuurlijst
Let op
Het
achterwege
bronvermelding
laten
of
het
van
de
onjuist
vermelden van de bron is plagiaat
en
wordt
altijd
en
zonder
voorbehoud aangemerkt als fraude
als bedoeld in artikel 18 van de
Onderwijs- en examenregeling. Dit
kan in ernstige gevallen leiden tot
Neem nooit gedachten, letterlijke tekst, feiten van
derden uit boeken, tijdschriften, websites over
ZONDER vermelding van de bron. Voorkom plagiaat en
vermeld te allen tijde en in alle gevallen bronnen op
de juiste plaats en juiste wijze.
The University of Auckland, APA Referencing Sixth
Edition, The Student Learning Centre 2010.
Gevonden op:
https://www.utwente.nl/ub/documenten/APAregels_samenvatting.pdf of
juridische stappen van de uitgever
of de auteur in kwestie.
Onderzoek, Maatschappelijke impact, Tilburg
University. Gevonden op:
https://www.tilburguniversity.edu/nl/onderzoek/
Zie voor meer linken de literatuurlijst.
Bijlagen
Eisen
➢ Neem uitsluitend bijlagen op die relevant zijn voor je scriptie. Het is beslist NIET de
bedoeling dat bijlagen dienen om de omvang van de scriptie te vergroten.
➢ SPSS output NIET als bijlage opnemen.
➢ Voorzie de bijlagen van een volgnummer, titel en paginanummer.
➢ Verwijs in de tekst naar de bijlagen.
➢ Vermeld de bijlagen in de inhoudsopgave.
➢ Indien het aantal bijlagen zodanig groot is dat deze apart worden gebundeld, gebruik
daarvoor duidelijk afwijkende kaft voor te gebruiken.
25
7. TAALKUNDIGE ASPECTEN
De scriptie wordt ook beoordeeld op het correct gebruik van de Nederlandse taal. Het gebeurt
zelden dat er geen aanmerkingen gemaakt kunnen worden op een scriptie. Laat het
conceptverslag vóór indiening door iemand anders lezen en becommentariëren, zodat de
(meeste) fouten er in ieder geval uitgehaald zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een kennis of
vriend/vriendin die goed is in de Nederlandse taal.
Haal het verslag ook door een goede Nederlandse tekstverwerker, waarmee je voorkomt dat
er nog veel typefouten en taalfouten in je tekst blijven staan. Gebruik zoveel mogelijk één
tijdsvorm (geen verleden tijden, tegenwoordige tijden of toekomende tijden door elkaar)
Eisen
➢ Schrijf voor je lezers!
➢ Formuleer zakelijk, vermijd ’ik’, ‘wij’,’ zij, ’men’,
➢ Vermijd ‘passies-constructies’: worden …door, hulpwerkwoorden als, zullen, zouden,
moeten, kunnen, bijwoorden als mogelijk, eventueel, misschien, vage begrippen als
redelijk, behoorlijk, effectief, efficiënt, beter, meer en minder.
➢ NOOIT spreektaal.
➢ Beperk het gebruik van beeldspraak ('deze afdeling is de kurk waarop het bedrijf drijft',
'het probleem werd handen en voeten gegeven') tot het uiterste.
➢ Schrijf korte zinnen en beperk het gebruik van lange zinnen.
➢ Structureer je tekst logisch in alinea’s en paragrafen.
➢ Controleer de spelling!
➢ Raadpleeg in twijfelgevallen altijd een woordenboek.
26
8. TECHNISCHE VERZORGING
Gebruik A4-formaat, print de tekst op één zijde van het papier. Breng correcties aan voordat
de scriptie wordt vermenigvuldigd. Zorg voor een duidelijk titelblad; besteed aandacht aan de
lay-out. Denk aan voldoende ruimte boven en onder de pagina en zorg voor een ruime kantlijn.
Nummer alle pagina's.
Grafieken, tabellen en illustraties
Voeg uitsluitend grafieken, tabellen en illustraties toe die meerwaarde hebben voor de tekst;
die de tekst dus begrijpelijker, of ten dele overbodig
TIP
maken! Alle grafieken, tabellen en illustraties moeten
Bespaar tijd: Gebruik een opmaakprofiel
voorzien zijn van een nummer, titel en een legenda en
van Word voor een consequente opmaak
in de tekst moet er verwezen worden naar een grafiek,
van hoofdstuk- en paragraaftitels.
tabel of illustratie.
Aanbevolen literatuur
Van den Heuvel, H. (2009). Hoe schrijf ik een scriptie of these? Boom Lemma Uitgevers.
Scriptie Wiki, Ontleed aan https://wiki.scriptiemaster.nl/
De afstudeerbegeleider .Wat hoort er eigenlijk in een scriptie? Ontleed aan
https://afstudeerbegeleider.nl/scriptie/
Borggreve, A. (2010). Aanwijzingen voor het schrijven van een afstudeerverslag. Deventer.
Braas, C., Couwelaer R. van., & Kat, J. (2006). Rapporteren. 3e dr. Groningen/Houten: Wolters
Noordhoff (Taaltopics)
Sanders, E. (2013). Slimmer zoeken op internet. Heemstede: Saxion
Saunders, M.,Lewis P., & Thornhill A. (2006). Methoden en technieken van onderzoek. 4e dr.
Amsterdam: Pearson Education Benelux.
Linken naar APA-handleidingen
https://www.utwente.nl/ub/documenten/APA-regels_samenvatting.pdf
https://Itswww.uvt.nl/les/es/apa/apa-handleiding.pdf
http://www.fontysmediatheek.nl/w/images/1/1c/Apa.word_weblinks_en_opdrachten_februa
ri_2015.pdf
27
9. Bijlagen
Bijlage 1. Voorbeeld voor de opzet en inhoud van het hoofdstuk METHODOLOGIE
Aanvang
Begin zoals elk hoofdstuk van je scriptie met een kort overzicht. Beschrijf waarom de keuze
voor de juiste methodiek van je onderzoek zo belangrijk is, dat je je onderzoek gefaseerd hebt
opgezet en waartoe dat onderzoek zal leiden.
Het onderzoek dat je hebt uitgevoerd, dien je als een proces met samenhangende onderdelen
te beschrijven dus niet fragmentarisch, als een verzameling losse stukjes.
Per fase wordt een aantal punten aangegeven. Het is uiteraard niet de bedoeling dat je een
puntsgewijze opsomming geeft, maar in volledige zinnen in een logische volgorde formuleert.
Wanneer je andere auteurs aanhaalt doe je dat volgens de APA-normen. Je geeft dus volgens
de daarvoor geldende regels en voorschriften nauwkeurig de bron en de vindplaats van de
informatie aan. Eventuele verklaringen van begrippen of woorden mag je in de voetnoot
zetten.
Gebruik uitsluitend de terminologie uit de literatuur.
En nog een tip
Vage activiteiten, geven vage resultaten: (Ik kwam iemand in een kroeg tegen en die vertelde mij…….)
Niet ...
•
Onderzoeken, bekijken, nagaan [ resultaat vaag, vaag, vaag]
maar ...
•
Bestuderen [resultaat: verslag]
•
Beschrijven [resultaat: beschrijving]
•
Inventariseren [resultaat: inventarisatie]
•
Analyseren [resultaat: analyse]
•
Concluderen [resultaat: conclusie]
•
Adviseren [resultaat: advies]
Data en media
Het woord 'data' is net als het woord 'media' meervoud, dus 'bepaalde data hebben betekenis voor het onderzoek en 'De
Nederlandse media vinden het onderzoek niet juist uitgevoerd.'
Onderstaand is het proces voor het schrijven van je Methodiek hoofdstuk in 8 fasen uitgezet.
Fase .1 Oriëntatie
Beschrijf de wijze waarop je je vooraf op de opdracht georiënteerd hebt en welke primaire,
secundaire of tertiaire bronnen je daarvoor gebruikt hebt.
Een kritische literatuurstudie maakt altijd deel uit van je onderzoek. Je weet daarna als het
goed is wat er al geschreven is over het onderwerp van je onderzoek. Schrijf korte
samenvattingen van je literatuuronderzoek inclusief de bron op in je logboek, zodat je later
niet hoeft te zoeken wat je gelezen hebt en waar je het gevonden hebt .
28
Fase 2 Keuze voor methoden en technieken van onderzoek
•
•
•
•
Methoden: deductief of inductief EN waarom?
Strategie: experiment, enquête, of casestudy EN waarom?
Onderzoeksdoel: verkennend, beschrijvend, of een combinatie EN waarom
Tijdshorizont: longitudinaal of doorsnede EN waarom?
Fase 3. Keuze voor methoden en technieken voor het verzamelen van gegevens
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Gegevens verzamelen door desk research. Hierbij beschrijven welke bronnen je hebt
gebruikt en waarom juist die bronnen. Denk bijvoorbeeld aan het vermelden van het
gebruik maken van specifieke databases waarin artikelen gepubliceerd worden of het
aangeven dat een bepaalde zoekmachine gebruikt is voor het zoeken naar informatie.
Gegevens verzamelen door field research
Strategie: secundaire gegevens, interviews, enquêtes, observaties; hoe EN waarom
zo?
Census of steekproef waarom zo?
Steekproefmethode en -trekking: hoe EN waarom zo?
Steekproefkader en - omvang beschrijven EN verantwoorden
Benadering van de respondenten (denk bijv. aan benadering bij het zoeken naar
kandidaten voor een diepte-interview) en
het verkrijgen van toegang
representativiteit/ generaliseerbaarheid
evt. betrouwbaarheidspercentage dat gekozen is bij steekproef
Interne analyse: hoe, met welke modellen en waarom?
Externe analyse: hoe, met welke modellen en waarom?
Verantwoording van de betrouwbaarheid en validiteit, nauwkeurigheid van het
onderzoek.
Fase 4. Kiezen of ontwerpen van meetinstrumenten en modellen
In deze fase van het onderzoek kies en beschrijf je een meetinstrumentarium of een bestaand
model (Ansoff, BCG-matrix, 7k-S model).
Het is absoluut noodzakelijk om te verantwoorden waarom je die keuze hebt gemaakt en hoe
je het model of instrument toepast hebt.
In het geval van het ontwikkelen van een meetinstrument [bijvoorbeeld een vragenlijst], moet
verantwoord worden waarom het is ontwikkeld, hoe het is ontwikkeld.
Daarnaast moeten de kenmerken beschreven worden ( denk aan 'open vragen',
'semigestructureerd', etc.). Daarbij zijn (interne) validiteit en betrouwbaarheid van de
meetinstrumenten van groot belang.
Als het hier in deze fase al misgaat door hier niet verantwoord - dus goed onderbouwd keuzen te maken, dan heeft de rest van het onderzoek eigenlijk al geen zin meer.
Je dient de opdrachtgever duidelijk te maken hoe je in deze fase de betrouwbaarheid, validiteit
en bruikbaarheid garandeert.
Fase 5. Het verzamelen van gegevens
In deze fase beschrijf je nauwkeurig hoe je de gegevens in de literatuur hebt gevonden.
Vermeld de bron en alle gegevens die nodig zijn om je gevonden literatuurverwijzing na te
trekken. Zorg er voor dat het volgens de APA-methode wordt genoteerd, zowel in de tekst als
in de literatuuropgave.
29
Fase 6 . Analyseren van de gegevens
Beschrijf EN verantwoord de gekozen strategie voor je [kwantitatieve EN kwalitatieve]
analyse.
Hierbij moet niet alleen de strategie bepaald en verantwoord worden, maar moeten ook de
hulpmiddelen beschreven worden. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van SPSS of andere
dataverwerkingssoftware. Dit maakt herhaling van het onderzoek beter mogelijk.
Ook in deze fase dien je de opdrachtgever duidelijk te maken hoe je de betrouwbaarheid,
validiteit en bruikbaarheid garandeert.
Fase 7. Conclusies trekken
Beschrijf EN verantwoord hoe je conclusies gaat trekken EN terugkoppelt naar de doel- en
probleemstelling. Je maakt dus geen conclusies, je beschrijft alleen hoe je het doet en of je
aanneemt dat je de nog te maken conclusies een antwoord geven op je COV.
Fase
8.
Aanbevelingen
doen,
marketingcommunicatieplan, etc.
adviezen
geven,
het
Marketingplan,
het
Beschrijf EN verantwoord welk product je gaat opleveren en hoe het voldoet aan de eisen en
specificaties van je opdrachtgever en uiteraard precies overeenkomt met de doelstelling van
je onderzoek.
Je sluit dit hoofdstuk, zoals elk hoofdstuk van je scriptie, af met een korte samenvatting,
waarin je ook nog kort aandacht besteedt aan de eventuele beperkingen van het onderzoek
of van de methoden.
Bijlage 2. Hoe en waar informatie vinden op internet
Hoe en waar vind jij informatie op internet, de meest gebruikte zoekmachine is: GOOGLE.
Wat zijn de beste zoektermen en hoe zoek je systematisch zoeken:
1. Splits een ingewikkelde hoofdvraag op in behapbare deelvragen.
Voorbeeld: van welke therapieën tegen faalangst is aangetoond dat ze effectief zijn?
Deelvragen zouden kunnen zijn: wat is faalangst? Welke therapieën tegen faalangst zijn er?
Welke criteria bepalen de effectiviteit van therapieën tegen faalangst?
2. Formuleer aan de hand van je deelvragen relevante zoektermen.
In dit geval zou je kunnen beginnen met: [faalangst]. Of [“wat is faalangst”].
3. Houd daarbij rekening met de taal.
Zoek je alleen Nederlandse bronnen of ook buitenlandse? Stel, je zoekt naar literatuur over
faalangst. Maar wat is faalangst in het Engels? Een manier om dit snel te achterhalen: via
Google met de zoekopdracht [translate faalangst].
Of anders via Google Translate (tanslate.google.nl). Antwoord: “performance anxiety” en
“fear of failure”. Een andere manier: zoek faalangst in de Nederlandse versie van Wikipedia
en klik vervolgens linksonder, onder de optie ‘in andere talen’, op Engels.
4. Achterhaal welke terminologie / welk vakjargon.
Wat is gangbaar over je onderwerp. Is die terminologie eenduidig of worden er verschillende
synoniemen gebruikt? De medische term voor faalangst, aldus Wikipedia, is: atychifobie
(atychiphobia in het Engels). Een goede bron voor synoniemen of verwante begrippen is
thesaurus.com.
30
Na een zoekopdracht geeft Google aan de onderkant van de resultatenlijst, voorbeelden van
verwante zoekopdrachten. Daar kun je iets aan hebben.
Bij de samenvatting van een wetenschappelijk artikel staan altijd enkele trefwoorden. Die
Zoekopdracht gerelateerd aan:
faalangst
Faalangst volwassenen
oorzaken faalangst
Faalangst kinderen
sociale faalangst
Faalangst tips
faalangst kind
Faalangst kenmerken
faalangst overwinnen
kunnen ook nuttig zijn voor een nader onderzoek.
5. Bedenk van tevoren welke bronnen het meest relevant zouden kunnen zijn:
artikelen, boeken, rapporten? Waar kun je het beste beginnen?
6. Bedenk eveneens hoe iets in een document zou kunnen staan, in welke
bewoordingen of formulering. Zoek daar vervolgens op.
7. Als je bij een zoekvraag meerdere zoektermen gebruikt, zet ze dan in een
logische volgorde, want de woordvolgorde heeft invloed op de zoekresultaten. Logisch is
bijvoorbeeld: de belangrijkste zoekterm eerst. Bij de zoekopdracht [ aanpak schoolverzuim ]
geef je aanpak het meeste gewicht. Logisch is ook: zoals wij schrijven of praten. Zoek je iets
over de Amerikaanse verkiezingen, dan is [ Amerikaanse verkiezingen ] een betere
zoekopdracht dan [ verkiezingen Amerikaanse ]. Ook de toevoeging van “kleine woorden’ als
de of een kan verschil uitmaken. Zo geeft [ de koning ] andere resultaten dan [ een koning ].
8. Zoek in de gevonden documenten naar vaktermen waarmee je je zoekopdracht
kunt uitbreiden of aanscherpen. Op zoek naar faalangst kom je bijvoorbeeld woorden
tegen als: faalangsttraining, cognitieve gedragstherapie en evidence-based.
9. Google negeert hoofdletters en zoekopdrachten. De zoekopdracht [ tweede kamer
] geeft dus dezelfde resultaten als [ Tweede Kamer ].
10. Google negeert speciale tekens in zoekopdrachten, maar niet allemaal. Zo
negeert Google tekens als: ¶, £, €, ©, ÷, §, %, 0, ?, !. Maar je kunt wel via Google zoeken
op $ (het dollarteken) en op # (hashtag). Gebruik $ voor het zoeken naar prijzen [ $300…$500
laptop ] en # voor het zoeken naar tweets (met een hashtag worden kernwoorden in een
tweet gemarkeerd).
11.Sneeuwbal methode. Neem een belangrijk boek of artikel als startpunt. Kies een recente
versie. In de literatuurlijst worden meerdere publicaties genoemd. Deze kun je nazoeken,
hetzelfde doe je met de literatuurlijsten van de gevonden verwijzingen. Let op bepaalde
auteursnamen, want dat zijn vaak de deskundigen en ga op hun persoonlijke website zoeken
naar de informatie die je nodig hebt.
31
Overzicht van zoekcommando’s voor internet
1. – (minteken) = sluit dit uit
Voorbeeld: metro -dagblad
Hiermee vind je alles over de metro, maar niet over het dagblad metro.
Let op: er staat altijd een spatie voor het minteken
2. “ “ (dubbele aanhalingstekens) = precies zo moet het er staan
Voorbeeld: “domweg gelukkig in de Dapperstraat”
Hiermee vind je alleen deze zin. Dus niet: ‘iedereen wil domweg gelukkig zijn
in de Dapperstraat’
Let op: zorg dat je het woord correct spelt
3. .. (twee puntjes) = geef een numerieke waarde tussen x en y
Voorbeeld: overstroming 1950..1955
Hiermee vind je b.v. alles over de watersnoodramp in 1953
Let op: geen spaties voor of na de puntjes plaatsen
4. * (asterisk of sterretje) = vul de leegte in
Voorbeeld: “een dag niet * is een dag niet geleefd”
Hiermee vind je niet alleen de uitdrukking: Een dag niet gelachen is een dag
niet geleefd, maar ook allerlei varianten erop.
Let op: als je twee of meer sterretjes direct na elkaar gebruikt, hoeven er
geen spaties tussen. Wel voor en na de sterretjes.
5. ~ (tilde) = zoek ook naar synoniemen
Voorbeeld: ~violence
Hiermee krijg je naast violence, ook abuse, crime stories enz.
Let op: dit werkt beter voor Engels dan Nederlands.
Let op: Voor ~ komt wel een spatie, erna niet!
6. inurl: = de gezochte woorden moeten in het webadres (de url) van de webpagina
voorkomen
Voorbeeld: inurl:rapport overgewicht 2010..2013
Hiermee krijg je een artikel die staat op de website van de Volkskrant uit
2011
Let op: type het zoekcommando inurl, niet in de zoekregel van de Browser,
maar in de balk van het webadres. Werkt goed bij Google Chrome.
7. AROUND(n) = in de nabijheid van
Voorbeeld: wilders AROUND(14) rutte
Hiermee vind je de namen Wilders en Rutte die maximaal 14 woorden uit
elkaar staan.
Let op: AROUND moet met hoofdletters
8. Cache: = geeft de bij Google opgeslagen versie van de webpagina
Voorbeeld: cache:udc.cw
Hiermee vind je oudere versies van webpagina’s, zelfs pagina’s die niet meer
op internet lijken te staan.
Let op: geen spatie na de dubbele punt
32
9. define: = geeft een definitie van het gezochte woord (of naam)
Voorbeeld: define:obama
Hiermee vind je allerlei gegevens over Obama. (werkt beter in Engels dan
Nederlands)
Let op: geen spatie na de dubbele punt
10. filetype: = zoek dit bestandsformaat
Voorbeeld: miljoenennota 2012 filetype:pdf
Hiermee vind je alle publicaties in pdf over de miljoenennota
Let op: geen spatie na de dubbele punt
Het kan ook met de volgende extensies: doc of docx; ppt of pptx; xls of
xlsx
11. OR = zoek dit OF dat
Met OR kun je zoeken naar: verwante begrippen [studiefinanciering OR stufi];
spellingsvarianten van woorden of namen [huygens OR huijgens]; buitenlandse
varianten van namen [sjostakovitsj OR shostakovich OR chostakovitch]; bepaalde
sites [troonrede site:nrc.nl OR site:volkskrant.nl]; afkortingen of volledige vorm van
het woord [bijv. OR
bijvoorbeeld].
Let op: OR moet met hoofdletters. In plaats van OR kun je ook |, het staande
streepje gebruiken.
12. related: = zoek thematisch verwante websites
Voorbeeld: related:nl.wikipedia.org
Hiermee vind je: de websites van andere encyclopedieën. Websites met een
karakter van naslagwerk.
Let op: geen spatie na de dubbele punt
13. site: = beperk de zoekopdracht tot deze website of dit domein
Voorbeeld: inburgeringstoets site:rijksoverheid.nl
Hiermee vind je alle gegevens over inburgering op de website van de
overheid. Als je dat bij andere landen wilt vinden: (.nl); (.be); (.de); enz.
Let op: geen spatie na de dubbele punt. (Dus niet; site:.nl, maar site:nl)
Het maakt niet uit of je site: voor of na de zoekterm zet!
Enkele topleveldomeinen: edu; eu; gov; int; museum; org.
14. Soms is het voldoende om slechts één zoekcommando te gebruiken, maar vaker zul je
er een paar combineren. Als je bijvoorbeeld opzoek bent naar een rapport over drugsbeleid
in Nederland, dan zou dit een goede zoekopdracht zijn:
Voorbeeld: drugsbeleid AROUND(3) Nederland site:rijksoverheid.nl filetype:pdf
Je hebt nu 3 zoekoperatoren gecombineerd:
o je geeft aan dat de zoektermen dicht bij elkaar moeten staan, namelijk
maximaal 3 woorden van elkaar verwijderd
o je zoekt op een bepaalde website, namelijk: rijksoverheid.nl
o je zoekt naar een bepaalde bestandstype dat veel gebruikt wordt voor
rapporten, namelijk pdf
Voor meer informatie van Google zelf: www.bit.ly/slim-google2
33
Zoeken naar en in een databank
Er zijn drie trucs om snel een databank te vinden. Net als in de voorgaande hoofdstukken
staan voorbeelden van zoekopdrachten tussen vierkante haken, omgeven door spaties. [ Die
haken hoef je bij de eigenlijke zoekopdracht niet te gebruiken.)
Een databank zoeken
1 . Combineer de woorden databank of database. met het onderwerp dat je zoekt
Zoek je een databanken over kinderboeken? Zoek [ databank kinderboeken ]. Bovenste
resultaat, een verwijzing naar het Centraal Bestand Kinderboeken, de belangrijkste
Nederlandstalige databank op dit terrein.
Zoek je buitenlandse databases over internationaal recht? Zoek [ databases international law
]. Een van de eerste resultaten: een 'Guide to Foreign and International Legal Databases' van
de New York University School of Law. Andere mogelijkheid: combineer “vind” of “find” met
het onderwerp dat je zoekt. Met [ vind advocaat ] kom je bijvoorbeeld meteen terecht bij een
databank getiteld 'vind uw advocaat' van advocatenorde.nl.
2. Maak gebruik van bestaande overzichtslijsten
Veel universiteiten, hogescholen en mediatheken houden thematische lijsten bij van relevante
websites. Je vindt ze bijvoorbeeld zo: [ universiteit juridische databanken ]. Of [ hogeschool
databanken toegepaste psychologie]. Je komt direct bij enkele relevante lijsten uit.
3. Laat Google zoeken naar een verwante databank
Zoek [ telefoongids ] en je krijgt als eerste resultaat detelefoongids.nl. Maar zijn er nog andere
goede telefoongidsen of verwante databanken? Met de zoekopdracht
[ related:detelefoongids.nl ] vind je er een heleboel.
Een databank doorzoeken
Wat is de beste manier om een databank te doorzoeken? Hier drie vuistregels.
1. Goede databanken hebben geavanceerde zoekmogelijkheden, maak daar
gebruik van
Hoe meer er in een databank staat, hoe groter de kans dat je er verdwaalt. Tenzij je goed
gebruik maakt van de geavanceerde zoek- en sorteermogelijkheden. Hoewel de verschillen
tussen databanken groot zijn, kun je bij allemaal vaak:
• een ’zoekformulier’ gebruiken
• zoeken in samenvattingen (subject, abstract, inhoudsindicatie)
• zoekcommando's of zoekoperatoren gebruiken
• resultaten sorteren (bijvoorbeeld op relevantie of jaar)
• resultaten filteren (meestal om het aantal zoekresultaten te verkleinen)
2. Als niet duidelijk is hoe die geavanceerde zoekmogelijkheden werken, lees de
handleiding
Bij een goede databank staat die handleiding op de site, bijvoorbeeld in de help-functie. Ook
op internet is een handleiding makkelijk te vinden, bijvoorbeeld met de zoekopdracht
[ handleiding ] door gevolgd door de naam van de databank. Als je liever een instructievideo
bekijkt, zoek dan [ video ] of [ tutorial ] gevolgd door de naam van de databank. Tutorial
betekent 'handleiding'.
34
3. Geloof niet alles wat er in de handleiding staat en probeer dingen uit
Handleidingen bij databanken zijn niet altijd even duidelijk of volledig. Zo verzwijgen ze
geregeld dat je er met jokertekens of zoekoperatoren kunt zoeken (zie hieronder). Soms doen
ze dat met opzet: ze willen voorkomen dat veel mensen tegelijk gaan zoeken op een manier
die veel van de servers vraagt. Als zoeken met jokertekens of zoekoperatoren nuttig lijkt,
probeer het dan gewoon. Uit de zoekresultaten kun je makkelijk afleiden of het wel of niet
werkt.
Soms kan het zelfs beter zijn om een databank niet rechtstreeks te doorzoeken, via de eigen
zoekregel, maar via Google of een andere zoekmachine. Dit geldt niet voor commerciële
databanken, want die laten hun content niet door zoekmachines indexeren.
Zoekcommando's in databanken
Helaas gebruiken niet alle databanken dezelfde zoekcommando's of zoekoperatoren, maar de
onderstaande komen veel voor en kunnen erg nuttig zijn.
Woorden die je aan een zoekopdracht kunt toevoegen
AND = dit moet ook in het zoekresultaat voorkomen
Voorbeeld zoekopdracht: [ rood AND blauw ]. In de zoekresultaten komen beide kleuren voor.
In plaats van AND kun je in Nederlandstalige databanken vaak EN gebruiken. Beide moeten
met hoofdletters. Bij uitzondering moet je + (het plusteken) gebruiken in plaats van AND of
EN.
OR = zoek dit OF dat
Voorbeeld: [ zelfmoord OR suïcide ]. In de zoekresultaten kan het ene OF het andere woord
voorkomen. In plaats van OR kun je in sommige Nederlandstalige databanken OF gebruiken.
Beide moeten met hoofdletters.
NEAR = in de nabijheid van
Voorbeeld: [ faalangst NEAR therapie ] . In de zoekresultaten moeten faalangst en therapie in
elkaars nabijheid voorkomen. Hun volgorde ligt niet vast. Als je woorden in elkaars nabijheid
moet zoeken met de zoekoperator ADJ (van adjacent, 'aangrenzend') ligt hun volgorde wel
vast.
In plaats van NEAR gebruiken sommige databanken N/
gevolgd door een getal waarmee je de woordafstand opgeeft, N/3 bijvoorbeeld. Weer andere
databanken gebruiken hiervoor W/3.
NOT = sluit dit uit
Voorbeeld: [ zwart NOT wit ]. In het zoekresultaat komt zwart wel voor, wit niet. In plaats van
NOT kun je in sommige Nederlandstalige databanken NIET gebruiken. Beide moeten met
hoofdletters.
Tekens die je aan een zoekopdracht kunt toevoegen
? (vraagteken) = vervang één willekeurig teken
Voorbeeld: [ ele?tronica ]. Hiermee vind je zowel electronica als elektronica.
* (sterretje, asterisk) = vervang een willekeurig aantal tekens
Voorbeeld: [ kus*]. Hiermee zou je een hele reeks woorden kunnen vinden: kust, kusje,
kushand, kussengevecht, enzovoorts.
35
" " (dubbele aanhalingstekens) = precies zo moet het er staan
Voorbeeld: [ "hoe maak je een pdf” ]. Resultaat: alleen teksten waarin dit precies zo staat
(meestal met het antwoord erbij).
Wildcards of jokertekens
Sterretje en vraagteken worden in deze context wildcards of jokertekens genoemd. Let
op:
•
•
•
•
Bij uitzondering kun je in een databank een vraagteken of sterretje aan
het begin van een woord zetten
In de meeste databanken kun je een vraagteken of sterretje wel na de
eerste of tweede letter van een woord of naam zetten. Met de zoekopdracht
[ k?s ] zou je dan zowel kus als kas kunnen vinden.
Meestal kun je vraagtekens en sterretjes combineren. Met de zoekopdracht
[ kn?ck* ] zou je bijvoorbeeld knäckebröd, knickerbocker, knockdown en knockout kunnen vinden.
Voor de goede orde: in een databank werkt het sterretje dus anders dan op
het vrije internet. Immers, als je met Google zoekt vervang je met een sterretje een
heel woord, in een databank een woorddeel.
36
Bijlage 3. Hoe een literatuur c.q. bibliografie overzicht opstellen
a) Een bibliografie opstellen
Een geordende lijst van publicaties, die geraadpleegd zijn bij het uitvoeren van het onderzoek
en het tot stand komen van de scriptie.
Geraadpleegd betekent dat de onderzoekers kennis hebben genomen van bepaalde ideeën,
opvattingen van een bepaalde auteur of dat zij de informatie uit publicaties onbewerkt of
bewerkt hebben opgenomen in het verslag.
Neem geen algemene werken zoals woordenboeken in de bibliografie op.
1.
Titelbeschrijvingen
Beschrijf alle titels die in de bibliografie of in het notenapparaat worden opgenomen op de
volgende wijze:
2.
Citeerwoorden
Plaats boven de titelbeschrijving de naam van de eerste auteur MET
het jaartal van de publicatie, dat is het citeerwoord, waarmee vanuit de tekst naar een
publicatie uit de bibliografie verwezen wordt.
Heeft de auteur in hetzelfde jaar meerder publicaties het licht doen zien, plaats dan achter
het jaartal een de letter ‘a’, ‘b’, ‘c’, etc..
In de tekst staat het citeerwoord tussen haakjes, na het citaat of de parafrase. Bij citeren en
parafraseren, moeten ook de paginanummers worden vermeld: voorbeeld: (Balkstra 1999:
371)
3.
Boeken
Goffers & Van Houten 2001
Goffers, D. en D. van Houten, Richtlijnen voor het Handboek Administratieve Organisatie nieuwe
stijl. Groningen, Wolters - Noordhoff, 2001 (3e druk).
Bij meer dan 2 auteurs, of een collectief, aldus vermelden: Balkstra, H., (et. al.)
4.
Tijdschriften
Balkstra 1999
Balkstra, H., ‘Een nieuwe orde in de administratieve chaos’. In: De Accountant. jrg 15, nr. 10
(1999) p. 370 – 378.
Bij meer dan 2 auteurs, of een collectief, aldus vermelden: Goffers, D., (et. al.)
5.
Websites
‘Aanhaken bij Amerikaanse systemen ongewenst’. NEB Congres 2002, 30 april 2002.
Gevonden op: www.neb/congres2002/proceedings/htm
37
b) Ordening van de bibliografie
1. Alfabetisch, chronologisch
Alle publicaties, boeken, artikelen, websites in één lijst Alfabetiseren geschiedt op
ACHTERNAAM van de eerste auteur. Bij het opnemen van meer titels van dezelfde auteur,
bepaalt de chronologie de volgorde.
2. Thematisch
Rangschik de thema’s alfabetisch, daarbinnen de titels alfabetisch, chronologisch
Voorbeeld
I Administratieve
organisatie
II Cost
Accounting
III Marktonderzoek
IV Organisatiekunde
3. Naar medium
Hoofdindeling op soort informatiedrager; daarbinnen de titels alfabetisch, chronologisch
Voorbeeld
I Boeken
II Artikelen
III Rapporten en
IV Website
Verslagen
c) Citeren, parafraseren, noten
1. Ideeën van anderen verwerken
Een deel van het verslag, artikel, werkstuk, hoofdstuk, paragraaf baseren op opvattingen van
een bepaalde auteur. Vermeld altijd de bron.
Voorbeeld
Deze uitgangspunten voor een vernieuwing van het taalkundeonderwijs zijn gebaseerd op het
artikel van Donaldson over de Nederlandse grammatica (Donaldson 1981)
2. Citeren
Een deel van een tekst van enig werk - dus ook van een web site - van een auteur letterlijk
overnemen.
Plaats de tekst tussen Engelse komma’s, vermeld na het citaat de bron en de pagina (‘s).
Voorbeeld
‘When Antwerp finally fell to the Spaniards in 1585 and the mouth of the river Scheldt (…) was
blocked, the bell had tolled for the trend-setting dialect of Brabant.’ (Donaldson 1983: 101)
(…) betekent dat een deel van de tekst weggelaten wordt
3. Parafraseren
Een deel van een tekst in eigen woorden weergeven, parafraseren. Vermeld na de parafrase
de bron en de pagina (‘s).
38
Voorbeeld
Het dialect dat in Brabant werd gesproken, begon na de Val van Antwerpen in 1585 aan een
zegetocht (Donaldson 1983: 101).
4. Noten
Verklaringen, toelichtingen op begrippen, termen uit de tekst, onder aan de pagina: voetnoten,
aan het eind van het hoofdstuk, eindnoten, aan het eind van de gehele publicatie eindnoten,
notenapparaat.
Maak gebruik van de functie ‘voetnoot’ in het menu ‘Invoegen’ in MS Word. Voetnoten hebben
de voorkeur boven eindnoten. Bij eindnoten moet de lezen steeds
bladeren, terwijl hij bij voetnoten direct de gewenste informatie tot zich kan nemen. Gebruik
voetnoten alleen voor een eenmalige verklaringen van een woord, term of begrip.
Een betere oplossing is het invoegen van een extra hoofdstuk na de inleiding met de volgende
onderdelen:
Figuren- en tabellenlijst Afkortingenlijst Begrippenlijst
Met dit hoofdstuk worden voetnoten vermeden en komt dat ten goede aan de duidelijkheid en
lay-out van het verslag.
39
Download