HANDLEIDING VOOR HET SCHRIJVEN VAN EEN SCRIPTIE BACHELOR OF BUSINESS ADMINISTRATION BACHELOR OF LAWS COHORT: 2018-2022 The University of the Dutch Caribbean Versie 2, maart 2019 Inhoudsopgave 1. ALGEMENE INFORMATIE _________________________________________________ 4 Onderzoeken en schrijven ___________________________________________________ 5 Diepgang en onderbouwing _________________________________________________ 5 Theoretisch raamwerk____________________________________________________ 5 Diepgang ______________________________________________________________ 6 Vertrouwelijkheid van de gegevens ___________________________________________ 6 2. STRUCTUUR, OMVANG EN ONDERDELEN VAN DE SCRIPTIE _____________________ 7 3. OMSCHRIJVING INHOUD SCRIPTIE _________________________________________ 9 Omvang _________________________________________________________________ 9 Omslag en titelpagina ______________________________________________________ 9 De omslag _____________________________________________________________ 9 De titelpagina __________________________________________________________ 9 Voorwoord ______________________________________________________________ 10 Management Samenvatting (+ samenvatting in het Engels = Executive Summary) ____ 10 4. INHOUDSOPGAVE ______________________________________________________ 11 5. FIGUREN- EN TABELLENLIJST, AFKORTINGENLIJST EN BEGRIPPENLIJST (INDIEN VAN TOEPASSING) _____________________________________________________________ 12 6. INHOUD VAN DE SCRIPTIE ______________________________________________ 13 Hoofdstuk 1: Inleiding_____________________________________________________ 13 Centrale onderzoeksvraag (probleemstelling) ________________________________ 13 Deelvragen ___________________________________________________________ 14 Hoofdstuk 2: Theoretisch kader / Literatuurstudie ______________________________ 16 Citeren en parafraseren _________________________________________________ 17 Analyse model _________________________________________________________ 17 Beperkingen/grenzen van je onderzoek _____________________________________ 18 Hoofdstuk 3: Onderzoeksmethoden __________________________________________ 18 Hoofdstuk 4: Resultaten en Analyse __________________________________________ 20 Beschrijving van de organisatie (Interne Analyse, Externe Analyse) _______________ 20 Resultaten uit het Kwantitatief en Kwalitatief deel van je onderzoek ______________ 23 Hoofdstuk 5: conclusies en aanbevelingen/ discussie ____________________________ 23 Product (indien van toepassing) _____________________________________________ 24 Literatuurlijst ____________________________________________________________ 25 2 Bijlagen ________________________________________________________________ 25 7. TAALKUNDIGE ASPECTEN _______________________________________________ 26 8. TECHNISCHE VERZORGING ______________________________________________ 27 Aanbevolen literatuur _______________________________________________________ 27 9. Bijlagen ______________________________________________________________ 28 Bijlage 1. Voorbeeld voor de opzet en inhoud van het hoofdstuk METHODOLOGIE_____ 28 Bijlage 2. Hoe en waar informatie vinden op internet ____________________________ 30 Overzicht van zoekcommando’s voor internet ________________________________ 32 Zoeken naar en in een databank __________________________________________ 34 Bijlage 3. Hoe een literatuur c.q. bibliografie overzicht opstellen ____________________ 37 3 1. ALGEMENE INFORMATIE De afstudeeropdracht is de ‘proeve van bekwaamheid’ tot het zelfstandig opzetten, uitvoeren, presenteren en verdedigen van een niet-routinematige opdracht voor een externe opdrachtgever, waarbij een veelheid van onderdelen van de opleiding in relatie tot elkaar aan de orde komen en in de praktijk worden toegepast. Merk op dat met de bovenstaande “stelling” de parameters voor de afstudeeropdracht zijn beschreven. De afstudeeropdracht bestaat uit een aantal onderdelen: a) Er moet een externe opdrachtgever zijn, die de student een opdracht geeft tot het verrichten van relevant onderzoek, wat moet leiden tot een degelijk beroepsproduct, hetgeen meerwaarde moet hebben voor het bedrijf. b) De student stelt een Plan van Aanpak samen, en biedt deze aan bij de examencommissie. De eisen aan dat plan van aanpak worden in het document “Handleiding schrijven Plan van Aanpak” omschreven. c) De opdrachtgever kan de student vragen om een apart beroepsproduct te leveren, naast de eind scriptie. Veelal gebeurt dit in gevallen waarbij de opdrachtgever genoodzaakt is om de vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens te borgen. Dit is een apart document waarin hetzij adviezen aan het bedrijf, hetzij nieuwe processen en procedures worden beschreven, of waarin de student op een andere manier proeve van bekwaamheid op het eigen vakgebied toont, en tegelijkertijd voldoet aan het verzoek van de opdrachtgever. d) De student levert een “scriptie” af. De eisen voor de scriptie worden in dit document verder uitgewerkt. e) Na lezing door twee interne begeleiders van de UDC (de afstudeerbegeleider en een tweede lezer), en bij een voldoende bevinden, wordt de scriptie door de student verdedigd voor een panel bestaande uit tenminste: 1. De afstudeerbegeleider (voorzitter); 2. De tweede lezer; 3. De scriptie coördinator; 4. Een tweede vertegenwoordiger van de examencommissie. Het is de student toegestaan zelf ook externe leden bij de verdediging uit te nodigen. Zoals je uit het voorgaande kunt concluderen betreft LET OP: in deze handleiding wordt op één van de beoordelingspunten van de sommige punten onderscheid gemaakt afstudeeropdracht de scriptie. De scriptie is het tussen BBA-studenten en LLB-studenten! eindverslag voor wat betreft het afstuderen. Elementen als diepgang, structuur, zorgvuldige afwerking, strikt zakelijk en formeel taalgebruik, etc. worden daarbij kritisch in ogenschouw genomen. Daarnaast geeft de scriptie een duidelijk beeld van jouw kennis en kunde om de eindkwalificaties op het eindniveau te kunnen toepassen. Ook geeft de scriptie een duidelijke indicatie, waarmee de student aan de slag kan als beginnend beroepsbeoefenaar op hboniveau. Deze handleiding is bedoeld als hulpmiddel voor de student tijdens het schrijven van de scriptie. Het vormt ook de basis waarop scriptiebegeleiders hun oordeel op kunnen baseren. 4 Onderzoeken en schrijven Het schrijven van een scriptie is tijdrovend en precisie werk. Begin er niet te laat mee en houd vanaf het begin van de afstudeeropdracht gegevens bij over bestudeerde literatuur, verrichte werkzaamheden, gesprekken met interne en externe informanten en met de begeleiders. Een logboek waarin dit soort zaken worden bijgehouden, vormt een uitstekende bron en geheugensteun bij het schrijven van de uiteindelijke tekst. Verslagen die niet voldoen aan de eisen die gelden voor rapportage worden afgekeurd! De bedrijfscoach beoordeelt het Let op: het beroepsproduct kan een verzoek zijn van beroepsproduct op de inhoud, juistheid de opdrachtgever maar is in principe los van de van de feiten en de bruikbaarheid van het scriptie te zien. Niet bij elke scriptie hoeft er een resultaat; de afstudeerbegeleider en 2e beroepsproduct geleverd te worden. Dit is anders bij beoordelaar beoordelen het Plan van een stage, waarbij het beroepsproduct een vereiste is. Aanpak, (het Beroepsproduct) en de Scriptie en bepalen het eindcijfer. TIP Schrijf voor je lezers! Dus: formuleer zakelijk, vermijd “ik”, “wij”, “zij”, “men”, bezig NOOIT spreektaal, schrijf zo veel als mogelijk korte zinnen, structureer je tekst logisch in alinea’s, paragrafen en hoofdstukken en CONTROLEER JE SPELLING! Diepgang en onderbouwing Theoretisch raamwerk Het theoretisch gehalte van de afstudeeropdracht moet voldoende worden aangetoond door het leggen van een heldere en controleerbare relatie tussen de literatuur en het fieldresearch. Dit proces begint reeds bij het opstellen van je Plan van Aanpak. In je Plan van Aanpak heb je (als het goed is) reeds aangegeven op welke theoretische achtergronden je je onderzoek wilt baseren. Dat betekent op zich al dat je naar recente literatuur hebt gezocht waar men dergelijk onderzoek heeft gepleegd (in onze Curaçaose situatie betekent dat meestal dat je naar buitenlands onderzoek en literatuur gaat zoeken). Een goede richtlijn is dat je voor je Plan van Aanpak tenminste 5 auteurs noemt die jouw onderwerp ook behandelen. Voor je scriptie hanteer je de regel dat je ten minste 15 auteurs hebt die op de een of andere manier ook met jouw onderwerp bezig zijn geweest. De werken van de aan te halen auteurs moeten ook van een degelijke kwaliteit zijn. Daarnaast mag je ook werken van het bedrijf van de opdrachtgever als bron van informatie citeren. Vanuit de tekst wordt altijd naar die literatuur verwezen (zie het deel over de bibliografie). Ook bij het overnemen van definities is bronvermelding verplicht; bij waardeoordelen moet duidelijk zijn wie het betreffende waardeoordeel uitspreekt. Zorg ervoor dat je, wanneer je bijvoorbeeld interviews hebt afgenomen, altijd een verslag van de gevoerde gesprekken in de bijlage voegt (personen, datum, tijd en plaats). 5 Diepgang De scriptie moet tevens voldoende diepgang hebben; De scriptie moet getuigen van een wetenschappelijke aanpak en de conclusies en aanbevelingen of andere producten moeten altijd gebaseerd zijn op de uitkomst van onderzoek. Dus geen onsamenhangende, oppervlakkige, voor de hand liggende losse flodders, opsommingen van algemeenheden, weetjes, open deuren of borreltafelpraat. Vertrouwelijkheid van de gegevens Wanneer een opdrachtgever wil dat de gegevens in het verslag vertrouwelijk moeten worden behandeld, moet op de omslag de vermelding ‘Vertrouwelijk’ worden opgenomen. De scriptie wordt in dat geval alleen door de beoordelaars gelezen en in het “niet te raadplegen” archief opgenomen. Alleen een accreditatie commissie heeft de mogelijkheid het in te zien. Zij zijn gehouden aan strikte geheimhouding van de inhoud van de scriptie. 6 2. STRUCTUUR, OMVANG EN ONDERDELEN VAN DE SCRIPTIE Bij het opzetten en schrijven van een scriptie is het noodzakelijk om een bepaalde structuur aan te houden. Dit om te bereiken dat alle relevante informatie er ook in komt te staan. Onderstaand volgt een indeling, waarbij de afstudeeropdracht op de vereiste manier vorm en inhoud krijgt en bij het opzetten daarvan ook de juiste ondersteuning biedt. De opzet van een scriptie moet er daarom als volgt uitzien: • OMSLAG • TITELBLAD • VOORWOORD (ACKNOWLEDGMENTS) • MANAGEMENT SAMENVATTING (& SAMENVATTING IN HET ENGELS: EXECUTIVE SUMMARY) • LIJST VAN GEBRUIKTE TABELLEN, LIJST VAN FIGUREN, LIJST VAN AFKORTINGEN • INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1: INTRODUCTIE/INLEIDING In de introductie: Doelstelling van de opdracht (probleembeschrijving, doelstelling), centrale onderzoeksvraag (=probleemstelling), deelvragen. HOOFDSTUK 2: THEORETISCH KADER (ALTERNATIEF: LITERATUUR STUDIE) HOOFDSTUK 3: METHODE EN METHODOLOGIE HOOFDSTUK 4: RESULTATEN EN ANALYSE HOOFDSTUK 5: CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN/ DISCUSSIE BIJLAGEN: BIJLAGE 1: ENQUETE (VRAGENLIJST) / INTERVIEW VRAGEN BIJLAGE 2: INTERVIEWS GEHEEL UITGESCHREVEN (INDIEN VAN TOEPASSING) BIJLAGE 3: AANBIEDINGSBRIEVEN/TOESTEMMING BIJLAGE 4: BEROEPSPRODUCT (INDIEN VAN TOEPASSING) LITERATUURLIJST TIP Als je nu goed kijkt naar deze opstelling, dat valt meteen op dat het werk dat je voor het PVA hebt gedaan erg zinvol was. Hoofdstuk 1 t/m hoofdstuk 6 kun je verkort, met enkele wijzigingen c.q. aanpassingen, invoeren. Hoe beter je het PVA hebt opgezet, hoe meer plezier je ervan hebt! 7 Let op: Voor veel studenten is het schrijven in goed Nederlands of goed Engels niet makkelijk. Het is daarom aan te bevelen na heet schrijven je werk een poosje weg te leggen, en pas na een paar dagen opnieuw de pen te pakken. Als je helemaal klaar bent met een stuk is het aan te bevelen je werk door iemand anders te laten lezen. Vaak zien zij dingen die jij niet ziet. Tenslotte is het altijd mogelijk je werkstuk door een professional na te laten lopen op taal en grammatica. Bij het uitvoeren van onderzoek is het gebruikelijk dat je in je werk ook plaatjes, grafieken, tabellen etc. opneemt voor het presenteren van je onderzoeksresultaten. Zorg ervoor dat je bij ieder plaatje, tabel of grafiek een titel hebt met nummering. Neem plaatjes, grafieken, tabellen etc. op in je scriptie gevolgd door een korte beschrijving. Plaatjes, grafieken, tabellen etc. zeggen in hun compacte vorm vaak meer en kunnen de lezer een goed beeld geven van wat je tijdens je onderzoek gevonden hebt. Een uitgebreide beschrijving zet je in de bijlage, waardoor de docent kan beoordelen of je plaatje, grafiek, tabel etc. precies weergeeft wat je wilde vertellen. Onthoud dat je niet perse alle tabellen die je tijdens het onderzoek hebt gevonden in de tekst verwerkt hoeven te worden. Soms is het ook handig een korte resultaat te presenteren en te verwijzen naar de bijlage waar de betreffende tabel te vinden is. 8 3. OMSCHRIJVING INHOUD SCRIPTIE Onderstaand volgen aanwijzingen voor de verschillende onderdelen c.q. hoofdstukken van de scriptie. Bij sommige onderwerpen kan/mag afgeweken worden van de standaard. Behoudt wel de grote lijn! Omvang De scriptie moet 30 tot maximaal 40 kantjes A4 omvatten (exclusief bijlagen, regelafstand 1.15) en heeft lettertype Times New Roman 12. Omslag en titelpagina De omslag Op de omslag moeten de volgende gegevens vermeld zijn: • De titel (de titel geeft EXACT en BEKNOPT het onderwerp aan en kan nooit de centrale onderzoeksvraag zijn. Bedenk een pakkende titel voor je scriptie); • de auteur; • het bedrijf ; • maand en jaar. Indien het bedrijf aangegeven heeft de gegevens als vertrouwelijk te beschouwen, dient de vermelding "Vertrouwelijk" op de omslag te staan. De titelpagina Op het volgende blad, de titelpagina, dienen de volgende gegevens te worden vermeld: • titel; eventueel een ondertitel gericht op het geleverde product; • bedrijf/organisatie en de afdeling waarop de opdracht betrekking heeft; • de auteur/studentnummer; • de naam van de school en de opleiding; UDC hbo-bachelor Business Administration Opleiding: b.v. Commerciële Economie • bedrijfsbegeleider Mevrouw/ De heer/ Mevrouw Mr. / De heer drs., etc.. NOOIT mevr. of dhr. • begeleider(s) Mevrouw/ De heer/ Mevrouw Mr. / De heer drs., etc.. NOOIT mevr. of dhr. • afstudeerperiode, datum en plaats en versie van de scriptie. 9 Voorwoord Gebruikelijk is om een scriptie te beginnen met een voorwoord (in het Engels: acknowledgements), deze komt voor de samenvatting, waarin kort iets vermeld staat over het waarom bij dit bedrijf een opdracht is verworven, in welk kader deze scriptie is gemaakt, de ervaring en wat geleerd is. Tevens worden in ieder geval de opdrachtgever(s) en de schoolbegeleiders bedankt voor de begeleiding en inzet. Vaak worden ook de ondersteuners (ouders, partner etc.) voor hun morele steun bij de uitvoering van je opdracht en het tot stand komen van de scriptie bedankt. In het voorwoord is een persoonlijke noot toegestaan (verder in de scriptie niet!. Lengte: maximaal ½ tot ¾ pagina A4. Management Samenvatting (+ samenvatting in het Engels = Executive Summary) De samenvatting wordt geschreven voor de opdrachtgever en is bedoeld om die op zeer beknopte wijze op de hoogte te brengen van de inhoud en resultaten van het eigenlijke verslag. De samenvatting is beslist geen leeswijzer, maar beschrijft de specifieke aanleiding tot de opdracht, geeft een korte beschrijving van het probleem en de doelstelling, vermeldt de centrale onderzoeksvraag, geeft een korte beschrijving van de gekozen oplossingsmethode, de belangrijkste resultaten, conclusies en aanbevelingen. De samenvatting moet antwoord geven op de volgende vragen: • wat is er aan de hand? (probleem en doelstelling) • wat is er gedaan? (methode, aanpak, summier beschreven, theoretische invalshoek) • wat is er gevonden? (resultaten) • belangrijkste conclusies en aanbevelingen De samenvatting hoort op zichzelf te staan en te verwijzen naar het verslag en/of literatuur en/of bijlagen. Geef in het kort aan, wat de aanleiding van het onderzoek is, vermeld de hoofdvraag en de deelvragen, hoe het onderzoek is verlopen en de belangrijkste resultaten en LET OP: In een “executive summary” geef je juist wel aan conclusies. De samenvatting is belangrijk, om zo de lezer een eerste indruk te kunnen geven wat er in de scriptie staat, onder anderen de centrale vraag, een samenvatting waaruit je waarover de scriptie gaat. Gebruik hiervoor theoretisch kader blijkt, de gebruikte methoden maximaal 1 - 1,5 A4. samengevat, de belangrijkste resultaten, conclusies een aanbevelingen. Vaak met verwijzing naar waar de manager die interessante gegevens terug kan vinden in de tekst. 10 4. INHOUDSOPGAVE Welke en hoeveel onderdelen een afstudeerverslag ook bevat, één ding is glashelder: de structuur moet logisch zijn. Dit wil zeggen dat de verschillende hoofdstukken elkaar logisch opvolgen en verwijzen naar de bijbehorende pagina’s van je verslag. Het moet de lezers, de opdrachtgever en de begeleiders, bij het zien van de inhoudsopgave in één oogopslag duidelijk zijn hoe het rapport in elkaar zit. Houd die logica ook binnen de hoofdstukken (de paragraafindeling) nauwlettend in de gaten. Gedetailleerde opsommingen van sub paragrafen dragen niet altijd bij aan de overzichtelijkheid van het verslag. Het is gebruikelijk bij de hoofdstukindeling niet verder te gaan dan twee tot maximaal drie cijfers voor een onderverdeling, bijv. 8.4 tot 8.4.6. Een hoofdstuk of paragraaf kan nimmer in één deel verdeeld zijn. Dus: 1.1., dan volgt altijd ook 1.2.! De inhoudsopgave mag niet in de inhoudsopgave vermeld worden. Literatuurlijst, andere lijsten en bijlagen vallen buiten de hoofdstuknummering! TIPS 1. Leg een concept-structuur van de scriptie altijd in een vroeg stadium voor aan de eerste begeleider. Wacht daar niet mee tot het laatst, er valt dan vaak nauwelijks meer iets te veranderen. 2. Gebruik voor het maken van de inhoudsopgave de functies opmaakprofiel en index en inhoudsopgave van Word. Dat scheelt heel veel werk! 3. Begin ELK hoofdstuk met een korte inleiding en sluit het af met een korte samenvatting! 4. Alle paginanummers worden wel vanaf het voorblad meegeteld, doch pas afgedrukt vanaf de inhoudstabel (APA) 11 5. FIGUREN- EN TABELLENLIJST, AFKORTINGENLIJST EN BEGRIPPENLIJST (INDIEN VAN TOEPASSING) Om te voorkomen dat onderaan de pagina’s allerlei voetnoten komen te staan, is het aan te bevelen om deze onderdelen van het verslag op te nemen, na de inhoudsopgave: I. Figuren- tabellenlijst II. Afkortingenlijst III. Begrippenlijst Houd wel deze volgorde aan, omdat deze is voorgeschreven. 12 6. INHOUD VAN DE SCRIPTIE Hoofdstuk 1: Inleiding Kijk voor de inhoud van de inleiding in: 'Handleiding schrijven Plan van Aanpak.' (te vinden op de Tracker). Het doel van de inleiding is dat je relevante informatie geeft voor een buitenstaander die wil begrijpen waar jouw afstudeeropdracht zich afspeelt; je geeft een zogenaamde situatieschets. Vermeld de aanleiding en achtergronden van de opdracht en afstudeeromgeving. Geef een algemene beschrijving (van het bedrijf) van de opdrachtgever en zijn werkterrein (lokaal, internationaal, vestigingen in het buitenland, producten, aantal werknemers enz.). (Burns &Bush, 2006, p. 68/69), en focus met de beschrijving, na het algemene deel, op jouw werkplek. Bedenk wel dat bij het interne onderzoek het bedrijf nogmaals aan de orde komt, maar dan toegespitst op het onderzoek dat je verricht voor de oplossing van de centrale onderzoeksvraag. Dit is een totaal andere benadering van het bedrijf dan de situatieschets die je nu hebt gemaakt. De lezer krijgt nu een goed inzicht in de omgeving waar het onderzoek plaatsvindt. Het mag duidelijk zijn dat het dan niet mag gaan om een omvangrijke beschouwing van enkele pagina's over historie, markt, structuur etc. van het bedrijf. Iets over de historie mag zeker wel, maar markt, structuur enz. komen nog uitgebreid aan de orde. In een inleiding, leidt de auteur de lezer ook echt in; een inleiding moet, met andere woorden, wel een inleiding blijven en niet het halve afstudeerverslag beslaan. Verstrek beknopt die informatie over het bedrijf en de bedrijfsomgeving die voor een goed begrip van het behandelde probleem beslist noodzakelijk is. Houd het dus verantwoord kort! Verwijs voor de specifieke informatie naar het hoofdstuk waarin de interne analyse wordt uitgevoerd of naar de bijlage. Verluchtig je informatie over het Let op: Vraag wel toestemming om te mogen fotograferen, bedrijf in ieder geval met het logo bij sommige bedrijven is dit strikt verboden. Doe het dan van het bedrijf en een foto. Indien beslist niet! Praat met de afdeling PR /communicatie over de mogelijk een foto van dat deel van mogelijkheden jouw scriptie te verluchtigen, maar doe het integer en niet overdreven. het bedrijf waar jij werkt of waar jij je onderzoek doet. Zet de foto van het bedrijf op je omslag en een specifieke foto van jouw werkterrein bij de inleiding. Doelstelling van de opdracht (Probleembeschrijving en doelstelling) Hier beschrijf je in het kort wat het geconstateerd probleem is en wat de doelstelling van jouw opdracht is. Dit zijn belangrijke voorwaarden voor het vervolg van je verslag en dus je onderzoek. Daarnaast is dit ook belangrijk voor de lezer, omdat hij zo een duidelijk beeld krijgt van de achtergrond van je probleem en de belangrijkheid voor het bedrijf. Formuleer de doelstelling SMART! Centrale onderzoeksvraag (probleemstelling) De centrale onderzoeksvraag, ook wel de probleemstelling genoemd, is de kern van je scriptie. Hier staat of valt je onderzoek mee. De probleemstelling formuleer je in een vroeg stadium. Het is de basis waarmee je bijvoorbeeld op zoek gaat naar andere auteurs die op het gebied van jouw probleemstelling al onderzoek hebben gedaan. 13 Onthoud dat je de centrale vraagstelling opnieuw kunt “bezoeken” op basis van gevonden materiaal in de literatuur. Zorg dat de centrale onderzoeksvraag in ieder geval de volgende onderdelen bevat: Voorbeeld BBA-studenten: Hoe kan bedrijf X zijn omzet in 2018 verhogen met 5% van de omzet in 2017? ➢ Open vraagstelling (Hoe) ➢ Geef aan wat je wilt bereiken (met 5%) ➢ Formuleer je uitgangspunt (omzet in 2017) ➢ De tijd waarbinnen het doel bereikt moet zijn. (omzet in 2018) De moeite die ik heb met deze formulering bij de BBAstudenten is dat het causaal verband niet toont. Hoe haal ik uit deze vragen “wat – wat” beïnvloed. Het is dan ook beter om hier de vraag te stellen: “welke maatregelen….” Daarmee maak je maatregelen de onafhankelijke variabelen waar omzet stijging van afhankelijk is. Dus onafhankelijke vs. afhankelijke variabelen… Bij de LLB formulering is dat duidelijker. Voorbeeld LLB-studenten: In hoeverre zorgt een nieuwe regelgeving voor bedrijf X binnen een half jaar voor minder verzuim onder de werknemers? ➢ Open vraagstelling (In Verband: Nieuwe regelgeving -→ minder verzuim. Dit maakt hoeverre) het opstellen van analyse model makkelijker (let wel: niet ➢ Geef aan wat je wilt bereiken simpeler (minder verzuim) ➢ Formuleer je uitgangspunt (nieuwe regelgeving) ➢ De tijd waarbinnen het doel bereikt moet zijn. (binnen een half jaar) Deelvragen Het doel van deelvragen is dat deze je helpen om die informatie te vergaren die nodig is om en antwoord De centrale onderzoeksvraag is vaak te abstract en te globaal te vinden op de centrale om direct met één antwoord te kunnen beantwoorden. De onderzoeksvraag. Omdat de centrale onderzoeksvraag moet daarom worden opgedeeld in een aantal deelvragen (Losse, 2009). Door de vragen deelvragen moeten bijdragen tot een opeenvolgend te noteren wordt systematisch gezocht naar antwoord op de centrale de kennis die nodig is om de centrale onderzoeksvraag te onderzoeksvraag, roeren deelvragen beantwoorden. geen nieuwe aspecten dan die niet binnen de centrale onderzoeksvraag vallen. Stelregel is dat je maximaal 4 tot 6 deelvragen nodig hebt om je centrale onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Bedenk wat je allemaal wilt weten in het kader van je Let op: Een deelvraag is niet hetzelfde afstudeeropdracht en bepaal de samenhang met de als een enquêtevraag. centrale onderzoeksvraag. Deelvragen moeten voldoen aan dezelfde criteria als de centrale onderzoeksvraag. Toelichting 14 Deelvragen zijn dus open vragen die beginnen met een vragend voornaamwoord als 'wat', 'hoe', 'wanneer', 'waardoor', 'welke', 'hoeveel', etc. Breng een relatie aan tussen de opeenvolgende vragen, zodat een hiërarchie van deelvragen in een logische volgorde ontstaat. Al deze deelvragen samen vormen uiteindelijk de basis voor de keuze van de onderzoeksmethode die je gaat gebruiken (onder anderen voor je gerichte literatuurstudie en het opstellen van enquêtevragen/interview vragen) en daarmee de basis voor de structuur van je eindscriptie. Vaak is een aantal van de deelvragen gelijktijdig te beantwoorden met één bepaalde onderzoeksmethode. Als dit zo is, geef de deelvragen dan weer in een samenhangend cluster (zie ook paragraaf 5 - 'Methode'). Je kunt dit doen aan de hand van een schema. Zie hieronder voor een voorbeeld. Centrale onderzoeksvraag: Op welke wijze kan Snoep4thought BV haar nieuwe product 'Memory Candy' introduceren op de Curaçaose markt? Cluster Deelvraag Nr. Sub-vraag A Op welke wijze heeft A.1 Wie heeft binnen Snoep4thought BV de Snoep4thought BV in het verleden introductie van nieuwe producten tot nieuwe producten geïntroduceerd? nog toe begeleid? A.2 Met welke introductiewijzen is Snoep4thought BV bekend? A.3 Hoe effectief was de introductie van nieuwe producten in het verleden? A.4 In welke mate is Snoep4thought bereid nieuwe introductiewijzen te leren? A.5 In welke mate is Snoep4thought bereid nieuwe introductiewijzen te bekostigen? B. Op welke wijze hebben B.1 Wie zijn direct concurrent van concurrenten van Snoep4thought Snoep4thought BV in het algemeen? BV hun nieuwe producten geïntroduceerd? B.2 Hoe introduceren zij hun nieuwe producten? B.3 Wie zijn direct concurrent van Memory Candy in het bijzonder? B.4 Hoe introduceren de concurrenten van Memory Candy hun nieuwe producten? C. Etc. 15 Hoofdstuk 2: Theoretisch kader / Literatuurstudie Als het goed is, ben je voordat je bent begonnen met je afstudeeropdracht al gaan oriënteren op het veld waarbinnen jouw afstudeeropdracht zich afspeelt. Dit doe je door zowel lokaal als internationaal te kijken naar bestaande literatuur. Ga van de stelregel uit dat “als mijn idee, vraag, onderwerp goed is, dan zal er al onderzoek naar hebben plaatsgevonden”. Dit is meestal dan ook waar, zij het dat verschillende auteurs ook waarschijnlijk verschillende “theorieën” hebben over het onderwerp. In jouw theoretisch kader geef je aan van welke theoretische uitgangspunten jij gebruik gaat maken om jouw probleem op te lossen, en om welke redenen. Dit hoofdstuk is de “onderbouwing”, de “ruggengraat” van je scriptie. Hier leg je dan ook de zogeheten “causale verbanden” vast. Dat zijn de verbanden die leiden tot de analyse en beantwoording van jouw probleemstelling. Wat is een causaal verband Kortweg betekent causaal verband, de oorzaak en gevolg relatie. Stel je scriptie betreft het verband tussen het gebruik van de mobiele telefoon (met name de WhatsApp) en een belangrijke toename in ongelukken op de Curaçaose wegen. Simpel gezien zou je kunnen stellen dat: “het gebruik van de mobiele telefoon (WhatsApp)” veroorzaakt dat er “veel ongelukken” gebeuren. Met andere woorden: de oorzaak is “WhatsApp” en het gevolg is “auto-ongelukken”. Je stelling is nu dus: het aantal auto-ongelukken is afhankelijk van het misbruik van WhatsApp achter het stuur. Anders geformuleerd: Hoe meer mensen “WhatsApp” achter het stuur gebruiken, hoe meer “auto-ongelukken” we op de wegen kunnen verwachten, en omgekeerd. Nu is er over Appen en autorijden, op internationaal niveau, veel geschreven, zowel in de zin van wetenschappelijk onderzoek als meer populaire artikelen. Voor je scriptie is het belangrijk een goede balans te vinden hiertussen. Er zijn verschillende manieren om aan relevante literatuur te komen. Traditioneel gezien vinden scriptie studenten hun materiaal in bibliotheken. In onze internet maatschappij zijn deze bibliotheken veelal online te vinden. Tip Studenten kunnen zich bij de bibliotheek van de UoC inschrijven, en vragen om toegang tot de online bibliotheken. Een andere methode om aan literatuur over je onderwerp te komen is door gebruik te maken van de online zoekmachines zoals google (voor reguliere, populaire artikelen) en google scholar (wetenschappelijk werk). 16 Citeren en parafraseren Bij het opbouwen van jouw theoretisch kader ga je Let op: het is uitermate belangrijk om bij veel gebruik maken van werk van andere auteurs. Dit het citeren van andere auteurs de APA “citeren” of “parafraseren” van werk van anderen is regels te hanteren. aan strikte regels gebonden. De APA regels. Kort gezegd zijn deze regels in het leven geroepen om de auteursrechten/het intellectueel eigendom, te beschermen. Citeren is het letterlijk overnemen (copy-paste) van een stuk tekst van een andere auteur. Onthoud dat je bij het citeren, de letterlijke tekst tussen aanhalingstekens zet. Bijvoorbeeld: Schneider en Barsoux (2003) geven aan dat culturele verschillen het management als volgt beïnvloeden: “Cultural differences also assert themselves when it comes to how and what managers should learn and from whom.” (pag. 161). Parafraseren is het aanhalen van een auteur, maar dan de tekst van de auteur met je eigen woorden weergeven. Bovenstaande tekst zouden we dan als volgt kunnen parafraseren: In beide gevallen is het belangrijk dat je de auteur, jaartal, naam van het werk, uitgever – in In hun werk “managing across-culturs” (2003) geven Schneider en Barsoux aan dat managers die moeten opereren in een gastland veelal gedwongen worden de culturele verschillen onder ogen te zien waar het gaat om de management eigenschappen van het gastland aan te leren en om welke actoren in deze gevallen belangrijk zijn. de literatuurlijst aan het eind van je scriptie opneemt. Analyse model Het uiteindelijke doel van het theoretisch kader, is het hebben van een model op basis waarvan je later in je scriptie je analyse kunt plegen. Natuurlijk zijn sommige modellen ingewikkelder dan anderen. In het geval van het Appen en auto rijden, zou je kunnen volstaan met een simpel model. Appen tijdens het rijden → auto-ongelukken Als je dit geval vanuit het perspectief (de bril) van een verzekeraar bekijkt, komt er nog wat meer bij kijken. De verzekeraar is misschien meer geïnteresseerd in de kosten die een verhoging van auto-ongelukken door het Appen met zich meebrengt. Dan wordt het model al wat ingewikkelder: Appen tijdens het rijden → auto-ongelukken → meer kosten voor de verzekering → maatregelen 17 Beperkingen/grenzen van je onderzoek Het is niet de bedoeling dat je ongebreideld doorredeneert in je scriptie. In je paragraaf over de grenzen van je onderzoek (Engels: Delimitations), geef je aan welke onderwerpen je in dit onderzoek niet zult behandelen. In het bovenstaande voorbeeld bijvoorbeeld het belang van constant bereikbaar zijn als gevolg van de ontwikkelingen op het gebied van mobiele telefonie en internet. Zo kunnen er veel meer onderwerpen onder dit thema vallen. Deze beschrijf je in deze paragraaf. Hoofdstuk 3: Onderzoeksmethoden Je theoretisch kader geeft je direct ook handvatten om je onderzoeksmethode en methodologie te bepalen. In het document “Handleiding voor het schrijven van een Plan van Aanpak” zijn uitgebreide aanwijzingen gegeven voor het samenstellen van je hoofdstuk “onderzoeksmethoden”, inclusief de werkwijze (te vinden op tracker). Dit hoofdstuk geeft de opdrachtgever en je begeleiders van de opleiding een helder beeld van de: ➢ Methodische uitgangspunten ➢ De opzet ➢ De uitvoering van je onderzoek ➢ De keuzen die je daarin gemaakt hebt Het hoofdstuk methodologie bevat dus grofweg een beschrijving (het hoe) EN een verantwoording (het waarom). Hier geef je aan met welke modellen en/of onderzoekmethoden (denk hierbij aan kwalitatief- of kwantitatief onderzoek) je informatie gaat verzamelen (hoe) en op welke wijze (waarom) deze modellen en methoden een bijdrage leveren aan het oplossen van je centrale onderzoeksvraag. Dit betekent concreet dat je niet zomaar een methode, een techniek of een model kunt gebruiken. Je moet je keuzen voor een bepaalde benadering te allen tijde vanuit de theorie onderbouwen en verantwoorden. Je verwijst zodoende in de tekst van dit hoofdstuk naar je theoretisch kader (hoofdstuk 2) over methoden en technieken van onderzoek volgens de APA-regels (gebruik het document 'APA regels' te vinden op de Tracker). Denk erom dat je alle theoretische modellen die je gebruikt in je onderzoek moet beschrijven EN verantwoorden. Dus ook (van toepassing voor BBAstudenten): ➢ SWOT-analyse ➢ Confrontatiematrix ➢ 5 krachten model van Porter ➢ Boston Consulting Group Matrix ➢ Ansoff product/market matrix ➢ PMT Abell & Hammond ➢ Enz. 18 Het begin is altijd het formuleren van een goede centrale vraag en de daarop gebaseerde deelvragen. Daarna komt een stukje specialisten werk, en dit is misschien wel de kern van methodologie. Er moeten in principe altijd vier vragen worden beantwoord: 1) Bij wie, waar en op welk moment moeten er nieuwe gegevens worden verzameld, en moet dat eenmalig of juist meermalig gebeuren? (Het onderzoeksdesign) 2) Met welke ‘instrumenten’ worden die gegevens verzameld? (Meetinstrumenten) 3) Moeten die gegevens bij alle objecten in de populatie worden verzameld of moet er een steekproef worden getrokken? (Steekproeftrekken) 4) Op welke wijze worden de verzamelde gegevens geanalyseerd en leidt dat tot een antwoord op de onderzoeksvraag? (Het analyseplan) Het uitwerken van deze vier vragen leidt tot de invulling van dit hoofdstuk. Soms kun je niet alle 4 de vragen beantwoorden, omdat dit niet past in je onderzoek. Gebruik deze 4 vragen als handleiding om dit hoofdstuk goed op te zetten. Wat niet past in je scriptie gebruik je niet. Het hoofdstuk methodologie is dus je handleiding (leidraad) bij het onderzoek, je hebt dit in je PVA zorgvuldig uitgezocht en opgeschreven. Let op: Omdat er veel waarde wordt gehecht aan dit hoofdstuk, staat in bijlage 1 een voorbeeld van de opzet en inhoud van het hoofdstuk Methodologie TIPS 1. Zorg dat je hoofdstuk methodologie een logische aaneen schakeling is van je handelingen om te komen tot de oplossing van je probleem (http://hulpbijonderzoek.nl/onlinewoordenboek/methodologie/ ) 2. Verantwoord en onderbouw met verwijzing naar de literatuur de beweringen die je maakt. Laat niets uit de lucht vallen. Alleen beschrijven dat een literatuurstudie is verricht of enquêtes en interviews zijn afgenomen is NIET voldoende. 3. Een goede site om geschikte modellen voor je onderzoek te vinden is: http://www.pearsneducation.nl/kleijn/pdf/verandermanagement_modellenen_technieken.pdf 4. Een slechte site, die je zeker niet mag gebruiken is WIKIPEDIA (www.wikipedia.org). Voor persoonlijk gebruik geen probleem, maar niet in een wetenschappelijk verslag dat jij schrijft. Denk daaraan! 19 Hoofdstuk 4: Resultaten en Analyse In dit hoofdstuk geef je de feitelijke resultaten van het onderzoek weer. Het gaat bijvoorbeeld om de uitkomsten van een enquête of de antwoorden die hebt gekregen door het uitwerken van de juiste modellen. Vermeld ze objectief, aantoonbaar en controleerbaar. Noteer ze in de volgorde van de verschillende fase in het onderzoek. Scheid hoofd- van bijzaken. Gebruik schema’s, grafieken en tabellen! Je analyseert de resultaten. Maar trekt nog geen conclusies. Je beantwoordt niet de onderzoeksvragen. Het is en blijft nu nog een objectief beeld van het verzamelde materiaal. Je kunt gebruikmaken van figuren en tabellen en daar in de tekst naar verwijzen. Als je daarvoor kiest, zorg dan dat de figuren en tabellen te begrijpen zijn zonder de tekst, maar dat je in de tekst wel uitleg geeft over de belangrijke punten die de lezer kan terugvinden in de figuren en tabellen. De gedetailleerde volledige beschrijving en uitwerking van de figuren en tabellen kun je ook in de bijlage zetten, mits je figuur of tabel duidelijk laat zien wat je wilt zeggen. Beschrijving van de organisatie (Interne Analyse, Externe Analyse) De beschrijving van de organisatie doe je op basis van document onderzoek (desk research) en veelal ook aan de hand van gesprekken met een aantal sleutel figuren in de organisatie. Merk op dat je de bronnen van je informatie wel duidelijk in de analyse moet vermelden. Omdat je hierbij vaak met persoonsgegevens te maken hebt, moet je wel voorzichtig zijn met je formuleringen, en met het vermelden van je bronnen. Als voorbeeld nemen we een onderzoek naar bedrijf X. Let op: dit voorbeeld is met name geschikt voor BBA-studenten. Deze figuur is de basis voor het onderzoek naar een Marketing(beleids)plan van een bedrijf. Het dient als voorbeeld voor het uitwerken van de resultaten van je onderzoek. 20 Als je andere onderzoeken doet zoals een communicatieplan, ondernemingsplan, accountplan, salesplan, organisatieadviesrapport enz. is de onderzoekslijn hetzelfde als bij het marketingplan. Waar je naar moet kijken zijn de modellen die je kunt gebruiken. De resultaten van je onderzoek moeten aansluiten op de centrale onderzoeksvraag. Bijv. : “Hoe kan bedrijf X zijn omzet in 2018 verhogen met 5% van de omzet in 2017?” Uit het onderzoek blijkt dat er b.v. een marketingplan moet worden opgesteld. Je zoekt dus intern en extern naar de sterke en zwakke kanten, de kansen en bedreigingen van het bedrijf. Zorg ook dat je de begin situatie vastlegt, anders is een verhoging met 5% van nul en generlei waarde. Met een SWOT analyse en confrontatiematrix kom je dan tot de input voor je marketingplan. Als je bijvoorbeeld tijdens het interne onderzoek bij het bedrijf vindt dat ze een goed sociaalplan hebben, is dat een sterk punt van het bedrijf. Alleen dit sterke punt levert geen enkele bijdrage aan het oplossen van je centrale onderzoeksvraag en levert geen input aan je marketingplan. Je kunt dit dus niet gebruiken. Is het bedrijf in staat om snel te leveren in de B2B-markt, dan is dit een sterkpunt van het bedrijf en kan dit wel bijdragen aan het oplossen van de centrale onderzoeksvraag, het zou dus het USP kunnen worden van je marketingstrategie. Zo heeft elk product dat je gaat afleveren zijn eigen specifieke modellen om inzicht en oplossingen te krijgen. Denk hieraan. Toelichting Bij een ondernemingsplan ga je kijken welke processen zich afspelen binnen het bedrijf en kijk je waar je verbeteringen kunt aanbrengen. Het basismodel dat daar geschikt voor is, is: Het Business Model Canvas. Het accountplan moet gevoed worden door cijfers, dus je onderzoek zal zich zowel intern als extern toespitsen op de financiële kengetallen van het bedrijf, denk hierbij ook aan de waardeketen (value chain) van Porter. Het salesplan, hierbij is natuurlijk vooral de buitenwereld van belang, maar de interne wereld van het bedrijf moet ook op orde zijn. Vraag je af hoe het proces nu is georganiseerd, analyseer dit en via een combinatie van Benchmarken en/of extern onderzoek tot een oplossing komen. We denken hier dan voor het vinden van een oplossing, aan segmentatie, product/prijs verhouding, de concurrentiestrategie van Porter, 5-krachten model van Porter, klantwaarde profielen enz. Het organisatieadvies rapport; daar ligt de focus van je onderzoek op de organisatie zelf. Ook hier speelt de omgeving een rol, omdat die mede bepalend is voor de organisatie en zijn inrichting. Het Business Model Canvas zou een welkome hulp zijn om de interne organisatie processen bloot te leggen. Het analyseren van de bedrijfsprocessen kun je alleen doen met andere modellen. Wat wel mogelijk is in Canvas, is het koppelen van de verschillende bedrijfsprocessen om die te optimaliseren. 21 Interne Analyse (micro) Geef de lezers een goed inzicht in het bedrijf door een nauwkeurige beschrijving van de verschillende aspecten van de organisatie. Uiteraard bevat de beschrijving ook een gedetailleerde omschrijving van de afdeling waarop de opdracht betrekking heeft en van de plaats van die afdeling in het geheel. Voorbeeld 4.1. Geschiedenis 4.2 Organisatiestructuur (organogram) 4.3 Missie, visie, strategie 4.4 Producten, markten, marketing 4.5 Kengetallen, omzet, winst, waardeketen 4.6 Afdeling/unit/dienst X/klanten Als je op een goede manier, met in je achterhoofd de centrale onderzoeksvraag, je interne onderzoek doet naar de aspecten van het bedrijf die een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van je probleem, kun je hieruit de sterke en zwakke punten van het bedrijf halen. Bedenk wel dat je sterke en zwakke punten altijd gerelateerd moeten zijn aan je centrale onderzoeksvraag. Modellen om dit interne onderzoek gestructureerd te doen zijn te vinden in de handleiding voor het opstellen van je PVA (Let op: er zijn meer modellen die geschikt kunnen zijn.). Een model dat geschikt is voor het blootleggen van alle processen binnen het bedrijf is b.v. het Business Model Canvas. Soms kun je bestaande modellen een nieuwe wending geven en zijn ze goed bruikbaar voor een onderzoek vanuit een andere invalshoek. DEPEST kun je inzetten voor het analyseren van de externe omgeving van een bedrijf. Maar je kunt het ook gebruiken voor de interne omgeving van een bedrijf. ➢ Demografisch = personeelsbestand, organigram, bedrijfsomvang, afdelingen etc. ➢ Economische = financiële kanten, efficiëntie in de bedrijfsprocessen ➢ Politiek/Juridisch = formele en informele hiërarchie, maar ook missie en visie, wat wil het bedrijf uitstralen ➢ Ecologisch = ecologische productie wijze etc. maar ook MVO ➢ Sociaal = vakbond, personeelsbeleid, personeelsvereniging, salariëring, lief en led etc. ➢ Technologisch = gebruik moderne apparatuur en technieken, hard- en software etc. Andere modellen die je kunnen helpen bij het interne onderzoek zijn: 7- S-model, Waardeketen (Value Chain) van Porter, BCG-matrix, Pareto/Curry, Abell, Hofstede Cultuur Raamwerk, enz. Externe Analyse Externe krachten hebben hun invloed op het reilen en zeilen van een bedrijf. Ze zijn niet te beïnvloeden, maar een bedrijf heeft er wel degelijk mee te maken. Door die externe krachten te onderkennen en te onderzoeken kun je wellicht voorkomen dat er problemen ontstaan of kun je gebruikmaken van die krachten en/of stromingen om er je voordeel mee te doen. 22 Meso onderzoek kun je met 5-krachten model van Porter uitvoeren, waarmee je kijkt naar de bewegingen van je concurrenten, bijv. om je strategie vast te stellen. ➢ Dreiging nieuwe toetreders ➢ Bedreiging van substituten ➢ Onderhandelingskracht van de leveranciers ➢ Onderhandelingskracht van de afnemers ➢ Onderlinge rivaliteit Macro onderzoek kun je uitvoeren met de DEPEST methode ➢ Demografisch ➢ Economisch ➢ Sociaal – Cultureel ➢ Technologisch ➢ Ecologisch ➢ Politiek – Juridisch Zo zijn er voor elk onderzoek modellen te vinden die je helpen op een gestructureerde manier informatie te verzamelen en te ordenen. Denk ook aan trends in de branche en de distributie van de producten. Deze beide terreinen worden vaak vergeten mee te nemen in het externe onderzoek. Uit het interne onderzoek komen de sterke en zwakke punten van het bedrijf. Uit het externe onderzoek komen de kansen en bedreigingen voor het bedrijf. Resultaten uit het Kwantitatief en Kwalitatief deel van je onderzoek Let op dat wanneer je kwalitatief onderzoek doet, dus deskresearch en interviews, je de bronnen in je analyse tekst vermeld. Daarnaast neem je de uitgewerkte interviews in de bijlagen op. Bij kwantitatief onderzoek heb je veelal meer gegevens als resultaat dan wat je daadwekelijk nodig hebt om de vraag te beantwoorden. Niet alle tabellen en grafieken hoef je in de tekst van je scriptie op te nemen. Neem ze wel op in de vorm van bijlage. Hoofdstuk 5: conclusies en aanbevelingen/ discussie In dit hoofdstuk herhaal je (samenvattend) de resultaten. Je herhaalt de onderzoeksvragen en geeft alleen antwoord op de hoofdvraag en de deelvragen. Je baseert je conclusies op het onderzoeksmateriaal. Je haalt geen gegevens/ zogenaamde oplossingen erbij die niet onderzocht zijn. Voor BBA-studenten: Om op een goede manier conclusies en aanbevelingen te trekken uit de objectieve feiten die je in het vorige hoofdstuk hebt gepresenteerd is de SWOT analyse een voor de hand liggend model. Uit de interne- en externe analyse heb je de sterke, zwakke, kansen en bedreigingen gedestilleerd die je in de SWOT matrix schematisch kunt opzetten. Met de confrontatiematrix kun je nu de verschillenden onderzoeksresultaten vergelijken. Probeer niet meer dan 4 items per onderdeel mee te nemen in je SWOT. 23 ➢ Sterkten – kansen = groeien ➢ Sterkten – bedreiging = verdedigen ➢ Zwakten – kansen = versterken ➢ Zwakten – bedreiging = terugtrekken Op basis van de SWOT – analyse is een discussie mogelijk omdat het de lange en middellange termijn strategie kan bepalen. Zodoende is het de input voor je product. In het discussiegedeelte geef je mogelijke andere interpretaties en visies weer. Dit zijn je eigen meningen, gebaseerd op de feiten uit je onderzoek. Je beschrijft ook wat de resultaten zeggen over de theorieën die je hebt beschreven in de inleiding of in het theoretische kader. Zijn de gevonden resultaten een onderbouwing van je theorie of juist niet? En wat betekenen de resultaten voor de theorie waar het onderzoek op voortbouwt? Geef een beknopte en ondubbelzinnige analyse en interpretatie van de resultaten en leg een directe relatie met de probleemstelling(en). Omdat het hier gaat over jouw mening en interpretatie Let op: Vermeld ook negatieve conclusies! van de gevonden feiten, op basis van jouw onderzoek, staan in de conclusies NOOIT bronvermeldingen of citaten uit de literatuur. Aanbevelingen In deze paragraaf laat je de betekenis van de onderzoek opbrengsten voor het praktijkprobleem zien. Je geeft mogelijke aanbevelingen en vertelt hoe die tot stand zijn gekomen. Zorg dat het zo concreet mogelijk is. Een aanbeveling is een aansporing tot actie! Een aanbeveling geeft dus aan Wie en Wanneer we Wat moeten doen om de aanbeveling te implementeren. Aanbevelingen moeten dan ook uitvoerbaar zijn en je denkt na of vervolgonderzoek nodig is en geeft hiervoor suggesties. De aanbevelingen zijn meestal ook de input voor je product. Product (indien van toepassing) Het product is veelal alleen van toepassing voor BBA-studenten en kan zijn een: Handboek AO, Een stappenplan, Een systematiek voor… Adviezen, Aanbevelingen, Marketingplan, etc. Beschrijf uitvoerig en goed gestructureerd het product voor de opdrachtgever. Dat product is dus het resultaat van de afstudeeropdracht en is uiteraard gebaseerd op de resultaten en conclusies van het onderzoek. Het product is direct gerelateerd aan de doelstelling. Het product geeft in fasen aan hoe jij denkt de oplossing te concretiseren in de tijd. Maak daarvoor een stappenplan in de tijd die direct gekoppeld is aan je centrale onderzoeksvraag. 24 Literatuurlijst Let op Het achterwege bronvermelding laten of het van de onjuist vermelden van de bron is plagiaat en wordt altijd en zonder voorbehoud aangemerkt als fraude als bedoeld in artikel 18 van de Onderwijs- en examenregeling. Dit kan in ernstige gevallen leiden tot Neem nooit gedachten, letterlijke tekst, feiten van derden uit boeken, tijdschriften, websites over ZONDER vermelding van de bron. Voorkom plagiaat en vermeld te allen tijde en in alle gevallen bronnen op de juiste plaats en juiste wijze. The University of Auckland, APA Referencing Sixth Edition, The Student Learning Centre 2010. Gevonden op: https://www.utwente.nl/ub/documenten/APAregels_samenvatting.pdf of juridische stappen van de uitgever of de auteur in kwestie. Onderzoek, Maatschappelijke impact, Tilburg University. Gevonden op: https://www.tilburguniversity.edu/nl/onderzoek/ Zie voor meer linken de literatuurlijst. Bijlagen Eisen ➢ Neem uitsluitend bijlagen op die relevant zijn voor je scriptie. Het is beslist NIET de bedoeling dat bijlagen dienen om de omvang van de scriptie te vergroten. ➢ SPSS output NIET als bijlage opnemen. ➢ Voorzie de bijlagen van een volgnummer, titel en paginanummer. ➢ Verwijs in de tekst naar de bijlagen. ➢ Vermeld de bijlagen in de inhoudsopgave. ➢ Indien het aantal bijlagen zodanig groot is dat deze apart worden gebundeld, gebruik daarvoor duidelijk afwijkende kaft voor te gebruiken. 25 7. TAALKUNDIGE ASPECTEN De scriptie wordt ook beoordeeld op het correct gebruik van de Nederlandse taal. Het gebeurt zelden dat er geen aanmerkingen gemaakt kunnen worden op een scriptie. Laat het conceptverslag vóór indiening door iemand anders lezen en becommentariëren, zodat de (meeste) fouten er in ieder geval uitgehaald zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een kennis of vriend/vriendin die goed is in de Nederlandse taal. Haal het verslag ook door een goede Nederlandse tekstverwerker, waarmee je voorkomt dat er nog veel typefouten en taalfouten in je tekst blijven staan. Gebruik zoveel mogelijk één tijdsvorm (geen verleden tijden, tegenwoordige tijden of toekomende tijden door elkaar) Eisen ➢ Schrijf voor je lezers! ➢ Formuleer zakelijk, vermijd ’ik’, ‘wij’,’ zij, ’men’, ➢ Vermijd ‘passies-constructies’: worden …door, hulpwerkwoorden als, zullen, zouden, moeten, kunnen, bijwoorden als mogelijk, eventueel, misschien, vage begrippen als redelijk, behoorlijk, effectief, efficiënt, beter, meer en minder. ➢ NOOIT spreektaal. ➢ Beperk het gebruik van beeldspraak ('deze afdeling is de kurk waarop het bedrijf drijft', 'het probleem werd handen en voeten gegeven') tot het uiterste. ➢ Schrijf korte zinnen en beperk het gebruik van lange zinnen. ➢ Structureer je tekst logisch in alinea’s en paragrafen. ➢ Controleer de spelling! ➢ Raadpleeg in twijfelgevallen altijd een woordenboek. 26 8. TECHNISCHE VERZORGING Gebruik A4-formaat, print de tekst op één zijde van het papier. Breng correcties aan voordat de scriptie wordt vermenigvuldigd. Zorg voor een duidelijk titelblad; besteed aandacht aan de lay-out. Denk aan voldoende ruimte boven en onder de pagina en zorg voor een ruime kantlijn. Nummer alle pagina's. Grafieken, tabellen en illustraties Voeg uitsluitend grafieken, tabellen en illustraties toe die meerwaarde hebben voor de tekst; die de tekst dus begrijpelijker, of ten dele overbodig TIP maken! Alle grafieken, tabellen en illustraties moeten Bespaar tijd: Gebruik een opmaakprofiel voorzien zijn van een nummer, titel en een legenda en van Word voor een consequente opmaak in de tekst moet er verwezen worden naar een grafiek, van hoofdstuk- en paragraaftitels. tabel of illustratie. Aanbevolen literatuur Van den Heuvel, H. (2009). Hoe schrijf ik een scriptie of these? Boom Lemma Uitgevers. Scriptie Wiki, Ontleed aan https://wiki.scriptiemaster.nl/ De afstudeerbegeleider .Wat hoort er eigenlijk in een scriptie? Ontleed aan https://afstudeerbegeleider.nl/scriptie/ Borggreve, A. (2010). Aanwijzingen voor het schrijven van een afstudeerverslag. Deventer. Braas, C., Couwelaer R. van., & Kat, J. (2006). Rapporteren. 3e dr. Groningen/Houten: Wolters Noordhoff (Taaltopics) Sanders, E. (2013). Slimmer zoeken op internet. Heemstede: Saxion Saunders, M.,Lewis P., & Thornhill A. (2006). Methoden en technieken van onderzoek. 4e dr. Amsterdam: Pearson Education Benelux. Linken naar APA-handleidingen https://www.utwente.nl/ub/documenten/APA-regels_samenvatting.pdf https://Itswww.uvt.nl/les/es/apa/apa-handleiding.pdf http://www.fontysmediatheek.nl/w/images/1/1c/Apa.word_weblinks_en_opdrachten_februa ri_2015.pdf 27 9. Bijlagen Bijlage 1. Voorbeeld voor de opzet en inhoud van het hoofdstuk METHODOLOGIE Aanvang Begin zoals elk hoofdstuk van je scriptie met een kort overzicht. Beschrijf waarom de keuze voor de juiste methodiek van je onderzoek zo belangrijk is, dat je je onderzoek gefaseerd hebt opgezet en waartoe dat onderzoek zal leiden. Het onderzoek dat je hebt uitgevoerd, dien je als een proces met samenhangende onderdelen te beschrijven dus niet fragmentarisch, als een verzameling losse stukjes. Per fase wordt een aantal punten aangegeven. Het is uiteraard niet de bedoeling dat je een puntsgewijze opsomming geeft, maar in volledige zinnen in een logische volgorde formuleert. Wanneer je andere auteurs aanhaalt doe je dat volgens de APA-normen. Je geeft dus volgens de daarvoor geldende regels en voorschriften nauwkeurig de bron en de vindplaats van de informatie aan. Eventuele verklaringen van begrippen of woorden mag je in de voetnoot zetten. Gebruik uitsluitend de terminologie uit de literatuur. En nog een tip Vage activiteiten, geven vage resultaten: (Ik kwam iemand in een kroeg tegen en die vertelde mij…….) Niet ... • Onderzoeken, bekijken, nagaan [ resultaat vaag, vaag, vaag] maar ... • Bestuderen [resultaat: verslag] • Beschrijven [resultaat: beschrijving] • Inventariseren [resultaat: inventarisatie] • Analyseren [resultaat: analyse] • Concluderen [resultaat: conclusie] • Adviseren [resultaat: advies] Data en media Het woord 'data' is net als het woord 'media' meervoud, dus 'bepaalde data hebben betekenis voor het onderzoek en 'De Nederlandse media vinden het onderzoek niet juist uitgevoerd.' Onderstaand is het proces voor het schrijven van je Methodiek hoofdstuk in 8 fasen uitgezet. Fase .1 Oriëntatie Beschrijf de wijze waarop je je vooraf op de opdracht georiënteerd hebt en welke primaire, secundaire of tertiaire bronnen je daarvoor gebruikt hebt. Een kritische literatuurstudie maakt altijd deel uit van je onderzoek. Je weet daarna als het goed is wat er al geschreven is over het onderwerp van je onderzoek. Schrijf korte samenvattingen van je literatuuronderzoek inclusief de bron op in je logboek, zodat je later niet hoeft te zoeken wat je gelezen hebt en waar je het gevonden hebt . 28 Fase 2 Keuze voor methoden en technieken van onderzoek • • • • Methoden: deductief of inductief EN waarom? Strategie: experiment, enquête, of casestudy EN waarom? Onderzoeksdoel: verkennend, beschrijvend, of een combinatie EN waarom Tijdshorizont: longitudinaal of doorsnede EN waarom? Fase 3. Keuze voor methoden en technieken voor het verzamelen van gegevens • • • • • • • • • • • • • Gegevens verzamelen door desk research. Hierbij beschrijven welke bronnen je hebt gebruikt en waarom juist die bronnen. Denk bijvoorbeeld aan het vermelden van het gebruik maken van specifieke databases waarin artikelen gepubliceerd worden of het aangeven dat een bepaalde zoekmachine gebruikt is voor het zoeken naar informatie. Gegevens verzamelen door field research Strategie: secundaire gegevens, interviews, enquêtes, observaties; hoe EN waarom zo? Census of steekproef waarom zo? Steekproefmethode en -trekking: hoe EN waarom zo? Steekproefkader en - omvang beschrijven EN verantwoorden Benadering van de respondenten (denk bijv. aan benadering bij het zoeken naar kandidaten voor een diepte-interview) en het verkrijgen van toegang representativiteit/ generaliseerbaarheid evt. betrouwbaarheidspercentage dat gekozen is bij steekproef Interne analyse: hoe, met welke modellen en waarom? Externe analyse: hoe, met welke modellen en waarom? Verantwoording van de betrouwbaarheid en validiteit, nauwkeurigheid van het onderzoek. Fase 4. Kiezen of ontwerpen van meetinstrumenten en modellen In deze fase van het onderzoek kies en beschrijf je een meetinstrumentarium of een bestaand model (Ansoff, BCG-matrix, 7k-S model). Het is absoluut noodzakelijk om te verantwoorden waarom je die keuze hebt gemaakt en hoe je het model of instrument toepast hebt. In het geval van het ontwikkelen van een meetinstrument [bijvoorbeeld een vragenlijst], moet verantwoord worden waarom het is ontwikkeld, hoe het is ontwikkeld. Daarnaast moeten de kenmerken beschreven worden ( denk aan 'open vragen', 'semigestructureerd', etc.). Daarbij zijn (interne) validiteit en betrouwbaarheid van de meetinstrumenten van groot belang. Als het hier in deze fase al misgaat door hier niet verantwoord - dus goed onderbouwd keuzen te maken, dan heeft de rest van het onderzoek eigenlijk al geen zin meer. Je dient de opdrachtgever duidelijk te maken hoe je in deze fase de betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid garandeert. Fase 5. Het verzamelen van gegevens In deze fase beschrijf je nauwkeurig hoe je de gegevens in de literatuur hebt gevonden. Vermeld de bron en alle gegevens die nodig zijn om je gevonden literatuurverwijzing na te trekken. Zorg er voor dat het volgens de APA-methode wordt genoteerd, zowel in de tekst als in de literatuuropgave. 29 Fase 6 . Analyseren van de gegevens Beschrijf EN verantwoord de gekozen strategie voor je [kwantitatieve EN kwalitatieve] analyse. Hierbij moet niet alleen de strategie bepaald en verantwoord worden, maar moeten ook de hulpmiddelen beschreven worden. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van SPSS of andere dataverwerkingssoftware. Dit maakt herhaling van het onderzoek beter mogelijk. Ook in deze fase dien je de opdrachtgever duidelijk te maken hoe je de betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid garandeert. Fase 7. Conclusies trekken Beschrijf EN verantwoord hoe je conclusies gaat trekken EN terugkoppelt naar de doel- en probleemstelling. Je maakt dus geen conclusies, je beschrijft alleen hoe je het doet en of je aanneemt dat je de nog te maken conclusies een antwoord geven op je COV. Fase 8. Aanbevelingen doen, marketingcommunicatieplan, etc. adviezen geven, het Marketingplan, het Beschrijf EN verantwoord welk product je gaat opleveren en hoe het voldoet aan de eisen en specificaties van je opdrachtgever en uiteraard precies overeenkomt met de doelstelling van je onderzoek. Je sluit dit hoofdstuk, zoals elk hoofdstuk van je scriptie, af met een korte samenvatting, waarin je ook nog kort aandacht besteedt aan de eventuele beperkingen van het onderzoek of van de methoden. Bijlage 2. Hoe en waar informatie vinden op internet Hoe en waar vind jij informatie op internet, de meest gebruikte zoekmachine is: GOOGLE. Wat zijn de beste zoektermen en hoe zoek je systematisch zoeken: 1. Splits een ingewikkelde hoofdvraag op in behapbare deelvragen. Voorbeeld: van welke therapieën tegen faalangst is aangetoond dat ze effectief zijn? Deelvragen zouden kunnen zijn: wat is faalangst? Welke therapieën tegen faalangst zijn er? Welke criteria bepalen de effectiviteit van therapieën tegen faalangst? 2. Formuleer aan de hand van je deelvragen relevante zoektermen. In dit geval zou je kunnen beginnen met: [faalangst]. Of [“wat is faalangst”]. 3. Houd daarbij rekening met de taal. Zoek je alleen Nederlandse bronnen of ook buitenlandse? Stel, je zoekt naar literatuur over faalangst. Maar wat is faalangst in het Engels? Een manier om dit snel te achterhalen: via Google met de zoekopdracht [translate faalangst]. Of anders via Google Translate (tanslate.google.nl). Antwoord: “performance anxiety” en “fear of failure”. Een andere manier: zoek faalangst in de Nederlandse versie van Wikipedia en klik vervolgens linksonder, onder de optie ‘in andere talen’, op Engels. 4. Achterhaal welke terminologie / welk vakjargon. Wat is gangbaar over je onderwerp. Is die terminologie eenduidig of worden er verschillende synoniemen gebruikt? De medische term voor faalangst, aldus Wikipedia, is: atychifobie (atychiphobia in het Engels). Een goede bron voor synoniemen of verwante begrippen is thesaurus.com. 30 Na een zoekopdracht geeft Google aan de onderkant van de resultatenlijst, voorbeelden van verwante zoekopdrachten. Daar kun je iets aan hebben. Bij de samenvatting van een wetenschappelijk artikel staan altijd enkele trefwoorden. Die Zoekopdracht gerelateerd aan: faalangst Faalangst volwassenen oorzaken faalangst Faalangst kinderen sociale faalangst Faalangst tips faalangst kind Faalangst kenmerken faalangst overwinnen kunnen ook nuttig zijn voor een nader onderzoek. 5. Bedenk van tevoren welke bronnen het meest relevant zouden kunnen zijn: artikelen, boeken, rapporten? Waar kun je het beste beginnen? 6. Bedenk eveneens hoe iets in een document zou kunnen staan, in welke bewoordingen of formulering. Zoek daar vervolgens op. 7. Als je bij een zoekvraag meerdere zoektermen gebruikt, zet ze dan in een logische volgorde, want de woordvolgorde heeft invloed op de zoekresultaten. Logisch is bijvoorbeeld: de belangrijkste zoekterm eerst. Bij de zoekopdracht [ aanpak schoolverzuim ] geef je aanpak het meeste gewicht. Logisch is ook: zoals wij schrijven of praten. Zoek je iets over de Amerikaanse verkiezingen, dan is [ Amerikaanse verkiezingen ] een betere zoekopdracht dan [ verkiezingen Amerikaanse ]. Ook de toevoeging van “kleine woorden’ als de of een kan verschil uitmaken. Zo geeft [ de koning ] andere resultaten dan [ een koning ]. 8. Zoek in de gevonden documenten naar vaktermen waarmee je je zoekopdracht kunt uitbreiden of aanscherpen. Op zoek naar faalangst kom je bijvoorbeeld woorden tegen als: faalangsttraining, cognitieve gedragstherapie en evidence-based. 9. Google negeert hoofdletters en zoekopdrachten. De zoekopdracht [ tweede kamer ] geeft dus dezelfde resultaten als [ Tweede Kamer ]. 10. Google negeert speciale tekens in zoekopdrachten, maar niet allemaal. Zo negeert Google tekens als: ¶, £, €, ©, ÷, §, %, 0, ?, !. Maar je kunt wel via Google zoeken op $ (het dollarteken) en op # (hashtag). Gebruik $ voor het zoeken naar prijzen [ $300…$500 laptop ] en # voor het zoeken naar tweets (met een hashtag worden kernwoorden in een tweet gemarkeerd). 11.Sneeuwbal methode. Neem een belangrijk boek of artikel als startpunt. Kies een recente versie. In de literatuurlijst worden meerdere publicaties genoemd. Deze kun je nazoeken, hetzelfde doe je met de literatuurlijsten van de gevonden verwijzingen. Let op bepaalde auteursnamen, want dat zijn vaak de deskundigen en ga op hun persoonlijke website zoeken naar de informatie die je nodig hebt. 31 Overzicht van zoekcommando’s voor internet 1. – (minteken) = sluit dit uit Voorbeeld: metro -dagblad Hiermee vind je alles over de metro, maar niet over het dagblad metro. Let op: er staat altijd een spatie voor het minteken 2. “ “ (dubbele aanhalingstekens) = precies zo moet het er staan Voorbeeld: “domweg gelukkig in de Dapperstraat” Hiermee vind je alleen deze zin. Dus niet: ‘iedereen wil domweg gelukkig zijn in de Dapperstraat’ Let op: zorg dat je het woord correct spelt 3. .. (twee puntjes) = geef een numerieke waarde tussen x en y Voorbeeld: overstroming 1950..1955 Hiermee vind je b.v. alles over de watersnoodramp in 1953 Let op: geen spaties voor of na de puntjes plaatsen 4. * (asterisk of sterretje) = vul de leegte in Voorbeeld: “een dag niet * is een dag niet geleefd” Hiermee vind je niet alleen de uitdrukking: Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd, maar ook allerlei varianten erop. Let op: als je twee of meer sterretjes direct na elkaar gebruikt, hoeven er geen spaties tussen. Wel voor en na de sterretjes. 5. ~ (tilde) = zoek ook naar synoniemen Voorbeeld: ~violence Hiermee krijg je naast violence, ook abuse, crime stories enz. Let op: dit werkt beter voor Engels dan Nederlands. Let op: Voor ~ komt wel een spatie, erna niet! 6. inurl: = de gezochte woorden moeten in het webadres (de url) van de webpagina voorkomen Voorbeeld: inurl:rapport overgewicht 2010..2013 Hiermee krijg je een artikel die staat op de website van de Volkskrant uit 2011 Let op: type het zoekcommando inurl, niet in de zoekregel van de Browser, maar in de balk van het webadres. Werkt goed bij Google Chrome. 7. AROUND(n) = in de nabijheid van Voorbeeld: wilders AROUND(14) rutte Hiermee vind je de namen Wilders en Rutte die maximaal 14 woorden uit elkaar staan. Let op: AROUND moet met hoofdletters 8. Cache: = geeft de bij Google opgeslagen versie van de webpagina Voorbeeld: cache:udc.cw Hiermee vind je oudere versies van webpagina’s, zelfs pagina’s die niet meer op internet lijken te staan. Let op: geen spatie na de dubbele punt 32 9. define: = geeft een definitie van het gezochte woord (of naam) Voorbeeld: define:obama Hiermee vind je allerlei gegevens over Obama. (werkt beter in Engels dan Nederlands) Let op: geen spatie na de dubbele punt 10. filetype: = zoek dit bestandsformaat Voorbeeld: miljoenennota 2012 filetype:pdf Hiermee vind je alle publicaties in pdf over de miljoenennota Let op: geen spatie na de dubbele punt Het kan ook met de volgende extensies: doc of docx; ppt of pptx; xls of xlsx 11. OR = zoek dit OF dat Met OR kun je zoeken naar: verwante begrippen [studiefinanciering OR stufi]; spellingsvarianten van woorden of namen [huygens OR huijgens]; buitenlandse varianten van namen [sjostakovitsj OR shostakovich OR chostakovitch]; bepaalde sites [troonrede site:nrc.nl OR site:volkskrant.nl]; afkortingen of volledige vorm van het woord [bijv. OR bijvoorbeeld]. Let op: OR moet met hoofdletters. In plaats van OR kun je ook |, het staande streepje gebruiken. 12. related: = zoek thematisch verwante websites Voorbeeld: related:nl.wikipedia.org Hiermee vind je: de websites van andere encyclopedieën. Websites met een karakter van naslagwerk. Let op: geen spatie na de dubbele punt 13. site: = beperk de zoekopdracht tot deze website of dit domein Voorbeeld: inburgeringstoets site:rijksoverheid.nl Hiermee vind je alle gegevens over inburgering op de website van de overheid. Als je dat bij andere landen wilt vinden: (.nl); (.be); (.de); enz. Let op: geen spatie na de dubbele punt. (Dus niet; site:.nl, maar site:nl) Het maakt niet uit of je site: voor of na de zoekterm zet! Enkele topleveldomeinen: edu; eu; gov; int; museum; org. 14. Soms is het voldoende om slechts één zoekcommando te gebruiken, maar vaker zul je er een paar combineren. Als je bijvoorbeeld opzoek bent naar een rapport over drugsbeleid in Nederland, dan zou dit een goede zoekopdracht zijn: Voorbeeld: drugsbeleid AROUND(3) Nederland site:rijksoverheid.nl filetype:pdf Je hebt nu 3 zoekoperatoren gecombineerd: o je geeft aan dat de zoektermen dicht bij elkaar moeten staan, namelijk maximaal 3 woorden van elkaar verwijderd o je zoekt op een bepaalde website, namelijk: rijksoverheid.nl o je zoekt naar een bepaalde bestandstype dat veel gebruikt wordt voor rapporten, namelijk pdf Voor meer informatie van Google zelf: www.bit.ly/slim-google2 33 Zoeken naar en in een databank Er zijn drie trucs om snel een databank te vinden. Net als in de voorgaande hoofdstukken staan voorbeelden van zoekopdrachten tussen vierkante haken, omgeven door spaties. [ Die haken hoef je bij de eigenlijke zoekopdracht niet te gebruiken.) Een databank zoeken 1 . Combineer de woorden databank of database. met het onderwerp dat je zoekt Zoek je een databanken over kinderboeken? Zoek [ databank kinderboeken ]. Bovenste resultaat, een verwijzing naar het Centraal Bestand Kinderboeken, de belangrijkste Nederlandstalige databank op dit terrein. Zoek je buitenlandse databases over internationaal recht? Zoek [ databases international law ]. Een van de eerste resultaten: een 'Guide to Foreign and International Legal Databases' van de New York University School of Law. Andere mogelijkheid: combineer “vind” of “find” met het onderwerp dat je zoekt. Met [ vind advocaat ] kom je bijvoorbeeld meteen terecht bij een databank getiteld 'vind uw advocaat' van advocatenorde.nl. 2. Maak gebruik van bestaande overzichtslijsten Veel universiteiten, hogescholen en mediatheken houden thematische lijsten bij van relevante websites. Je vindt ze bijvoorbeeld zo: [ universiteit juridische databanken ]. Of [ hogeschool databanken toegepaste psychologie]. Je komt direct bij enkele relevante lijsten uit. 3. Laat Google zoeken naar een verwante databank Zoek [ telefoongids ] en je krijgt als eerste resultaat detelefoongids.nl. Maar zijn er nog andere goede telefoongidsen of verwante databanken? Met de zoekopdracht [ related:detelefoongids.nl ] vind je er een heleboel. Een databank doorzoeken Wat is de beste manier om een databank te doorzoeken? Hier drie vuistregels. 1. Goede databanken hebben geavanceerde zoekmogelijkheden, maak daar gebruik van Hoe meer er in een databank staat, hoe groter de kans dat je er verdwaalt. Tenzij je goed gebruik maakt van de geavanceerde zoek- en sorteermogelijkheden. Hoewel de verschillen tussen databanken groot zijn, kun je bij allemaal vaak: • een ’zoekformulier’ gebruiken • zoeken in samenvattingen (subject, abstract, inhoudsindicatie) • zoekcommando's of zoekoperatoren gebruiken • resultaten sorteren (bijvoorbeeld op relevantie of jaar) • resultaten filteren (meestal om het aantal zoekresultaten te verkleinen) 2. Als niet duidelijk is hoe die geavanceerde zoekmogelijkheden werken, lees de handleiding Bij een goede databank staat die handleiding op de site, bijvoorbeeld in de help-functie. Ook op internet is een handleiding makkelijk te vinden, bijvoorbeeld met de zoekopdracht [ handleiding ] door gevolgd door de naam van de databank. Als je liever een instructievideo bekijkt, zoek dan [ video ] of [ tutorial ] gevolgd door de naam van de databank. Tutorial betekent 'handleiding'. 34 3. Geloof niet alles wat er in de handleiding staat en probeer dingen uit Handleidingen bij databanken zijn niet altijd even duidelijk of volledig. Zo verzwijgen ze geregeld dat je er met jokertekens of zoekoperatoren kunt zoeken (zie hieronder). Soms doen ze dat met opzet: ze willen voorkomen dat veel mensen tegelijk gaan zoeken op een manier die veel van de servers vraagt. Als zoeken met jokertekens of zoekoperatoren nuttig lijkt, probeer het dan gewoon. Uit de zoekresultaten kun je makkelijk afleiden of het wel of niet werkt. Soms kan het zelfs beter zijn om een databank niet rechtstreeks te doorzoeken, via de eigen zoekregel, maar via Google of een andere zoekmachine. Dit geldt niet voor commerciële databanken, want die laten hun content niet door zoekmachines indexeren. Zoekcommando's in databanken Helaas gebruiken niet alle databanken dezelfde zoekcommando's of zoekoperatoren, maar de onderstaande komen veel voor en kunnen erg nuttig zijn. Woorden die je aan een zoekopdracht kunt toevoegen AND = dit moet ook in het zoekresultaat voorkomen Voorbeeld zoekopdracht: [ rood AND blauw ]. In de zoekresultaten komen beide kleuren voor. In plaats van AND kun je in Nederlandstalige databanken vaak EN gebruiken. Beide moeten met hoofdletters. Bij uitzondering moet je + (het plusteken) gebruiken in plaats van AND of EN. OR = zoek dit OF dat Voorbeeld: [ zelfmoord OR suïcide ]. In de zoekresultaten kan het ene OF het andere woord voorkomen. In plaats van OR kun je in sommige Nederlandstalige databanken OF gebruiken. Beide moeten met hoofdletters. NEAR = in de nabijheid van Voorbeeld: [ faalangst NEAR therapie ] . In de zoekresultaten moeten faalangst en therapie in elkaars nabijheid voorkomen. Hun volgorde ligt niet vast. Als je woorden in elkaars nabijheid moet zoeken met de zoekoperator ADJ (van adjacent, 'aangrenzend') ligt hun volgorde wel vast. In plaats van NEAR gebruiken sommige databanken N/ gevolgd door een getal waarmee je de woordafstand opgeeft, N/3 bijvoorbeeld. Weer andere databanken gebruiken hiervoor W/3. NOT = sluit dit uit Voorbeeld: [ zwart NOT wit ]. In het zoekresultaat komt zwart wel voor, wit niet. In plaats van NOT kun je in sommige Nederlandstalige databanken NIET gebruiken. Beide moeten met hoofdletters. Tekens die je aan een zoekopdracht kunt toevoegen ? (vraagteken) = vervang één willekeurig teken Voorbeeld: [ ele?tronica ]. Hiermee vind je zowel electronica als elektronica. * (sterretje, asterisk) = vervang een willekeurig aantal tekens Voorbeeld: [ kus*]. Hiermee zou je een hele reeks woorden kunnen vinden: kust, kusje, kushand, kussengevecht, enzovoorts. 35 " " (dubbele aanhalingstekens) = precies zo moet het er staan Voorbeeld: [ "hoe maak je een pdf” ]. Resultaat: alleen teksten waarin dit precies zo staat (meestal met het antwoord erbij). Wildcards of jokertekens Sterretje en vraagteken worden in deze context wildcards of jokertekens genoemd. Let op: • • • • Bij uitzondering kun je in een databank een vraagteken of sterretje aan het begin van een woord zetten In de meeste databanken kun je een vraagteken of sterretje wel na de eerste of tweede letter van een woord of naam zetten. Met de zoekopdracht [ k?s ] zou je dan zowel kus als kas kunnen vinden. Meestal kun je vraagtekens en sterretjes combineren. Met de zoekopdracht [ kn?ck* ] zou je bijvoorbeeld knäckebröd, knickerbocker, knockdown en knockout kunnen vinden. Voor de goede orde: in een databank werkt het sterretje dus anders dan op het vrije internet. Immers, als je met Google zoekt vervang je met een sterretje een heel woord, in een databank een woorddeel. 36 Bijlage 3. Hoe een literatuur c.q. bibliografie overzicht opstellen a) Een bibliografie opstellen Een geordende lijst van publicaties, die geraadpleegd zijn bij het uitvoeren van het onderzoek en het tot stand komen van de scriptie. Geraadpleegd betekent dat de onderzoekers kennis hebben genomen van bepaalde ideeën, opvattingen van een bepaalde auteur of dat zij de informatie uit publicaties onbewerkt of bewerkt hebben opgenomen in het verslag. Neem geen algemene werken zoals woordenboeken in de bibliografie op. 1. Titelbeschrijvingen Beschrijf alle titels die in de bibliografie of in het notenapparaat worden opgenomen op de volgende wijze: 2. Citeerwoorden Plaats boven de titelbeschrijving de naam van de eerste auteur MET het jaartal van de publicatie, dat is het citeerwoord, waarmee vanuit de tekst naar een publicatie uit de bibliografie verwezen wordt. Heeft de auteur in hetzelfde jaar meerder publicaties het licht doen zien, plaats dan achter het jaartal een de letter ‘a’, ‘b’, ‘c’, etc.. In de tekst staat het citeerwoord tussen haakjes, na het citaat of de parafrase. Bij citeren en parafraseren, moeten ook de paginanummers worden vermeld: voorbeeld: (Balkstra 1999: 371) 3. Boeken Goffers & Van Houten 2001 Goffers, D. en D. van Houten, Richtlijnen voor het Handboek Administratieve Organisatie nieuwe stijl. Groningen, Wolters - Noordhoff, 2001 (3e druk). Bij meer dan 2 auteurs, of een collectief, aldus vermelden: Balkstra, H., (et. al.) 4. Tijdschriften Balkstra 1999 Balkstra, H., ‘Een nieuwe orde in de administratieve chaos’. In: De Accountant. jrg 15, nr. 10 (1999) p. 370 – 378. Bij meer dan 2 auteurs, of een collectief, aldus vermelden: Goffers, D., (et. al.) 5. Websites ‘Aanhaken bij Amerikaanse systemen ongewenst’. NEB Congres 2002, 30 april 2002. Gevonden op: www.neb/congres2002/proceedings/htm 37 b) Ordening van de bibliografie 1. Alfabetisch, chronologisch Alle publicaties, boeken, artikelen, websites in één lijst Alfabetiseren geschiedt op ACHTERNAAM van de eerste auteur. Bij het opnemen van meer titels van dezelfde auteur, bepaalt de chronologie de volgorde. 2. Thematisch Rangschik de thema’s alfabetisch, daarbinnen de titels alfabetisch, chronologisch Voorbeeld I Administratieve organisatie II Cost Accounting III Marktonderzoek IV Organisatiekunde 3. Naar medium Hoofdindeling op soort informatiedrager; daarbinnen de titels alfabetisch, chronologisch Voorbeeld I Boeken II Artikelen III Rapporten en IV Website Verslagen c) Citeren, parafraseren, noten 1. Ideeën van anderen verwerken Een deel van het verslag, artikel, werkstuk, hoofdstuk, paragraaf baseren op opvattingen van een bepaalde auteur. Vermeld altijd de bron. Voorbeeld Deze uitgangspunten voor een vernieuwing van het taalkundeonderwijs zijn gebaseerd op het artikel van Donaldson over de Nederlandse grammatica (Donaldson 1981) 2. Citeren Een deel van een tekst van enig werk - dus ook van een web site - van een auteur letterlijk overnemen. Plaats de tekst tussen Engelse komma’s, vermeld na het citaat de bron en de pagina (‘s). Voorbeeld ‘When Antwerp finally fell to the Spaniards in 1585 and the mouth of the river Scheldt (…) was blocked, the bell had tolled for the trend-setting dialect of Brabant.’ (Donaldson 1983: 101) (…) betekent dat een deel van de tekst weggelaten wordt 3. Parafraseren Een deel van een tekst in eigen woorden weergeven, parafraseren. Vermeld na de parafrase de bron en de pagina (‘s). 38 Voorbeeld Het dialect dat in Brabant werd gesproken, begon na de Val van Antwerpen in 1585 aan een zegetocht (Donaldson 1983: 101). 4. Noten Verklaringen, toelichtingen op begrippen, termen uit de tekst, onder aan de pagina: voetnoten, aan het eind van het hoofdstuk, eindnoten, aan het eind van de gehele publicatie eindnoten, notenapparaat. Maak gebruik van de functie ‘voetnoot’ in het menu ‘Invoegen’ in MS Word. Voetnoten hebben de voorkeur boven eindnoten. Bij eindnoten moet de lezen steeds bladeren, terwijl hij bij voetnoten direct de gewenste informatie tot zich kan nemen. Gebruik voetnoten alleen voor een eenmalige verklaringen van een woord, term of begrip. Een betere oplossing is het invoegen van een extra hoofdstuk na de inleiding met de volgende onderdelen: Figuren- en tabellenlijst Afkortingenlijst Begrippenlijst Met dit hoofdstuk worden voetnoten vermeden en komt dat ten goede aan de duidelijkheid en lay-out van het verslag. 39