Uploaded by User1382

Havo 4 orientatiePO spanning en stroomsterkte UITWERKING VAN DE PO

advertisement
Oefenen met stroomsterkte
Weerstand met stip: 10Ω; zonder stip: 47Ω
❶
❷
❸
1) A) I1=…..A. 0.6A
I=U/R=6/10
B) Dat is logisch want:……………..
halveert de spanning, dus halveert ook de stroomsterkte
C) als ik de spanning op 3v zet dan:………….
Controleer je voorspelling gerust, maar vergeet de spanning niet terug op 6v te zetten.
2) A) Vervang de weerstand door een weerstand van 47 Ω. I1=…..A. 0.13A
B) Ja dat is logisch want:…………….. I=U/R=6/47=0.13A
C) Als ik aan de andere kant van de weerstand de stroomsterkte meet, dan zal de
0.13A; de stroom die bij de plus van de bron weggaat moet ook bij de min
stroomsterkte:…………..
aankomen. anders is er geen stroomkring
3) A) De stroomsterkte door de bovenste weerstand is: I1=…..A.
B) De stroomsterkte direct uit de bron is (hoofdstroom): I0=…..A.
0.13A gaat door de 47Ohm, 0.6A door de 10 Ohms
C) Dat is logisch want:……………..
D)I2 moet dan gelijk zijn aan …… A; weerstand; de spanning over de weerstanden verandert niet
De hoofdstroom is dus 0.6+0.13=0.73A
Conclusie;
Een grote weerstand laat veel /weinig stroom door. (Streep het foute antwoord door)
De som van de deelstromen is gelijk aan (zet een vinkje indien waar)
□ de hoofdstroom voor de splitsing correct
□ de stroomsterkte wanneer de deelstromen weer samenkomen correct
Oefenen met spanning
❹
❺
❻
❼
4) A) De spanning over het lampje is: U1=….v 6v
B) Wanneer je de spanning van de bron hoger maakt dan…..blijft Ulampje gelijk
5) A) De spanning over het bovenste lampje is: U1=….v 6v
B) De spanning over het onderste lampje is: U2=….v 6v
gelijk verdeeld
6) B) Bij twee gelijke weerstanden in een stroomkring wordt de spanning van de bron:….
7) A) De spanning over het linker lampje is: U1=….v 1,05V;
B) De spanning over het rechter lampje zal dan moeten zijn: U2=….v
Conclusie;
Wanneer ik een lampje parallel schakel aan een ander lampje; dan wordt de spanning
verdeeld/blijft de spanning gelijk. (Streep het foute antwoord door)
De spanning over de bron(en) is gelijk aan de spanningen over alle componenten in een
stroomkring.
vraag 7: Urechts=6.0-1.05=4.95V; want als 1 coulomb lading die bij plus weg gaat moet de 6 Joule
aan energie verdelen; de
❽
❾
8) A) Welk lampje brand het felste? ……………
B) Welk lampje heeft de hoogste spanning? Leg uit……………
C) Door welk lampje gaat de grootste stroomsterkte?; Leg uit……….
9) A) Noteer wat je waarneemt wanneer je schakeling 8 in 9 verandert;
B) Verklaar wat er met het rechter lampje gebeurt.
C) Ga na wat er gebeurt met de felheid van het linker lampje; leg uit.
Conclusie;
❿
❶❶
10) Zet de multimeter op “weerstandstand meten” en meet de weerstand van twee
parallelweerstanden van 10 Ω samen (gebruik com-poort + de poort met “vΩ”).
A) De effectieve weerstand van twee parallel geschakelde weerstanden is Rpar=………. Ω
B) dat is logisch want;…………………
11) A)Bij een bronspanning van 6v meet ik over de enkele 10Ω weerstand U10=………v
B)De spanning over de twee parallel geschakelde 10Ω weerstanden is dan: Upar=………v
C) Het is logisch dat de grootste spanning over ……………………….. want:…………………….
Download