Uploaded by User1278

BIJ methodisch handelen bij onderzoeken

advertisement
Methodisch handelen bij onderzoeken
Inspectie
De student kan een lokale inspectie uitvoeren van de aangedane regio.
Criteria:
De student bereidt de inspectie voor door;
-de patiënt te informeren over het doel en de uitvoering van het onderzoek
-door aan te geven wat hij/zij van de patiënt verwacht
-de patiënt gunstig te plaatsen m.b.t. lichtinval
-de patiënt te vragen zich te ontdoen van kleding. ( niet meer dan nodig!)
De student voert de inspectie uit door;
- een duidelijke systematiek te gebruiken( dorsaal-lateraal-ventraal-lateraal en van caudaal naar
craniaal)
-de patiënt in eerste instantie als geheel te observeren, gezondheidstoestand,
typologie en statiek te benoemen
- “ in te zoemt ” op de problematische regio.
- links en rechts te vergelijken.
Indien van toepassing;
- de aan de oppervlakte waarneembare veranderingen van de te onderzoeken regio te benoemen
-de omvang, vorm, lokalisatie en kleur van te inspecteren weefsels te benoemen
- in contact met de patiënt. ( in zicht of in woord) te blijven
-de afwijkingen/ opvallende bevindingen te benoemen en te noteren.
De student rondt de inspectie af door;
-de patiënt zich te laten aankleden
-de patiënt de bevindingen te vertellen.
-de student informeert de patiënt dat hij overgaat naar het volgende onderzoek.
Palpatie
De student kan een lokalisatie/palpatie uitvoeren op een anatomische structuur
Criteria:
De student bereidt de palpatie voor door;
 de patiënt te informeren over het doel (oriënterend diagnostisch) en de uitvoering van het
onderzoek dat hij/zij aangeraakt en eventueel ingetekend gaat worden
 de patiënt te vragen zich te ontdoen van kleding (niet meer dan nodig!) en indien nodig, af te
dekken met een handdoek.
 aan te geven wat hij/zij van de patiënt verwacht (o.a. onaangename sensaties aan te geven)
 de patiënt in een comfortabele uitgangshouding te plaatsen die een goede bereikbaarheid
van de te onderzoeken structuur mogelijk maakt.
De student voert de palpatie uit door;
 te informeren over lokalisatie, verloop en eventueel functie van de te onderzoeken structuur
(origo, insertie, spierfunctie)
 de palpatietechnieken te gebruiken conform de lessen palpatie
 het inzetten van een voor de opdracht passende palpatietechniek met correcte dosis (druk,
snelheid, rekening houdend met reacties van de patiënt)
De student rondt palpatie af door;
 de patiënt zich te laten aankleden
 het gebruikte materiaal op te ruimen
 zijn/haar eventuele bevindingen aan de patiënt te vertellen/ na te vragen
Specifieke palpatie criteria
Bot:
De student omlijnt bij oppervlakkige/goed palpabele botten de grens tussen hard en zacht (bot en
weke delen). Bij duidelijk afgebakende uitstekende botdelen (bijv. proc. coracoideus, trochantor
major) dient dezelfde procedure gevolgd te worden. Bij kleinere, slecht begrensde, botstructuren
kan, na palpatie, volstaan worden met een kruisje/rondje op of om het midden van het betreffende
uitsteeksel.
Spier:
De student plaatst de gevraagde spier in ontspannen, gedeeltelijk verkorte positie. Door middel van
gepaste, herhaalde uitgevoerde alternerende- of isometrische aanspanningen wordt de begrenzing
van de spierbuik en pees zo goed mogelijk gepalpeerd en indien mogelijk met streepjes ingetekend.
De vaardigheid wordt na intekening afgerond met het eenmalig, volledig in functie zetten van de
spier.
Gewrichtsspleet:
Student palpeert de gewrichtsspleet. Student controleert de juiste lokalisatie door een kleine
beweging van het gewricht. Student plaatst na deze check een streepje in de gewrichtsspleet.
Ligament:
De student palpeert in een, voor het ligament te palperen (zo mogelijk submaximale rek positie),
uitgangshouding de begrenzing en tekent deze in.
Perifere zenuwen:
Student palpeert met lichte dwarse palpatietechniek op de plaats waar de zenuw mogelijk palpabel
is. Student vraagt goed naar pijn en neurologische sensaties . (bv. Anaesthesie, Hyperaesthesie in het
verzorgingsgebied van de desbetreffende neurologische structuur)
Arteriën:
De student palpeert op juiste lokalisatie de betreffende arterie en telt de hartfrequentie (De docent
kan dit evt. controleren door elders ook de hartfrequentie te palperen!)
Ter illustratie vind je hieronder een aantal video’s waarbij de systematiek van de palpatie wordt
gedemonstreerd.
palpatie art.radio-ulnare distale
palpatie clavicula
palpatie m.brachioradialis
palpatie m.infraspinatus
palpatie tub.majus
Activiteiten onderzoek
De student kan een activiteitenonderzoek (observatie en analyse) uitvoeren gericht op de
problematische handeling(en).
Criteria:
- De student informeert de patiënt over het doel van het onderzoek.
- De student vraagt de patiënt de handelingen/bewegingen die problemen geven uit te
voeren. ( afhankelik van de situatie: De student vraagt de patiënt kleding en/of schoeisel uit
te doen)
- De student benoemt de problematische handeling.
- De student benoemt de problematische deelhandeling.
- De student benoemt de problematische deelhandelingen in problematische
grondmotorische eigenschap(pen).
- De student benoemt de aan de problematische deelhandeling ten grondslag liggende
bewegingen.
- De student informeert de patiënt dat hij over gaat naar het volgende onderzoeksdeel.
Stoornissen onderzoek
De student kan het beweegprobleem specificeren.
Actief onderzoek
De student kan een actief bewegingsonderzoek uitvoeren van de aangedane regio.
Criteria actief bewegingsonderzoek;
De student bereidt zijn onderzoek voor door
 de patiënt te informeren over het doel van de testen.
 de patiënt te informeren over de wijze waarop de testen plaatsvinden.
 de patiënt te informeren wat hij van hem / haar verwacht.
 de patiënt plaats te laten nemen op een kruk
 het te testen gewricht in de 0-stand te plaatsen
 Het te testen lichaamsdelen te ontdoen van kleding
 de juiste positie in te nemen t.o.v. de patiënt
De student voert het onderzoek uit door:
 de patiënt te vertellen hoe de beweging moet worden uitgevoerd
 de beweging voor te doen









nu achter de patiënt te gaan staan
de beweging in te laten zetten vanuit de 0-stand
de beweging uit te laten voeren in het juiste vlak
eerst te starten met de gezonde zijde dan met de aangedane zijde
de beweging 3 keer te herhalen
de aangedane zijde te vergelijken met de gezonde zijde
sensaties uit te vragen
de AROM te bepalen en vast te leggen
de patiënt te corrigeren indien nodig
De student rondt het onderzoek af door:
 de patiënt zich te laten aankleden
 het gebruikte materiaal op te ruimen
 Zijn/haar bevindingen aan de patiënt te vertellen
Passief onderzoek
De student kan een passief bewegingsonderzoek uitvoeren van de aangedane regio.
Criteria passief bewegingsonderzoek:
De student bereidt zijn onderzoek voor door:
 de patiënt te informeren over het doel van de testen.
 de patiënt te informeren over de wijze waarop de testen plaatsvinden.
 de patiënt te informeren wat hij van hem / haar verwacht.
 de patiënt plaats te laten nemen op een kruk
 het te testen gewricht in de0-stand te plaatsen
 Het te testen lichaamsdelen te ontdoen van kleding
 de juiste positie in te nemen t.o.v. de patiënt
De student voert het onderzoek uit door:
 zich op de juiste manier op te stellen t.o.v. de patiënt
 de fixerende en werkende hand goed te plaatsen
 de beweging in zetten vanuit de 0-stand
 de beweging uit te voeren in het juiste vlak
 eerst te starten met de gezonde zijde dan met de aangedane zijde
 de beweging 3 keer te herhalen
 het eindgevoel te bepalen en deze te benoemen
 de aangedane zijde te vergelijken met de gezonde zijde
 sensaties uit te vragen
 de PROM te bepalen en vast te leggen
De student rondt het onderzoek af door:
 de patiënt zich te laten aankleden
 het gebruikte materiaal op te ruimen
 Zijn/haar bevindingen aan de patiënt te vertellen
Weerstand onderzoek
De student kan een weerstand onderzoek uitvoeren van de aangedane regio.
Criteria voor het weerstands onderzoek
De student bereidt zijn onderzoek voor door:
 de patiënt te informeren over het doel van de testen.
 de patiënt te informeren over de wijze waarop de testen plaatsvinden.
 de patiënt te informeren wat hij van hem / haar verwacht.
 de patiënt plaats te laten nemen op een kruk
 het te testen gewricht in de ruststand te plaatsen
 De te testen lichaamsdelen te ontdoen van kleding
 de juiste positie in te nemen t.o.v. de patiënt
De student voert het onderzoek uit door:
 de werkende en fixerende hand goed te plaatsen
 eerst de gezonde zijde te testen dan de aangedane zijde
 de maximale kracht te vragen van de patiënt en deze 3 seconden vast te houden
 de test isometrisch uit te voeren
 te vragen naar pijn
 de coördinatie te beoordelen
 links en rechts te vergelijken
De student rondt het onderzoek af door:
 de patiënt zich te laten aankleden
 het gebruikte materiaal op te ruimen
 Zijn/haar bevindingen aan de patiënt te vertellen
Oriënterende lengte testen
De student kan oriënterende testen van de spieren van de bovenste extremiteit uitvoeren gericht op
het probleem in de aangedane regio.
Criteria voor het oriënterend myogeen onderzoek:
De student bereidt zijn onderzoek voor door :
 de patiënt te informeren over het doel van de testen.
 de patiënt te informeren over de wijze waarop de testen plaatsvinden.
 de patiënt te informeren wat hij van hem / haar verwacht.
 de patiënt de juiste uitgangshouding laten aannemen
 Het te testen lichaamsdelen te ontdoen van kleding
 de juiste positie in te nemen t.o.v. de patiënt
De student voert het onderzoek uit door:
 de patiënt te vertellen hoe de beweging moet worden uitgevoerd
 de beweging voor te doen
 eerst te starten met de gezonde zijde dan met de aangedane zijde





de beweging 1 keer te laten herhalen
de aangedane zijde te laten vergelijken met de gezonde zijde
(rek)sensaties uit te vragen
de AROM te bepalen en vast te leggen
de patiënt te corrigeren indien nodig
De student rondt het onderzoek af door:
 de patiënt zich te laten aankleden
 het gebruikte materiaal op te ruimen
 zijn/haar bevindingen aan de patiënt te vertellen
Criteria provocatie testen sacro-iliacaal ( van der Wurff):
De student bereidt zijn onderzoek voor door
 de patiënt te informeren over het doel van de testen.
 de patiënt te informeren over de wijze waarop de testen plaatsvinden.
 de patiënt te informeren wat hij van hem / haar verwacht.
 De patiënt te vragen zich maximaal te ontspannen
 de patiënt plaats te laten nemen op de behandeltafel
 de te onderzoeken regio in de juiste uitgangspositie te plaatsen
 de te testen lichaamsdelen te ontdoen van kleding
 de juiste positie in te nemen t.o.v. de patiënt
De student voert het onderzoek uit door:
 de fixerende en werkende hand goed te plaatsen
 de beweging in zetten vanuit de geprotocolleerde uitgangshouding
 de beweging uit te voeren in het juiste richting
 de beweging 3 keer te herhalen (indien nodig)
 de eindpositie minimaal 6 sec vast te houden
 te vragen naar de localisatie van de (pijn)klacht (=provocatie)
 het eindgevoel te bepalen en deze te benoemen
 de aangedane zijde te vergelijken met de gezonde zijde (indien van toepassing)
 eventuele bijkomende sensaties uit te vragen
De student rondt het onderzoek af door:
 de patiënt zich te laten aankleden
 het gebruikte materiaal op te ruimen
 zijn/haar bevindingen aan de patiënt te vertellen
Criteria onderzoek zenuwrektesten:
De student bereidt zijn onderzoek voor door
 de patiënt te informeren over het doel van de testen.
 de patiënt te informeren over de wijze waarop de testen plaatsvinden.
 de patiënt te informeren wat hij van hem / haar verwacht.
 de patiënt plaats te laten nemen op een behandelbank
 de te testen lichaamsdelen te ontdoen van kleding
 de juiste positie in te nemen t.o.v. de patiënt
De student voert het onderzoek uit door:
 de test rustig uit te voeren
 de test uit te voeren in de juiste richting
 de test uit te voeren met de juiste intensiteit
 bij gecombineerde test ( neri/bragard) wordt het tweede gedeelte van de test ingezet nadat
de eerste pijnprovocatie volledig is verdwenen
 de test éénzijdig (aangedaan) uit te voeren
 de test éénmalig uitvoeren, bij twijfel herhalen
 te vragen naar sensaties en lokalisatie van de pijn
 alert te zijn op afweerspanning en compensatie
 de patiënt te corrigeren indien nodig
De student rondt het onderzoek af door:
 de patiënt zich te laten aankleden
 het gebruikte materiaal op te ruimen
 Zijn/haar bevindingen aan de patiënt te vertellen
Criteria onderzoek sensibiliteit:
De student bereidt zijn onderzoek voor door
 de patiënt te informeren over het doel van de testen.
 de patiënt te informeren over de wijze waarop de testen plaatsvinden.
 de patiënt te informeren wat hij van hem / haar verwacht.
 de patiënt plaats te laten nemen op de behandelbank
 de te testen lichaamsdelen te ontdoen van kleding
 de juiste positie in te nemen t.o.v. de patiënt
De student voert het onderzoek uit door:
 zich op de juiste manier op te stellen t.o.v. de patiënt
 zich te oriënteren op de te onderzoeken dermatomen
 het onderzoek met gelijke intensiteit te verrichten
 gelijkmatige druk te gebruiken
 gelijke richtingen te hanteren
 eerst te starten met de gezonde zijde dan met de aangedane zijde
 de test 3 keer te herhalen
 vooraf te testen op een gezonde ledemaat of de patiënt juist kan discrimineren op tast/druk
en/of pijn
 de patiënt de ogen te laten sluiten
 sensaties uit te vragen
De student rondt het onderzoek af door:
 de patiënt zich te laten aankleden
 het gebruikte materiaal op te ruimen
 zijn/haar bevindingen aan de patiënt te vertellen
Criteria onderzoek kennspieren:
De student bereidt zijn onderzoek voor door
 de patiënt te informeren over het doel van de testen.
 de patiënt te informeren over de wijze waarop de testen plaatsvinden.
 de patiënt te informeren wat hij van hem / haar verwacht.
 de patiënt plaats te laten nemen op de behandelbank
 de te testen lichaamsdelen te ontdoen van kleding
 de juiste positie in te nemen t.o.v. de patiënt
De student voert het onderzoek uit door:
 zich op de juiste manier op te stellen t.o.v. de patiënt
 te test rustig uit te voeren
 het onderzoek met gelijke intensiteit te verrichten
 gelijkmatige weerstand te gebruiken
 gelijke richtingen te hanteren
 eerst te starten met de gezonde zijde dan met de aangedane zijde
 de test 3 keer te herhalen en 3 seconden weerstand te geven
 sensaties uit te vragen
 het eventueel krachtsverlies te noteren volgens de schaal van Lovett/MRC
De student rondt het onderzoek af door:
 de patiënt zich te laten aankleden
 het gebruikte materiaal op te ruimen
 zijn/haar bevindingen aan de patiënt te vertellen
Criteria onderzoek reflexen:
De student bereidt zijn onderzoek voor door
 de patiënt te informeren over het doel van de testen.
 de patiënt te informeren over de wijze waarop de testen plaatsvinden.
 de patiënt te informeren wat hij van hem / haar verwacht.
 de patiënt plaats te laten nemen op een behandelbank
 de te testen lichaamsdelen te ontdoen van kleding
 de juiste positie in te nemen t.o.v. de patiënt
De student voert het onderzoek uit door:
 de patiënt te vertellen hoe de test wordt uitgevoerd
 de test rustig uit te voeren
 de test uit te voeren in de juiste richting ( = dwars op spier/peesvezelverloop)
 de test uit te voeren met de juiste intensiteit
 de test tweezijdig uit te voeren
 eerst de gezonde zijde daarna de aangedane zijde te testen
 de test ( indien nodig) 3 keer te herhalen
 te vragen naar sensaties
 alert te zijn op afweerspanning en compensatie
 de patiënt te corrigeren indien nodig
De student rondt het onderzoek af door:
 de patiënt zich te laten aankleden
 het gebruikte materiaal op te ruimen
zijn/haar bevindingen aan de patiënt te vertellen
Klinimetrie:
Meetinstrumenten:
-Vragenlijsten
-Observaties
-Testen
Afhankelijk van de problematiek van de patiënt , de belastbaarheid van de patiënt en de
mogelijkheden van de fysiotherapeut, wordt uit de mogelijke meetinstrumenten een keuze gemaakt
en op de meest geschikte positie geplaatst in het diagnostisch proces.
Download