4 Neurologie Sporadische chorea: een praktische aanpak Sporadic chorea: a useful approach J.P.P. van Vugt, J.I. Hoff, W. Vandenberghe, R.A.C. Roos Samenvatting Chorea is een lastig symptoom, niet alleen voor de patiënt maar ook voor de neuroloog. De reden hiervoor is dat chorea enerzijds vrij zeldzaam is, maar dat anderzijds de differentiaaldiagnose zeer uitgebreid is. Voor een algemeen werkende neuroloog is de diagnostiek van chorea daardoor geen routine. In dit overzicht geven wij een praktische leidraad voor de diagnostische aanpak van patiënten met sporadische chorea. Voor de diagnostiek bij patiënten met erfelijke chorea wordt verwezen naar het recente overzichtsartikel van Roos en Bijlsma in dit tijdschrift.7 (Tijdschr Neurol Neurochir 2011;112:152-60) Summary Chorea is a troublesome symptom, not only for the patient but also for the neurologist. The reason is that chorea is quite rare and in addition has an extensive differential diagnosis. For a general neurologist, the diagnostic work-up of chorea is therefore not a routinematter. In this review a practical guideline is presented for the diagnostic approach of patients with sporadic chorea. For diagnosis in patients with hereditary chorea is referred to the recent review article by Roos and Bylsma in this journal.7 Inleiding Chorea, afgeleid van het Griekse χορεία (reidans), is gedefinieerd als niet-ritmische, vloeiende, dansachtige, ongewilde bewegingen van extremiteiten, romp en/of aangezicht. Chorea onderscheidt zich van myoclonus door het meer vloeiende karakter, waarin bewegingen van de ene spiergroep overlopen in de andere (in tegenstelling tot de kortdurende, schokkerige activering of inhibitie van spieractiviteit bij myoclonus). De duur van de individuele spiercontracties is bij chorea ook langer dan bij myoclonus, maar weer niet zo lang als bij dystonie (gedefinieerd als seconden tot minuten aangehouden spiercontracties, leidend tot een afwijkende, verkrampte en/of verwrongen houdingen). Wanneer chorea vooral distaal gelokaliseerd is en bestaat uit wat tragere, wringende bewegingen, wordt door sommigen gesproken van athetose; voor de klinische praktijk is het niet zinvol een onderscheid tussen chorea en athetose te maken. Zeer proximale chorea kan leiden tot grovere bewegingen van de extremiteiten, ook wel ballisme genoemd. Veel patiënten presenteren zich met een combinatie van choreatische bewegingen van aangezicht, mond, tong, romp en extremiteiten vermengd met wat meer schokkerige bewegingen (myoclonus) en/of Auteurs: dhr. dr. J.P.P. van Vugt, afdeling Neurologie, Medisch Spectrum Twente, Enschede, dhr. dr. J.I. Hoff, afdeling Twente, Enschede, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein, dhr. prof. dr. W. Vandenberghe, afdeling Neurologie, Universitaire Ziekenhuizen Leuven, dhr. prof. dr. R.A.C. Roos, afdeling Neurologie, Leids Universitair Medisch Centrum. Correspondentie graag richten aan dhr. dr. J.P.P. van Vugt, neuroloog, Medisch Spectrum Twente, polikliniek Bewegingsstoornissen (poli 40), postbus 50.000, 7500 KA Enschede, e-mailadres: [email protected] Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Trefwoord: sporadische chorea, video. Key word: sporadic chorea, video. Ontvangen Ontvangen 27 juli 2010, geaccepteerd 24 maart 2011. Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie vol 112 - nr. 4 - 2011 152 Neurologie langer aangehouden spiercontracties (dystonie). Zie voor voorbeelden van chorea, ballisme en tardieve dyskinesie de begeleidende video’s op de website van TNN. webvideo webvideo Videofragment 1. Chorea April 2008 – Matig ernstige chorea ledematen en romp. Augustus 2010 – Ernstige chorea, tijdelijk onderdrukbaar met evidente toename tijdens het uitvoeren van gewilde bewegingen (‘overflow’ activiteit). In de benen ook proximale grofslagige chorea (ballisme). Chorea interfereert met gewilde bewegingen (handen, lopen). Tijdens lopen subtiele dystonie (neigen romp naar links) en freezing bij omdraaien. Videofragment 2. Tardieve dyskinesie Stereotype oromandibulaire dyskinesieën en strekbewegingen romp, met onregelmatige ademhaling. Bij vooruit steken van de armen subtiel enige chorea van de vingers links. Tevens stereotype bewegingen linkerarm (hand door haar strijken, bril aanraken). Pathofysiologie van chorea De pathofysiologie van chorea is nog grotendeels onopgehelderd. Er is sprake van disfunctie in een netwerk van de basale kernen en de hiermee verbonden (pre)motorische schors. Deze motorische circuits in de basale kernen spelen een belangrijke rol bij het focussen van motorische programma’s, zodat gewenste motorische programma’s selectief kunnen worden uitgevoerd terwijl ongewenste programma’s worden onderdrukt. Wanneer de ongewenste programma’s onvoldoende onderdrukt worden, kunnen overtollige bewegingen zoals chorea optreden. Het is onduidelijk welk deel van de basale kernen hierin de belangrijkste speler is. Zo lijkt bij de ziekte van Huntington chorea vooral het gevolg van pathologie in het striatum, terwijl vasculaire hemichorea/hemiballisme kan ontstaan door infarcten in de nucleus subthalamicus, het corpus striatum, de thalamus of zelfs in de diepe witte stof en de motorische cortex.1 Oorzaken van chorea Bij chorea denken de meeste neurologen aan de ziekte van Huntington of chorea van Sydenham. 15 3 Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie De lijst van aandoeningen die gepaard kunnen gaan met chorea is echter zeer lang (zie Tabel 1). In de klassieke differentiaaldiagnostiek wordt in eerste instantie een onderscheid gemaakt tussen erfelijke en niet-erfelijke (symptomatische) chorea. De nieterfelijke chorea kan naar oorzaak verder ingedeeld worden naar iatrogeen/toxisch, vasculair, metabool/ endocrien, (para)infectieus, neurodegeneratief en overige oorzaken van chorea. In de klinische praktijk is een dergelijke indeling echter beperkt bruikbaar. Enerzijds sluit een negatieve familieanamnese een erfelijke chorea niet uit. Denk bijvoorbeeld aan autosomaal recessieve chorea, nieuwe genmutaties, anticipatie, waardoor kinderen eerder symptomatisch worden dan de aangedane ouder, overlijden van de aangedane ouder voordat symptomen zich ontwikkelden en het gegeven dat een niet onaanzienlijk deel van de kinderen niet door de vermeende vader is verwekt (pater semper incertus est). Anderzijds gaat een dergelijke uitputtende opsomming voorbij aan de grote variatie in voorkomen van alle mogelijke oorzaken van chorea. De meest voorkomende oorzaak van chorea is iatrogene chorea, met name tardieve dyskinesie en levodopa-geïnduceerde dyskinesie bij de ziekte van Parkinson. Tardieve dyskinesie is een verzamelnaam voor niet-ritmische onwillekeurige bewegingen die ontstaan tijdens of na het gebruik van neuroleptica. Door veel auteurs wordt tardieve dyskinesie geschaard onder de noemer chorea, maar helemaal zuiver is dit niet. Veel vaker dan als irregulaire, onvoorspelbare choreatische bewegingen, uit tardieve dyskinesie zich fenomenologisch als voorspelbare stereotypieën (‘klassieke’ tardieve dyskinesie, meestal in de bucco-oro-linguale regio), dystonie of acathisie. Tardieve dyskinesie wordt soms pas zichtbaar na het verlagen of staken van de neuroleptica en is dikwijls een blijvend symptoom (NB: bij kinderen is ook wel self-limiting tardieve ‘echte’ chorea beschreven na abrupt staken van neuroleptica, het zogenoemde ‘withdrawal emergent syndrome’).2 De incidentie van tardieve dyskinesie is ongeveer 5% per jaar behandeling met neuroleptica.3 Exacte gegevens van de prevalentie van langdurig neurolepticagebruik in Nederland ontbreken; in Vlaanderen is dit geschat op minstens 0,5% van de bevolking.4 Samen met de patiënten met levodopageïnduceerde dyskinesieën bij parkinson (ongeveer 40% van de patiënten na 4-6 jaar behandeling) kan vol 112 - nr. 4 - 2011 4 Tabel 1. Niet te missen oorzaken van sporadische chorea (oorzaken met behandelconsequenties). Oorzaak Anamnese Lichamelijk onderzoek Aanvullend onderzoek Iatrogeen + toxisch: zie Tabel 2 op pagina 155 vasculair CVA vaatmalformatie polycythaemia vera Bij kinderen: cerebrale parese acuut begin, vasculaire risicofactoren prematuriteit, perinatale asfyxie hypertensie, hartritme, cardiale souffle, perifere pulsaties, hemichorea spasticiteit (kinderen) MRI-cerebrum volledig bloedbeeld subacuut begin, interne voorgeschiedenis, medicatie, alcoholgebruik, tractusanamnese, spierkrampen, insulten, buikpijnen tekenen van dehydratie, hyperreflexie, tetanie, tekenen van leverfalen, asterixis, verwardheid, bewustzijnsstoornissen elektrolyten, calcium, magnesium, glucose, nierfunctie, leverfunctie metabool hypo/hypernatriëmie hypo/hyperglykemie hypocalciëmie hypomagnesiëmie hepatische encefalopathie uremische encefalopathie M. Wilson kayser-fleischer-ring porfyrie Bij kinderen: kernicterus, inborn errors of metabolism Op indicatie: arterieel ammoniak <40 jaar: koper, cerulopasmine, 24-uurs koperexcretie in urine Op indicatie: porfyrinescreening Op indicatie bij kinderen: metabole screening endocrien hyperthyreoïdie hyperparathyreoïdie (pseudo)hypoparathyreoïdie M. Addison chorea gravidarum tractus-anamnese TSH, FT4, calcium, vitamine D, PTH alcoholisme, ondervoeding vitamines bepalen tractus-anamnese, vragen naar risicofactoren MRI-cerebrum deficiëntie vitamine B1, B3, B12 infectieus aids (toxoplasmose) virale encefalitis (o.a. HSV, EBV) neurolues neuroborreliose legionella bacteriële endocarditis difterie, kinkhoest, tyfus Ziekte van Creutzfeld-Jacob Op indicatie: LP, serologisch onderzoek immunologisch chorea van Sydenham, PANDAS SLE antifosfolipidensyndroom MS post-vaccinatie Ziekte van Behçet periarteritis nodosa henoch-schonleinpurpura paraneoplastisch sarcoïdose coeliakie MRI-cerebrum, bloedbeeld (incl. trombocyten), BSE, CRP, ANA, anticardiolipineantistoffen + lupus anticoagulans, ACE, X-thorax voorafgaande infecties, klachten passend bij systeemziekte, gedragsveranderingen Op indicatie: AST, paraneoplastische antistoffen, tumorscreening, coeliakiescreening overige oorzaken neoplasma hydrocefalus post-traumatisch, sub-/epiduraal hematoom extrapontiene myelinolyse CT- en/of MRI-cerebrum hoofdpijn, gedragsveranderingen loopstoornissen, incontinentie, geheugenklachten trauma snel gecorrigeerde hyponatriëmie, alcoholisme, slechte voedingstoestand pseudochorea bij gestoorde gnostische sensibiliteit psychogeen Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie gnostische sensibiliteit EMG, evt. SSEP en/of MRImyelum vol 112 - nr. 4 - 2011 154 Neurologie Tabel 2. Iatrogene en toxische oorzaken van chorea. Antiparkinsonmedicatie levodopa dopamine-agonisten anticholinergica Dopaminereceptorantagonisten neuroleptica metoclopramide Anti-epileptica fenytoïne carbamazepine valproaat Calciumantagonisten cinnarizine, flunarizine verapamil Hormoonpreparaten orale anticonceptiva steroïden H1- en H2-receptorantagonisten antihistaminica cimetidine, ranitidine Psychostimulantia methylfenidaat amfetamine cocaïne cafeïne Overige middelen lithium tricyclische antidepressiva theofylline digoxine methyldopa isoniazide baclofen pemoline methadon Intoxicatie alcohol (+ onttrekking) koolmonoxide mangaan kwik thallium tolueen dus een voorzichtige schatting gemaakt worden van minstens 30.000 mensen met iatrogene chorea in Nederland.5 De neuroloog ziet hiervan natuurlijk vooral zijn eigen patiënten met de ziekte van Parkinson bij wie dyskinesieën geïnduceerd zijn door dopaminerge medicatie (prevalentie: gemiddeld 10 per neuroloog uitgaande van 25 parkinsonpatiënten per praktijk). Mensen met tardieve dyskinesie blijven meestal buiten het blikveld van de neuroloog. Ter vergelijking: de op een na meest voorkomende oorzaak van chorea is de ziekte van Huntington, met ongeveer 1.500 patiënten in Nederland en 600 in Vlaanderen (prevalentie: 1-2 patiënten per neuroloog, voor de meeste neurologen lager wegens concentratie van patiënten in gespecialiseerde centra). Alle andere, nog zeldzamere oorzaken van chorea zijn dus ook vanuit numeriek oogpunt sporadisch te noemen. Levodopa-geïnduceerde dyskinesie en tardieve dyskinesie worden natuurlijk snel als complicaties herkend door de behandelaar (neuroloog, respectievelijk psychiater/specialist ouderengeneeskunde) en vormen dus geen diagnostisch dilemma. Bij de diagnostiek naar overige oorzaken van chorea is, gezien de zeldzaamheid ervan, een stappenplan on- 15 5 Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie ontbeerlijk. De eerste stap hierin is dichotomiseren tussen chorea met een positieve en chorea met een negatieve familieanamnese. Chorea met positieve familieanamnese Indien sprake is van een positieve familieanamnese, is het vervolgens belangrijk vast te stellen of we te maken hebben met een huntington-fenotype. Hiermee wordt bedoeld: een chronisch progressieve chorea gepaard gaande met gedragsveranderingen, psychiatrische stoornissen (depressie, psychose) en cognitief verval. Is dit het geval, dan kan volstaan worden met DNA-diagnostiek naar de ziekte van Huntington (uiteraard na adequate genetische voorlichting). Is er geen mutatie in het huntington-gen, dan is de kans dat een andere autosomaal dominante chorea genetisch aangetoond kan worden, slechts 3%.6 Nader onderzoek hiernaar lijkt dan ook alleen zinvol via gespecialiseerde poliklinieken. Familiaire chorea zonder huntington-fenotype kan onderverdeeld worden in aandoeningen waarbij chorea het enige symptoom is (zoals benigne familiare chorea, paroxysmale kinesiogene dyskinesie) en syndromale aandoeningen, waarbij chorea vaak niet het meest op de voorgrond staande symptoom is. De meeste hiervan zijn zeldzame aandoeningen, waarvoor screenend aanvullend onderzoek niet zinvol is. Specifieke bevindingen bij anamnese en lichamelijk onderzoek dienen hier richting te geven in het te verrichten aanvullende onderzoek. Voor een uitgebreidere uiteenzetting over erfelijke chorea wordt verwezen naar het recente overzichtsartikel van Roos en Bijlsma in dit tijdschrift.7 Chorea met negatieve familieanamnese Zoals gezegd, sluit een adequaat afgenomen negatieve familieanamnese een erfelijke chorea niet uit. Wanneer de patiënt zich presenteert met een typisch huntington-fenotype, valt te overwegen om ook bij negatieve familieanamnese eerst DNA-diagnostiek naar de ziekte van Huntington in te zetten (voorafgegaan door genetische voorlichting gezien de potentiële gevolgen voor de familie bij een afwijkend resultaat). In de meeste gevallen dient het onderzoek zich echter primair te richten op verworven oorzaken van chorea. vol 112 - nr. 4 - 2011 4 Gelukkig is de meest voorkomende verworven chorea iatrogeen, zodat de oorzaak na een goede anamnese van huidig en vroeger medicatiegebruik duidelijk is. Als er geen sprake is van iatrogene chorea, dienen anamnese, lichamelijk en aanvullend onderzoek zich primair te richten op het achterhalen van oorzaken die niet gemist mogen worden omdat ze behandelbaar zijn of uiting zijn van een ernstige onderliggende aandoening. Daarna kan eventueel nog gezocht worden naar oorzaken zonder behandelconsequenties, bijvoorbeeld benigne vormen van chorea of onbehandelbare oorzaken. Er is weinig bekend over de incidentie van de verschillende oorzaken van sporadische chorea. In een retrospectieve serie van 51 patiënten met sporadische chorea (anders dan tardieve dyskinesie en levodopa-geïnduceerde dyskinesie) van Piccolo et al. bleek de meest voorkomende oorzaak vasculair (inclusief vasculitis en postanoxische chorea, n=24).8 Andere oorzaken bleken medicamenteuze (n=6), toxische (n=1), infectieuze (n=7, meestal in het kader van aids) en metabole chorea (n=4). Eén patiënt had neuroacanthocytose en bij 5 (10%) werd de ziekte van Huntington vastgesteld.8 Bij oudere patiënten met sporadische chorea (‘seniele chorea’) blijkt het percentage mensen met de ziekte van Huntington zelfs nog hoger te liggen (rond de 50%).9 Het valt buiten de opzet van deze praktische handleiding om alle mogelijke oorzaken van sporadische chorea in extenso te bespreken. Hiervoor wordt verwezen naar een aantal uitstekende reviews en boekhoofdstukken.10-14 Een samenvatting van mogelijke oorzaken is te vinden in Tabel 1 op pagina 154 en Tabel 2. Aandachtspunten bij anamnese Ook bij de patiënt met sporadische chorea dienen anamnese en lichamelijk onderzoek leidend te zijn bij het opstellen van de differentiaaldiagnose. Zoals gezegd, zijn in eerste instantie de familieanamnese en het medicatiegebruik belangrijk. Een belangrijk ander aandachtspunt in de anamnese is het beloop. Een acuut ontstane chorea doet een vasculaire oorzaak vermoeden, zeker wanneer de chorea sterk asymmetrisch is (al dan niet in combinatie met hemiballisme). Bij een subacute chorea kan (naast medicatiegebruik) vooral gedacht worden aan metabole en endocriene, (para)-infectieuze en (para) neoplastische oorzaken (zeldzaam). Vraag tijdens de Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie anamnese dus specifiek naar symptomen passend bij endocriene stoornissen (zoals hyperthyreoïdie), hormonale veranderingen (zwangerschap, pilgebruik), recidiverende trombose of spontane abortus (antifosfolipidensyndroom), (recente) infecties of vaccinaties en tekenbeten. Vanzelfsprekend mag ook een goede tractusanamnese niet ontbreken (koorts, nachtzweten, onverklaard afvallen?). Metabole en endocriene stoornissen kunnen uiteraard ook chronisch progressieve chorea geven. Een zeldzame, maar niet te missen oorzaak is in dit kader de ziekte van Wilson. Daarnaast kan chronische sporadische chorea geassocieerd zijn met een scala aan auto-immuunziekten (zie Tabel 1 op pagina 154), met ieder hun eigen anamnestische aanwijzingen (bijvoorbeeld recidiverende aften bij de ziekte van Behçet, pulmonale klachten bij sarcoïdose, malabsorptieklachten bij coeliakie). De meest voorkomende hiervan zijn chorea bij systemische lupus erythematodes (SLE) en het antifosfolipidensyndroom. Ook blootstelling aan toxinen (zoals alcohol, beroepsmatige blootstelling aan oplosmiddelen) kan leiden tot chronische chorea en is anamnestisch gemakkelijk te achterhalen. Hoewel de meeste oorzaken van sporadische chorea op iedere leeftijd kunnen voorkomen, kan de beginleeftijd toch een aanwijzing zijn in de differentiaaldiagnose. Bij kinderen kan (naast de self-limiting fysiologische chorea op de peuterleeftijd) bijvoorbeeld gedacht worden aan perinataal letsel (‘athetose double’ bij cerebrale parese, kernicterus) en ‘inborn errors of metabolism’; ook zal men extra letten op syndromale aandoeningen. Bij kinderen en jongvolwassenen met sporadische chorea dient toch ook de ziekte van Huntington overwogen te worden, omdat ten gevolge van anticipatie (vooral in de vaderlijke lijn) de ziekte zich soms eerder openbaart bij de kinderen dan bij hun ouders. In oudere tekstboeken wordt als belangrijke oorzaak voor subacute chorea bij kinderen vaak de auto-immuungemedieerde chorea van Sydenham genoemd. Met het veelvuldige gebruik van antibiotica komt chorea van Sydenham in de westerse wereld tegenwoordig nauwelijks meer voor. Een bijzondere vermelding verdient nog de zogenoemde ‘seniele chorea’. Van oudsher beschouwd als een benigne chorea op oudere leeftijd, blijkt van deze vorm van chorea bij bijna alle patiënten door gedegen aanvullend onderzoek en follow-up toch een oorzaak vast te stellen; in ongeveer de helft van de gevallen blijkt sprake van een sporadische ziekte van Huntington.9 vol 112 - nr. 4 - 2011 156 Neurologie positieve familieanamnese Chorea ja adequate genetische voorlichting + DNA-diagnostiek7 nee ja uitlokkende medicatie? medicatie staken/wijzigen; bij uitblijven verbetering: stroomdiagram vervolgen nee ja huntington-fenotype? nee Specifieke aanwijzingen uit anamnese en/of lichamelijk onderzoek? (zie Tabel 1) ja Eerst adequate genetische voorlichting + DNA-diagnostiek; indien geen huntington-mutatie: stroomdiagram vervolgen Gericht aanvullend onderzoek; zo mogelijk oorzaak behandelen. Indien geen oorzaak gevonden: stroomdiagram vervolgen nee MRI-cerebrum overweeg: X-thorax serologisch onderzoek (o.a. lyme, lues, neurotrope virussen, hiv), AST, ACE, anti-ds-DNA, arterieel ammoniak, porfirinescreening, PTH en vitamine D, acanthocyten (verse bloedfilm), coeliakiescreening, paraneoplastische antistoffen Laboratorium: volledig bloedbeeld, nierfunctie, leverfunctie, glucose, natrium, calcium, magnesium, fosfaat, schildklierfunctie, BSE, CRP, ANA, anticardiolipine, antistoffen, lupusanticoagulans Lumbaalpunctie Bij patiënten <40 jaar: ceruloplasmine, koper, koperexcretie in 24-uursurine oorzaak gevonden? Consult oogarts, reumatoloog, tumorscreening nee oorzaak gevonden? ja nee ja behandel oorzaak zo nodig symptomatische behandeling chorea (zie Tabel 3) Figuur 1. Diagnostische aanpak van chorea. Aandachtspunten bij lichamelijk onderzoek Bij het lichamelijk onderzoek dient gelet te worden op de locatie van de chorea. Zo pleit een chorea die zich beperkt tot de bucco-oro-linguale regio, al dan niet in combinatie met stereotypieën en retroflexie van nek/romp, sterk voor tardieve dyskinesie, ter- 15 7 Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie wijl een sterk asymmetrische chorea pleit voor een structurele laesie in de basale ganglia. De ernst van de chorea differentieert in het algemeen weinig, hoewel bijvoorbeeld vasculaire chorea vaak heftiger en grover is dan chorea in het kader van SLE, het antifosfolipidensydroom of het gebruik van orale anticonceptie. Inconsistenties in de uiting van de vol 112 - nr. 4 - 2011 4 chorea en dan met name afleidbaarheid (echte chorea neemt meestal toe tijdens uitvoeren van mentale of motorische taken) kunnen een psychogene oorzaak doen vermoeden. Psychogene chorea is sinds de sint-vitusdans in de middeleeuwen overigens erg zeldzaam en meestal dermate incongruent met echte chorea dat het makkelijk te herkennen is. Naast locatie en ernst van de chorea, dient aandacht besteed te worden aan begeleidende neurologische symptomen (‘motor impersistence’, andere bewegingsstoornissen, oogbewegingsstoornissen, piramidale verschijnselen, cognitieve stoornissen, gestoorde propriocepsis bij pseudochorea), gedragsen stemmingsstoornissen en symptomen die een onderliggend intern lijden doen vermoeden. Diagnostische aanpak Voor de diagnostische aanpak van een patiënt met chorea kan het stroomdiagram van Figuur 1 gebruikt worden. Bij een positieve familieanamnese dient gekozen te worden voor DNA-diagnostiek (in eerste instantie naar de ziekte van Huntington). Ander aanvullend onderzoek moet dan achterwege blijven. Wanneer gedacht wordt aan een iatrogene oorzaak, loont het de moeite eerst de uitlokkende medicatie te staken of te wijzigen. Bij het uitblijven van een gunstig effect op de chorea kan dan in tweede instantie nog verder gezocht worden naar een alternatieve oorzaak van de chorea. Bij een patiënt met een negatieve familieanamnese, maar wel een typisch huntington-fenotype (chorea in combinatie met gedragsveranderingen en/of cognitieve stoornissen) is het te verdedigen toch eerst DNA-diagnostiek in te zetten gezien de hoge a-priorikans op de ziekte van Huntington in deze groep.8 Hetzelfde geldt voor de oudere patiënt met chorea.9 In deze gevallen dient het inzetten van DNA-diagnostiek voorafgegaan te worden door adequate genetische voorlichting (eventueel in een genetisch centrum), aangezien het vinden van een eerste geval van huntington in een tot dusverre onbekende familie vergaande gevolgen heeft. Indien DNA-diagnostiek geen mutatie in het huntington-gen oplevert, kan in tweede instantie verder aanvullend onderzoek naar de meest voorkomende symptomatische vormen ingezet worden. Wanneer anamnese en/of lichamelijk onderzoek naar een specifieke oorzaak wijzen, richt het aanvullend onderzoek zich uiteraard eerst hierop. In andere ge- Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie vallen kan men een aantal standaard aanvullende onderzoeken verrichten, liefst gefaseerd naar minder en meer zeldzame oorzaken (zie Figuur 1). Denk hierbij in eerste instantie aan beeldvorming van de basale kernen (structurele laesies?), röntgenfoto van de thorax (sarcoïdose, maligniteit?) en laboratoriumonderzoek, inclusief screening op de ziekte van Wilson bij patiënten jonger dan 40 jaar. In tweede instantie kan het aanvullende onderzoek op indicatie uitgebreid worden met serologisch onderzoek (inclusief hiv), uitgebreidere laboratoriumdiagnostiek (onder andere naar acanthocyten), lumbaalpunctie (onder andere oligoklonale banden, lyme, lues, neurotrope virussen), en het consulteren van andere specialismen (oogarts voor de ziekte van Wilson, reumatoloog bij vermoeden van systeemziekte, etc.). Bij een sterk vermoeden van een paraneoplastische chorea (bijvoorbeeld een subacuut ontstane chorea bij een patiënt met tevens algehele malaise, onverklaard gewichtsverlies, lymfadenopathie of andere alarmsymptomen) kunnen eventueel paraneoplastische antistoffen bepaald worden in serum (anti-CV2, anti-Hu, antiNMDA); wegens gebrekkige sensitiviteit zal in dergelijke gevallen echter toch ook bij negatieve antistoffen oncologische screening nodig zijn (consult internist, PET/CT-scan). Indien deze screening op symptomatische chorea geen oorzaak oplevert, kan uiteindelijk genetische counseling en DNA-diagnostiek naar de ziekte van Huntington ingezet worden. In een beperkt aantal gevallen (in de serie van Piccolo et al. bij ongeveer 6%) zal ook na uitgebreid aanvullend onderzoek geen oorzaak gevonden worden en kan slechts symptomatisch behandeld worden.8 Behandeling De behandeling van symptomatische chorea bestaat uiteraard uit het (zo mogelijk) wegnemen van de oorzaak. Indien dit niet mogelijk is of onvoldoende resultaat geeft, kan gekozen worden voor symptomatische behandeling van de chorea (zie Tabel 3 op pagina 159). Hierbij is van belang of de chorea voor de patiënt zelf hinderlijk is of interfereert met dagelijkse activiteiten. Vaak heeft de omgeving van de patiënt meer last van de chorea dan de patiënt zelf; symptomatische behandeling dient dan uiteraard achterwege te blijven. Veroorzakende medicatie dient, indien mogelijk, te worden gestaakt. Bij tardieve dyskinesie dient men over te stappen van een klassiek naar een atypisch vol 112 - nr. 4 - 2011 158 Neurologie Tabel 3. Behandeling van chorea. Oorzaak Behandeling tardieve dyskinesie • • • • • neuroleptica staken evt. atypisch neurolepticum (bijvoorbeeld clozapine) tiapride tetrabenazine ‘withdrawal emergent syndrome’ is ‘self-limiting’; evt. het oude neurolepticum herstarten en daarna geleidelijk afbouwen levodopa-geïnduceerde dyskinesieën • • • • • • • • herverdelen dopaminerge medicatie over de dag amantadine tot 400 mg/dag diepe hersenstimulatie pomptherapie met subcutane apomorfine of duodenale levodopa overige iatrogene chorea overige chorea • medicatie staken ter overbrugging eventueel tijdelijke behandeling zo mogelijk oorzaak behandelen symptomatische behandeling (klasse III-bewijs): − tetrabenazine (bij de ziekte van Huntington: klasse I-bewijs) − tiapride − amantadine − atypische neuroleptica − evt. pimozide, haldol (cave: tardieve dyskinesie!) NB: behandeling na enkele maanden pogen te staken (veel symptomatische vormen van chorea zijn ‘self-limiting’) neurolepticum. Tiapride kan op de korte termijn tardieve dyskinesie reduceren en is momenteel het enige middel dat in Nederland voor deze indicatie geregistreerd is.15 Het nadeel van tiapride is dat het bij langer gebruik ook zelf tardieve dyskinesie kan veroorzaken. Ook tetrabenazine kan tardieve dyskinesie onderdrukken, maar heeft als voordeel dat het bij chronisch gebruik geen tardieve syndromen induceert. In tegenstelling tot neuroleptica blokkeert tetrabenazine niet de dopaminereceptor maar de vesiculaire monoamine-transporter type 2 (VMAT2), nodig voor het transport van monoamines (waaronder dopamine) van het cytoplasma naar de synaptische vesikels. Blokkade van VMAT2 resulteert in afname van de dopamine-afgifte in de synaps. Bij kinderen met ‘withdrawal emergent’ chorea is in principe geen behandeling vereist, aangezien deze vorm van chorea altijd tijdelijk is. Indien men de spontane resolutie niet wenst af te wachten, kan het neurolepticum herstart worden en de dosis vervolgens geleidelijk verminderd worden. Bij levodopa-geïnduceerde dyskinesieën bij de ziekte van Parkinson kan gepoogd worden het doseringsschema aan te passen, waarbij gestreefd wordt naar minder hoge piekspiegels van de dopaminerge medicatie (dus vaker op de dag een lagere dosis levodopa, of deels overstappen op een langwerkende dopamine- 15 9 Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie agonist). Amantadine werkt antidyskinetisch bij de ziekte van Parkinson.16 Bij persisteren van de hinderlijke dyskinesieën is er een indicatie voor diepe hersenstimulatie (‘deep brain stimulation’, DBS). Afhankelijk van eventuele contra-indicaties voor DBS en de voorkeur van de patiënt kan ook gekozen worden voor het nauwkeurig titreren van de dopaminerge medicatie middels pomptherapie (apomorfine subcutaan of duodenaal levodopa). Voor de symptomatische behandeling van andere vormen van chorea bestaan geen evidence-based richtlijnen, omdat deze vormen van chorea zeldzaam zijn. In het algemeen is antidopaminerge medicatie effectief. Voor de klassieke neuroleptica is eigenlijk nauwelijks plaats meer als antichoreatische therapie wegens het risico op bijwerkingen (niet in de laatste plaats inductie van tardieve dyskinesie!). Naar analogie van de behandeling van chorea bij de ziekte van Huntington kunnen tetrabenazine, tiapride, atypische neuroleptica en eventueel amantadine geprobeerd worden. Bij de ziekte van Huntington bestaat voor tetrabenazine het meeste bewijs en voor deze indicatie is dit middel recentelijk in Nederland en België geregistreerd.17 Veel vormen van symptomatische chorea zijn ‘self-limiting’, zodat het raadzaam is na enkele maanden te pogen de antichoreatische behandeling weer te staken.8 vol 112 - nr. 4 - 2011 4 Aanwijzingen voor de praktijk 1. De meest voorkomende oorzaak van sporadische chorea is iatrogene chorea (neuroleptica, dopaminerge medicatie, maar ook andere geneesmiddelen). 2. Vasculaire chorea is de meest voorkomende niet-iatrogene oorzaak van sporadische chorea. 3. Van de patiënten met niet-iatrogene sporadische chorea blijkt, ondanks een negatieve familieanamnese nog steeds een aanzienlijk deel de ziekte van Huntington te hebben (10-50%, afhankelijk van de leeftijd). 4. Er zijn zeer veel andere mogelijke oorzaken van sporadische chorea, maar deze zijn alle erg zeldzaam. 5. Aan de hand van een gedegen (familie)anamnese, algemeen lichamelijk en neurologisch onderzoek kan voor de diagnostische aanpak het stappenplan van Figuur 1 op pagina 157 gevolgd worden. Conclusie De differentiaaldiagnose van sporadische chorea is haast eindeloos. Een gestructureerde aanpak is dan ook onontbeerlijk. De meest voorkomende oorzaak van chorea is iatrogene chorea, met name tardieve dyskinesie en levodopa-geïnduceerde dyskinesie (maar ook andere medicatie!). Verder dient men zich bij het zoeken naar een oorzaak te laten leiden door de anamnese en het lichamelijk onderzoek. Bij ontbreken van specifieke aanknopingspunten kan gefaseerd - een aantal standaard aanvullende onderzoeken gedaan worden (zie Figuur 1 op pagina 157). Daarbij dient niet vergeten te worden dat er een gerede kans bestaat dat de patiënt met sporadische chorea uiteindelijk toch de ziekte van Huntington blijkt te hebben, omdat de ziekte van Huntington – na iatrogene chorea – nu eenmaal de meest voorkomende oorzaak van chorea is en de familieanamnese je soms in de steek laat. ht tp://w w w.vlaamsparlement.be/Proteus5/showSchrif telijkeVraag. action?id=451597. 5. Ahlskog JE, Muenter MD. Frequency of levodopa-related dyskinesias and motor fluctuations as estimated from the cumulative literature. Mov Disord 2001;16:448-58. 6. Schneider SA, Walker RH, Bhatia KP. The Huntington’s disease-like syndromes: what to consider in patients with a negative Huntington’s disease gene test. Nat Clin Pract Neurol 2007;3:517-25. 7. Roos RA, Bijlsma EK. Fenokopieën van de ziekte van Huntington. Tijdschr Neurol Neurochir 2010;111:142-5. 8. Piccolo I, Defanti CA, Soliveri P, Volontè MA, Cislaghi G, Girotti F. Cause and course in a series of patients with sporadic chorea. J Neurol 2003;250:429-35. 9. Warren JD, Firgaira F, Thompson EM, Kneebone CS, Blumbergs PC, Thompson PD. The causes of sporadic and ‘senile’ chorea. Aust N Z J Med 1998;28:429-31. 10. Shoulson I. On chorea. Clin Neuropharmacol 1986;9 (Suppl 2):S85-99. 11. Padberg GW, Bruyn GW. Chorea: differential diagnosis. In: Vinken PJ, Bruyn GW, Klawans HL, editors, Handbook of Clinical Neurology, Volume 5: Extrapyramidal Disorders. Amsterdam: Elsevier; 1986. p 549-64. 12. Quinn N, Schrag A. Huntington’s disease and other choreas. J Neurol 1998;245:709-16. Referenties 13. Cardoso F, Seppi K, Mair KJ, Wenning GK, Poewe W. Seminar on 1. Postuma RB, Lang ZE. Hemiballism: revisiting a classic disorder. Lancet choreas. Lancet Neurol 2006;5:589-602. Neurol 2003;2:661-8. 14. Wild EJ, Tabrizi SJ. The differential diagnosis of chorea. Pract Neurol 2. Fahn S. Treatment of tardive dyskinesia: use of dopamine-depleting 2007;7:360-73. agents. Clin Neuropharmacol 1983;6:151-8. 15. Buruma OJ, Roos RA, Bruyn GW, Kemp B, Van der Velde EA. Tiapride 3. Glazer WM, Morgenstern H, Doucette JT. Predicting the long-term risk in the treatment of tardive dyskinesia. Acta Neurol Scand 1982;65:38-44. of tardive dyskinesia in outpatients maintained on neuroleptic medications. 16. Verhagen Metman L, Del Dotto P, Van den Munckhof P, Fang J, J Clin Psychiatry 1993;54:1339. Mouradian MM, Chase TN. Amantadine as treatment for dyskinesias and 4. Neuroleptica in de psychiatrie - tardieve dyskenesie. Antwoord van motor fluctuations in Parkinson’s disease. Neurology 1998;50:1323-6. W. Demeester-De Meyer, Vlaams Minister van Financiën, Begroting en Ge- 17. Huntington Study Group. Tetrabenazine as antichorea therapy in Hun- zondheidsbeleid op parlementaire vraag nr. 85, 18 september 1996. Zie: tington disease: a randomized controlled trial. Neurology 2006;66:366-72. Tijdschrift voor Neurologie & Neurochirurgie vol 112 - nr. 4 - 2011 160