Psychiatrie

advertisement
Psychiatrie
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
001
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
002
Psychiatrie
Werkredactie:
Drs. IJ.D. Jüngen
Drs. J.A.M. Kerstens
Houten 2012
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
003
Ó 2012 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of
op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op
enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b
Auteurswet jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23
augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB
Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen,
readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever
te wenden.
Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare
uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor
drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen.
Isbn 9789031352111
NUR 897
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
004
Redactie
Jan Kerstens
Drs. J. Kerstens is verpleegkundige en onderwijskundige. Was ruim 45 jaar
werkzaam in de Geestelijke Gezondheidszorg als hoofdopleiding en manager.
Heeft momenteel een eigen adviespraktijk (Kerstens Training & Opleiding) die zich richt op training en opleiding van en consultatie aan medewerkers en managers in gezondheidszorginstellingen en opleidingsinstituten (ROC’s en HBO instellingen) voor verpleegkundige en verzorgende beroepen.
Kernactiviteiten zijn het coachen en trainen van teams bij het vormgeven
van behandelmilieus, vanuit een milieutherapeutisch concept, training van
vaardigheden (individueel en voor groepen)gericht op samenwerkingsprocessen, curriculumontwikkeling, onderwijskundige begeleiding van docententeams en ontwikkeling van opleidingsbeleid op basis van strategisch
HRM-beleid.
Hij heeft vele publicaties op zijn naam staan, onder meer vele artikelen
over het verpleegkundig beroep en onderwijsontwikkeling. Hij is ook auteur
en hoofdredacteur van de reeks Basiswerken, een serie leerboeken voor het
gezondheidszorgonderwijs.
IJbelien Jüngen
IJ.D. Jüngen studeerde na het behalen van het gymnasium b diploma aan
het Woltjergymnasium te Amsterdam geneeskunde aan de Vrij Universiteit.
Al voor het behalen van het artsexamen (1985) was zij als docent geneeskunde verbonden aan de opleiding tot A- verpleegkundige in Zaandam.
Sinds 1995 was zij als docent geneeskunde, opleidingscoördinator en geneeskundig ontwikkelaar aan een hogeschool (INHolland) verbonden. Tevens was zij als docent geneeskunde betrokken bij de specialistenopleiding
Bigra en bij het ontwikkelen van bijscholing op vele fronten.
Vanaf 2001was zij docent klinische vaardigheden aan de masteropleiding
(ANP en later ook PA). Sinds 2006 werkt ze als artsdocent bij het directoraat
teaching Hospital van het OLVG te Amsterdam.
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
005
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
006
Inhoudsopgave Psychiatrie
(Onder voorbehoud)
Inleiding
Hoofdstuk 1 Wet- regelgeving in de psychiatrie
1.1 De wet BOPZ: een inleiding.
1.2 De verschillende soorten rechterlijke machtigingen tot opneming in
een psychiatrisch ziekenhuis.
1.3 De voorlopige machtiging.
1.4 De inbewaringstelling en de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling.
1.5 De machtiging tot voortgezet verblijf.
1.6 De voorwaardelijke machtiging.
1.7 De machtiging op eigen verzoek.
1.8 De zelfbindingsmachtiging.
1.9 Speciale regels voor minderjarigen.
1.10 Afwijkende regels voor verstandelijk gehandicapten en psycho-geriatrische patiënten.
1.11 Wat zijn de gevolgen als iemand onvrijwillig is opgenomen zonder
rechterlijke machtiging of last tot inbewaringstelling?
1.12 Wat zijn de gevolgen van vormfouten?
1.13 De patiëntenrechten (voorheen de WGBO).
1.14 Dwangbehandeling bij psychiatrische patiënten.
1.15 Het klachtrecht en de patiëntenvertrouwenspersoon.
1.16 Huisregels van het ziekenhuis.
1.17 Verlof, vrijheden en ontslag.
1.18 Evaluatie van de wet BOPZ.
Literatuur en websites.
Hoofdstuk 2 Stoornissen in het psychisch functioneren
2.1 Inleiding
2.2 Stoornissen in de cognitieve functies.
2.2.1 Bewustzijn, aandacht en oriëntatie
2.2.2 Inprenting en geheugen.
2.2.3 Intellectuele functies.
2.2.4 Voorstelling, waarneming en zelfwaarneming.
2.2.4 Denken.
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
007
4
Psychiatrie
2.3. Stoornissen in de affectieve functies.
2.3.1 Stemming en affect
2.3.2 Somatische klachten en verschijnselen
2.4 Stoornissen in de conatieve functies.
2.4.1 Psychomotoriek
2.4.2 Motivatie en gedrag
Literatuur.
Hoofdstuk 3 Het psychiatrisch onderzoek
3.1 Inleiding
3.2 Het psychiatrisch onderzoek.
3.2.1 Eerste indrukken.
3.2.2 Cognitieve functies.
3.2.3 Affectieve functies.
3.2.4 Conatieve functies.
3.3 Persoonlijkheid.
3.4 Psychiatrische meetinstrumenten.
3.5 Psychologische tests.
3.6 Sociaal onderzoek.
3.7 Diagnose en classificatie.
Literatuur
Hoofdstuk 4 Behandelingen
4.1 Inleiding
4.2 Psychotherapie
4.2.1 Inleiding
4.2.2 Gedragstherapie
4.2.3 Cognitieve therapie
4.2.4 Cliëntgerichte therapie
4.2.5 Systeemtherapie
4.2.6 Interpersoonlijke therapie
4.2.7 Psychodynamische therapie
4.2.8 Internettherapie
4.2.9 Resocialisatie en rehabilitatie
4.3 Psychofarmaca
4.3.1 Inleiding
4.3.2 Antipsychotica
4.3.3 Antidepressiva
4.3.4 Stemmingsstabilatoren
4.3.5. Anxiolytica
4.4 Overige behandelingen
4.4.1 Elektroconvulsietherapie (ECT)
4.4.2 Transcraniële Magnetische Stimulatie (TMS)
Literatuur
Hoofdstuk 5 Psychiatrische ziektebeelden
5.1 Stoornissen door gebruik van alcohol en andere psychoactieve stoffen
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
008
Inhoudsopgave Psychiatrie
5
5.1.1 Inleiding
5.1.2 Diagnostiek
5.1.3 Epidemiologie en etiologie
5.1.4 Stoornissen in het gebruik van alcohol.
5.1.5 Stoornissen in en door het gebruik van andere psychoactieve stoffen
5.1.6 Behandeling.
5.1.7 Maatschappelijke gevolgen
Literatuur
5.2 Schizofrenie en andere psychotische stoornissen
5.2.1 Inleiding
5.2.2 DSM IV-TR over schizofrenie en aanverwante stoornissen.
5.2.3 Etiologie
5.2.4 Beloop
5.2.5 Symptomen
5.2.6 Behandeling
5.2.7 Organisatie van de zorg: ACT en FACT
5.2.8 Vroegpsychosezorg
Literatuur
5.3 Stemmingsstoornissen
5.3.1 Kenmerken
5.3.2 Diagnostiek
5.3.3 Epidemiologie en beloop
5.3.4 Etiologie en pathogenese
5.3.5 Behandeling
Literatuur
5.4 Angststoornissen
5.4.1 Inleiding
5.4.2 Specifieke fobie
5.4.3 Paniekstoornis met of zonder agorafobie
5.4.4 Gegeneraliseerde angststoornis
5.4.5 Sociale fobie
5.4.6 Obsessieve compulsieve stoornis (dwangstoornis of OCD)
5.4.7 Posttraumatische stressstoornis (PTSS)
Literatuur
5.5 Dissociatieve stoornissen
5.5.1 Inleiding
5.5.2 Classificatie dissociatieve stoornissen
5.5.3 Diagnostiek
5.5.4 Behandeling
Literatuur
5.6 Somatoforme stoornissen
5.6.1 Inleiding
5.6.2 Somatisatiestoornis
5.6.3 Ongediffentieerde somatoforme stoornis
5.6.4 Conversiestoornis
5.6.5 Pijnstoornis
5.6.6 Hypochondrie
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
009
6
Psychiatrie
5.6.7 Stoornis in de lichaamsbeleving
Literatuur
5.7 Eetstoornissen
5.7.1 Inleiding
5.7.2 Classificatie eetstoornissen
5.7.3 Epidemiologie en etiologie
5.7.4 Somatiek
5.7.5 Behandeling
Literatuur
5.8 Slaapstoornissen
5.8.1 Inleiding
5.8.2 Diagnostiek
5.8.3 Slaapstoornissen: kenmerken, mogelijke oorzaken, prevalentie en
behandeling.
Literatuur
5.9 Impulscontrole stoornissen
5.9.1 Inleiding
5.9.2 Diagnostiek
5.9.3 Beloop en behandeling
Literatuur
5.10 Aanpassingsstoornissen
5.10.1 Inleiding
5.10.2 Etiologie en beloop
5.10.3 Behandeling
Literatuur
5.11 Seksuele stoornissen
5.11.1 Inleiding
5.11.2 Diagnostiek
5.11.3 Classificatie DSM-IV-TR
5.11.4 Seksuele stoornissen: kenmerken en behandeling.
Literatuur
Hoofdstuk 6 Persoonlijkheidsstoornissen
6.1. Inleiding
6.2 Persoonlijkheidsontwikkeling
6.2.1 Millon’s biosociaal (evolutionair) leermodel
6.2.2 Kernberg’s (integratieve) psychodynamische model
6.2.3 Beck’s cognitieve model
6.3 Persoonlijkheidsstoornissen
6.3.1 Definitie
6.3.2 Classificatiesystemen
6.3.3 DSM-IV-TR persoonlijkheidsstoornissen
6.4 Prevalentie en co-morbiditeit
6.5 Behandeling van persoonlijkheidsstoornissen
6.5.1 Psychotherapeutische behandelingen
6.5.2 Psychofarmacologische behandelingen
6.5.3 Psychosociale behandelingen
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
010
Inhoudsopgave Psychiatrie
7
6.6 Persoonlijkheidsstoornissen in de praktijk
6.6.1 Overdracht en tegenoverdracht
6.6.2 Weerstand en ‘splitting’
6.6.3 Omgang met patiënten met een persoonlijkheidsstoornis
Literatuur
Hoofdstuk 7 Speciële psychiatrie
7.1 Kind en jeugdpsychiatrie
7.1.1 Inleiding
7.1.2 Situatieschets
7.1.3 Wetgeving
7.1.4 Diagnostiek en classificatie
7.1.5 Internaliserende stoornissen
7.1.6 Externaliserende stoornissen
7.1.7 Pervasieve ontwikkelingsstoornissen
7.1.8 Selectie uit andere stoornissen
7.1.9 Acute kinder-en jeugdpsychiatrie
7.1.10 KOPP-kinderen
Literatuur
7.2 Psychiatrische stoornissen bij verstandelijk gehandicapten
7.2.1 Introductie
7.2.2 Intelligentie en verstandelijke handicap
7.2.3 Psychiatrische stoornissen bij verstandelijk gehandicapten
7.2.4 Onderzoek en differentiaal diagnostiek bij verstandelijk gehandicapten
7.2.5 Psychiatrische zorg voor verstandelijk gehandicapten
Lijst met afkortingen
Literatuur
7.3 Ouderenpsychiatrie
7.3.1 Inleiding
7.3.2 Situering
7.3.3 Dementiesyndromen
7.3.4 Behandeling van dementie
7.3.5 Depressie bij ouderen
7.3.6 Delier bij ouderen
7.3.7 Overige stoornissen bij ouderen
Literatuur
7.4 Spoedeisende psychiatrie
7.4.1 Inleiding
7.4.2 Crisisinterventie algemeen
7.4.3 Organisatie van de crisisdienst
7.4.4 De aanmelding
7.4.5 Het huisbezoek
7.4.6 Het systeemgesprek in de crisisinterventie
7.4.7 Interventies
Literatuur
7.5 Ziekenhuispsychiatrie
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
011
8
Psychiatrie
7.6 Forensische psychiatrie
7.6.1 Inleiding
7.6.2 Het proces van strafvervolging: van aanhouding tot vonnis
7.6.3 Organisatie van de psychiatrische zorg in het penitentiaire circuit
7.6.4 Psychische stoornissen bij gedetineerden
7.6.5 De TBS-klinieken
7.6.6 De behandeling van forensisch psychiatrische patiënten
Literatuur
7.7 Transculturele psychiatrie
7.7.1 Inleiding
7.7.2 Transculturele psychiatrie
7.7.3 Verschillen in geestelijke gezondheid en zorggebruik
7.7.4 Diagnostiek
7.7.5 Psychiatrische stoornissen in de culturele context
7.7.6 Uitgangspunten voor de behandeling en begeleiding
7.7.7 Behandelmethoden
7.7.8 Randvoorwaarden nu en in de toekomst
Literatuur
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
012
Inleiding
Recente ontwikkelingen in de geestelijke gezondheidszorg
De laatste decennia is er veel veranderd in de geestelijke gezondheidszorg.
Tot ongeveer 1800 was het lot van psychiatrische patiënten zeer triest. Tot
die tijd was er vaak sprake van opsluiting, mishandeling en bewaking. Men
zag de psychiatrische patiënt niet als een zieke, maar als een bedreiging voor
de samenleving.
Na 1800 beginnen de opvattingen over psychisch gestoorden te veranderen
en dus ook de behandelingen en de voorzieningen. In Frankrijk was één van
de pioniers Pinel (1745-1826). Hij was de grondlegger van de ‘morele’ behandeling d.w.z een behandeling waarin de relatie met de patiënt (menselijke bejegening) en een bepaalde omgeving (ontspannen en respectvol) belangrijke elementen waren voor het bevorderen van zijn geestelijke gezondheid. Dit idee kreeg ook navolging in andere landen. In Nederland was dat
o.a. Schroeder van der Kolk (1797-1862). Hij drong sterk aan op een vermenselijking van de behandeling van psychiatrische patiënten. Ook hij zag het
belang van een geschikte omgeving voor de behandeling van de patiënt. Zijn
hervormingsideeën leidden tot een verbouwing en modernisering van psychiatrische inrichtingen.
Everts, voormalig directeur van het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort,
heeft een belangrijke aanzet gegeven tot de resocialisatie- en rehabilitatiegedachte. Echter de toename van het aantal patiënten en het gebrek aan
plaatsen remden deze ontwikkeling af. Het gevolg was dat dwangmiddelen
weer toenamen.
Ook de bedverpleging nam toe. In deze opvatting werd de geestelijk gestoorden steeds meer gezien als een lichamelijk zieke (hersenziekten).
Symptomen werden met lichamelijke behandelingsme-thoden bestreden en
het behandelmilieu was gebaseerd op het ziekenhuismodel.
Na 1925 veranderde de situatie door de opkomst van de ‘Activere Therapie’
van de Duitser Hermann Simon. Van der Scheer, geneesheer-directeur van
Santpoort, nam zijn ideeën over.
Kernpunt was een andere houding van het behandelend personeel tegenover patiënten. Het ging niet zozeer om het bestrijden van de ziektesymptomen van een patiënt, maar veel meer een appèl doen op zijn gezonde
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
013
10
Psychiatrie
krachten. Zie hier een eerste aanzet tot de rehabilitatie van psychiatrische
patiënten.
Een andere belangrijke ontwikkeling was het gedachtegoed van Freud. Hij
ontdekte dat veel psychiatrische symptomen voortkwamen uit onverwerkte
conflicten. Door gesprekstherapie konden patiënten zelf aan die onverwerkte conflicten werken. Dus geen bewakingshouding, maar zelfstandig
werken aan het herstel.
In de jaren vijftig kwamen de eerste medicijnen tegen psychiatrische verschijnselen. Dit zorgde voor een belangrijke omwenteling. Daarop volgde in
de jaren zeventig een periode van felle kritiek vanuit de antipsychiatrie. Zij
waren fel gekant tegen de medische psychiatrie. Volgens deze beweging
waren niet de mensen ziek, maar de samenleving.
Het gevolg was dat de leefomstandigheden verbeterden. Dit leidde in de
jaren negentig tot schaalverkleining. Een voorbeeld was het Amsterdamse
model. Een psychiatrie waarvan de repressieve functie wordt afgebouwd ten
gunste van werkelijke hulpverlening. Geen inrichtingen meer, geen verblijfsafdelingen in de duinen, maar kleine crisiscentra en beschermde
woonvormen in de stad met ambulante wijkteams.
Psychiatrische ziekenhuizen worden kleiner en er komen kleinschalige
voorzieningen met vele vormen van zorg. Er ontstaan zogenaamde multifunctionele eenheden waarbinnen psychiatrische ziekenhuizen en extra- en
semimurale voorzieningen (RIAGG, poliklinieken) met elkaar gaan samenwerken. Naast klinische behandeling zijn er nu ook mogelijkheden voor
deeltijd- of dagbehandeling. Zo ontstaan geleidelijk aan ook de zorgcircuits
voor bepaalde groepen patiënten (bijvoorbeeld jeugd, ouderen, volwassenen). Momenteel is dit uitgegroeid tot ketenzorg en zorgprogramma’s voor
bepaalde groepen stoornissen.
In veel regio’s zijn GGZ-instellingen bezig met het verder ontwikkelen van
zorgprogramma’s. Een zorgprogramma is te beschouwen als een set van
afspraken over de zorgverlening aan een bepaalde doelgroep, een gemeenschappelijk kader waarin allerlei participanten zich kunnen vinden. Zorgprogramma’s zijn bedoeld om meer samenhang in de zorg te creëren op basis
van de vraag van de patiënt. Verder kunnen ze meer duidelijkheid scheppen
in de organisatie en financiering en houvast bieden bij het bewaken van de
kwaliteit.
Voorbeelden van zorgprogramma’s zijn: programma’s voor stemmingsstoornissen, angststoornissen, schizofrenie en aanverwante stoornissen
(langdurig zorgafhankelijken) en eetstoornissen.
Ook het belang van ketenzorg wordt door de overheid benadrukt. Het moet
een adequaat antwoord geven op de hulpvraag van de patiënt door samenwerking en samenhang tussen de geestelijke gezondheidszorg en de somatische zorg, de maatschappelijke zorg en de gemeentelijke voorzieningen.
De context van de zorgvraag moet worden meegenomen bij het bieden van
passende zorg.
De psychiatrie ontwikkelt zich steeds meer tot een veelzijdig vakgebied
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
014
Inleiding
11
waarin zowel oog is voor de biologische, de psychotherapeutische als sociale
invalshoek.
Naast specialisaties in de psychiatrie is ook de vermaatschappelijking een
belangrijk uitgangspunt bij de zorgverlening geworden. Hiermee wordt
beoogd de (min of meer) zelfstandige leefsituatie van de patiënt te behouden
of te herstellen en de maatschappelijke participatie door mensen met beperkingen te vergroten. Patiënten worden zo dicht mogelijk bij huis behandeld. De nadruk op intramurale zorg is verlegd naar ambulante zorg.
Een klinische opname wordt zoveel mogelijk voorkomen en mensen blijven
zo lang mogelijk in hun eigen omgeving.
Patiënten met een chronische psychiatrische stoornis worden geholpen om
zo goed mogelijk aan de samenleving deel te nemen. Het maatschappelijke
isolement van mensen met psychische handicaps wordt doorbroken door het
creëren van een meer maatschappelijk georiënteerd ondersteunings-aanbod.
Idealiter zijn de patiënten nauw betrokken bij de ontwikkeling van de
voorzieningen.
Mede in het kader van de vermaatschappelijking zijn er verschillende
ontwikkelingen ingezet. Zo zien we een afbouw van de klinische capaciteit
en substitutie naar ambulante zorg, ontwikkeling van voorzieningen voor
beschermd en begeleid wonen en dagbesteding, vorming van regionale GGZcentra, de toepassing van informatie- en communicatietechnologieën.
Een actuele ontwikkeling is de relatie tussen zorgprogrammering en de
diagnose behandel combinaties (DBC’s).
De DBC beschrijft - per diagnose - elke stap in de behandeling van een
patiënt vanaf het eerste consult tot en met de laatste controle. Het gaat
daarbij om zowel poliklinische als klinische behandelingen.
Een DBC typeert het geheel van activiteiten (behandelcontacten, verpleegdagen e.d.) van de instelling en de (medisch) specialist voortvloeiend
uit de zorgvraag van de patiënt. Aan concrete activiteiten en verrichtingen
kunnen kosten worden toegerekend. Door de zorgvragen te typeren met
DBC’s wordt de relatie tussen de verschillende type zorgvragen en de direct
patiëntgebonden kosten geëxpliciteerd c.q. transparant.
Met ingang van 2012 is er sprake van een nieuwe prestatie- en tariefstructuur, genaamd DOT. Dit staat voor DBC’s Op weg naar Transparantie. Met
DOT wordt zowel het verbeterde DBC-systeem bedoeld als ook het proces
van invoering van dat verbeterde systeem. In DOT worden de huidige DBC’s
vervangen door de tweede generatie DBC’s, die zorgproducten worden genoemd.
DOT moet leiden tot een vereenvoudiging van het systeem, waarbij transparantie en medische herkenbaarheid belangrijke uitgangspunten zijn.
Doelen van de GGZ
Bovenstaande ontwikkelingen zijn erop gericht om de geestelijke gezondheid van patiënten te herstellen of te bevorderen. Volgens GGZ Nederland
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
015
12
Psychiatrie
dient de geestelijke gezondheidszorg zich te richten op de volgende domeinen:
– het voorkomen van psychische aandoeningen;
– het behandelen en genezen van psychische aandoeningen;
– het zo goed mogelijk laten deelnemen van mensen met een chronische
psychische aandoening aan de samenleving;
– het bieden van (ongevraagde) hulp aan mensen die ernstig verward en/of
verslaafd zijn en die uit zichzelf geen hulp zoeken.
De zorg wordt aangeboden door GGZ voorzieningen die onderverdeeld
worden in zorgcircuits.
Te onderscheiden zijn:
– Eerstelijns GGZ.
De eerstelijns GGZ heeft als kenmerk dat de hulp een algemeen karakter
heeft, extramuraal is en direct toegankelijk is voor de hulpzoekenden. De
zorg is in het algemeen gericht op de lichtere psychische klachten. De eerstelijns GGZ wordt uitgevoerd door huisartsen, eerstelijns psychologen, algemeen maatschappelijk werkers en vaak aangevuld met een ondersteuning
van sociaal psychiatrisch verpleegkundigen. Binnen de eerstelijns GGZ heeft
de huisarts een centrale poortwachterrol en wordt daarbij bijgestaan door
het algemeen maatschappelijk werk en de eerstelijns psycholoog.
– GGZ preventie.
GGZ preventie staat voor activiteiten vanuit de gezondheidszorg om ernstige psychische problemen te voorkomen, dan wel vroeg op te sporen om de
kans dat behandeling succes heeft te vergroten.
Daarnaast zijn er preventieve acties om iemand die al een psychische
stoornis heeft voor erger te behoeden, bijvoorbeeld door de gevolgen ervan te
verzachten of te voorkomen dat nog andere stoornissen ontstaan.
Voorbeelden hiervan zijn verslavingspreventie, preventie van terugval van
mensen in een psychische stoornis, trainingen in omgaan met werkstress.
– GGZ voor kinderen en jeugdigen.
GGZ voor kinderen en jeugdigen is een onderdeel van de jeugdzorg. Het
zogenaamde jeugdcircuit bestaat uit jeugd GGZ, jeugdhulpverlening en
jeugdbescherming.
De toegang tot het jeugdcircuit gebeurt via het bureau jeugdzorg (intake
en diagnostiek).
Voorbeelden zijn pleegzorg in de jeugdhulpverlening, FOBA (Forensische
Observatie- en Begeleidingsafdeling) in de jeugdbescherming.
– GGZ voor volwassenen.
Dit onderdeel omvat een groot scala van behandelprogramma’s en soorten
hulpverleners gericht op de behandeling en begeleiding van specifieke
hulpvragen van volwassen patiënten.
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
016
Inleiding
13
Zo zijn er programma’s voor bijvoorbeeld psychotische stoornissen en langdurig zorgafhankelijke patiënten (woonbegeleiding, psychiatrische thuiszorg).
– GGZ voor ouderen.
GGZ voor ouderen speelt zich vooral af in GGZ instellingen. Zij zijn m.n.
gericht op psychische stoornissen. Ook allerlei vormen van ambulante zorg
behoort tot hun competentie bijvoorbeeld psychiatrische thuiszorg.
Verpleeghuizen met een psychogeriatrische functie zijn o.a. gericht op behandeling en begeleiding van patiënten met dementie. Daarnaast is er ook
de zorg voor ouderen met een lichamelijke (somatische) aandoening. Overigens zien we ook dat verzorgingshuizen en verpleeghuizen zonder psychogeriatrische functie tegenwoordig ook GGZ hulp bieden aan ouderen met
psychische stoornissen.
– Forensische psychiatrie.
Forensische zorg omvat de hulp aan gedetineerden met psychische stoornissen in penitentiaire inrichtingen (huizen van bewaring en gevangenissen). Daarnaast betreft het de zorg voor personen aan wie een tbs - maatregel
(terbeschikkingstelling) is opgelegd.
Forensische zorg wordt o.a. gegeven in forensisch psychiatrische centra
(FPC), in forensisch-psychiatrische afdelingen (FPA) in psychiatrische ziekenhuizen, in forensisch psychiatrische instituten (FPI), in forensische polien deeltijdklinieken.
Verslavingszorg.
De verslavingszorg biedt hulp aan mensen die problemen ervaren met het
gebruik van middelen zoals bijvoorbeeld drugs, alcohol. Ook het verslaafd
zijn aan gokken behoort tot deze zorg.
Verslavingszorg wordt ambulant, semimurale en intramuraal aangeboden.
Openbare GGZ.
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) is een onderdeel van de
openbare gezondheidszorg. Ze omvat alle activiteiten op het gebied van de
geestelijke volksgezondheid, die niet worden uitgevoerd op geleide van een
vrijwillige, individuele hulpvraag (NRV, 1991).
De Nationale Raad voor Volksgezondheid onderscheidt drie kerntaken van
de OGGZ, te weten:
– directe hulpverlening voor het individu d.w.z. permanent beschikbare
hulpverlening;
– zorg voor risicogroepen d.w.z. zorg en preventie voor mensen met een
verhoogd risico op psychische problemen;
– collectieve GGZ, dat wil zeggen preventie, gezondheidsbevorderende en
–beschermende activiteiten op het terrein van de geestelijke gezondheid,
gericht op niet nader omschreven groepen.
De kern van de OGGZ wordt gevormd door preventie en vangnetactiviteiten.
Bij de OGGZ zijn veel verschillende partijen betrokken zoals GGD’en, instellingen voor GGZ, maatschappelijke opvang,
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
017
14
Psychiatrie
ziektekostenverzekeraars, zorginstellingen, justitie, scholen enzovoorts.
Elke organisatie heeft haar eigen belangen en verantwoordelijkheden.
De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het organiseren van de coördinatie van OGGZ- activiteiten op lokaal niveau. Zij zijn verantwoordelijk
voor de regie in de OGGZ en de beschikbaarheid van een lokaal dan wel
regionaal OGGZ-basisaanbod.
Voorbeelden van OGGZ zijn bemoeizorg, dak- en thuislozenzorg, preventie activiteiten zoals bijvoorbeeld psycho-educatieprogramma’s.
Al deze voorzieningen hebben zich te houden aan een kader van wet- en
regelgeving. In hoofdstuk 1 wordt dat verder uitgewerkt.
Zienswijzen in de psychiatrie
Volgens de WHO hebben psychisch gezonde personen een subjectieve beleving van welzijn, autonomie, competentie. Ze voelen zich in staat de eigen
intellectuele en emotionele mogelijkheden te verwezenlijken. Psychisch ongezonde mensen hebben last van psychische klachten of zelfs van psychische
stoornissen.
Bij een optimale psychische gezondheid is er sprake van succesvol functioneren wat resulteert in productieve activiteiten, bevredigende relaties met
anderen en de mogelijkheid tot aanpassen en omgaan met tegenslagen.
Psychiatrie is een medisch specialisme dat zich bezighoudt met onderzoek,
diagnostiek en behandeling met psychiatrische stoornissen.
Een psychiatrische stoornis wordt gekenmerkt door een stoornis in de
psychische functies, die gepaard gaat met lijden en/of sociaal disfunctioneren.
Ondanks deze negatieve consequenties ten gevolge van de stoornis, voelen
mensen echter niet altijd te behoefte om te veranderen en dus behandeling te
zoeken.
Zo beschouwen mensen met persoonlijkheidsstoornissen hun eigenschappen als egosyntoon d.w.z. als een natuurlijk deel van zichzelf. Ze zijn
in overeenstemming met de eigen identiteit (persoonlijkheid) en de daarbij
behorende psychologische behoeften.
Mensen met een stemmingsstoornis bijvoorbeeld beschouwen hun gedrag
als egodystoon. Hun gedrag is geen natuurlijk deel van zichzelf. Het komt
niet overeen met de eigen identiteit en de daarbij behorende psychologische
behoeften. Het gedrag wordt ervaren als ik-vreemd.
Bij een psychiatrische stoornis hebben we te maken met een ‘abnormaal’
verschijnsel d.w.z. afwijkend van een sociale norm of van hetgeen in een
bepaalde cultuur als ‘normaal’ gedrag geldt. Dit abnormaal gedrag wordt als
een stoornis beschouwd als het bij de betrokkene en/of omgeving subjectieve
of objectieve hinder oplevert. Bovendien moet het gestoorde gedrag een
aantal kenmerken vertonen die ook bij andere personen als storend zijn
vastgesteld en vanwege deze herkenbaarheid te beschrijven en te ordenen
binnen het begrippenkader van de psychiatrie (Vandereycken e.a., 2000).
Zo’n begrippenkader is bijvoorbeeld de DSM IV -TR
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
018
Inleiding
15
Nu kan er vanuit verschillende invalshoeken naar een psychiatrische stoornis gekeken worden.
Biologische invalshoek
Vanuit dit perspectief wordt het ontstaan van afwijkend gedrag toegeschreven aan biologische factoren. Zo kan er sprake zijn van een verstoorde
werking van de neurotransmitters in de hersenen, genetische factoren en
onderliggende afwijkingen in de hersenen of neuro-endocriene mechanismen.
Psychologische invalshoek
Vanuit dit perspectief wordt afwijkend gedrag verklaart vanuit verschillende psychologische modellen.
a. Psychodynamisch model
De kern ervan is dat de psychische gezondheid bepaald wordt door een
dynamische balans van psychische structuren. Het gaat om alles wat zich aan
spanningen binnen de persoonlijkheid afspeelt. Men is vooral gericht op
onbewuste conflicten en motieven als oorzaken van afwijkend gedrag.
De basis hiervoor is gelegd door Freud in zijn psychoanalytische theorie.
Dit psychodynamisch model is verder uitgewerkt door zijn opvolgers. Vermeldenswaard zijn o.a: de theorie van Jung, persoonlijk en collectief onbewuste waarin primitieve concepten liggen opgeslagen: de zogenaamde archetypen; de egopsychologie van Hartmann en Erikson , de objectrelatietheorie van Mahler en de hechtingstheorie van Bowlby (zie ook: Vandereycken en van Deth, Psychotherapie, Van theorie tot praktijk, BSL Houten
2009).
b. Leermodellen
In deze modellen staan centraal de invloed van leerervaringen op de ontwikkeling van afwijkend gedrag. Vroegere ervaringen met anderen zijn op te
vatten als leergebeurtenissen. Gedrag kan veranderen door gewenst gedrag
te belonen/ bekrachtigen en ongewenste gedragingen niet te belonen/ straffen.
c. Cognitieve modellen
De focus hier is verkeerde denkpatronen als oorzaak van afwijkend gedrag.
Een depressief iemand kan denken: ’Ik ben waardeloos; als ik iets fout doe,
vindt niemand mij aardig’. Door middel van cognitieve herstructurering
worden negatieve denkpatronen afgeleerd en andere gedachten aangeleerd.
Socioculturele invalshoek
Volgens deze invalshoek spelen maatschappelijke ‘ziekten’ als armoede,
racisme en langdurige werkeloosheid een belangrijke rol in het ontstaan van
afwijkend gedrag. Deze invalshoek bestudeert ook de relatie tussen afwijkend gedrag en etniciteit, gender, cultuur en socio-ecomische klasse.
Biopsychosociale invalshoek
Bij deze invalshoek wordt gekeken naar de interacties tussen biologische,
psychologische en socioculturele factoren in de ontwikkeling van afwijkend
gedrag.
Het zal duidelijk zijn dat niet één enkele oorzaak is aan te wijzen die leidt
tot afwijkend gedrag. Er zal steeds vanuit verschillende perspectieven ge-
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
019
16
Psychiatrie
keken moeten worden om vervolgens een adequate behandeling te kunnen
vaststellen.
Bovenstaande invalshoeken hebben geleid tot verschillende soorten psychiatrie.
Biologische psychiatrie
Tak van psychiatrisch wetenschappelijk onderzoek, gericht op de bestudering van biochemische processen in de hersenen.
Psychodynamische psychiatrie
Denkrichting in de psychiatrie waarbij op stoornissen inde psychodynamiek gelet wordt.
Sociale psychiatrie
Het onderdeel van de psychiatrie dat zich bezighoudt met het verband
tussen psychische stoornissen en maatschappelijke omstandigheden.
Antipsychiatrie
Een denkrichting in de psychiatrie, inhoudend dat afwijkend gedrag niet
zozeer het gevolg is van gestoordheid van de betrokkenen, als wel van
spanningen, onjuistheden en zelfs gestoordheid van de hem omringende
maatschappij, waarop de betrokkene alleen maar met gestoord gedrag kan
reageren.
Daarnaast zijn er allerlei vormen van speciële psychiatrie waarbinnen genoemde invalshoeken wel of niet uitgangspunt kunnen zijn of geaccentueerd worden. In dit boek zullen in hoofdstuk 7, speciële psychiatrie, een
aantal specialismen behandeld worden.
BSL - ACA_BK_1KZM - 99
020
Download