In de reeks bijdragen aan het weekblad Facilitair & gebouwbeheer, die beoogt verder te kijken dan de dagelijkse praktijk van het facilitair management is deze keer Nico Lemmens, manager Customer Relations & Com- HORIZON munication bij ISS Facility Services, aan het woord. Hij verkent samen met redacteur Jack van Eekelen de mogelijkheden, die nu nog achter de horizon schuil gaan, maar waar fm toch rekening mee zal moeten houden. Facility managers moeten stoppen met hunkeren naar erkenning. In plaats van een Calimero-achtige houding aan te nemen, dienen zij hun horizon te verbreden en in te haken op ontwikkelingen die het vakgebied echt een toegevoegde waarde bezorgen. Een innovatieve ontwikkeling als pps biedt fm’ers bijvoorbeeld een uitgelezen mogelijkheid hun invloed van meet af aan te laten gelden. ‘Niet vak processe 26 NR 288- 2011 WEEKBLAD FACILITAIR HORIZON Dat is de opvatting van Nico Lemmens, manager Customer Relations & Communication bij ISS Facility Services. Lemmens heeft in zijn vakgebied een uitgebreide staat van dienst. Momenteel is hij onder meer vicevoorzitter van de Vereniging Schoonmaak Research (VSR) en lid van het platform Onderwijsgebouwen van de OSB. Verder prijkt op zijn CV een aantal gastdocentschappen op opleidingen voor facility management. Over zijn vakgebied heeft Lemmens, die een aantal jaren bestuurslid was van Facility Management Nederland (FMN), een groot aantal publicaties op zijn naam staan. Lemmens is nooit te beroerd man en paard te noemen als het gaat over de professionalisering van fm. ‘Laatst las ik de uitnodiging voor een workshop. De tekst luidde: ‘facility management moet risicomanagement naar zich toetrekken’. De facility manager als veroveraar! Alleen al die formulering, het dogmatische en normatieve wat daaruit spreekt. Het gaat volstrekt langs mensen heen, ook langs de beoogde doelgroepen, zoals het topmanagement. Dat lacht zich een kriek.’ Emancipatie Volgens Lemmens vertonen veel fm’ers een onblusbare neiging te streven naar de emancipatie van hun vakgebied. ‘Ik pleit er voor dat niet het vak en de vakbeoefenaars centraal worden gesteld maar de professionalisering van facilitaire processen. Onlangs heb ik nog tegen FMNvoorzitter Wim Ledder gezegd dat het geen zin heeft je te blijven gedragen als een klassieke beroepsvereniging die als primair doel heeft het vak en de vakbeoefenaars op te stoten in de vaart der volkeren. Dat heeft niks opgeleverd en zal in de toekomst ook niks brengen. FMN is nogal naar binnen gericht, ziet facility management als het centrum van het universum. Als je de boel opentrekt, waarvan ik een groot voorstander ben, ga je nadenken over de vraag hoe je de vereniging aantrekkelijk zou kunnen maken voor andere partijen, zoals architecten en bouwbedrijven.’ Lemmens zegt zich niet meer te druk te maken over het achterhoedegevecht van de beroepsvereniging. ‘Dat heeft geen zin, vernieuwingen worden toch wel in gang gezet. Waar doen zich de meest spectaculaire ontwikkelingen voor? In de interactie tussen een aantal grote afnemers dat majeure stappen zet en een beperkt aantal grote leveranciers dat daarin wordt meegezogen. Een van de meest interessante ontwikkelingen van de laatste tien jaar in dit verband zijn de pps-trajecten. Iedereen die de rare neiging vertoont fm te promoten, zou dolgelukkig moeten zijn met deze ontwikkeling. Hier zit je als facility manager vanaf het eerste moment aan tafel met alle betrokken partijen. Nog niet eerder is dat vertoond.’ Een tweede ‘zeer interessante’ ontwikkeling in fm-land, geeft Lemmens aan, is dat steeds meer opdrachtgevers zich terugtrekken op een regiefunctie. ‘De klassieke facilitaire contracten zijn inspanningscontracten, waarbij de opdrachtgever in zijn bestek uitgebreid op de stoel van de leverancier plaatsneemt. Wat er moet gebeuren, hoe vaak iets moet gebeuren, wordt in detail bepaald en beschreven. De consequentie hiervan is dat de opdrachtgever de verantwoordelijkheid feitelijk bij zichzelf neerlegt en de leverancier daardoor betuttelt. Eigenlijk schuilt in die houding iets tegenstrijdigs, want enerzijds schrijf je de leverancier gedetailleerd voor wat hij moet doen, maar tegelijkertijd wil je dat hij proactief is. Dat zie je veranderen. Terugtrekken op de regiefunctie betekent onder meer dat opdrachtgevers hun contractbeheer gaan aanpakken. En dat ze afstand nemen en meer op outputbasis contracteren. Productinspectie wordt vervangen door procesinspectie.’ Verantwoordelijkheid ‘De leverancier krijgt veel meer verantwoordelijkheid. En dat is verstandig. De klassieke tegenwerping van tegenstanders van dit soort contracten, die een weektaak hebben aan de monitoring van leveranciers: het is onverstandig om de slager zijn eigen vlees te laten keuren. Die kgebied maar facilitaire en centraal stellen’ WEEKBLAD FACILITAIR NR 288 - 2011 27 HORIZON gaan onder meer voorbij aan het feit dat dit in de industrie al sinds jaar en dag de normaalste zaak van de wereld is. Bovendien ziet men over het hoofd dat het een kwestie van tijd is voordat een slager die de boel belazert, zijn klanten kwijt is. Dit betekent overigens niet dat je de leverancier op zijn mooie blauwe ogen gelooft. Je eist een goed monitoringsysteem. Geen halfzacht verhaal dus over vertrouwen. Met vertrouwen heeft het niets te maken, wel met zakelijke transparantie en het verstandige idee dat je daarvoor een leverancier verantwoordelijk stelt en niet zelf nog een keertje kosten gaat maken voor inspecties.’ De verbreding van het terrein waarop fm zich beweegt, de samenwerking met andere relevante partijen; in de optiek van Nico Lemmens moet het vakgebied zich in deze richting manoeuvreren. ‘Op universiteiten zijn vakgroepen bezig met design en architectuur, aan de hand van thema’s die heel dicht tegen het werkterrein van facility management aanzitten. Het lijkt allemaal dezelfde kant op te gaan: namelijk dat vanaf het moment nul samen met de gebruiker wordt nagedacht over het ontwikkelen van gebouwen. Over de totale levensduur van huisvesting. Als je je druk maakt fm op te stuwen in de vaart der volkeren, dan zou je deze initiatieven van harte moeten omarmen. Ook als beroepsvereniging.’ Lemmens ziet voor beroepsverenigingen zoals FMN en IFMA Holland uitsluitend een rol weggelegd als netwerkorganisatie. ‘Inhoudelijk is het niet echt interessant wat ze doen, kijkend naar de projecten die ze entameren en de kwaliteit van de bijeenkomsten. Netwerken, gezel- heterogeniteit van het vakgebied met een surplus aan deelbelangen, of aan de passiviteit van de sector? Volgens Lemmens zijn er wel degelijk aanknopingspunten om het profiel van fm te versterken en urgente problemen in Den Haag te agenderen. ‘Dramatische ontwikkelingen die zich voordoen door de grote kantoorleegstand, de schandaNico Lemmens: ‘Productinspectie lige wantoestanden wordt vervangen door procesinop het vlak van de spectie.’ kwaliteit van gebouwen in onderwijs en ouderenzorg. Je zou het Bouwbesluit onder vuur kunnen nemen, een besluit dat bouwers en beleggers nog altijd weg laat komen met kwaliteit die ten hemel schreiend is. Maak zichtbaar welke dramatische effecten de huidige wet- en regelgeving heeft. En maak de gevolgen zichtbaar van de kantorenleegstand. Probeer op een geloofwaardige manier te laten zien dat er andere ‘Fm’ers hunkeren naar erkenning’ lig entertainment, komische sprekers inhuren. Op zich is daar niks mis mee. Echter, als je de ambitie uitspreekt iets inhoudelijks teweeg te willen brengen, moet je hoognodig veranderen. Optimistisch ben ik daar niet over. ‘ Deelbelangen Een aantal jaren geleden ontvouwde de toenmalige FMNvoorzitter André Leferink het plan facility management nadrukkelijker onder de aandacht van politiek Den Haag te brengen. De zichtbaarheid van de sector moest vergroot, zo klonk het. Uitgezonderd een incidentele oprisping is van die intentie niets terecht gekomen. Ligt het aan de 28 NR 288 - 2011 WEEKBLAD FACILITAIR manieren van denken en doen zijn, en van het mogelijke profijt voor de samenleving. Dit soort zaken behoor je te agenderen.’ Lemmens is een voorstander dat fm hierbij zijn krachten bundelt teneinde een sterker geluid te kunnen laten horen. ‘Tegen de miserabele staat van onderwijsgebouwen mobiliseer je bijvoorbeeld ouderorganisaties, in de gezondheidszorg doe je hetzelfde. Wat blijkt evenwel in de praktijk? Belangengroepen slagen er alsmaar niet in deze wezenlijke problemen gezamenlijk in Den Haag op de agenda te krijgen. Zo blijven kansen onbenut.’ Jack van Eekelen