Misdaad en minderheid in de 18e eeuw

advertisement
LWL · Joods Leven in Europa buiten de grote steden · Misdaad en minderheid in de 18e eeuw
Joods Leven in Europa buiten de grote steden
Misdaad en minderheid in de 18e eeuw
Uitsluiting, armoede en economische recessie leidde vanaf het begin van de 18e
eeuw tot het ontstaan van een grote groep van mensen zonder vaste woon- of
verblijfplaats.
Titelblad van een verzameling aantekeningen uit strafprocessen voor
het gerecht van Saksen-Coburg tegen leden van een joodse
roversbende, 1737.
(U. Danker, Räuberbanden im Alten Reich um 1700, p. 508)
West-Europa verkeerde tussen 1650 en 1750 in een fase van een economische
depressie. Een periode van welvaart volgde, die tot ongeveer 1785 aanhield. Niet
iedereen profiteerde van deze economische boom. Vooral het inkomen van kleine
boeren, landarbeiders en handwerkers daalde. Grootgrondbezitters zagen hun
inkomsten stijgen.
De toename van belastingdruk en pachtprijzen, hogere prijzen voor de eerste
levensbehoeften en lagere lonen leidden tot massale migratie van het platteland naar de
steden. De migranten probeerden er werk te vinden. Dat lukte slechts een klein deel.
Stadsbestuurders probeerden de toestroom van arme migranten te beperken door het
uitvaardigen van verordeningen, die een legaal verblijf in de stad welhaast onmogelijk
maakten.
Veroordeeld tot een zwervend bestaan
Armen konden daardoor nauwelijks een fatsoenlijk bestaan voeren. En een groeiende
groep mensen was dan ook gedwongen een min of meer zwervend bestaan te leiden.
Zij leefden half in de illegaliteit en staken gemakkelijk de grens over tussen de bovenen de onderwereld. Nu is het natuurlijk niet zo, dat er een dwingende relatie tussen
armoede en criminaliteit bestaat. Immers lang niet alle armen vervielen tot een leven
van misdaad. Motief en gelegenheid waren voor het ontstaan en het succes van
roversbenden zeker zo belangrijk.
-1-
LWL · Joods Leven in Europa buiten de grote steden · Misdaad en minderheid in de 18e eeuw
Oprichting in 1778 van een "logement voor vreemde reijsende
jooden" in de plaats Veendam-Wildervank.
(RHC GrA Tg 731 invnr. 6166)
Onder de leden van roversbende waren niet alleen arme mensen, maar ook veel
mensen die beschouwd werden als "infaam" of niet respectabel. Dit stigma kon
samenhangen met het uitgeoefende beroep (houtskoolbranders, vilders) met hun
trekkende levenswijze (kermisartiesten, ketellappers, zigeuners), of met hun religieuze
overtuiging. In dit verband was de positie van rondtrekkende joden in het bijzonder
ongunstig. Ze werden niet alleen door niet-joden gediscrimineerd vanwege hun
levenswijze en geloof, maar bovendien ook nog gemarginaliseerd door hun
geloofsgenoten die over een vaste woon- en verblijfplaats beschikten.
Een onzekere burgerlijke positie
In de Duitse landen verdrievoudigde in de 18e eeuw het aantal joden. Hun civiele positie
was er onzeker. Woonrecht was afhankelijk van een contract tussen de
verantwoordelijke overheden en een groepje joden dat werd beschouwd als
vertegenwoordigers van hun gemeenschap. Door dit vestigingsbeleid ontstond er in de
Duitse landen een grote groep joden zonder vaste woon- of verblijfplaats. Wij zouden ze
nu illegalen noemen.
Naarmate het aantal van deze joden steeg, werd het voor de gevestigde joden steeds
moeilijker om aan de traditionele plicht om geloofsgenoten te ondersteunen te voldoen.
Uiteindelijk leidde dit tot een systeem van speciale herbergen voor joden aan de rand
van de steden, waar joodse armen voor een nacht onderdak konden krijgen.
Verzoek van Carsjen Nathans uit Stapelmoor in Oostfriesland om in
Wildervank te mogen wonen, 1755.
(RHC GrA Tg 731 invnr. 6149)
-2-
LWL · Joods Leven in Europa buiten de grote steden · Misdaad en minderheid in de 18e eeuw
De Nederlanden waren minder streng
In de Nederlanden was het beleid ten aanzien van het verblijf van joden minder streng.
Vooral vanaf het midden van de 18e eeuw zochten uit Duitsland afkomstige joden hier
hun heil. Dat gold niet alleen voor respectabele joden, maar ook voor het minder
respectabele deel van de joodse bevolking. Een van hen was de in Nordstetten in
Würtemberg geboren Jacob Mozes. Hij zou aan de wieg hebben gestaan van de
zogenaamde Grote Nederlandse Bende; een verzamelnaam voor meerdere regionale
roversbenden. Hun werkterrein strekte zich uit van de kusten van de Noordzee tot aan
de oevers van de Main.
Lees ook de volgende verhalen
Jacob Mozes: Grondlegger van de Grote Nederlandse Bende
De verknoping van de netwerken
Bestrijding van banditisme door de overheid
-3-
Download