NR 42 EPIDEMIOLOGISCH EPIDEMIOLOGISCH BULLETIN BULLETIN 2002/4 Artikelen Parvovirus B19-infectie of de vijfde kinderziekte VAN VAN DE DE VLAAMSE VLAAMSE A. Thyssen. F. Van Loock, e.a. p.1 – 3 Pneumokokkenvaccinatie bij bejaarden door de huisarts GEMEENSCHAP GEMEENSCHAP N. Bossuyt, V. Van Casteren p. 4 - 9 Registratieoverzichten Peillaboratoria Besmettelijke ziekten Parvovirus B19-infectie of de vijfde kinderziekte A. Thyssen1, F. Van Loock1 Samenvatting Infecties met het parvovirus B19 komen veel voor. Het virus verspreidt zich doorgaans via de luchtwegen, maar kan tevens overgedragen worden door de placenta heen of door bloed(componenten). Bij kinderen resulteert een B19-infectie in erythema infectiosum of het slappedcheecksyndroom. Bij volwassenen kunnen B19-infecties aanleiding geven tot acute artritis en bij immunodeficiënte personen kan men ernstige bloedarmoede zien. Ernstige B19-infecties bij zwangere vrouwen kunnen gepaard gaan met foetale hydrops en foetale sterfte. Het virus Parvovirus B19 is een enkelstrengig DNA-virus dat het erythema infectiosum kan veroorzaken, ook bekend als de vijfde kinderziekte of het slappedcheeksyndroom. Het virus werd toevallig ontdekt in 1974 tijdens screening van donorbloed op hepatitis B. Het virus staat geclassificeerd in de familie van de Parvoviridae en is verwant aan verschillende dierlijke parvovirussen, maar is tot nu toe het enige menselijke pathogene parvovirus. Parvovirus B19 verspreidt zich voor- namelijk via de luchtwegen en wordt overgedragen door speekseldruppeltjes. Verder kan het virus overgedragen worden door de placenta heen of door transfusies met geïnfecteerd bloed of bloedproducten (1). Ook nauw contact, zoals drinken uit hetzelfde glas en gemeenschappelijke gebruiksvoorwerpen gebruiken, kan leiden tot besmetting. Uit recent onderzoek naar de aanwezigheid van parvovirus B19 in bloeddonaties, verzameld in één enkel bloedtransfusiecentrum in België over een tijdsspanne Redactie Koen DE SCHRIJVER Annemie FORIER Ludo MAHIEU Geert TOP Viviane VAN CASTEREN Pierre VAN DAMME Dirk WILDEMEERSCH Redactiesecretariaat Riek IDEMA Hoofdredactie Koen De Schrijver Gezondheidsinspectie Antwerpen Copernicuslaan 1 bus 5 2018 Antwerpen TEL.: 03-224 62 04 FAX: 03-224 62 01 e-mail: epidemiologischbulletin @vlaanderen.be webadres: http://www.wvc.vlaanderen.be/epibul Verantwoordelijk uitgever: Dirk Dewolf (1) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, J. Wytsmanstraat 14, 1050 Brussel, tel.: 02-642 57 52, fax: 02-642 54 10, e-mail: [email protected] OVERNAME VAN ARTIKELEN IS MOGELIJK MET BRONVERMELDING. DE VERANTWOORDELIJKHEID VOOR DE GEGEVENS BERUST BIJ DE AUTEUR 1 van 1 jaar, bleek dat de prevalentie van het virus 1 op 625 bedroeg (2). Transmissie kan optreden tussen familieleden en het virus kan overgedragen worden van moeder op ongeboren kind, van patiënt op patiënt of van patiënt op gezondheidswerker. Het risico van besmetting in familiekring bedraagt ongeveer 50% en bij een epidemie in scholen en crèches respectievelijk 10 en 60% (3). Zowel kinderen als ouderen kunnen geïnfecteerd raken. In België werden door de peillaboratoria in 2000 en 2001 samen 17 gevallen van parvovirus B19-infecties aan het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid gemeld. In 10 gevallen werd het virus gedetecteerd bij personen van het vrouwelijke geslacht (leeftijd tussen 3 en 45 jaar). Daarnaast kon in 7 gevallen de infectie bij personen van het mannelijke geslacht (leeftijd variërend van 2 tot 53 jaar) serologisch aangetoond worden. Infecties bij kinderen Een parvovirus B19-infectie komt vaak voor bij kinderen en geeft aanleiding tot erythema infectiosum. Deze milde ziekte is gemakkelijk te verwarren met rubella of met een andere exantheemziekte. Een accurate diagnose is dan ook van belang (4). Infecties met B19 treden veelal op bij kinderen tussen 4 en 10 jaar oud en komen voornamelijk voor in de late winter en in de lente. De incubatieperiode varieert van 4 tot 20 dagen. Ongeveer 1 week na de blootstelling aan het virus ontwikkelt er zich een intensieve viremie, die gepaard gaat met grieperige symptomen zoals lichte koorts (3). De viremie duurt verschillende dagen en wordt gevolgd door een IgM-respons, die detecteerbaar is vanaf ongeveer 14 dagen na de infectie. De IgG-respons ontwikkelt zich enkele dagen later dan de IgMantilichamen en blijft waarschijnlijk levenslang aanwezig. Rond de 3de week krijgt de besmette persoon een rode uitslag op de wangen (slappedcheecksyndroom of appelwangen) die zich caudaal uitbreidt naar de rest van het lichaam, vervolgens langzaam afneemt en uiteindelijk na 7 tot 10 dagen verdwijnt. De ziekte is besmettelijk in de week voor het uitbreken van de typische huiduitslag. Infecties bij jongvolwassenen Bij jongvolwassenen wordt de infectie soms gekarakteriseerd door artralgie en lichte koorts en kan ze aanleiding geven tot reumatoïde artritis (in het bijzonder bij vrouwen) (1). De huiduitslag is niet zo uitgesproken als bij kinderen. Ongeveer 30-60 % van de volwassenen is immuun voor het parvovirus als gevolg van een vroegere infectie tijdens de kinder- of pubertijd (5). Infecties tijdens de zwangerschap Naast reumatoïde artritis kan zich een andere belangrijke complicatie bij vrouwen tijdens de zwangerschap voordoen. Hoewel de meeste vrouwen die een B19-infectie oplopen tijdens de zwangerschap gezonde baby’s ter wereld brengen, kan het parvovirus B19 door de placenta heen migreren en zo de foetus infecteren. Dat kan resulteren in een spontane abortus, foetale bloedarmoede of het afsterven van de foetus (4,5). Hydrops foetalis is een toestand van excessieve vochtophoping in het extravasculaire compartiment van de foetus, wat gepaard kan gaan met diffuse zwelling van de huid, ascites, hydrothorax en hydropericard. Het risico van foetale dood blijkt het grootst te zijn wanneer de infectie zich voordoet tijdens het eerste en tweede trimester van de zwangerschap (6). Onderzoek naar seroprevalentie van parvovirus B19 in de Verenigde Staten, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Spanje heeft uitgewezen dat ongeveer 50 tot 65 % van de vrouwen reeds immuun is voor parvovirus B19 (7). Deze vrouwen en hun ongeboren baby’s zijn dan ook beschermd tegen B19-infecties. Wanneer een vrouw gevoelig is voor het virus en tijdens de zwangerschap geïnfecteerd wordt, treedt meestal enkel een milde ziekte op. In ongeveer 30 % van de gevallen wordt het virus doorgegeven via de placenta (8). Doorgaans ondervindt de ongeboren baby hiervan geen hinder, maar in zeldzame gevallen kan dit resulteren in bloedarmoede bij de ongeboren baby of aanleiding geven tot een miskraam of een spontane abortus (8). Wanneer een vrouw tijdens haar zwangerschap in contact gekomen is met personen die geïnfecteerd zijn met het parvovirus, is het wenselijk serologisch of PCR-onderzoek uit te voeren om zo na te gaan of de zwangere vrouw al dan niet zelf geïnfecteerd is. Een serologische bloedtest voor parvovirus B19, waarbij de IgG- en IgMtiter wordt bepaald met behulp van een commercieel beschikbare enzymeimmunoassay, kan aantonen dat (1) een zwangere vrouw immuun is voor het virus en niet recent geïnfecteerd is, (3) dat ze niet immuun en niet geïnfecteerd is, of dat (3) ze recent geïnfecteerd is (tabel 1). Bij bestaande immuniteit is er geen gevaar voor de ongeboren baby. Wanneer de zwangere vrouw niet immuun en nog niet geïnfecteerd is, is het belangrijk dat elk contact met het parvovirus B19 zo veel mogelijk vermeden wordt. Het is evenwel niet noodzakelijk om zwangere vrouwen op het werk of in scholen te bannen nadat er een infectie is vastgesteld, omdat de ziekte enkel besmettelijk is vóór het optreden van de karakteristieke uitslag, dus vóór een diagnose van de ziekte gesteld kan worden. Zwangere vrouwen die weten dat zij blootgesteld zijn aan parvovirus B19, moeten hun serum laten onderzoeken op de aanwezigheid van IgM-antilichamen tegen het virus en een verhoogde hoeveelheid van alfafoetoproteïne. Abnormaal hoge concentraties van dit hormoon in het serum van de moeder of het vruchtwater kunnen wijzen op congenitale afwijkingen bij de ongeboren baby (10). Toch blijkt het hormoon Tabel 1 Interpretatieschema van een serologische test voor parvovirus bij zwangere vrouwen Als enkel de IgG-test positief* is is de zwangere vrouw immuun voor de infectie en niet recent geïnfecteerd. Als enkel de IgM-test positief* is is de zwangere vrouw recent geïnfecteerd Als zowel de IgG- als de IgM-test negatief* is, is de zwangere vrouw niet immuun en waarschijnlijk niet recent geïnfecteerd tenzij besmetting minder dan 14 dagen voor de bloedafname gebeurd is (vensterperiode) *De cut-offwaarden die gehanteerd worden om te bepalen of een bloedstaal IgM- of IgG-positief is, zijn afhankelijk van de test die gebruikt wordt. Elke commercieel beschikbare parvovirus-immunoassaytest heeft eigen cut-offwaarden. 2 geen betrouwbare indicator te zijn voor een slechte afloop van een door parvovirus B19 geïnfecteerde zwangerschap (11). Verder is het aangeraden om een arts te raadplegen en de toestand van de ongeboren baby te volgen door middel van ultrasonografie (9). Eventueel kan een intra-uteriene bloedtransfusie toegediend worden in geval van progressieve hydrops foetalis of ernstige anemie bij de foetus (12). Het afbreken of beëindigen van de zwangerschap is hierbij geen optie aangezien parvovirus B19-infecties geen ontwikkelingsstoornissen of geboorteafwijkingen veroorzaken bij foetussen die de infectie overleven en levend ter wereld komen (4). Infecties bij immuungecompromitteerde personen Hoewel infecties met parvovirus B19 doorgaans mild zijn, kan een infectie bij bepaalde personen risico’s inhouden en leiden tot ernstige verwikkelingen. Risicogroepen zijn personen met sikkelcelanemie, chronische hemolytische bloedarmoede, betathalassemie of erfelijke spherocytoses, waarbij een infectie aanleiding kan geven tot een transiënte aplastische crisis resulterend in acute bloedarmoede en tot erythroblastopenie in het beenmerg (1, 13). Verder lopen immuundeficiënte of immuungecompromitteerde personen (i.e. personen met leukemie, kanker, aangeboren of congenitale immunodeficiëntie, HIV-infecties, beenmergtransplantaties) kans op ernstige verwikkelingen, zoals langdurende aplasie van de rode bloedcellen door het niet-produceren van neutraliserende antilichamen, en op bloedarmoede door een persistente vernietiging van precursoren van rode bloedcellen in het beenmerg (14, 15). Deze laatste groep van personen kan succesvol behandeld worden tegen chronische bloedarmoede door het intraveneus toedienen van een hoge dosis immunoglobuline (4). Een prompte herkenning van persistente B19-infecties is noodzakelijk, niet alleen om een doeltreffende behandeling van de infectie bij bepaalde risicogroepen te kunnen uitvoeren, maar tevens om een nosocomiale verspreiding van het virus bij andere gecompromitteerde patiënten te voorkomen. Controle en preventie Ter preventie wordt geadviseerd hygiënische maatregelen te treffen, zoals het frequent wassen van de handen. Momenteel bestaat er geen vaccin voor de vijfde ziekte. Wellicht zal in de toekomst het parvovirus B19-vaccin samen met het mazelen-bof-rubellavaccin toegediend kunnen worden op kinderleeftijd (4). Hoewel zwangere leerkrachten en vrouwen die in ziekenhuizen en in kinderdagverblijven werken een verhoogd risico lopen op de infectie met een eventuele miskraam als gevolg, is uitsluiting van werk of overplaatsing naar een lager risicogebied volgens de richtlijnen van de Centers for Disease Control and Prevention niet aanbevolen. De beslissing om overgeplaatst of uitgesloten te worden moet op individuele basis genomen worden nadat de serologische vatbaarheid bepaald is (16). In België daarentegen is de werkgever volgens de arbeidswet van 16 maart 1971 inzake moederschapbescherming (artikel 41 en 42) verplicht een risicoanalyse te laten uitvoeren in samenwerking met de bedrijfsarts. Wanneer uit de evaluatie blijkt dat de zwangere vrouw een risico loopt van blootstelling aan het parvovirus B19, mag ze geen risicovolle arbeid verrichten (Koninklijk Besluit van 2 mei 1995, artikel 7). Het risico is niet aanwezig als aangetoond werd dat de zwangere werkneemster door immunisatie tegen het virus beschermd werd. Verwijdering uit een risicovolle werkomgeving is een mogelijkheid. Ook kan de werkneemster naar een omgeving met een normaal beroepsrisico overgeplaatst worden. Het Fonds voor Beroepsziekten kan in dergelijke omstandigheden financieel tussenkomen. Summary Infections with parvovirus B19 are widespread and can be transmitted through contact with infected respiratory secretions, from mother to foetus or by transfusion of blood and blood products. In children B19 infection leads to an exanthematous rash called fifth disease or erythema infectiosum. In adults parvovirus B19 infection can cause arthritis. B19 infections in pregnant women can lead to hydrops fetalis and fetal death. Literatuur 1. Wakamatsu C, Takakura F, Kojima E, Kiriyama Y, Goto N, Matsumoto K, et al. Screening of blood donors for human parvovirus B19 and characterization of the results. Vox Sanguinis 1999; 76: 14-21. 2. Thomas I, Di Giambattista M, Mathys E, Hougardy V, Gérard C, Latour B, et al. PCR screening of pooled plasma donations for parvovirus B19. VII European Congress of the International Society of Blood Transfusion, 15-18/7/2001, Parijs, Frankrijk. 3. Sabella C, Goldfarb J. Parvovirus B19 infections. American Family Physician 1999; 60: 1455-60 4. Cohen B. Parvovirus B19: an expanding spectrum of disease. BMJ, 1995; 311: 1549-52. 5. Van Gessel P, Wildschut HIJ, Cohen-Overbeek TE, Vermeij-Keers C. Parvovirus-B19-infectie in de zwangerschap: een oorzaak van nonimmune hydrops foetalis. Ned Tijdschr Geneeskd 1999; 143(1): 3-7. 6. Jordan J, Huff D, DeLoia JA. Placental cellular immune response in women infected with human parvovirus B19 during pregnancy. Clinical and Diagnostic Immunology 2001; 8(2): 288-92. 7. Valeur-Jensen AK, Pedersen CB, Westergaar I, Jensen IP, Lebech M, Andersen PK, et al. Risk factors for parvovirus B19 infection in pregnancy. JAMA 1999; 281(12): 1099-1105. 8. Gratacós E, Torres PJ, Vidal J, Antolín E, Costa J, Jiménez de Anta MT, Cararach V, Alonso PL, Fortuny A. The incidence of human parvovirus B19 infection during pregnancy and its impact on perinatal outcome. J Infect Dis 1995; 171: 1360-63. 9. Mancini AJ, Exanthems in childhood: an update. Pedriatr Ann 1998; 27(3): 163-70. 10. Kunz J, Maroni E. Alpha-fetoprotein: its significance in the monitoring of "at risk" pregnancies. Z Geburtshilfe Perinatol 1975; 5:331-8. 11. Komoschke K, Searle K, Enders G. Maternal serum alpha-fetoprotein and human chorionic gonadotropin in pregnant women with acute parvovirus B19 infection with and without fetal complications. Prenat Diagn 1997; 17:1039-46. 12. Levy R, Weissman A, Blomber G, Hagay ZJJ. Infection by parvovirus B 19 during pregnancy: a review. Obstetrical and Gynecological Survey 1997; 52: 254-9. 13. Yee TT, Cohen BJ, Past KJ, Lee C.A. Transmission of symptomatic parvovirus B19 infection by clotting factor concentrate. B J Haem 1996; 93: 457-9. 14. Bostic JR, Brown KE, Young NS, Koenig S. Quantitative analysis of neutralizing immune responses to human parvovirus B19 using a novel reverse transcriptase-polymerase chain reaction-based. J Infect Dis 1999; 179: 619-26. 15. Anderson LJ. Human Parvoviruses. J Infect Dis 1990; 161: 603-8. 16. Center for Disease Control & Prevention. Respiratory and Enteric Viruses Branch. Parvovirus B19 infection and pregnancy. http://www.cdc.fgov/ncidod/dvrd/revb/respiratory/B19&preg.htm 3