1 Organisaties en instellingen

advertisement
1
Organisaties en instellingen
1.1
1.2
1.3
1.4
Definitie van organisatie
Ervaring met organisaties
Andere woorden voor organisatie
Organisatie als samenspel van mensen en
middelen
Organisatieleer
1.5
24
24
25
26
26
Hoofdthema’s
–
–
–
–
–
Wat is een organisatie?
Welke ervaring heb je met organisaties?
Is een instelling, instituut of inrichting ook een organisatie?
Waarom moet je in een organisatie met anderen samenwerken?
Wat is het nut van organisatieleer?
Leerdoelen
– Kennen van de gebruikelijke begrippen om organisaties te beschrijven.
– Inzicht verkrijgen in de kenmerken van organisaties.
– Het verschil kennen tussen organisatieleer en organisatiekunde.
Competentie
– Organisatiebewust en organisatiesensitief werken. Dat houdt in
dat je in staat bent om diverse competenties voor het werken in
een organisatie in hun onderlinge samenhang toe te passen,
zodat er sprake is van adequaat medewerkerschap binnen een
organisatie. Onder adequaat medwerkerschap verstaan we dat je
blijk geeft van een efficiënte en effectieve werkbenadering, dat je
als temalid op een taak-, persoons- en contextgerichte wijze kunt
reflecteren op de werkprocessen, en eventuele verbetervoorstel-
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
023
24
De organisatie als hulpmiddel
len kunt doen. Tevens verstaan we daaronder het leveren van een
(pro-)actieve bijdrage aan het ontwikkelen c.q. onderhouden van
een professionele werkhouding bij jezelf en je collega’s.
Handelingsbekwaamheid
– Kunnen uitleggen wat een organisatie is.
1.1
organisatie
Definitie van organisatie
Het woord organisatie is afgeleid van het Griekse organon dat
werktuig of hulpmiddel betekent. Een organisatie is dus een hulpmiddel om iets te bereiken. Ook als je in je eentje iets wilt bereiken,
moet je je werkzaamheden goed organiseren. Dit betekent dat je je
taken moet plannen, dus nagaan wat je wanneer en hoe moet doen om
je doel te bereiken. Meestal bedoelen we met organisatie echter een
gezamenlijke poging een doel te bereiken.
Een organisatie is een duurzaam, doelgericht, geregeld samenwerkingsverband.
Het gaat dus, anders gezegd, om een aantal mensen die samenwerken
om een gemeenschappelijk doel te bereiken. Het gemeenschappelijke
doel is het doel van de organisatie. Is dit doel eenmaal vastgesteld,
dan geeft het richting aan het werk van de leden van de organisatie.
Om het doel te bereiken hebben de medewerkers niet alleen elkaar,
maar ook andere middelen nodig, zoals gebouwen en kantoren
waarin zij werken, hulpmiddelen en geld.
1.2
Ervaring met organisaties
Natuurlijk weet je al veel af van organisaties. Je hebt al op verschillende scholen gezeten, je was en bent lid van diverse verenigingen
en je hebt ongetwijfeld al voor en ook tijdens je studie één of meer
baantjes gehad. Waarschijnlijk was je je niet altijd erg bewust van
het feit dat je lid was van deze organisaties. Je zag de school misschien meer als een gebouw dan als een menselijke organisatie, de
vereniging meer als eigen plezier dan als het moeizaam organiseren
van activiteiten voor de leden, het werk meer als individueel lijden
dan als gezamenlijke inspanning.
Je was een van de vele leerlingen, leden of werknemers. Alleen als je
erg actief was, bijvoorbeeld in de schoolvereniging, in de redactie
van een krantje of in een bestuur, kreeg je meer inzicht in wat er
allemaal bij komt kijken om een organisatie draaiend te houden, om
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
024
25
1 Organisaties en instellingen
mensen te motiveren en te activeren, om leuke dingen te bedenken,
om oplossingen te vinden voor problemen.
1.3
Andere woorden voor organisatie
Behalve het woord organisatie worden ook de woorden instelling,
instituut en inrichting gebruikt.
Betekenen deze woorden allemaal hetzelfde? Ze worden vaak door
elkaar gebruikt.
Het woord organisatie is de algemene, brede term, die te gebruiken
is voor alle mogelijke doelgerichte samenwerkingsverbanden.
Het woord instelling verwijst naar het feit dat er ooit iets is opgericht met een specifiek doel. Een school, bijvoorbeeld, kun je een
instelling noemen, namelijk een instelling voor onderwijs.
Het woord instituut is de verlatiniseerde vorm van instelling.
Het woord inrichting verwijst ook naar het doel, het is zo ingericht
of georganiseerd dat het doel bereikt kan worden, zoals een inrichting voor geesteszieken of een strafinrichting. Soms wordt er
ook het gebouw mee bedoeld waarin een instelling is gevestigd (‘hij
zit in een inrichting’).
In het verleden werd ook wel de term maatschappij gebruikt voor
een samenwerkingsverband, zoals in de negentiende-eeuwse
‘Maatschappij van Weldadigheid’ en ‘Maatschappij tot Nut van ’t
Algemeen’.
instelling
inrichting
Met ‘organisatie’ wordt ook wel bedoeld ‘een vereniging’. Bijvoorbeeld een ‘georganiseerde’ werknemer is een werknemer die lid is
van een vakbond; een middenstandsorganisatie is de belangenvereniging van middenstanders (winkeliers).
Verder wordt ‘organisatie’ ook gebruikt in de betekenis van: iets
plannen, iets organiseren. Bijvoorbeeld het organisatiecomité van
het ‘congres over thuiszorg’ organiseert een congres. Dat is eenmalig.
Vraag: Van welke organisaties maak je op dit moment deel uit?
Vraag: Onder welke naam (instelling, instituut, bureau, tehuis,
school enz.) treden die organisaties naar buiten?
Vraag: Welke overeenkomsten en verschillen zie je in deze organisaties?
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
025
26
De organisatie als hulpmiddel
1.4
Organisatie als samenspel van mensen en middelen
Een organisatie bestaat dus altijd uit mensen. Zij zijn het werktuig
om het organisatiedoel te bereiken. Vaak hebben deze mensen
echter meer middelen nodig, zoals geld en andere hulpmiddelen,
om het doel te bereiken (fig. 1.1). Daarom is het vollediger om een
organisatie te definiëren als een samenspel van mensen en middelen om bepaalde doelen te bereiken.
Figuur 1.1 De organisatie
als doelgerichte samenwerking.
1.5
Organisatieleer
Je kunt op verschillende manieren iets over organisaties zeggen.
organisatieleer
organisatietheorie
organisatiekunde
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
Organisatieleer of organisatietheorie is de tak van wetenschap die iets
zegt over de feitelijke structuren van organisaties en de processen
binnen organisaties.
Er worden verbanden gezocht tussen verschillende verschijnselen,
zoals het verband tussen de structuur van de organisatie en haar
effectiviteit, of tussen leiderschapsstijlen en ziekteverzuim.
Organisatiekunde is een leer die gericht is op de vaardigheden om
goed te kunnen organiseren of goed te kunnen werken in een organisatie.
Organisatiekunde vergt natuurlijk veel kennis van organisaties, dus
organisatietheorie. Die kennis wordt dan vooral door de leiding
gebruikt om sturing te geven aan de organisatie.
Vergelijk dit onderscheid met pedagogie als tak van wetenschap en
pedagogiek als opvoedkunde. (De kunst die is afgeleid van een
wetenschap krijgt een ‘k’ aan het eind, zoals in techniek naast
technologie.) Hetzelfde geldt voor ‘methoden van hulpverlening’ als
beschrijving van manieren om hulp te verlenen en ‘methodiek’ als
026
1 Organisaties en instellingen
27
training in eigen vaardigheden om hulp te verlenen. Het eerste is
‘kijken naar’, begrijpen (passief), het tweede is ‘zelf doen’ (actief ).
Begrippen
– organisatie:
samenspel van mensen en middelen om een bepaald doel te
bereiken
– instelling, instituut:
met speciaal doel ingestelde, duurzame organisatie
– inrichting:
voor speciaal doel ingericht gebouw
– organisatieleer:
samenstel van theorieën over hoe organisaties werken
– organisatiekunde:
samenstel van theorieën over hoe je organisaties kunt laten
werken
Verbanden
– Een organisatie kan alleen bestaan als er mensen zijn die
een gemeenschappelijk doel willen realiseren.
– Om de doelen van de organisatie te bereiken zijn er –
behalve medewerkers – ook andere hulpmiddelen nodig:
geld, tijd, ruimte en apparatuur.
Checklist
1 Kun je het begrip ‘organisatie’ omschrijven?
2 Ken je de verschillen tussen een inrichting, een instituut,
een instelling?
3 Ken je de betekenis van het woord ‘organisatieleer’?
4 Ken je het verschil tussen organisatieleer en organisatiekunde?
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
027
Soorten organisaties en
instellingen
2
2.1
2.2
29
2.3
2.3.1
2.3.2
2.4
Een typologie van organisaties in brede zin
Een typologie van dienstverlenende organisaties
De rechtsvorm van een instelling
De stichting
De vereniging
Professionalisering van dienstverlenende
stichtingen en verenigingen
31
34
34
35
36
Hoofdthema’s
– Welke indelingscriteria zijn er voor organisaties in het algemeen?
– Welke indelingscriteria zijn er voor dienstverlenende organisaties?
– Wat zijn de rechtsvormen van instellingen?
Leerdoelen
– Organisaties kunnen indelen naar doelstelling, grootte en andere
kenmerken.
– Dienstverlenende organisaties kunnen indelen naar kerntaak,
effecten, waarden en verwachtingen.
– Onderscheid zien in instellingen naar soort taak en mate van
professionalisering.
– Het verschil kennen tussen de verenigings- en de stichtingsvorm.
Competentie
– Organisatiebewust en organisatiesensitief werken. Dat houdt in
dat je in staat bent om diverse competenties in hun onderlinge
samenhang toe te passen, zodat er sprake is van adequaat medewerkerschap in een organisatie. Onder adequaat medewerker-
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
028
29
2 Soorten organisaties en instellingen
schap verstaan we: blijk geven van een efficiënte en effectieve
werkbenadering, als teamlid op zowel taak-, persoons- als contextgerichte wijze reflecteren op de werkprocessen en eventuele
verbetervoorstellen doen. Tevens verstaan we daaronder het leveren van een bijdrage aan het ontwikkelen en onderhouden van
een professionele werkhouding.
Handelingsbekwaamheid
– Typeren van een organisatie naar de aard van dienstverlening.
– Bepalen wanneer beter een vereniging en wanneer beter een
stichting kan worden opgericht.
2.1
Een typologie van organisaties in brede zin
Je kunt organisaties op allerlei manieren indelen, lettend op de
producten die ze voortbrengen, de manier waarop dat wordt gedaan, de geschiedenis van de organisatie enzovoort. We noemen
hier indelingen naar
– doelstelling: sociaal-cultureel (toneelvereniging), maatschappelijk
(ziekenhuis), economisch (Philips), politiek (PvdA).
– bron van financiering: commercieel (Philips) of gesubsidieerd
(Noord-Nederlands Orkest).
– grootte: groot of klein. Dit is natuurlijk relatief. Het aantal medewerkers van de organisatie is een maatstaf. Een organisatie met
meer dan honderd medewerkers is groot, een instelling met drie
medewerkers is klein.
– leeftijd: jong of oud. Sommige organisaties staan nog in de kinderschoenen, andere bestaan al meer dan honderd jaar en hebben daardoor een lange traditie. Vaak zijn oude organisaties
groter dan zeer jonge, al kunnen organisaties ook een hele levenscyclus doormaken van ontstaan, via groei naar wasdom naar
krimp en opheffing.
– complexiteit: simpel of complex. Een organisatie met één team en
één teamleider is eenvoudig. Een organisatie met veel vestigingen
en onderafdelingen is complex.
– structuur: horizontaal of verticaal. In een horizontale organisatie is
iedereen ongeveer gelijk; in een verticale organisatie heb je tal
van directeuren en chefs.
– invloed van directbetrokkenen: democratisch of autoritair. Een
vereniging is een democratische organisatie; een leger wordt
tamelijk autoritair geleid.
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
soorten organisaties
029
30
De organisatie als hulpmiddel
– type dienstverlening dat door de organisatie gegeven wordt: informatie, advies, hulp, zorg enzovoort.
Tabel 2.1 geeft een overzicht van onderscheidingscriteria, met
steeds enkele kenmerken en voorbeelden. Deze lijst is echter niet
uitputtend; er zijn meer varianten denkbaar.
Tabel 2.1
Typologie van organisaties.
indelingscriterium
kenmerk
voorbeeld
doelstelling
sociaal-cultureel
museum
economisch
bedrijf
politiek
politieke partij
maatschappelijk
ziekenhuis
commercieel: for profit
bedrijf
subsidie: non-profit/not-for-profit
museum
klein
peuterspeelzaal
groot
Philips NV
jong
Partij voor de Dieren
oud
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie
eenvoudig
peuterspeelzaal
complex
Mitsubishi
horizontaal
GroenLinks
hiërarchisch
het leger
aanzienlijk
Artsen zonder grenzen
gering
het leger
type dienstverlening
informatie, advies, hulp, zorg enzovoort
adviesdienst, thuiszorg enzovoort
juridische vorm
nv, bv, vof*
bedrijf
stichting
Stichting voor Maatschappelijk Werk
vereniging
woningbouwvereniging
financiering
grootte
leeftijd
complexiteit
structuur
invloed betrokkenen
*nv = naamloze vennootschap, bv = besloten vennootschap, vof = vennootschap onder firma
Vraag: Hoe kun je het karakter van de organisaties waarvan jij
deel uitmaakt nader typeren, in termen van doelstelling, grootte
enzovoort?
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
030
2 Soorten organisaties en instellingen
2.2
31
Een typologie van dienstverlenende organisaties
In grote meerderheid leiden de sociaalagogische en gezondheidszorgopleidingen studenten op voor het vervullen van een functie in
een dienstverlenende organisatie. Er zijn verschillende soorten
dienstverlenende organisaties waarbinnen je werkzaam kunt zijn.
Om te begrijpen waar het over gaat, dien je eerst te weten wat wordt
verstaan onder een ‘dienstverlenende organisatie’.
Gastelaars (1997, p. 17) typeert de dienstverlenende organisatie als:
– ‘... een organisatie wier kerntaak bestaat uit een gerichte transactie tussen uitvoerenden en klanten;
– met het oogmerk, een specifiek effect teweeg te brengen in de
toestand van de klant;
– onder regie van de centrale waarden (de bottom-line) van de
organisatie;
– en rekening houdend met de inbreng en de verwachtingen van de
klant.’
dienstverlenende organisatie
Het eerste aspect houdt in dat er bij de uitwisseling van diensten
sprake moet zijn van een fysiek aanwezige klant en dat de uitwisseling van die dienst tot de kerntaak (het primaire proces) van de
organisatie hoort. Daarbij dient er sprake te zijn van twee partijen:
klant en beroepskracht.
Bij het tweede aspect gaat het er om bij de klant een verandering te
veroorzaken in zijn situatie. Dat kan op allerlei zaken betrekking
hebben. Denk dan bijvoorbeeld aan psychische, lichamelijke of
sociale aspecten, of eventuele combinaties daarvan.
Het derde aspect, de centrale waarden, verwijst naar de bepalende
richtlijnen voor het handelen van de uitvoerenden én naar de bottom-line, dat wil zeggen: de maatstaven aan de hand waarvan de
organisatie door de buitenwereld wordt ‘afgerekend’.1 Het gaat dan
onder meer over de wijze waarop men de klant tegemoet treedt/
behandelt/bejegent en de verwachtingen die daarmee bij de buitenwereld worden gewekt. Bijvoorbeeld: is een van de centrale waarden
een aanbodgerichte werkwijze, bemoeizorg of een vraaggestuurde
benadering? Of denk aan dominante waarden die ‘de organisatie’
hanteert zoals ‘wij zijn er om de klant te beschermen’, of ‘wij zijn er
om de maatschappij tegen de klant te beschermen’, of ‘wij zijn er
1 Zie Gastelaars, 1997, p. 32.
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
031
32
De organisatie als hulpmiddel
om de klant te helpen emanciperen c.q. te empoweren’.2 Je begrijpt
dat de wijze van dienstverlening, naar aard en strekking, anders zal
verlopen wanneer bescherming vooropstaat dan wanneer het over
empowerment gaat.
Het is voorts belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de
aanwezigheid van de klant. Dat kan variëren van de inrichting van
het gebouw (spreekkamers, wachtruimten, verpleegkamers) tot de
inrichting van de organisatie (aanwezige functies en specialismen,
werkprocedures enz.).
Ten slotte wijst het vierde aspect op de interactie met de klant.
Beroepskracht en klant zijn samen bezig. De klant heeft ook zijn
eigen inbreng in de inhoud van de dienstverlening en heeft daar zijn
eigen verwachtingen bij die maken dat de dienstverlenende organisatie zich daarvan bewust moet zijn. De mate waarop men daarop
inspeelt hangt sterk af van het type dienstverlenende organisatie en
de centrale waarden die men aanhangt.
typen dienstverlenende
organisaties
Gastelaars (1997, p. 149–161) onderscheidt zes verschillende typen
dienstverlenende organisaties. Zij spreekt over:
1 De selectiebureaucratie, ook wel regelgeleide dienstverlening genoemd. Deze organisaties danken hun bestaan aan de ‘verstatelijking van de zorgarrangementen en aan de juridificering van de
verhoudingen tussen overheid en burgers’. Bij deze vorm van
dienstverlening gaat het vooral om organisaties die zich bezighouden met het toepassen van algemene (rechts)regels op individuele klanten. Denk hierbij aan uitvoeringsorganen op het terrein van de sociale zekerheid, zoals de gemeentelijke bijstandsdienst of het uitvoeringsorgaan voor de WW-uitkering. Maar ook
de verschillende instanties van de rechterlijke macht behoren
hiertoe of het regionaal indicatieorgaan (RIO) waar bijvoorbeeld
de mate van (thuis)zorg voor de klant geı̈ndiceerd wordt. In deze
organisaties gaat het over het juist toepassen van de regels en
wetten voor afzonderlijke klanten, waarbij via tevoren vastgelegde
procedures gewerkt wordt. Het zal je niet verbazen dat menigeen
deze manier van werken ambtelijk en bureaucratisch noemt.
2 Massadienstverlening. Bij deze vorm van dienstverlening gaat het
vooral om anonieme, kortstondige, weinig ingrijpende, gestandaardiseerde transacties met klanten. Voorbeelden zijn energie2 Empoweren of empowerment betekent: meer macht en kracht voor
mensen, waardoor zij beter in staat zijn om actief invloed uit te oefenen op
hun leef- en arbeidsomstandigheden.
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
032
2 Soorten organisaties en instellingen
33
bedrijven of de gemeentelijke dienst Burgerzaken. De klant is
hier de anonieme afnemer van het standaardaanbod van de organisatie.
3 Professionele dienstverlening. Mintzberg (1983) spreekt in dit verband
over de ‘professionele bureaucratie’. In deze organisaties zijn het
veelal de hoogopgeleide professionals (hbo/universiteit) die de
dienstverlening voor hun rekening nemen, waarbij de klant de
transactie als diepgaand ervaart. In deze organisaties tracht men
doelgericht veranderingen te veroorzaken bij de klant. Veelal ervaart de klant een grote afhankelijkheid van de dienstverleners.
De beroepskracht speelt een belangrijke rol in het directe
dienstverlenende contact met de klant. Multidisciplinaire en interdisciplinaire samenwerking is daarbij regelmatig aan de orde.
Voorbeelden van deze organisaties zijn ziekenhuizen, het
RIAGG, onderwijsinstellingen of instellingen voor Maatschappelijk Werk en Dienstverlening.
4 Vrijwillige dienstverlening. Bij deze vorm van dienstverlening is er
sprake van een vrijwillige deelname aan het primaire proces van
zowel klant als dienstverlener en gaat het om het dienen van een
‘hoger organisatiedoel’. Er is bijvoorbeeld geen arbeidscontract.
Zowel de ‘uitvoerenden’ als ‘het management’ (bestuur van de
stichting of vereniging) nemen deel op vrijwillige basis. Voorbeelden van deze vormen van dienstverlening zijn organisaties
voor stervensbegeleiding aan huis, politieke partijen, Greenpeace
of Amnesty International.
5 Dienstverlening op basis van het zorgarrangement. In dit geval gaat
het om een vorm van dienstverlening die voor de klant zeer
ingrijpend en langdurig van aard is. De klant is erg afhankelijk
van deze vorm van dienstverlening. Deze organisaties zijn dag en
nacht, zeven dagen per week, beschikbaar voor de klant. Het
verlenen van zorg – van zeer intensief tot en met bed, bad en
brood – is een belangrijk kenmerk van het primaire proces. De
uitvoerende beroepskrachten hebben een grote verantwoordelijkheid, maar handelen over het algemeen op hoger gezag van
het management of de academisch gevormde professional (arts,
psycholoog, psychiater, orthopedagoog enz.). De eigen verantwoordelijkheid en zelfbeschikking van de klant is sterk afgenomen en er is een tendens dat de individualiteit van de klant sterk
ondergeschikt is aan de geı̈nstitutionaliseerde wijze van werken
van dit type organisaties. Voorbeelden van deze dienstverlening
zijn tbs-klinieken, justitiële internaten, psychiatrische ziekenhuizen, intra- en semimurale instellingen voor personen met een
verstandelijke beperking, verpleeg- en verzorgingshuizen, resi-
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
033
34
De organisatie als hulpmiddel
dentiële en semiresidentiële instellingen voor jeugdhulpverlening
en gevangenissen.
6 Individuele dienstverlening. Bij dit type dienstverlening is de klant
vaak de opdrachtgever. In het primaire proces gaat het om intensieve transacties met de individuele klant, waarbij het leveren
van maatwerk/zorg op maat een belangrijk uitgangspunt van
handelen is. De relatie tussen klant en dienstverlener kenmerkt
zich door het streven naar gelijkwaardigheid. In veel gevallen
betaalt de klant (al dan niet gedeeltelijk) voor deze dienstverlening. Voorbeelden van deze dienstverlening zijn juridische
dienstverlening door een advocatencollectief of het leveren van
diensten door particuliere bureaus voor (complexe) thuiszorg. De
klant betaalt dan bijvoorbeeld uit een verkregen persoonsgebonden budget (PGB). Bij dit laatste voorbeeld dient dan wel te
worden aangetekend dat voor het verkrijgen van dit budget de
klant eerst is aangewezen op een selectiebureaucratie.
Vraag: Welke dienstverlenende organisaties ken je? Kun je ze
indelen met behulp van de typologie van Gastelaars?
Vraag: Tot wat voor soort reken je jouw (stage)organisatie?
2.3
De rechtsvorm van een instelling
2.3.1
de stichting
Een stichting is een rechtspersoon die een vermogen of andere
middelen voor een ideëel doel aanwendt en wordt bestuurd door een
bestuur.
ideëel doel
Een ideëel doel is een ‘goed’ doel dat niet is gericht op winst maar
op het welzijn van anderen. Het zijn dus niet de individuele oprichters of bestuurders van de stichting die dat goede doel najagen,
maar het is de stichting als rechtspersoon die dat doet. De verplichtingen die de stichting aangaat met anderen, zoals arbeidsovereenkomsten met werknemers en de koop of de huur van een
pand, doet ‘de stichting’, en niet het afzonderlijke bestuurslid.
Stichtingen zijn bijvoorbeeld de Stichting voor Maatschappelijk
Werk, de Stichting Algemeen Ziekenhuis, de Stichting voor Jeugdwerk, de Stichting Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs of een
woningbouwstichting.
Van een stichting kun je geen lid worden. Wel kun je donateur
worden om zo met jouw geld het werk van de stichting te steunen.
Het bestuur zorgt zelf voor aanvulling als een bestuurslid opstapt.
Sinds de democratiseringsgolf in de jaren zestig en zeventig van de
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
034
35
2 Soorten organisaties en instellingen
twintigste eeuw zijn veel stichtingen gedemocratiseerd, uit vrije wil,
afgedwongen door de doelgroepen of afgedwongen door de subsidiegevers. Het is namelijk heel goed mogelijk om een stichtingsbestuur dwingend te beı̈nvloeden. Je kunt het bestuur, bijvoorbeeld,
samenstellen uit en door de belanghebbenden. Je kunt het zo regelen dat de huurders van een woningbouwstichting een huurdersvergadering vormen en dwingend bestuursleden voordragen. Bij
reglement is ook te bepalen dat het bestuur bepaalde besluiten
(zoals het vaststellen van een begroting of beleidsplan) alleen mag
nemen als de deelnemersraad ermee instemt. Op die manier kan een
stichting een zeer democratische vorm krijgen. Voor het geval het
bestuur van een stichting zou falen, bijvoorbeeld door het aangaan
van schulden die niet afbetaald kunnen worden of door subsidiefraude of frauduleuze boekhouding, zijn alle bestuursleden, zoals
die op dat moment staan geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, hoofdelijk, wettelijk aansprakelijk te stellen. Dat zou dan betekenen dat de schulden uit het privévermogen van de bestuursleden
afbetaald moeten worden. Bestuursleden kunnen individueel strafrechtelijk worden vervolgd als ‘hun’ stichting de wet overtreedt.
Een stichting bestaat formeel alleen uit een bestuur en een vermogen- of inkomstenbron. Het bestuur wendt dat geld aan voor een
goed doel. Dit is het ‘kale’ model.
Formeel kunnen de belanghebbenden bij dat goede doel ook direct
verregaande invloed hebben op de stichting. Dit is het ‘aangeklede’
model.
Het hangt erg af van de identificatiemogelijkheid van de belanghebbenden of zij direct invloed kunnen hebben op de stichting. Bij
een woningbouwstichting of een school is dat eenvoudig: het zijn
huurders, respectievelijk de leerlingen of hun ouders, van dat moment. Bij sommige stichtingen is dat bestand aan belanghebbenden
echter zeer wisselend. Denk bijvoorbeeld aan een ziekenhuis of een
adviesbureau voor jongeren. Het is nauwelijks mogelijk deze belanghebbenden te organiseren en te activeren in een deelnemersraad.
Een tussenvorm is: uit de betrokken doelgroep een aantal actieven
‘namens de doelgroep’ in een adviesraad zetten.
2.3.2
de vereniging
Er zijn naast stichtingen ook verenigingen. Ook zij hebben een
ideëel doel. Een vereniging is een samenwerkingsverband van leden
die dat doel onderschrijven. Om de vereniging te leiden, kiezen zij
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
invloed van
belanghebbenden
ideëel doel
leden
035
36
De organisatie als hulpmiddel
een bestuur, dat verantwoording schuldig is aan de ledenvergadering.
Bij een vereniging is de ‘ledenvergadering’ dus het hoogste gezag.
Een ledenvergadering moet minstens één keer per jaar bijeengeroepen worden. Daarin legt het bestuur verantwoording (financieel
en inhoudelijk) af voor het tot dan toe gevolgde beleid en dient het
goedkeuring te vragen voor het te voeren beleid in het komende jaar.
Verenigingen zijn bijvoorbeeld een politieke partij, een vakbond,
een sportvereniging, de Vereniging Voor Veilig Verkeer Nederland,
de vereniging Humanitas, de Reclasseringsvereniging, een patiëntenvereniging of een woningbouwvereniging.
Van een vereniging kun je lid worden. Sommige verenigingen hebben zo weinig (actieve) leden dat ze slechts in naam een vereniging
zijn, maar meer lijken op een stichting.
positie leden
Formeel bestaat een vereniging dus uit leden die zelf een bestuur
formeren. Feitelijk kan dit bestuur zeer los staan van de leden.
Omdat bij een vereniging de leden de hoogste macht vertegenwoordigen, kunnen zij, op wettelijke gronden, allemaal hoofdelijk
aansprakelijk gesteld worden als er zich binnen de vereniging misstanden voordoen.
Sommige woningbouwverenigingen en schoolverenigingen, bijvoorbeeld, lijken meer op een kale stichting dan op een vereniging.
2.4
structuur, stichtingen en
verenigingen
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
Professionalisering van dienstverlenende stichtingen en
verenigingen
Oorspronkelijk hadden stichtingen en verenigingen een eenvoudige
structuur, maar in de loop van de tijd werd deze steeds complexer.
1 In de eenvoudigste vorm was er een directe relatie tussen de
weldoener en het bedeelde volk. Het werk bestond uit het uitdelen van aalmoezen en daardoor was er een rechtstreeks contact
tussen bijvoorbeeld de vrouw of het huispersoneel van de weldoener, soms de weldoener zelf, en de armen.
2 Nagelaten vermogens en schenkingen, ten behoeve van de armen, werden belegd en beheerd door bestuurders. Er vond ook
wel onderbrenging bij particuliere gezinnen plaats van zorgbehoevenden, tegen vergoeding uit het fonds. Dit is de oude vorm
van een ‘stichting’: een vermogen, aangewend voor een ‘goed
doel’, beheerd door een aantal bestuurders.
3 Door het stichten van inrichtingen en tehuizen werd niet alleen
het beheer van een vermogen, maar ook het beheer van deze
036
37
2 Soorten organisaties en instellingen
panden en het begeleiden van de bewoners een taak. Dit gebeurde doorgaans door aangezochte ‘regenten’, afkomstig uit de
gegoede burgerij. De weldoener betaalde alles, de benoemde
regenten beheerden de voorziening.
Het begeleidend werk in de tehuizen werd gedaan door betaalde
opzichters, huismeesters en verzorgers. De bedeling van armen
werd gewoonlijk gedaan door vrijwilligers, op aanwijzing van de
bestuurders.
4 Een zijtak in deze ontwikkeling was de oprichting van verzekeringsfondsen. Deze onderlinge fondsen ter bestrijding van kosten van ziekte, ouderdom, begrafenis en ter verschaffing van
enige inkomsten bij werkloosheid, werden betaald door de aangesloten leden, en beheerd door vrijwillige bestuurders, later
door vrijgestelde (betaalde) bestuurders. Kerken, verenigingen en
vakbonden waren op dit gebied actief.
5 Toen het aantal medewerkers van een stichting of vereniging te
groot werd om ongecoördineerd het werk uit te voeren, werd er
een directeur aangesteld om de dagelijkse leiding op zich te
nemen. De directeur was vaak de enige betaalde kracht.
Bij verdere uitbreiding van het werk bleek het noodzakelijk de
medewerkers te binden aan de organisatie en kwaliteitseisen te
stellen. De medewerkers kwamen in dienst van de organisatie,
die daarmee tevens werkgever werd.
Binnen dit team van medewerkers groeide een verdere differentiatie van taken. Medewerkers werden onderverdeeld in teams die
onder leiding kwamen te staan van coördinatoren. Het geheel
werd aangevuld met ondersteunende diensten, zoals een financiële administratie en een post- en typekamer.
In de loop van de tijd ontstond er dus achter de rug van de welzijnswerker, haast onzichtbaar voor de klant, een heel apparaat van
andere uitvoerende medewerkers, leidinggevenden, ondersteunende diensten, directie en bestuurders. Wanneer hulpverleners
tegen betaling geschoold werk verrichten in een complexe instelling, heet dit ‘professionalisering’.
Deze ontwikkeling is op velerlei gebied na te lopen, zowel op het
gebied van onderwijs als op het gebied van gezondheidszorg, armenzorg, ouderenzorg, werkloosheidsvoorzieningen enzovoort (zie
Van Loo).
In hoofdstuk 12 wordt uitgebreider ingegaan op het beleid van een
instelling.
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
differentiatie en specialisatie
professionalisering
037
38
De organisatie als hulpmiddel
Vraag: Is jouw instelling een vereniging of een stichting? Wie
zitten er in het bestuur?
Vraag: Vraag de statuten op van een vereniging en van een
stichting en vergelijk ze met elkaar, vooral op het punt van de
bestuursvorm. Welke vorm vind je de meest democratische?
Begrippen
– dienstverlenende organisatie:
een organisatie die veranderingen tracht te effectueren bij
een klant
– stichting:
een rechtspersoon die een vermogen of andere middelen
voor een ideëel doel aanwendt en wordt bestuurd door een
bestuur
– vereniging:
een rechtspersoon met leden die een gemeenschappelijk
ideëel doel onderschrijven
– professionalisering:
ontwikkeling van vrijwillige inspanning om een ideëel doel
te bereiken naar betaald werk van geschoolde hulpverleners
binnen een instelling
Verbanden
– Dienstverlening vereist een relatie tussen klant en beroepskracht.
– Dienstverlening streeft verandering na bij de klant.
– De relatie tussen klant en hulpverlener is gebaseerd op een
aantal waarden.
– De aard van een dienstverlenende instelling is afhankelijk
van de omvang van de doelgroep, de aard van de verleende
dienst en de professionaliteit van de hulpverleners.
Checklist
1 Ken je de doelgroep van jouw instelling?
2 Weet je in welke mate de beroepskrachten en de klanten
samenwerken?
3 Weet je in welke mate de hulpverleners in jouw instelling
professionals zijn?
4 Ken je de waarden van jouw school en van jouw instelling?
5 Weet je welke rechtsvorm jouw organisatie heeft?
BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562
038
Download