Invoering nieuwe meldingsplichtige ziekten groep C

advertisement
Invoering nieuwe meldingsplichtige ziekten groep C:
zikavirusinfectie en tularemie
Samenvatting
 Per 1 november 2016 zijn zikavirusinfectie (tijdens de zwangerschap en gecompliceerde infectie)
en tularemie als meldingsplichtige ziekten groep C in de Wet publieke gezondheid opgenomen.
 Het hoofd van het laboratorium en de behandelende arts moeten alle personen die voldoen aan
de meldingscriteria voor deze ziekten binnen één werkdag na vaststelling aan de arts
infectieziektebestrijding van de GGD in zijn/haar werkgebied melden.
 Voor zwangere vrouwen met een zikavirusinfectie en hun pasgeborenen is een follow-up register
opgezet.
 De LCI-richtlijnen Zikavirusinfectie en Tularemie zijn hierop aangepast.
Bericht
Wat is zikavirusinfectie
Zikavirus is een flavivirus dat vooral wordt overgedragen door exotische muggensoorten van het
geslacht Aedes, vooral Aedes aegypti (gelekoortsmug). Zikavirus is daarnaast tijdens de zwangerschap
van moeder op kind, seksueel en via bloedproducten overdraagbaar. Inmiddels is duidelijk dat
zikavirusinfectie tijdens de zwangerschap een verhoogd risico geeft op congenitale afwijkingen
(‘ congenitaal zikavirus-syndroom’ waaronder microcefalie). Ook andere neurologische complicaties
kunnen zich voordoen, waaronder het syndroom van Guillain-Barré.
In Nederland zijn tot eind oktober 2016 ongeveer 100 geïmporteerde gevallen vanuit met name Middenen Zuid-Amerika bekend.
Doel meldingsplicht zikavirusinfectie
Het is van belang om goede gegevens over de ziektelast van zikavirusinfectie te verzamelen vanwege
hun relevantie voor beleid en bestrijding van het zikavirus.
De meldingsplicht betreft alleen infecties tijdens de zwangerschap en gecompliceerde infecties en heeft
tot doel kennis te verwerven over complicaties bij zwangeren en pasgeborenen en over het risico op
ernstig ziektebeloop zoals het syndroom van Guillain-Barré.
De meldingsplicht is gepubliceerd in het Staatsblad op 23 augustus 2016 en gaat per 1 november 2016 in.
Follow-upregister zikavirusinfecties in de zwangerschap
Om de ziektelast door zikavirusinfectie in de zwangerschap in Nederland vast te leggen en bij te dragen
aan de kennisontwikkeling is een follow-upregister voor zwangeren en hun pasgeborenen (tot een
leeftijd van twee jaar) opgezet. Omdat het niet in alle gevallen mogelijk blijkt om zikavirusinfecties
serologisch te bewijzen dan wel uit te sluiten (vanwege kruisreactiviteit met andere flavivirussen),
worden ook gevallen van waarschijnlijke zikavirusinfecties bij zwangere vrouwen en hun pasgeborenen
opgenomen in het register. Voor deze gegevensverzameling wordt informed consent van de zwangere
vrouw / ouders gevraagd. GGD’en wordt gevraagd de gegevensverzameling voor dit register bij een
melding te coördineren.
Meldingscriteria zikavirusinfectie
Alle waarschijnlijke* en bevestigde** zikavirusinfecties bij de volgende personen:
 een zwangere;
 een vrouw die een spontane miskraam of abortus heeft ondergaan;
 pasgeborenen met congenitale aandoeningen;
 personen opgenomen in het ziekenhuis binnen 4 weken na het begin van de zikavirusinfectie;
 personen die overleden zijn binnen 4 weken na het begin van de zikavirusinfectie;
 personen met het syndroom van Guillain-Barré, ontstaan binnen 4 weken na het begin van de
zikavirusinfectie.
*Waarschijnlijke zikavirusinfectie:
 een positieve zikavirus geïnduceerde IgM in een enkel serummonster (mits uitgevoerd met een
gevalideerde serologische test), en/of

seroconversie of 4-voudige stijging van zikavirusspecifieke antilichamen in gepaarde
serummonsters (mits uitgevoerd met een gevalideerde serologische test) en aanwezigheid van
zikavirusneutraliserende antilichamen.
**Bevestigde zikavirusinfectie:
Een positieve uitslag van één of meerdere van de onderstaande laboratoriumtesten detectie van
zikavirus genetisch materiaal m.b.v. een NAT (RT-PCR);
 detectie van zikavirus antigen;
 isolatie van zikavirus uit een klinisch monster
LCI-richtlijn Zikavirusinfectie
Uitgebreide informatie over het ziektebeeld, de epidemiologie, de diagnostiek en te nemen
maatregelen naar aanleiding van een geval zijn te vinden in de LCI-richtlijn Zikavirusinfectie
TULAREMIE
Wat is tularemie
Tularemie is een bacteriële zoönose. In Europa is de verwekker van tularemie de bacterie Francisella (F.)
tularensis (subspecies (ssp). holartica, type B). De belangrijkste reservoirs van F. tularensis spp. holartica
zijn hazen en daarnaast andere zoogdieren zoals konijnen en knaagdieren. Transmissie naar de mens
kan optreden via direct contact met besmette dieren en via stekende insecten en mogelijk teken. Ook
kan transmissie plaatsvinden via inhalatie en via besmet voedsel.
Tularemie heeft verschillende klinische verschijningsvormen waarvan de ulcero-glandulaire en
glandulaire vormen in Europa verreweg het meest voorkomen.
De met bioterrorisme geassocieerde F. tularensis (ssp. tularensis, type A) komt in Europa niet endemisch
voor.
Ziekteverschijnselen en diagnostiek
Op de plaats van de primaire percutane besmetting ontstaat een typische huidlaesie, een ulcus waarbij
er een verheven rode huidafwijking is met een centrale zwarte delle (zogenoemde eschar). Bijna altijd is
er bijkomende koorts. Na spontane genezing van het ulcus blijft de lymfadenopathie bestaan die kan
abcederen (2 tot 13 % van de gevallen). Bij de glandulaire vorm is er lymfadenopathie en koorts zonder
een primaire huidlaesie. Bij blootstelling via besmet voedsel kan oro-pharyngeale tularemie optreden
met cervicale lymfadenopathie. Bij inhalatie kan een luchtweginfectie ontstaan.
Klinische situaties waarbij verder onderzoek naar tularemie te overwegen is:
1. Vergrote lymfeklier(en), mogelijk geabcedeerd, met koorts en eventueel een typische huidlaesie,
waarbij de banale kweek geen verwekker heeft opgeleverd.
Advies: punctaat van de lymfklier en eventueel uitstrijk van de huidlaesie insturen voor PCR
2. Koorts en regionale lymfadenopathie al dan niet met een typische huidlaesie, waarbij geen
materiaal beschikbaar is voor PCR en na uitsluiting van meer voorkomende verwekkers zoals
Bartonella henselae, Toxoplasma en eventueel EBV en CMV.
Advies: tularemie-serologie.
Neem contact op met de arts-microbioloog voor advies over diagnostiek.
Bovenstaande klinische situaties gelden in het bijzonder als de kliniek 3 tot 6 dagen na hanteren van
hazen (konijnen/knaagdieren) is ontstaan, dan wel na insecten- en/of tekenbeten. Wees ook bedacht op
tularemie in geval van andere ziekteverschijnselen na contact met zieke of dode hazen.
Doel meldingsplicht tularemie
Na decennialange afwezigheid in Nederland wordt tularemie vanaf 2011 incidenteel aangetoond bij
mensen en hazen. In totaal is de ziekte bij 10 patiënten vastgesteld. Omdat nog veel onbekend is over
hoe de huidige transmissie in Nederland verloopt, wat de reservoir(s) zijn en welke vectoren een rol
spelen, wordt de meldingsplicht ingevoerd. Bronopsporing is nodig om inzicht te krijgen in de
infectiebronnen in Nederland om gerichte bestrijding van bronnen mogelijk te maken en te beoordelen
voor wie of voor welke risicogroepen aanvullende preventiemaatregelen relevant zijn. De meldingsplicht
is gepubliceerd in het Staatsblad op 23 augustus 2016 en gaat per 1 november 2016 in.
Meldingscriteria tularemie
Elke persoon met ten minste één van de hieronder genoemde klinische presentaties:
 huidulcer met regionale lymfadenopathie (ulceroglandulaire tularemie)
 vergrote en pijnlijke lymfeklieren zonder zichtbaar ulcer (glandulaire tularemie)
 vergrote en pijnlijke lymfeklieren met stomatitis en/of faryngitis en/of tonsillitis (oropharyngeael
tularemie)
 conjunctivitis met regionale lymfadenopathie (oculoglandulaire tularemie)
 gastro-intestinale klachten (buikpijn, overgeven, diarree) (intestinale tularemie)
 longontsteking (met aanwijzingen op een longfoto) (pulmonale tularemie)
 sepsis of koorts zonder focus (tyfoidale tularemie)
in combinatie met:
1 van de 3 genoemde laboratoriumcriteria:
 Isolatie van Francisella tularensis subspecies, uit patiëntenmateriaal
of
 Detectie van Francisella tularensis nucleinezuur uit patiëntenmateriaal
of
 Een voor Francisella tularensis specifieke antistofrespons
Na melding zal de GGD met behulp van een vragenlijst de bron proberen vast te stellen.
Contactonderzoek is niet geïndiceerd, tenzij andere personen aan dezelfde bron zijn blootgesteld.
LCI-richtlijn Tularemie herzien
Uitgebreide informatie over het ziektebeeld, de epidemiologie en te nemen maatregelen naar
aanleiding van een geval zijn beschreven in de LCI-richtlijn Tularemie.
Intercollegiaal overleg GGD
Streeklaboratorium, dienstdoende microbioloog: 020 555 5293, buiten kantooruren via 020 599 4009.
Arts Infectieziekten: 020-5555 105, buiten kantooruren: 020-5555 555, vraag naar de dienstdoende arts
Infectieziekten.
Overige communicatie:


De folder Melden van infectieziekten is geactualiseerd
Zie ook de GGD website met informatie specifiek bedoeld voor huisartsen.
Download