Eierstokkanker Ovariumcarcinoom Inleiding Uw gynaecoloog heeft de diagnose eierstokkanker (ovariumcarcinoom) gesteld. Ziek zijn, maar zeker de diagnose kanker zorgt vaak voor veel angst en onzekerheid. Met behulp van deze folder willen wij u informeren over de gang van zaken in ons ziekenhuis, de behandeling en alle zorg eromheen. De eierstokken De eierstokken (ovaria) zijn de vrouwelijke geslachtsklieren en bevinden zich in het kleine bekken, aan weerszijden van de baarmoeder. De eileiders vormen, samen met een peesje, de verbinding tussen de eierstokken en de baarmoeder. De eierstokken zijn 3-4 cm lang en 2-3 cm breed. Eierstokken produceren hormonen. De 2 belangrijkste hormonen die in de eierstokken wordt geproduceerd zijn: oestrogenen en progesteron. Beide hormonen spelen een rol bij de menstruatie, zwangerschap, het libido gehalte en het soepel houden van de schede (vagina). De periode waarin de eierstokken geslachtshormonen produceren, ligt ongeveer tussen het 12e en het 52e levensjaar. Vormen van eierstokkanker In eierstokken komen 3 soorten weefsels voor. Dit onderscheid is belangrijk, omdat elk soort weefsel andere cellen produceert en er dus ook verschillende tumoren (kwaadaardigheden) ontstaan. • De kanker die voortkomt in de buitenste laag cellen van de eierstokken (het epitheel) wordt het epitheliale ovariumcarcinoom of adenocarcinoom genoemd. • De tumor die ontstaat in het weefsel waar de hormoonproductie plaatsvindt, heet het gonadale stromacelcarcinoom. • En de laatste tumor die zich kan ontwikkelen in de eierstokken is het kiemcelcarcinoom. Dit is een tumor die ontstaat uit de kiemcellen, dit zijn eicellen die in de loop van de tijd uitrijpen of verloren gaan. De behandeling van de 3 tumoren kan verschillen. In deze folder zullen we met name spreken over de behandeling van de meest voorkomende vorm van eierstokkanker, namelijk de vorm die ontstaat uit de buitenste laag cellen van de eierstok (het adenocarcinoom). Elk jaar wordt in Nederland de diagnose eierstokkanker vastgesteld bij ongeveer 1100 vrouwen. Eierstokkanker ontstaat meestal bij vrouwen boven de 50 jaar, maar kan op alle leeftijden voorkomen. Deze tumor wordt vaak pas in een laat stadium ontdekt, omdat het begin van de ziekte sluipend en zonder symptomen is. In tegenstelling tot goedaardige gezwellen in de eierstokken kan een kwaadaardige tumor het omliggende gezonde weefsel binnengroeien. Tumorcellen kunnen zich op deze manier door het gehele lichaam verspreiden. Er ontstaan dan uitzaaiingen op andere plaatsen in het lichaam. Een andere naam voor uitzaaiing is metastase. In een vroeg stadium beperkt de kanker zich tot een of beide eierstokken. Zodra de tumor zich buiten de eierstokken gaat uitbreiden en tumorcellen loslaten van Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 2 de eierstokken, gebeurt dit vooral in de buikholte. De buikholte en buikorganen zijn bekleed door buikvlies. Daarop kunnen talrijke uitzaaiingen ontstaan. De oorzaak van eierstokkanker is nog niet geheel bekend. Factoren zoals erfelijkheid spelen waarschijnlijk een rol in dit proces. De behandeling Afhankelijk van het ziektestadium, uw conditie en algehele gezondheidstoestand zijn er verschillende behandeldoelen: • Curatieve behandeling: wanneer een behandeling tot doel heeft genezing te bereiken. • Adjuvante behandeling: een aanvullende behandeling. Bijvoorbeeld chemotherapie na een operatie, om eventuele niet-waarneembare uitzaaiingen te bestrijden en daarmee de kans op terugkeer van de ziekte te verminderen. Ook nu is het doel om genezing te bereiken. • Neo-adjuvante behandeling: een behandeling voor de primaire operatieve behandeling om de tumor te verkleinen. De neo-adjuvante behandeling is ook gericht op genezing. • Palliatieve behandeling: is gericht op het remmen van de ziekte en/of vermindering of het voorkomen van klachten. Genezing is bij deze behandeling niet (meer) mogelijk. De meeste toegepaste behandeling bij eierstokkanker is een operatie in combinatie met chemotherapie. De volgorde van deze twee behandelingen kan verschillen. Bestraling of hormoontherapie worden eventueel ingezet als deel van de palliatieve behandeling. Als de volgorde van de behandeling is bepaald worden de afspraken voor u gepland. De operatie Wordt er gestart met een operatie dan worden de afspraken hierop afgestemd. Een operatie is de meest voorkomende behandeling bij eierstokkanker. De buik wordt geopend met een snee die loopt van het schaambeen tot aan of boven de navel. Meestal verwijdert de gynaecoloog de baarmoeder, de beide eierstokken en het grote inwendige vetschort (omentum majus) waarin de meeste lymfklieren zich bevinden. Als de ziekte zich verder heeft uitgebreid, neemt de gynaecoloog zo veel mogelijk tumorweefsel weg. Dit wordt debulking genoemd. Hoe minder tumorweefsel achterblijft, hoe groter de kans op genezing na de aanvullende chemotherapie. Wanneer de tumor is doorgegroeid in bijvoorbeeld de darmen, kan de gynaecoloog het nodig vinden ook een deel van de darmen weg te nemen. Als het mogelijk is om de tumor compleet te verwijderen samen met een stuk darm wordt hiertoe meestal besloten. Soms is het dan noodzakelijk om een tijdelijke of definitieve darmstoma aan te leggen. Een stoma is een kunstmatige uitgang: een opening van de darm in de huid van de buik. Ook kunnen (delen van) andere organen, zoals milt, lever, maag of blaas verwijderd worden. De gynaecoloog kan vanwege de uitgebreidheid van de ziekte ook tot de conclusie komen dat het niet verantwoord is om verder te opereren. Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 3 Het behandeladvies is dan meestal chemotherapie. Het doel daarvan is de tumor zo veel mogelijk te verkleinen. Als dat doel wordt bereikt, kan meestal alsnog een operatie plaatsvinden. Het opnieuw operatief verwijderen van tumorweefsel na chemotherapie, wordt interval debulking genoemd. De gynaecoloog informeert u na de ingreep of de eerste dag na de ingreep over alle bevindingen. Voor de operatie Als uw medische voorgeschiedenis of het bloedonderzoek daar aanleiding toe geeft, kan het zijn dat u voorafgaand aan uw opname wordt gezien door een internist of een cardioloog. Als tumordoorgroei in de darm wordt vermoed, krijgt u meestal nog een afspraak bij de chirurg. Vóór opname krijgt u een lichamelijk onderzoek om uw lichamelijke conditie vast te stellen. Daarnaast heeft u een gesprek met een medewerker van de afdeling Anesthesie (narcose). Ook heeft u vóór opname een gesprek met de gynaecologisch (oncologisch) verpleegkundige. Dit is een gespecialiseerd verpleegkundige die samen met u en uw gynaecoloog werkt aan uw behandeling. Zij begeleidt u ook bij uw ziekteproces. Meer informatie over de gynaecologisch verpleegkundige vindt u in een aparte folder. Daar kunt u uiteraard naar vragen, mocht deze nog niet in uw bezit zijn. De opname Op de dag van de operatie wordt u opgenomen op de verpleegafdeling. Als er vóór de ingreep nog bepaalde onderzoeken moeten gebeuren of als u voorafgaand aan de ingreep medicijnen krijgt toegediend, kan het zijn dat u eerder wordt opgenomen. U heeft bij de opname een intakegesprek met een verpleegkundige van de verpleegafdeling. De gynaecoloog die u opereert ziet u op de operatiekamer voordat u onder narcose gebracht wordt. U weet altijd ruim voor uw opname wie u opereert. Aangezien uw operatie, vanwege de diagnose kanker, steeds met voorrang wordt gepland kan het zijn dat u pas enkele dagen van tevoren hoort wanneer u wordt opgenomen. Na de operatie De lichamelijke herstelperiode duurt tenminste 6-8 weken. Het is verstandig om al vóór de ingreep voorbereidingen te treffen voor de periode na de operatie. Als er extra hulp moet worden ingeschakeld kunt u dit eventueel al met uw huisarts bespreken. De eerste dagen na de operatie is buikpijn heel gewoon. U krijgt daarvoor pijnstilling. Door de verdoving hebben uw darmen stilgelegen. Deze komen pas langzaam weer op gang. Daarom mag u de eerste dag alleen heldere vloeistoffen drinken. Afhankelijk van het op gang komen van de darmen wordt het dieet uitgebreid. De dag van de operatie blijft u in bed. De dag na de operatie mag u voorzichtig uit bed komen. Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 4 De blaaskatheter wordt in principe de eerste dag na de operatie verwijderd. Als u nog niet goed mobiel bent of als er schade aan de blaas is ontstaan tijdens de operatie of als er een beetje bloed in de urine zit, wordt deze langer in de blaas gehouden. Hoe lang u in het ziekenhuis blijft, hangt af van de operatie en het tempo waarin u herstelt. Ook is het van belang of u thuis hulp hebt. Doorgaans blijft u 4 tot 5 dagen in het ziekenhuis. Gevolgen na de operatie Wegblijven van de menstruatie Doordat de baarmoeder is verwijderd treed er geen menstruatie meer op. Vervroegd in de overgang Overgangsklachten treden op doordat de eierstokken zijn verwijderd. Hierdoor worden er geen geslachtshormonen meer geproduceerd. Het wegvallen van de hormoonproductie kan eventueel worden opgevangen door hormoonvervangende medicijnen. Gevolgen voor de seksualiteit Een aantal vrouwen meldt een veranderd gevoel bij de seksualiteit. Dit kan omdat de vagina van lengte is veranderd, doordat de baarmoeder is verwijderd waardoor een orgasme anders voelt of omdat door het gemis aan de vrouwelijke hormonen de vagina droog is. Ook kan het libido door het gemis aan hormonen verminderen. Bovendien heeft ‘de diagnose kanker’ effect op iemands welbevinden, waardoor het gevoel van seksualiteit kan veranderen. Vermoeidheid Vermoeidheid kan ontstaan door kanker en/of de behandeling van kanker. Wanneer de ziekte vergevorderd is, kan de vermoeidheid ook te maken hebben met het voortschrijdende ziekteproces. Mogelijke complicaties Bij elke operatie kunnen complicaties of ongewenste effecten optreden. • Een operatie gaat altijd gepaard met bloedverlies. Soms is een bloedtransfusie nodig. Elke bloedtransfusie heeft een (infectie)risico, maar dat risico is laag. • De narcose kan risico’s met zich meebrengen. Door verbetering van de bewakingsapparatuur en het beschikbaar zijn van moderne verdovingsmiddelen is een narcose tegenwoordig zeer veilig. • Bij de operatie wordt er een katheter in uw blaas gebracht. Deze blijft doorgaans zitten tot de eerste dag na de ingreep. Er kan altijd een blaasontsteking ontstaan. Dit is pijnlijk. Met antibiotica is een blaasontsteking goed te behandelen. • Er kan in de buik een nabloeding optreden. Meestal lost uw lichaam een dergelijke bloeduitstorting op, maar dit vergt een langere periode van herstel. Een enkele keer is bij een ernstige nabloeding een tweede operatie nodig. Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 5 • Tijdens de operatie kunnen organen beschadigd raken, bijvoorbeeld de urinewegen of darmen. Als er een uitzaaiing in de darmen zit kan de gynaecoloog ervoor kiezen een stoma aan te leggen. • Bij iedere operatie is er een risico op het ontstaan van een infectie of trombose (vorming van bloedstolsel). • Het litteken kan lang gevoelig blijven. Het litteken kan in de buikwand intrekken, zodat de buikwand ernaast of erboven gaat overhangen. • Bij elke operatie in de buikholte kunnen verklevingen ontstaan. Deze geven slechts zelden klachten. • Sommige vrouwen hebben na de operatie last van slapeloosheid, moeheid, concentratiestoornissen, buik- of rugpijn. • Na een operatie kunnen plasklachten optreden. Meestal gaan deze klachten vanzelf over. Mocht het herstel na de operatie anders zijn of langer duren dan u had verwacht, is het verstandig dit met uw gynaecoloog te bespreken. Het ziektestadium Uit de bevindingen van de opererende gynaecoloog, de resultaten van het onderzoek door de patholoog en de uitslagen van alle bloed- en röntgenonderzoeken kan het tumorstadium van de ziekte worden bepaald. Er zijn 4 stadia van eierstokkanker, stadium I tot IV. • Stadium 1: De tumor is beperkt tot een of beide eierstokken. • Stadium 2: De tumor is doorgegroeid in andere organen in het kleine bekken. • Stadium 3: Er zijn uitzaaiingen in de buikholte buiten het kleine bekken. • Stadium 4: Er zijn uitzaaiingen ergens anders in het lichaam, bijvoorbeeld in de longen. Behalve het ziektestadium vindt er ook een gradering van de tumor plaats. Deze gaat van graad 1 tot en met graad 3. Hoe hoger de gradering, des te minder de tumorcel op een gezonde cel lijkt en hoe sneller de tumor waarschijnlijk groeit. Ongeveer 10 dagen na de ingreep zijn alle uitslagen (van het vocht en weefsel dat tijdens de operatie werd weggenomen) bekend. Dan pas kan dan het ziektestadium definitief worden vastgesteld. Tijdens een afspraak met uw gynaecoloog krijgt u hier informatie over. Meestal wordt dit gecombineerd met het verwijderen van de hechtingen en de wondcontrole. De nabehandeling Als er sprake is van een vroeg ziektestadium kan het zijn dat na de operatie geen nabehandeling nodig is. Als de tumor zich heeft uitgebreid (hoger ziektestadium), kan de gynaecoloog u een nabehandeling adviseren in de vorm van chemotherapie. Bij het vaststellen van het (na-)behandelplan wordt gekeken naar: • Het stadium van de ziekte • De vorm van eierstokkanker • Uw algemene lichamelijke conditie Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 6 • De hoeveelheid tumorweefsel dat niet bij de operatie verwijderd kon worden Interval debulking Als de tumor na de debulkingsoperatie niet geheel is verwijderd, kan na drie kuren chemotherapie een zogenaamde interval debulkingsoperatie worden uitgevoerd. Met als doel alle tumorweefsel te verwijderen. Als deze ingreep slaagt, geeft dit een betere prognose. Chemotherapie Chemotherapie is de behandeling van kanker met celdelingremmende medicijnen (cytostatica).Chemotherapie wordt ingezet om te genezen, om mogelijke microscopische uitzaaiingen na operatie te verwijderen, om de tumor vóór de operatie te verkleinen zodat deze gemakkelijker verwijderd kan worden, of als complete behandeling. Als genezing niet meer mogelijk is (palliatieve behandeling) kan chemotherapie gegeven worden om pijnklachten te verminderen, bijvoorbeeld door de tumor verkleinen of om de levensduur te verlengen. Er zijn verschillende soorten cytostatica, elk met een eigen werking. Bij eierstokkanker wordt de cytostatica bijna altijd via het infuus gegeven, omdat deze vorm van kanker daar gevoelig voor is. Meestal worden de cytostatica gedurende een aantal uren toegediend volgens een vastgesteld schema. Hierna volgt een rustperiode van een aantal dagen of weken waarin u geen cytostatica krijgt, zodat de normale cellen de kans krijgen zich te herstellen. Deze rustperiode duurt meestal drie weken. Een dergelijk schema van toediening met daarna een rustperiode heet een cytostaticakuur. Het aantal kuren chemotherapie bepaald de arts. Na deze kuren, wordt onderzocht wat het effect is van de behandeling. Vervolgens wordt bepaald of het zinvol is om ermee door te gaan. Voor start van de chemotherapie wordt u door een internist hierover geïnformeerd. De internist zorgt voor de behandeling met chemotherapie. Bestraling (Radiotherapie) Bestraling wordt bij eierstokkanker zelden en dan vooral als palliatieve behandeling toegepast, bijvoorbeeld wanneer pijn ontstaat door uitzaaiingen in de botten of lymfeklieren. Het doel is om de klachten te verminderen door de uitzaaiingen in hun groei te remmen en zo veel mogelijk te verkleinen. Palliatieve bestraling bij eierstokkanker bestaat doorgaans uit één of enkele bestralingen. Afzien van behandeling U kunt afzien van een behandeling. Indien de belasting voor uw lichaam of de te verwachte bijwerkingen of gevolgen van de behandeling voor u niet draagbaar zijn, kan uw gynaecoloog u ook voorstellen af te zien van een (complete) behandeling. Er kan worden overgegaan op een palliatieve behandeling. Hierbij worden uw klachten behandeld en de tumorgroei zo mogelijk geremd. Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 7 Palliatieve behandeling Als de behandeling niet meer tot doel heeft te genezen, doch het doel heeft de hinderlijke gevolgen van uw ziekte zo veel mogelijk te beperken en het liefst zo pijnloos mogelijk te laten zijn, noemen we dat een palliatieve behandeling. Behalve pijnbestrijding is deze behandeling ook gericht op psychische en sociale problemen. Het doel van de behandeling is te zorgen voor de best mogelijke kwaliteit van leven voor u en uw naasten. Een palliatieve behandeling wordt voor u afzonderlijk opgesteld afhankelijk van uw klachten. Uw gynaecoloog zal u hierover graag verder informeren. Als u twijfelt aan de zin van (verdere) behandeling, kunt u dit altijd in alle openheid met uw gynaecoloog bespreken. In onderling overleg kunt u tot een besluit komen. U kunt uiteraard altijd op de noodzakelijke medische zorg en begeleiding blijven rekenen om de hinderlijke gevolgen van uw ziekte zoveel mogelijk te bestrijden. Natuurlijk speelt uw huisarts hier ook een belangrijke rol bij. Nazorg Aangezien kanker en de behandeling daarvan grote invloed heeft op u, maar ook op mensen in uw naaste omgeving probeert het medische team van artsen en verpleegkundigen u zo goed mogelijk te begeleiden. Er kan desgewenst een psycholoog of maatschappelijk werker worden ingeschakeld. Ook kan door de verpleegkundige van de verpleegafdeling thuiszorg of wijkverpleegkundige zorg worden aangevraagd. De zorg na de behandeling De controles In de regel wordt u 6 weken na de ingreep terug verwacht op het spreekuur van de gynaecoloog. De gynaecoloog bekijkt de wond en verricht een inwendig onderzoek. Hierbij wordt het helen van de vaginatop beoordeeld. Uw gynaecoloog zal u na de behandeling adviseren gedurende twee jaar elke drie maanden op controle te komen. Naast het bespreken van uw klachten wordt er telkens een inwendig onderzoek verricht. Zo nodig wordt dit gecombineerd met bloedonderzoek en/of een longfoto. In het 3de en 4de jaar na de operatie zijn de controles elke 6 maanden. Daarna vinden de controles jaarlijks plaats. Uiteraard kunt u bij klachten of vragen altijd tussentijds op controle komen. Ook kunt u een extra gesprek aanvragen met de gynaecologisch verpleegkundige. Het telefoonnummer vindt u op de achterzijde van deze folder Informatie Voor meer informatie verwijzen wij graag naar onze website en de websites van de Nederlandse Kankerbestrijding / Koningin Wilhelmina Fonds en onze beroepsvereniging (zie achterzijde folder). Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 8 Meer schriftelijke informatie kunt u vinden in diverse folders die te verkrijgen zijn bij Gynaecologie, de gynaecologisch verpleegkundige en de Patiëntenservice. Hier kunt u ook folders van de Stichting Olijf, Netwerk van Vrouwen met Gynaecologische Kanker, krijgen. Tot slot Mocht u na het lezen van deze folder nog vragen hebben of mochten er nog onduidelijkheden bestaan, aarzel dan niet en neem contact op met Gynaecologie. Het telefoonnummer vindt u op de achterzijde van deze folder. Patiëntenvoorlichting | Orbis Medisch Centrum 9 Gynaecologie Meldpunt Oost 11 Afsprakennummer: 088 - 459 7785 Op werkdagen: 9.00 - 12.00 en 14.00 -16.00 uur Informatienummer: 088-4595580 Op werkdagen: 8.30 -12.00 en 13.30-16.30 uur Patiëntenservice Via Meldpunt West 05 Telefoon 088 - 459 7603 © 01-2014 KWF Kankerbestrijding www.kwfkankerbestrijding.nl gratis informatielijn, telefoon 0800 – 022 66 22 808 Internet www.orbismedischcentrum.nl www.nvog.nl