Meenemen • Rekenmachine, geen grafische • Nederlands woordenboek • BINAS • Pennen • Potlood • Geo Driehoek of klein liniaaltje Tip: maak een schema van je examens en zet bij elk vak welke spullen je moet meenemen. (Hang dit in de keuken) In de volgende dia’s zie je aan de hand van examenvragen onderdelen die vaak gevraagd worden in de examens zoals het verwerken van grafieken, vragen over bloedsomloop, evolutie, voedelweb, opzetten Van een onderzoek en biologische begrippen Op plaatsen waar we naaldhout uitdunnen, keert op de open plekken het gevarieerde inheemse bos terug. Daarin vind je onder meer bomen als eik en berk. Daaronder kunnen zich nu, anders dan in het naaldbos, wél struiken vestigen, zoals vlier, kamperfoelie, braam en vogelkers en ook kruidachtige schaduwplanten als salomonszegel , sleutelbloem en bosviooltje. • Geef de biologische naam van het proces dat aangeduid wordt met de zinsnede: ”Op de open plekken keert het gevarieerde inheemse bos terug. Successie • Teken in één diagram een mogelijke tolerantiekromme voor de factor verlichtingssterkte van de salomonszegel en ook een van de eik. Benoem de assen. Salomonszegel Eik Overleving /aantal nakomelingen 1 punt Assen goed benoemd: 1 punt Twee grafieken en legenda 2e punt Goede vorm grafieken en op goede plaats: 3e punt Lichtsterkte Denk eraan: grootheden (temperatuur, tijd, lengte etc..) en eenheden: oC, Weken, Meter etc Ook bij berekeningen: eenheden: oC/minuut, meter/week, milligram/liter In afbeelding 9 zie je een tekening van de ’waggelpas’; dit is een onderdeel van het paringsritueel. Met welke algemene term benoemen biologen een ’onderdeel’ uit het gedrag van een dier, zoals deze waggelpas? Gedragselement/handeling Wat is de biologische term voor het inbrengen van een extra gen in het DNA van een organisme? Genetische modificatie Een van de oudste en diepste meren ter wereld is het Baikalmeer. Dit meer is ongeveer 30 miljoen jaar oud en 1630 meter diep. Er leven bijzondere dieren in, waaronder 260 soorten vlokreeftjes. Sommige daarvan leven van algen, andere jagen, eten aas of parasiteren, soms zelfs op andere vlokreeftjes. Sedert vijf miljoen jaar is er een stabiele situatie in het Baikalmeer. IJstijden wisselden af met warme periodes in een cyclus van ongeveer 12000 jaar. In het Baikalmeer is daar weinig van te merken geweest: hooguit werd de jaarlijkse ijslaag iets dikker of bleef ze wat langer liggen. Voor de soorten in het meer zijn de abiotische factoren steeds constant gebleven. 17 - Leg uit hoe in vijf miljoen jaar uit één soort vlokreeftje een groot aantal soorten vlokreeftjes is kunnen ontstaan Door mutaties zijn er variaties ontstaan in de vlokreeftjes populatie Door selectie (door bijvoorbeeld voedsel of temperatuur) hebben sommige varianten meer kans om nakomelingen te krijgen Daardoor ontstaan er steeds meer vlokreeftjes met die gunstige variaties Net vóór de introductie van de Santana ontdekte men dat de appel leed aan ‘inwendig bruin’. Aan de buitenkant was niets te zien, maar van binnen is één op de vijf appels bruin. Wat er is misgegaan is nog niet duidelijk. Mogelijk is er iets misgegaan met het handhaven van de vochtigheidsgraad tijdens het bewaren. Je gaat onderzoeken of de vochtigheidsgraad tijdens het bewaren de oorzaak is van het inwendig bruin. Je hebt de beschikking over veel kisten Santana appels die allemaal op hetzelfde tijdstip geplukt zijn maar niet allemaal even rijp zijn. Je kunt aan de buitenkant niet zien hoe rijp de appels zijn. • Beschrijf een proefopzet waarmee je onderzoekt of de vochtigheidsgraad tijdens het bewaren iets te maken heeft met inwendig bruin bij de appels. De proefopzet moet de volgende elementen bevatten: • (willekeurige) groepen appels onder verschillende omstandigheden wat betreft de vochtigheidsgraad bewaren 1 • alle overige omstandigheden zijn gelijk 1 • de appels worden gecontroleerd op ‘inwendig bruin’ 1 Dus niet: één appel, maar een aantal, groepen etc Dus niet: schrijf de resultaten op, maar omschrijf de resultaten Onder primaire productie verstaan we de totale massa aan alle organische stoffen die door producenten gemaakt wordt. Deze organische stoffen maakt de plant via een aantal processen. • Wat is de naam van het eerste proces? • fotosynthese De Archaeopteryx ontstond volgens evolutiebiologen uit reptielachtige voorouders en bezat als een van de eerste diersoorten veren. Daarom wordt het dier beschouwd als een overgangsdier tussen reptielen en vogels. Het bezat ook grote vleugels met veren als van een vogel. De Archaeopteryx had echter geen grote kam voor de aanhechting van spieren op het borstbeen, zoals de meeste tegenwoordig levende vogels. • Hoe noemt men de verandering in erfelijke eigenschappen, zodat er veren ontstonden? • mutaties In Nederland wordt maïs hoofdzakelijk verbouwd als korrelmaïs en snijmaïs; ideaal voor vee, maar mensen kunnen er weinig mee. De mens eet de suikermaïs, als maïskolf, als popcorn of verwerkt in deegwaren zoals tortilla’s. De duizenden verschillende maïsvarianten zijn allemaal voortgekomen uit één oervorm. • Met welke biologische term wordt de ontwikkeling van de verschillende maïsvarianten door de mens aangeduid? • veredeling Op 17 augustus 2005 werd voor het eerst in Nederland de maïswortelkever aangetroffen. Deze keversoort is afkomstig uit Amerika. Door de overheid is direct alarm geslagen. Alle maïstelers in een straal van één km rondom het besmette gebied mogen niet oogsten en moeten hun akkers met een speciaal gewasbeschermingsmiddel behandelen. • Geef twee oorzaken waardoor deze Amerikaanse kever zich in Nederland tot een plaag zou kunnen ontwikkelen? voldoende voedsel voor deze kever weinig natuurlijke vijanden van deze kever Weinig parasieten/ziektes voor deze kever Insecten kunnen met synthetische (chemische) en met biologische bestrijdingsmiddelen bestreden worden. Biologische bestrijdingsmiddelen kunnen worden gewonnen uit bepaalde planten. Ze worden in het milieu omgezet in onschadelijke stoffen. Verder heeft het gebruik van dergelijke middelen dezelfde nadelen als synthetische bestrijdingsmiddelen. • Noem twee van die nadelen. voorbeelden van juiste nadelen zijn: • Insecten kunnen resistent worden. • Ook andere organismen dan de te bestrijden insecten kunnen de dupe worden. afbeelding 2 In afbeelding 2 zijn op dezelfde schaal twee soorten vossen afgebeeld. schouderhoogte lengte zonder staart vos 1 33 cm 60 cm vos 2 25 cm 45 cm Bij dieren met een constante lichaamstemperatuur, vogels en zoogdieren, is een relatie bij verwante soorten ontdekt tussen de grootte en de klimaatzone waar die soorten voorkomen. • Welke van deze vossen leeft in de poolstreek? • Noem drie gegevens uit afbeelding 2, waaruit je die conclusie trekt. Vos 1 met als voorbeelden van een juist gegeven: • vos 1 heeft een relatief kleiner oppervlak dan vos 2 • vos 1 heeft (relatief) kleinere oren dan vos 2 • vos 1 heeft een dikkere vacht / staart dan vos 2 Bij dieren wordt maar weinig energie opgeslagen in een koolhydraat. Het grootste deel van de energievoorraad bestaat uit vet. • Leg uit waardoor energieopslag in vet voor de paling gunstiger is dan energieopslag in een koolhydraat. • Vet bevat per gewichtseenheid/per gram meer energie dan koolhydraten De Magot is de enige apensoort die in Europa voorkomt. Hij leeft op het bij Groot-Brittannië horende Gibraltar (zie afbeelding 13). Verder komt deze apensoort in Noord-Afrika voor. Als de oorspronkelijke Gibraltar-apen de laatste nakomelingen zijn ’Europese apen’, kunnen we de huidige dieren toch niet meer inheems noemen. De Engelsen hebben de magotkolonie op de rots van hun zeevesting Gibraltar namelijk herhaaldelijk vanuit Afrika moeten aanvullen. In de tekst wordt het begrip kolonie gebruikt. • Geef de andere biologische term voor kolonie die hier in de tekst kan worden gebruikt. Populatie Bij veel soorten van de vuurvliegfamilie speelt bij de balts het geven van lichtflitsen een belangrijke rol. Bij de vuurvlieg Photinus consimilis geeft het mannetje, zwevend boven de grond, “flitstreintjes” (series lichtflitsen) af. Ongeveer 6-10 seconden na een flitstrein begint het vrouwtje, zittend op de grond, met een zwakker licht terug te seinen. Deze reactie kan ervoor zorgen dat het mannetje naar de grond komt en er een paring plaatsvindt. • Wat is de biologische term voor de serie lichtflitsen die bij het vrouwtje een terugseinreactie opwekt? • Sluetelprikkel Een onderzoeker gaat de grootte van een populatie kreeften bepalen door middel van de vangst-terugvangst methode. Hij vangt op een bepaalde dag 25 kreeften en merkt deze. Hij gebruikt hierbij een merk dat niet loslaat in het water. Noem twee andere voorwaarden waaraan het merk moet voldoen om een betrouwbare schatting te kunnen maken. Het merk mag niet zo opvallen dat meer kreeften daardoor opgegeten worden door predatoren. − Het merk mag de kreeften niet hinderen bij het vinden van voedsel. Na het merken zet hij de 25 dieren terug. Na een week vangt hij nogmaals 25 dieren. Hij telt het aantal gemerkte dieren en berekent vervolgens dat er ongeveer 156 dieren in de vijver aanwezig zijn. Laat met een berekening zien hoeveel dieren van de tweede vangst waren gemerkt. Npop=(Nv2/Ng) x Nv1 156= (X/25) x 25 dus 156*(x/25)= 25 dus x/25= 25/156 dus 25 x 25/156 =aantal gemerkte dieren) = 4 dieren Taaislijmziekte (cystische fibrose of CF) is een erfelijke aandoening die gekenmerkt wordt door o.a. luchtweginfecties. Deze zijn het gevolg van abnormale taaiheid van het slijm in de luchtwegen. Door deze taaiheid blijft het slijm vaak achter in de luchtwegen, waardoor infecties kunnen ontstaan. De ziekte wordt veroorzaakt door een recessief allel op chromosoom 7. In afbeelding 9 is een stamboom weergegeven. De personen II 3 en II 4 hebben twee kinderen. Hun oudste zoon (III 1) heeft CF. C c Hoe groot is de kans dat hun jongste zoon (III 2) CF heeft? Het is recessief (zie tekst) Het ligt op chromosoom 7 Dus niet X-chromosomaal: dus: CC of Cc gezond, cc Cystic fibrose Gezonde ouders met een ziek kind: dus heterozygoot: Cc en Cc C CC Cc c Cc cc ¼ of 25% Hei komt in Nederland voor sinds circa 2500 v. Chr. Als door een insectenplaag of door extreme weersomstandigheden zoals droogte, veel heideplanten doodgaan, grijpen de grassen hun kans. Op dat moment dringt er voldoende licht door tot de goed van voedingsstoffen voorziene bodem, met als gevolg dat de grassen het veld gaan overwoekeren.” • Hoe wordt de plantengroei genoemd die als eerste optreedt in een gebied waarin daarvoor nog geen planten groeiden? • pioniersvegetatie In Nederland is sprake van een mestoverschot. Om dat probleem op te lossen heeft een aantal boeren besloten een algenkwekerij te beginnen. In die kwekerij wordt dunne varkensmest gebruikt om algen te laten groeien. Tijdens de eerste periode neemt het zuurstofgehalte sterk af. Verklaringen die hiervoor genoemd worden zijn: 1 de bacteriën gebruiken zuurstof voor de dissimilatie van organische meststoffen; 2 de algengebruiken zuurstof voor de dissimilatie van organische meststoffen Welke verklaringen zijn juist? ALGEN zijn planten en produceren zuurstof!!!!! Dus alleen 1 Sommige vlindersoorten vertonen een wonderlijke relatie met een mierensoort. Als de rupsen van de Kruisbladblauwtje uit de eitjes komen, leven ze eerst van bloemen en vruchten. Na een paar weken laten de rupsen zich naar beneden vallen. Daarna worden ze meegenomen door mieren, die de rupsen menen te herkennen als koloniegenoten. De rupsen, die lijken op een forse uitvoering van de larven van de mier, zijn flinke eters die veel aandacht vragen van de werksters. Bovendien krijgen de rupsen ook bescherming. Vrouwtjes van een sluipwesp (Ichneumon eumerus) leggen hun eieren in de rupsen van deze vlinder. Bij het binnendringen van het nest, verspreidt de sluipwesp een chemische cocktail die de mieren in totale verwarring brengt. De sluipwesp kan daardoor redelijk ongestoord in het nest van de mieren gaan en haar eieren in de rupsen van het blauwtje leggen. De rupsen worden door de uitgekomen sluipwespen van binnenuit opgegeten. Als laatste eten ze de vitale organen zoals het hart, waarna de rups pas sterft. • - Welke relatie bestaat er tussen de knoopmier en het blauwtje? • - Welke relatie bestaat er tussen de sluipwesp en het blauwtje? A B C D tussen knoopmier en blauwtje tussen sluipwesp en blauwtje parasitisme parasitisme predatie predatie commensalisme parasitisme commensalisme parasitisme In 1995 werden achttien wolven in het Amerikaanse Yellowstone Park uitgezet als natuurlijke beheermaatregel voor de snel groeiende populatie elanden, de grootste planteneters in het gebied. …Naast inperking van de elandenpopulatie blijkt de herintroductie van de wolf een positieve invloed te hebben op de biodiversiteit. In de gebieden waar de elanden wegblijven, profiteren boomsoorten als de esp en de wilg. Jonge planten van deze soorten worden daar minder door elanden begraasd, waardoor ze de kans krijgen om uit te groeien. Hierdoor neemt de beverpopulatie in Yellowstone weer toe ondanks het feit dat ook bevers door de wolf bejaagd worden. Bevers gebruiken de wilgen als voedsel en als bouwmateriaal voor hun dammen. Met deze dammen scheppen zij talloze trage stroompjes en meertjes, die weer als leefgebied dienen voor allerlei andere dieren. Bovendien profiteren de beer en de raaf van de resten van de elanden die de wolven overlaten. Teken in een voedselweb de relaties tussen de beschreven organismen in het Yellowstone park. Geef met pijlen de energiestroom aan. voedselweb: vergeet de planten niet pijlen van producent naar consument, van prooi naar predator wolven bevers de wilg. de beer elanden de esp de raaf Vampiers en bloedzuigers Vampiers zijn kleine, in kolonies levende vleermuizen die alleen voorkomen in Middenen Zuid-Amerika. 's Nachts voeden zij zich met het bloed van zoogdieren. Ze snijden met hun tandjes een stukje huid weg, waarna ze het uitstromende bloed oplikken. Bloedzuigers zijn wormen die in het water leven. Zij leven o.a. van het bloed van vissen en andere waterdieren. Is de vampier een consument van de eerste, tweede of een hogere orde? En de bloedzuiger? A beide dieren zijn consument van de eerste orde B beide dieren zijn consument van de tweede orde C beide dieren zijn consument van de tweede of een hogere orde D de bloedzuiger is een consument van de eerste orde en de vampier is een consument van de tweede orde Je weet niet wat de prooien eten, dus 2e of hogere Vitamine B12 is een onderdeel van verschillende enzymen. Het is bijvoorbeeld een onderdeel van enzymen die betrokken zijn bij het aanmaken van één van de bouwstenen van DNA. Zo zal met name de celdeling, die een rol speelt bij de aanmaak van rode bloedcellen, minder snel verlopen bij een vitamine B12-gebrek. Noem een klacht van een persoon die te weinig rode bloedcellen heeft. Leg je antwoord uit. Vermoeidheid (want rode bloedcellen transporteren zuurstof Om voldoende vitamine B12 binnen te krijgen zou men gebruik kunnen maken van een neusspray met vitamine. Deze wordt dan via het neusslijmvlies in het bloed opgenomen. Iemand sprayt zijn neus met deze stof. • Noem de bloedvaten en de delen van het hart die een molecuul vitamine B12 achtereenvolgens passeert op haar weg van de neusholte naar het beenmerg van het heupbeen, waar onder andere rode bloedcellen worden gemaakt. • Haarvaten in de neus, halsader, (bovenste) holle ader, rechter boezem, rechter kamer, longslagader, (longhaarvaten) longader, linker boezem, linker kamer, aorta, beenslagader Als gevolg van een geringe delingsactiviteit in het beenmerg treedt bij een bepaalde patiënt onvoldoende bloedstolling op. Welk bloedbestanddeel wordt of welke bloedbestanddelen worden aan deze patiënt toegediend? A bloedplaatjes (uitleg: bloedplasma bevat weliswaar stollingseiwitten, maar die worden in de lver (en niet in het beenmerg gemaakt) B bloedplasma C witte bloedcellen D rode bloedcellen Op de plaats van het misdrijf kan een dader allerlei soorten van sporenmateriaal achterlaten, zoals bloedspetters, afgebroken haren, ontlasting, speeksel, sperma en vingerafdrukken. Niet alle sporen zijn even goed bruikbaar voor het maken van een eenduidig DNA-profiel. • Leg uit waardoor rode bloedcellen niet geschikt zijn om het DNA-profiel van de dader te achterhalen. Rode bloedcellen hebben geen kern De Gevlekte hyena (Crocuta crocuta) is in grote delen van Afrika een veel voorkomend roofdier. Dit dier leeft in groepen, die clans worden genoemd. De vrouwtjes zijn groter en agressiever dan de mannetjes. Bij hyena’s maakt één vrouwtje de dienst uit. Zij wordt het alfavrouwtje genoemd. Mannetjes zijn onderdanig aan de vrouwtjes. Ze gaan de vrouwtjes meestal uit de weg, behalve in de paartijd. Vrouwtjes blijven hun hele leven bij de clan, mannetjes verlaten de clan op een gegeven moment. • Leg uit dat het verlaten van de clan door de hyenamannetjes voordeel voor de soort oplevert. Dit vergroot de (genetische) variatie binnen de soort/voorkomt incest Zwitserland Nederland In de figuur zie je de verdeling van vissoorten over verschillende zones als je de Rijn afzakt van Zwitserland naar Nederland. Iedere vissoort heeft een eigen plek in het riviersysteem. Er zijn vissen vissen die pure zoetwatervissen zijn. Zij leven en planten zich voort op één bepaalde plaats. Daaronder zijn er zoutwatervissen (zoals zalm of steur) die door de jaarlijkse voortplantings- of paaidrang een deel van hun leven in zoet water doorbrengen. Zij zwemmen de rivier op tot ze een geschikte paaiplek vinden. Omgekeerd zijn er ook zoetwatervissen (zoals bot) die richting zee zwemmen in de paaitijd (=voortplantingstijd). Leerling 1 bestudeert de vissen uit de barbeelzone. Hij trekt de conclusie dat voor vissen als sneep en alver het tolerantiegebied voor zomertemperatuur in die zone tussen 15 °C en 18 °C ligt. Leerling 2 trekt de conclusie van leerling 1 in twijfel. Volgens hem kunnen ook andere abiotische factoren ervoor zorgen dat sneep en alver alleen in de barbeelzone van de Rijn voorkomen. Noem twee abiotische factoren die hiervoor kunnen zorgen. Zuurstofgehalte stroomsnelheid helderheid (doorzicht) pH (zuurgraad) voedselarm/niet eutroof Wees specifiek: niet zuurstof maar zuurstofgehalte, niet licht maar lichtdoorlatendheid In de afbeelding is een stukje dunne darm van een gezond persoon en van een coeliakie-patiënt weergegeven. De afbeelding laat een duidelijk verschil zien tussen het oppervlak van de dunne darm van een gezond persoon en een coeliakie-patiënt. • Wat is het verschil tussen het oppervlak van de dunne darm van een coeliakiepatiënt en dat van een gezonde persoon? Kleiner oppervlakte •Leg uit wat dit naast een slechtere vertering nog meer tot gevolg heeft voor de werking van de darm van een coeliakie-patiënt. Hierdoor worden voedingstoffen midner goed opgenomen Waar oppervlaktevergroting nog meer van belang? Longblaasjes, hersenvlies (uitwisseling voeding, zuurstof met zenuwcellen), rode bloedcellen - - - Insuline Bloedsuiker gehalte glucagon Insuline + Negatieve terugkoppeling + glucagon + + LH Oestrogeen + Positieve terugkoppeling Meinard is kleurenblind. Hij is de kleinzoon van een kleurenblinde grootmoeder. In 1965 veroorzaakte hij bijna een ernstig ongeluk door als dienstplichtig militair de startbaan te kruisen waar net een straaljager daalde. De onderste lamp op de startbaan brandde en Meinard had het rode licht als groen geïnterpreteerd. Ongeveer 8% van de mannen in Nederland heeft een afwijking in het kleuren zien, tegen 0,4% van de vrouwen. In vrijwel alle gevallen gaat het om problemen bij het onderscheiden van rood en groen. De genen die hiermee te maken hebben zijn X-chromosomaal. • Heeft Meinard het gen voor kleurenblindheid van zijn grootmoeder via zijn vader of via zijn moeder geërfd? • Een man erft zijn X-chromosoom altijd van zijn moeder (want krijgt een Y van Vader) In 2003 is in het Academisch Ziekenhuis Groningen voor het eerst succesvol een transplantatie uitgevoerd van eilandjes van Langerhans die van de patiënt zelf afkomstig waren. De patiënt had een zeer ernstige ontsteking van de alvleesklier. Dit orgaan werd verwijderd, waarna de nog intact zijnde eilandjes van Langerhans uit de alvleesklier werden geïsoleerd. Na zuivering zijn ze via een bloedvat in de lever van de patiënt gebracht. En daar produceerden ze na korte tijd voldoende insuline Na een succesvolle transplantatie kan de patiënt wel zelf insuline en glucagon maken, maar niet al zijn problemen zijn opgelost. Hij zal zijn hele leven een streng dieet moeten volgen. Noem een functie van de alvleesklier die na de transplantatie van de eilandjes van Langerhans niet door de lever kan worden overgenomen. - Welk gevolg heeft dat? - Hiervoor gebruik je BINAS tabel 82 : opzoeken alvleessap: bijvoorbeeld: aanmaken amylase, - Gevolg: zetmeel wordt niet verteerd in de dunne ndarm Sommige mensen maken geen lactase. Hierdoor wordt lactose niet verteerd en komt het in de dikke darm. De daar aanwezige bacteriën kunnen de lactose wel verteren en de verteringsproducten gebruiken voor hun eigen dissimilatie. Hierbij komt onder andere 2H2 vrij. Dit wordt in het bloed opgenomen en via de longen uitgescheiden, waardoor je het via de ademtest kunt meten. • Welke verteringsproducten ontstaan bij de beschreven vertering van lactose door de bacteriën? • Opzoeken in BINAS: (tabel 82) glucose en galactose Bij een onderzoek aan de rondworm Trichinella, die in mensen en varkens voorkomt, is ontdekt dat deze worm zelf zijn weg vindt in zijn gastheer. Als de worm, die in een stuk varkensvlees zit, in het spijsverteringskanaal van een mens terechtkomt, neemt hij op een bepaalde plaats gal waar. Op dat moment verandert zijn gedrag; door slangachtig te bewegen baant hij zich een weg uit de voedselbrij door de wand van het spijsverteringskanaal heen. • Op welke plaats in het spijsverteringskanaal verandert het gedrag van deze rondworm? • Hij neemt gal waar: gal komt in de 12-vingerige darm bij het voedsel dus 12-vingerige darm De Nieuw-Zeelandse vliegenvanger is een vogelsoort die voorkomt in Nieuw-Zeeland en op enkele eilanden in de buurt van Nieuw-Zeeland. Zo’n 120 jaar geleden werd de hermelijn, een Europese roofdiersoort, in Nieuw-Zeeland ingevoerd. Er vielen aanvankelijk veel slachtoffers onder de vogels. Tegenwoordig zijn de vogels in Nieuw-Zeeland zeer waakzaam. Kort geleden belandden er ook hermelijnen op het dichtbij Nieuw-Zeeland gelegen eiland Motuara. Om te voorkomen dat de vrij kleine populatie van de vliegenvanger op dit eiland uitsterft, geeft een groep biologen de vogels een ’survival training’: nagemaakte hermelijnen met een dode vliegenvanger in hun bek worden aan een touw over de grond getrokken. Daarbij wordt de alarmkreet van de vogels ten gehore gebracht. Deze biologen gaan er blijkbaar vanuit dat waakzaamheid ontwikkeld kan worden door een leerproces. Van welk leerproces bij vliegenvangers proberen deze biologen gebruik te maken? Een nieuwe prikkel wordt gekoppeld aan een bekende: klassieke conditionering