BIO3_DEEL1_Thema 2_BB_v2.indd

advertisement
DEEL 1
DEEL 2
DEEL 3
DEEL 4
B Accommodatie van de ooglens
Een normaal oog is zo gebouwd dat het in rusttoestand een beeld van een ver gelegen voorwerp juist op het
netvlies vormt.
De voorwerpen die je waarneemt, staan niet allemaal op dezelfde afstand van je ogen. Toch zie je deze
voorwerpen scherp. Dat komt omdat de lens elastisch is en kan vervormen.
Als je ogen ontspannen zijn, is de kringspier van het
straallichaam ontspannen, waardoor de lensbandjes
strak gespannen zijn en aan de lens trekken. De lens
is dan minder bol. Je ziet voorwerpen die veraf staan
scherp. (afbeelding 2.17)
Accommodatie van een minder bolle ooglens 2.17
Als je een voorwerp van dichtbij bekijkt dan trekt de
kringspier van het straallichaam samen. Daardoor
zijn de lensbandjes slap en de ooglens wordt boller
door haar elasticiteit. Zo krijg je opnieuw een scherp
beeld op het netvlies. (afbeelding 2.18)
De kringspier van het straallichaam speelt een
actieve rol bij het aanpassen of accommoderen van de
ooglens. Het is de accommodatiespier van het oog.
Het vermogen van de lens om boller en minder bol te
worden, naargelang het voorwerp dicht of ver gelegen
is, is het accommodatievermogen van de lens.
(afbeelding 2.19)
Accommodatie van een bollere ooglens 2.18
Accommoderen is vermoeiend voor je ogen.
Wanneer je ouder wordt, vermindert het
accommodatievermogen geleidelijk. De elasticiteit
van de lens neemt af, zodat de lens onvoldoende bol
wordt. Dit is ouderdomsverziendheid.
Er is een minimumafstand waarop je een voorwerp
van dichtbij nog scherp ziet. Dit grenspunt is het
nabijheidspunt. De ooglens heeft dan haar meest
bolle vorm bereikt.
Beeldvorming in het oog van een veraf en dichtbij gelegen 2.19
voorwerp
10
DEEL 1
DEEL 2
DEEL 3
DEEL 4
1.3.4 Beeldvorming in de hersenen
A Hersenen interpreteren netvliesbeelden
De vier lagen netvliescellen zijn belangrijk bij de vorming van een beeld. De pigmentlaag absorbeert het licht
zodat de invallende stralen niet weerkaatst worden. Je krijgt zo een scherp beeld op het netvlies.
Als het licht op de lichtreceptoren inwerkt, ontstaat een zenuwimpuls. Die zenuwimpuls wordt aan de bipolaire
cellen doorgegeven. Via de ganglioncellen bereikt de zenuwimpuls de oogzenuw. De oogzenuw leidt die impuls
naar de hersenen. De impulsen van de lichtreceptoren links van de oogzenuw van linker- en rechteroog worden
verwerkt door de linkerhersenhelft. De impulsen van de lichtreceptoren rechts van de oogzenuw van linker- en
rechteroog worden door de rechterhersenhelft verwerkt. (afbeelding 2.23)
De hersenen interpreteren de beelden. Pas dan zie je een scherp en rechtopstaand beeld. Kijken doe je met je
ogen, maar zien doe je met je hersenen.
xx
xx
ll:
rl:
lr:
rr:
ovaal: gezichtsveld linkeroog
ovaal: gezichtsveld rechteroog
links van linkeroog
rechts van linkeroog
links van rechteroog
rechts van rechteroog
2.23 Interpreteren van de netvliesbeelden
B Dieptezicht
De mens heeft naar voren gerichte ogen. Op
afbeelding 2.24 merk je dat de gezichtsvelden van
beide ogen elkaar gedeeltelijk overlappen. Het
netvliesbeeld dat in elk oog gevormd wordt, is niet
identiek. Het linkeroog ziet de voorwerpen uit een iets
andere hoek dan het rechteroog. De hersenen stellen
die twee beelden samen tot één beeld.
Bij het samenstellen van de beelden in de hersenen
ontstaat er een indruk van afstand. Wie met twee
ogen kijkt, binoculair ziet, heeft dus dieptezicht.
Daardoor kun je afstanden vrij nauwkeurig
inschatten.Wie met één oog kijkt, monoculair ziet,
heeft geen dieptezicht.
Gezichtsveld en dieptezicht bij de mens. 2.24
Bij binoculair zien bewegen beide ogen gecoördineerd
samen, waardoor ze op eenzelfde punt gericht zijn.
Dat punt is het fixatiepunt.
12
THEMA 3
Geluidsprikkels en horen
2 Geluidsreceptoren in het oor
2.1 Macroscopische bouw van het gehoorzintuig
Het gehoorzintuig vangt geluidsprikkels op.
Het oor is opgebouwd uit drie delen: het uitwendig oor, het middenoor en het binnenoor. (afbeelding 3.9)
3.9 De drie delen van het gehoorzintuig.
2.1.1 Het uitwendig oor
Het uitwendig oor bestaat uit de oorschelp, de
gehoorgang en het trommelvlies. (afbeelding 3.10)
De oorschelp is opgebouwd uit elastisch kraakbeen.
Ze vangt het geluid op. Hoe groter de oorschelp is,
hoe beter het oor de geluiden opvangt.
De oorschelp heeft een beschermende functie:
ze voorkomt dat er zweet en onzuiverheden in de
gehoorgang terechtkomen. De oorlel is het onderste
deel van de oorschelp en bestaat uit vetweefsel.
Op afbeelding 3.12 zie je dat de oorschelp overgaat in
de gehoorgang.
De gehoorgang is ongeveer 2,5 cm lang. Hij doorboort
het rotsbeen van de schedel. (afbeelding 3.11)
Het uitwendig oor. 3.10
19
DEEL 1
DEEL 2
DEEL 3
DEEL 4
1.3 Werking van het statolietorgaan
VERDIEPING
Het statolietorgaan geeft informatie over de stand van het hoofd.
Naargelang de stand van je hoofd drukken de statolieten hard of minder hard op de haartjes van de
zintuigcellen. Dat is het gevolg van de werking van de zwaartekracht.
Met rechtop gehouden hoofd ligt het statolietorgaan in het ovaal blaasje horizontaal, in het rond
blaasje verticaal.
Wanneer de stand van het hoofd verandert, schuift de zwaardere geleiachtige massa traag naar een
bepaalde richting. Daardoor verandert de druk op de zintuigcellen, waardoor ze worden geprikkeld.
Deze prikkel wordt omgezet in een impuls die aan de hersenen wordt doorgegeven.
Op die manier krijgen je hersenen informatie over de stand van het hoofd, de positiezin: rechtop,
voorovergebogen, schuin, ondersteboven.
statolietorgaan rechteroor
4.3 Statolietorgaan bij verschillende standen van het hoofd
30
statolietorgaan linkeroor
DEEL 1
DEEL 2
DEEL 3
VERDIEPING
De binnenwand van de neusholte is bekleed met
neusslijmvlies.
Deze laag bevat kliercellen en trilhaarcellen.
In het neusslijmvlies liggen zeer veel haarfijne
bloedvaten: de neushaarvaten.
De bloedvaten, kliercellen en trilhaarcellen
vormen het ademhalingsgedeelte van het
neusslijmvlies. Het heeft een rode kleur.
Op een deel van de bovenste neusschelp
en bovenaan op het neustussenschot is
het neusslijmvlies donkerrood gekleurd.
Het is het slijmvliesgedeelte dat gevoelig
is voor geurprikkels: het reukslijmvlies.
a. Vooraanzicht neusholte.
b. Frontale doorsnede van de neusholte.
DEEL 4
5.10
1.2 Microscopische bouw van het reukslijmvlies
VERDIEPING
Het reukslijmvlies bevat de reukreceptoren. Het heeft een oppervlakte van 5 cm² en bevat ongeveer 5
miljoen zintuigcellen.
Het reukslijmvlies is opgebouwd uit reukreceptoren, steuncellen en slijmkliertjes.
Een reukreceptor is een dunne, lange zintuigcel die aan één kant fijne uitlopers heeft. Deze uitlopers
zijn omgeven door slijm. Aan de andere kant loopt de zintuigcel uit in bundels dunne vezels, de
reukharen. Deze reukharen lopen door de openingen van het zeefbeen en vormen het begin van de
reukzenuw. (afbeelding 5.11)
6
7
4
1
2
1
2
3
4
5
6
7
reukreceptoren
fijne uitlopers
slijm
steuncel
reukhaar
reukzenuw
rotsbeen
5.11 Bouw van het reukslijmvlies.
32
3
THEMA 5
Reuk-, smaak- en tastzintuigen
VERDIEPING
Er zijn drie soorten smaakpapillen.
De omwalde papillen liggen achteraan op de bovenkant van de tong. Bij de mens zijn dat er 7 tot 11.
Ze liggen in een omgekeerde V-vormige groeve. Ze zien er van bovenaf bekeken uit als een eilandje
van 1 tot 3 mm met een geultje en een walletje er rond. Op de omwalde papillen komen de meeste
smaakknoppen voor. (afbeelding 5.15)
1
2
3
1 geultje
2 walletje
3 smaakknop
5.15 a. Omwalde smaakpapil
b. Omwalde smaakpapil 5.15
De paddenstoelvormige papillen zijn de meest voorkomende smaakpapillen. Ze liggen vooral op de
tongpunt en op de tongrand. Je ziet ze als roze stipjes van ongeveer één millimeter hoog. (afbeelding 5.22)
3
1
2
1 geultje
2 walletje
3 smaakknop
5.16 a. Paddenstoelvormige smaakpapil
b. Paddenstoelvormige smaakpapil 5.16
De bladvormige papillen liggen op het achterste gedeelte van de tong. Ze vormen kleine groeven aan
de zijkant van de tong. (afbeelding 5.23)
1
2
3
1 geultje
2 walletje
3 smaakknop
5.17 a. Bladvormige smaakpapil
b. Bladvormige smaakpapil 5.17
35
Download