RAADSVOORSTEL 11.0032 Rv. nr.: 11.0032 B&W-besluit d.d.: 12-4-2011 B&W-besluit nr.: 11.0396 Naam programma +onderdeel: Niet van toepassing. Onderwerp: Met de geactualiseerde Financiële Verordening regelt de raad op hoofdlijnen de spelregels voor het financieel beleid, de financiële organisatie en het financieel beheer. Aanleiding: De huidige financiële verordening is aan vernieuwing toe omdat er teveel beperkende regels in zijn opgenomen. De commissie van de Rekeningen en de accountant dringt aan op een herziene financiële verordening, ook in het licht van het actieplan Minder & Beter (minder bestuurlijke lastendruk). Bij het invoeren van het duale stelsel hebben veel gemeenten de verordening ex artikel 212 Gemeentewet van de Vernieuwingsimpuls gevolgd. Deze verordening was een uitgebreid model. Veel gemeenten hebben deze verordening integraal overgenomen, zonder nadere toets of regels daadwerkelijk nodig waren. Er zijn vaak te veel regels in huis gehaald. Dit veroorzaakt onnodige administratieve lasten en soms problemen bij de accountantscontrole op de rechtmatigheid. Dit is ook van toepassing op de gemeente Leiden. De VNG heeft naar aanleiding van deze bevindingen nieuwe voorbeeldverordeningen gepresenteerd. Deze verordening is gebaseerd op de korte voorbeeldverordening. Bij b en w - besluit d.d. 28-11-2006 nr. 06.1389 heeft het college het actieplan Minder & Beter vastgesteld. Er is toen ingezet op vermindering van de bestuurlijke lastendruk. Dit betekende een vereenvoudiging van interne regels en procedures. De wijze van (samen)werken van raad en college zou worden doorgelicht en tot verbetering en vereenvoudiging moeten leiden. Deze verbeterslag zou alleen mogelijk zijn als college en raad de handen ineen slaan, aldus de brief die hierover aan de raad is gestuurd. Doel: In de financiële verordening van de gemeente zijn de spelregels opgenomen voor het financieel beleid, de financiële organisatie en het financieel beheer. Met deze verordening creëert de raad waarborgen voor de kwaliteit van de financiële functie van de gemeente. Ook geeft de verordening een nadere invulling aan de verantwoording van het college aan de raad. Kader: Gemeentewet; Besluit Begroting en verantwoording; Het actieplan Minder & Beter (B&W besluit d.d. 28-11-2006 nr. 06.1389). Overwegingen: 1 Een eerste concept van de Financiële verordening is besproken op 1 februari 2011 in de commissie voor de Rekeningen. Uitkomst van deze bespreking was één wijziging, de raadscommissie verzoekt namelijk in de financiële verordening op te nemen dat de raad minimaal twee keer geïnformeerd wordt door het college over de realisatie van de begroting middels een bestuursrapportage. Deze wens is gehonoreerd en opgenomen in de nu voorliggende financiële verordening. Artikel 11 en 22: deze artikelen kondigen de volgende beleidskaders aan die er naar de situatie van 1 januari 2011 nog niet zijn: beleidskader voor prijsvorming voor verhuur en verkoop van vastgoed; beleidskader voor prijzen van gemeentelijke diensten; beleidskader voor misbruik en oneigenlijk gebruik. Artikel 13 somt een aantal beleidskaders op. In voorbereiding zijn de beleidskaders over lokale heffingen en verbonden partijen. Het beleidskader grondbeleid is aan vernieuwing toe. Er is nog geen beleidskader bedrijfsvoering. Het beleidskader weerstandsvermogen en risicomanagement is 31 maart jl. vastgesteld door de raad. Omdat de belangrijkste bepalingen omtrent treasury nu vastgelegd worden in deze financiële verordening is het hebben van een apart treasurystatuut niet meer nodig. Na vaststelling van de financiële verordening zullen aanvullende regels omtrent treasury worden aangeboden aan het college ter vaststelling. Een toelichting op alle artikelen is opgenomen in bijlage 1. De wijzigingen in deze voorliggende verordening ten opzichte van de korte voorbeeldverordening van de VNG en de oude verordening zijn beschreven in bijlage 2. Financiën: Geen. Evaluatie: Geen. Bijgevoegde informatie: - Bijlage 1: Toelichting op de artikelen van de Financiële Verordening; - Bijlage 2: Verschillen ontwerpverordening en voorbeeldverordening VNG; - Brief aan het college van Burgemeester en wethouders, van de commissie voor de Rekeningen. RAADSBESLUIT De raad van de gemeente Leiden: Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (raadsvoorstel 11.0032 van 2011), mede gezien het advies van de commissie BESLUIT: I. De Financiële Verordening ex artikel 212 Gemeentewet vast te stellen, luidende; 2 FINANCIËLE VERORDENING GEMEENTE LEIDEN EX ARTIKEL 212 GEMEENTEWET 1. INLEIDENDE BEPALINGEN Artikel 1. Definities en afkortingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Leiden en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd. b. beleidsterreinen (of deelprogramma’s) onderdelen van een programma met een of meerdere doelen en die bijdragen aan de totale programmarealisatie. De beleidsterreinen gelden als leidend principe voor de inrichting van de programma’s. c. rechtmatigheid het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten d. BBV: Besluit begroting en verantwoording gemeenten en provincie Fido: Wet financiering decentrale overheden GW: Gemeentewet 2. BEGROTING EN VERANTWOORDING Artikel 2. Programma-indeling 1. De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode zo nodig een nieuwe programma-indeling vast. 2. De raad stelt op voorstel van het college per programma prestatie- en effectenindicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid. Artikel 3. Planning en controlcyclus Het college informeert jaarlijks vóór 1 november de raad over de inrichting van de planning en controlcyclus voor het nieuwe jaar en de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de producten van deze cyclus. In de cyclus is opgenomen dat het college jaarlijks vóór de zomer een nota ter vaststelling aan de raad aanbiedt waarin wijzigingen in het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn opgenomen. Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken 1. Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de productenraming ingedeeld naar programma’s en bij het jaarverslag als onderdeel van de jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de productenrealisatie ingedeeld naar programma’s. 3 2. In de begroting en de jaarstukken wordt inhoudelijke en financiële informatie verstrekt op het niveau van beleidsterrein. 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt ingegaan op de ontwikkeling van de kapitaallasten. 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de kredieten weergegeven. 5. De begroting en de jaarstukken bevatten naast de verplichte paragrafen een paragraaf subsidies met daarin een overzicht van de subsidies. Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen. 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke investeringen, niet zijnde bedrijfsmiddelen, hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige investeringen worden bij de vaststelling van de begroting geautoriseerd. 3. Het college ziet erop toe dat de producten binnen een programma niet dusdanig worden overschreden dat realisatie van binnen hetzelfde programma geformuleerde doelstellingen in termen van doelen en prestaties onder druk komt te staan, zonder dat de gemeenteraad hierover geïnformeerd is. 4. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor. Artikel 6. Tussentijdse bestuursrapportage 1. In de planning en controlcyclus (zie artikel 3) worden tenminste twee bestuursrapportage’s opgenomen waarin het college de raad informeert over de realisatie van de begroting van de gemeente over het begrotingsjaar. 2. De bestuursrapportage, die de indeling van de begroting volgt, bevat: a. een uiteenzetting per programma over de uitvoering en zo mogelijk de bijstelling van het beleid: b. een overzicht van de bijgestelde raming van de baten en lasten per programma en van de algemene dekkingsmiddelen; c. de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten; d. een begrotingswijziging. 4 3. FINANCIEEL BELEID Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa Er is een actueel beleidskader investeringen. De raad stelt dit beleidskader vast. De volgende bepalingen zijn in ieder geval van toepassing: a. Geactiveerde kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden in maximaal 5 jaar lineair afgeschreven. b. Kosten voor het afsluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden direct ten laste van de exploitatiebegroting gebracht. c. Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervoor geen ruimte is in de begroting wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief, zoals in onderstaande tabel aangegeven of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.en de kapitaallasten in de begroting opgenomen. d. Investeringen in de aanleg en reconstructie van wegen, bruggen, walmuren, openbare verlichting en verkeerslichteninstallaties worden aangemerkt als activa met maatschappelijk nut. Alle overige investeringen betreffen activa met economisch nut (art. 35 BBV). e. Voor het afschrijven van de activa gelden de volgende maximale termijnen: 60 jaar: aanleg rioleringen 40 jaar: nieuwbouw woonruimten en bedrijfsgebouwen; aanleg wegen, bruggen, walmuren, sportvelden; volkstuinen en zwembaden; 25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten en bedrijfsgebouwen; reconstructie wegen, bruggen en walmuren; 20 jaar: stenen bergplaatsen en loodsen; openbare verlichting; 15 jaar: centrale verwarming; bijzondere voertuigen als brandweerauto’s; 10 jaar: houten bergplaatsen en loodsen; technische- en veiligheidsvoorzieningen, bedrijfsgebouwen; telefooninstallaties; kantoormeubilair; schoolmeubilair; verkeerslichteninstallaties, motorvoertuigen en machines; 5 jaar: zware transportmiddelen, aanhangwagens, schuiten, personenauto’s, lichte motorvoertuigen, hardware en software; niet: gronden en terreinen. f. Tenzij gemotiveerd wordt aangegeven waarom een investeringskrediet open moet blijven staan wordt een verleend investeringskrediet na 3 jaar met het vaststellen van de jaarrekening afgesloten. Artikel 8. Reserves en voorzieningen 1. Er is een actueel beleidskader reserves en voorzieningen. De raad stelt dit beleidskader vast. Dit kader behandelt in ieder geval: a. de vorming en besteding van reserves; b. de vorming en besteding van voorzieningen; c. het waardevast houden van reserves en voorzieningen. 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven: a. het specifieke doel van de reserve; b. de voeding van de reserve; 5 c. de maximale hoogte van de reserve; d. en de maximale looptijd van de reserve. 3. De raad besluit tot het benoemen van specifieke saldi die bij het opmaken van de jaarrekening ten gunste of ten laste van bestemmingsreserves mogen worden gebracht. Deze mutaties in reserves bepalen mede het rekeningresultaat. Artikel 9. Gemeentegaranties 1. Er is een actueel beleidskader gemeentegaranties. De raad stelt dit beleidskader vast. Dit kader behandelt in ieder geval : a. doel, werking en vormen van gemeentegaranties; b. voorwaarden voor verlenen van gemeentegaranties; c. beheer gemeentegaranties; d. achterstandsbegeleiding en afwikkeling aanspraken op verleende garanties. 2. Bij het verstrekken van garanties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college zo mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van verstrekkingen van garanties. Tevens wordt aangegeven waarom de garantstelling niet bij een landelijk opererend waarborgfonds kan worden ondergebracht. 3. In de begroting en jaarstukken wordt in de risicoparagraaf de gemeentelijke risicopositie ten aanzien van de garantstellingen opgenomen. Artikel 10. Kostprijsberekening 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten. 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW. 3. De omslagrente voor de rentecomponent van de kapitaallasten wordt bepaald door het rentetotaal van de opgenomen langlopende leningen waarbij deze omslagrente wordt afgerond en indien mogelijk bij voorkeur constant wordt gehouden. Artikel 11. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen en prijsvorming vastgoed 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, heffingen en leges. 2. Er is een actueel beleidskader voor de prijsvorming voor de verhuur en verkoop van vastgoed (exclusief grond, zie artikel 13). De raad stelt dit beleidskader vast. 3. Er is een actueel beleidskader voor de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het eerste en tweede lid. De raad stelt dit beleidskader vast. Artikel 12. Financieringsfunctie 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor: 6 a. het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren; b. het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s; c. het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen; d. het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities. 2. Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht: a. het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen die gevestigd zijn in een lidstaat van de eurozone en met minimaal een AA rating afgegeven door tenminste twee gezaghebbende rating agency of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%; b. overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is; c. derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s; d. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste drie prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; e. overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro. 3. Bij het uitzetten van middelen en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen en financiële participaties. 4. PARAGRAFEN IN PROGRAMMABEGROTING EN JAARSTUKKEN Artikel 13. Beleidskaders verplichte paragrafen en de toelichting daarop Er zijn actuele beleidskaders lokale heffingen, weerstandsvermogen, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid. Artikel 14. Lokale heffingen In de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op: a. de samenstelling van het pakket van gemeentelijke belastingen en heffingen; b. de mate van kostendekkendheid van de rioolrechten en de afvalstoffenheffing; c. de belastingdruk in vergelijking met die van andere gemeenten. Artikel 15. Weerstandsvermogen In de paragraaf weerstandsvermogen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op: a. indien van toepassing de maatregelen om het weerstandsvermogen van de gemeente weer op niveau te brengen. Artikel 16. Onderhoud kapitaalgoederen 7 In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op: a. de actualiteit van de beleidskaders ter beoordeling van de onderhoudsniveaus en de hiervan af te leiden beheerplannen met bijbehorende financiële consequenties voor wat betreft de onderhoudsvoorzieningen; b. de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud per beheerplan. Artikel 17. Financiering In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op: a. algemene ontwikkelingen; b. de rentevisie voor de komende vier jaar; c. overzicht van de kaslimiet van de laatste vier kwartalen; d. overzicht van de renterisiconorm; e. indien van toepassing een passage over duurzaamheid bij beleggingen en uitzettingen. Artikel 18. Bedrijfsvoering In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op: a. de personele bezetting en inhuur derden; b. de huisvesting van het ambtelijk apparaat; c. de beschikbaar te stellen kredieten voor investeringen in de bedrijfsvoering; d. de stand van zaken ten aanzien van het informatiebeleid; e. de stand van zaken van doorlichtingsonderzoeken ex artikel 213a GW; f. de in control verklaring. Artikel 19. Verbonden partijen In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op: a. de naam en de vestigingsplaats van de verbonden partij; b. het financieel belang van de gemeente; c. de zeggenschap van de gemeente; d. het publiek belang dat wordt gediend met de deelname. 8 5. FINANCIEEL BEHEER EN INTERNE CONTROLE Artikel 20. Administratie De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor: a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen; b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden en contracten; c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties; d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid; e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving. Artikel 21. Interne controle 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel. 2. In de jaarstukken neemt het college ten behoeve van de raad op grond van de interne toetsing een in control verklaring op (zie artikel 18). Artikel 22. Misbruik en oneigenlijk gebruik 1. Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen. 2. Er is sprake van een actueel door de raad vast te stellen beleidskader misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen 6. FINANCIELE ORGANISATIE Artikel 23. Financiële organisatie 1. Het college zorgt voor en legt vast: a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken en te leveren prestaties; b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd; 9 c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten; d. de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie; e. de afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen; f. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie; g. de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten. 7. SLOTBEPALINGEN Artikel 24. Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking één dag na publicatie. De in dit jaar en latere begrotingsjaren uit te brengen stukken voldoen aan de bepalingen van deze verordening. 2. Deze verordening treedt in de plaats van de “Financiële verordening gemeente Leiden ex artikel 212 Gemeentewet” vastgesteld door de raad op 12 december 2006 nr. 06.0165. Artikel 25. Overgangsbepalingen In tegenstelling tot het bepaalde in artikel 24 treedt artikel 22 in werking met ingang van het vaststellen door de raad van het in dit artikel genoemde beleidskader. Artikel 26. Citeertitel Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Leiden”. II. Het Treasurystatuut (RV 01.0111) met ingang van het begrotingsjaar 2011 in te trekken. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 mei 2011, de Griffier, de Voorzitter, Dit voorstel is op 19 mei 2011 ongewijzigd vastgesteld. 10 TECHNISCHE INFORMATIE Opsteller: M.A. Heringa-Spierings Organisatieonderdeel: CS/ M&C Telefoon: 5411 E-mail: [email protected] Verantwoordelijk portefeuillehouder: Wethouder Bereikbaarheid, Financiën en Economie Communicatie: Openbaar 11 Bijgevoegde informatie: ADVIES PRESIDIUM Doel: Behandelingsvoorstel: Opmerkingen/aandachtspunten: 12 B&W.nr. 11.0396 d.d. 12-4-2011 B&W-Aanbiedingsformulier Onderwerp Financiële verordening artikel 212 Gemeentewet 2011 (bevindingen commissie van de Rekeningen verwerkt) BESLUITEN Behoudens advies van de commissie 1. de raad voor te stellen de Financiële Verordening ex artikel 212 Gemeentewet 2011 vast te stellen, waarmee de spelregels voor het financieel beleid, de financiële organisatie en het financieel beheer (opnieuw) worden geactualiseerd, de raad waarborgen voor de kwaliteit van de financiële functie van de gemeente vastlegt en een nadere invulling aan de verantwoording van het college aan de raad wordt gegeven en; 2. de raad voor te stellen het Treasurystatuut (RV 01.0111) in te trekken. Samenvatting In de financiële verordening van de gemeente zijn de spelregels opgenomen voor het financieel beleid, de financiële organisatie en het financieel beheer. Met deze verordening creëert de raad waarborgen voor de kwaliteit van de financiële functie van de gemeente. Ook geeft de verordening een nadere invulling aan de verantwoording van het college aan de raad. 13 Bijlage 1: Toelichting op de artikelen van de Financiële Verordening Artikel 1. Definities Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het BBV en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. De autorisatie van de programmabegroting met bijbehorende budgetten vindt plaats op het niveau van programma. Het is op grond van artikel 8 BBV mogelijk om programma’s onder te verdelen in beleidsthema’s, in Leiden beleidsterreinen genoemd. Daartoe heeft de raad besloten (zie toelichting artikel 2). Beleidsterreinen zijn onderverdeeld in doelen en vervolgens in door afdelingen te leveren prestaties. Artikel 2. Programma-indeling Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. Indien daartoe aanleiding is stelt de raad bij aanvang van een raadsperiode een nieuwe indeling van de programma’s vast. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst. Op grond van artikel 189 GW berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen hij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 GW besluiten de begroting te wijzigen. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 GW). De raad kan op grond van artikel 8 BBV lid 4 kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt, b.v. per programma, per beleidsterrein of een samenstel van activiteiten. De verordening bepaalt de beschikbaarstelling van budget op het niveau van programma’s vast te stellen. In Leiden gelden beleidsterreinen als leidend principe voor de inrichting van de programma’s (Zie erratum raadsbesluit 08.0015). Op het niveau van beleidsterreinen is financiële informatie beschikbaar maar de autorisatie vindt op programmaniveau plaats. In deze verordening is deze bestaande praktijk nu ook verankerd. Op voorstel van het college stelt de raad niet-financiële indicatoren per programma vast. Artikel 3. Planning en controlcyclus De informatie aan de raad bestaat uit de planning en controlkalender en de door te voeren verbeterpunten in de producten van de planning en controlcyclus. Het college informeert in ieder geval jaarlijks in het voorjaar de raad over de wijzigingen in beleid en de te verwachten ontwikkeling van de financiële positie van de gemeente. Deze informatie biedt het kader voor nadere uitwerking in de (meerjaren)begroting. Normaliter wordt deze informatie in een perspectiefnota aan de raad ter vaststelling aangeboden. Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Zo wordt in het eerste lid het college opgedragen het productenoverzicht bij de begroting te voegen en de productrealisatie bij het jaarverslag. De productrealisatie wordt bij het jaarverslag gevoegd en niet bij de jaarrekening. Anders gaat deze onderdeel uitmaken van de accountantscontrole, hetgeen niet de bedoeling van de wet is. In de uiteenzetting van de financiële positie wordt ingegaan op de ontwikkeling van de kapitaallasten in het meerjarenbeeld. De bij de begroting beschikbaar te stellen nieuwe investeringskredieten zijn in 14 een apart hoofdstuk in de begroting opgenomen. Het college verzoekt de raad om deze kredieten beschikbaar te stellen. Zie hierover verder artikel 5. In de rapportage wordt inzicht geboden in de realisatie van de investeringen en de consequenties hiervan voor de ontwikkeling van de kapitaallasten. In hoeverre wijken deze af van de geraamde kapitaallasten en hoe verhoudt zich deze afwijking tot de stelpost onderuitputting kapitaallasten? De consequenties hiervan voor de nieuwe begroting worden inzichtelijk gemaakt. Tot slot is op grond van een raadsbesluit de bepaling opgenomen dat de begroting en de jaarstukken naast de door het BBV verplichte paragrafen een paragraaf subsidies bevatten. De voorkeur gaat uit extra paragrafen aan de verplichte paragrafen toe te voegen. Ze vallen immers buiten de accountantscontrole. Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen Dit artikel bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en de investeringskredieten. De autorisatie van de baten en lasten vindt plaats op programmaniveau. Voor begrotingswijzigingen doet het college gedurende het jaar voorstellen aan de raad volgens afspraken die daarover met de raad zijn gemaakt. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling voor vaststelling aangeboden (lid 2). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert deze uitgaaf nog niet. Het college is pas tot uitgaven bevoegd als de raad het krediet heeft geautoriseerd. Investeringen in de bedrijfsvoering worden door het college vastgesteld. In de paragraaf bedrijfsvoering wordt hierover gerapporteerd (zie artikel 18). Gedurende het begrotingsjaar kunnen nieuwe investeringsvoornemens op tafel komen die bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet waren voorzien. Het laatste lid regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen. Overigens is dit niet van toepassing op de voorbereidingskosten als aanloop op de investeringsaanvraag. Het college is toegestaan dergelijke kosten te maken die zo mogelijk tot een investeringsaanvraag leiden. Artikel 6. Tussentijdse bestuursrapportage Een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus is de bestuursrapportage. Op basis van deze rapportage wordt de raad geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van het beleid en de uitputting van de exploitatiebudgetten en investeringskredieten. Budgetafwijkingen worden in een begrotingswijziging aan de raad voorgelegd. In de jaarlijkse brief over de inrichting van de nieuwe planning en controlcyclus legt het college aan de raad voor hoeveel rapportages worden uitgebracht. Bij bespreking van de concept financiële verordening gaf de commissie van de rekeningen aan minimaal twee bestuursrapportages per jaar te willen. Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa In het tweede lid van artikel 212 GW is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in dit artikel invulling gegeven. Voor de materiële vaste activa (met economisch nut) zijn daarbij de maximale afschrijvingstermijnen als kader opgenomen. Hiervan kan naar beneden worden afgeweken. Reden hiervoor is dat de economische levensduur van bijvoorbeeld nieuwe riolering langer is dan die 15 van oude riolering. Door het opnemen van de maximale afschrijvingstermijn kan voor oude riolering een kortere termijn worden toegepast zonder hiervoor in de verordening een aparte bepaling op te nemen. De kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht. Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Hierbij geldt het criterium dat de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief met economisch nut wordt afgestemd op de verwachte economische levensduur. Indien dit wordt nagelaten, wordt het getrouwe beeld van de jaarrekening aangetast. Getracht wordt in eerste instantie om investeringen met maatschappelijk nut rechtstreeks ten laste van de begroting te brengen. Indien dit niet mogelijk is, vindt afschrijving plaats en worden de kapitaallasten in de begroting opgevoerd. Artikel 8. Reserves en voorzieningen Er is een beleidskader reserves en voorzieningen die indien daartoe aanleiding is wordt bijgesteld of wordt vervangen door een nieuw beleidskader. Voor bijvoorbeeld een investeringsvoornemen kan de raad een bestemmingsreserve vormen. Een deel van de algemene reserve wordt hiervoor afgezonderd. Hiermee wordt op de balans van de gemeente tot uitdrukking gebracht dat een toekomstige investering een beslag op het eigen vermogen gaat leggen. In het tweede lid zijn de voorwaarden voor een voorstel voor vorming van een bestemmingsreserve opgenomen. Diverse saldi in de jaarrekening worden verrekend met reserves. Dit vindt plaats bij resultaatbestemming. Ten aanzien van een aantal reserves heeft de raad bepaald dat deze verrekening rechtstreeks zonder raadsbesluit in de jaarrekening kan plaatsvinden. Het dan berekende rekeningresultaat na bestemming gaat door als het te communiceren rekeningresultaat. Vervolgens kunnen voorstellen voor verrekeningen met reserves plaatsvinden, waarover de raad een besluit wordt gevraagd. Artikel 9. Gemeentegaranties Er is een beleidskader gemeentegaranties die, indien daartoe aanleiding is wordt bijgesteld of wordt vervangen door een nieuw beleidskader. De raad stelt met deze nota de kaders vast voor het garanderen van geldleningen aan te gaan door derden, het beheren van deze garantstellingen en het tijdig treffen van maatregelen om te voorkomen dat de gemeente voor de garantstelling wordt aangesproken. In de paragraaf weerstandsvermogen wordt ingegaan op de risico’s van de gemeente ten aanzien van de garantstellingen. Artikel 10. Kostprijsberekening Artikel 212 GW bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In dit artikel staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b GW biedt. 16 De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen. Artikel 11. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 GW). Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 GW) is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 GW) Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen. Het tweede lid bepaalt dat er een actueel beleidskader is voor de prijsvorming voor de verhuur en verkoop van vastgoed. Over de uitvoering van deze nota wordt steeds in het Pril (Programma Ruimtelijke Investeringen Leiden) gerapporteerd. Voor de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons wordt verwezen naar artikel 13 en de toelichting op dat artikel. Artikel 12. Financieringsfunctie De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 GW de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In dit artikel wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven. Het eerste lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie. In het tweede lid staan de kaders voor het financieel beleid, die bij de uitvoering in acht moeten worden genomen. Leiden hanteert, in afwijking van de wettelijke eisen, een aanscherping van de geografische en economische beperkingen. Hoewel de wetgever beleggingsmogelijkheden in de EER1 toelaat, beperkt Leiden zich tot het uitzetten van overtollige geldmiddelen bij financiële instellingen die gevestigd zijn in een lidstaat van de eurozone. Daarnaast beperkt Leiden zich bij uitzettingen altijd tot instellingen met minimaal een AA rating afgegeven door tenminste twee gezaghebbende rating agency, terwijl de wetgever minimaal een A-rating voorschrijft bij uizettingen korter dan drie maanden. Uitzetten kan ook bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%. Dit percentage geeft de status weer die aan het schuldpapier van de instelling wordt toegekend. Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede 1 De lidstaten van de EMU / eurozone zijn: België, Cyprus, Duitsland, Frankrijk, Finland, Griekenland, Ierland. Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije en Spanje. Lidstaten van de EER die geen lidstaat van de EMU zijn, zijn: Bulgarije, Denemarken, Estland, Hongarije, IJsland, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Noorwegen, Polen, Roemenie, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. 17 lid van artikel 160 GW dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerp-besluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen. Het derde lid stelt aanvullende eisen aan dergelijke besluiten. Het publieke belang moet door het college worden gemotiveerd. Daarbij draagt de verordening het college op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen. Artikel 13 t/m 19. De paragrafen weerstandsvermogen, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen, grondbeleid en lokale heffingen Het BBV geeft in artikel 9 aan dat in de begroting in afzonderlijke paragrafen de beleidslijnen worden vastgelegd met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten en de lokale heffingen. Doel van de paragrafen is dat onderwerpen die versnipperd in de begroting staan worden gebundeld in een overzicht, waardoor de raad voldoende inzicht krijgt. De paragrafen geven een dwarsdoorsnede van de begroting. De paragrafen geven daardoor extra informatie voor de beoordeling van de financiële positie op de korte en lange termijn. In artikel 11 t/m 16 van het BBV wordt weergegeven welke informatie deze paragrafen in ieder geval bevatten. In aansluiting hierop kan de raad aanvullende informatiewensen in deze verordening formuleren. Wij hebben ervoor gekozen om de algemene lijn ten aanzien van deze beheersmatige aspecten en lokale heffingen in beleidskaders vast te leggen en over de uitvoering van dit beleid informatie te verstrekken in de verplichte paragrafen in begroting en jaarrekening. In de financiële verordening artikel 14 t/m 19 is aangegeven welke extra informatie in ieder geval in de paragrafen wordt opgenomen. Voor de kaders geldt dat deze worden geactualiseerd indien daar aanleiding voor is. In het beleidskader grondbeleid wordt in ieder geval aandacht geschonken aan de volgende thema’s: de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente; te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten; de verwerving en uitgifte van gronden; de uitgangspunten voor prijsstelling van gronden. Met betrekking tot de uitvoering van de nota grondbeleid kan worden gemeld dat het college jaarlijks verantwoording aflegt aan de raad over het rekening deel (PRIL De Rekening), alsook de raad een prioritering voor de korte termijn (vierjarig perspectief) ter besluitvorming voorlegt waarin de ambities van de gemeente zijn opgenomen die mogelijk zijn binnen het financiële kader (PRIL Perspectief). De paragraaf betreffende de bedrijfsvoering geeft ten minste inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering, aldus het BBV. Wij hebben aangegeven welke thema’s wij daar toe rekenen. Artikel 20. Administratie In dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen. Artikel 21. Interne controle De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Dit artikel draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf 18 aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen. Deze controle leidt jaarlijks tot een eigen in control verklaring van het college in de jaarstukken. Artikel 22. Misbruik en oneigenlijk gebruik Dit artikel bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant. Overigens is het natuurlijk zo dat de afweging om hiervoor in meer of mindere mate regels voor te stellen een politiek besluit is dat bij de gemeenteraad en het college thuishoort. Er is sprake van een actueel beleidskader waarin de uitgangspunten zijn opgenomen voor het beleid voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen. Artikel 23. Financiële organisatie Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 GW is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten. Verder wordt het college opgedragen de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan de producten vast te leggen. De regels voor de inrichting van de organisatie van de financieringsfunctie is in een apart treasurystatuut vastgelegd. Onder letter f wordt het college opgedragen ook de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan de producten vast te leggen. Letter g draagt het college op een inkoopreglement op te stellen. Het reglement stemt uiteraard overeen met nationale en Europese aanbestedingsregels. Artikel 24. Inwerkingtreding De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 GW ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het vorige begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening. Artikel 25. Citeertitel Dit artikel geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening wordt verwezen. Vaststelling Binnen twee weken na vaststelling door de raad zendt het college de verordening aan gedeputeerde staten (artikel 214 GW). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de financiële verordening (artikel 215 GW). 19 De financiële verordening heeft enkel interne werking en is dus niet een besluit van algemene strekking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. De verordening hoeft dan ook niet te worden gepubliceerd, voordat zij in werking kan treden. 20 Bijlage 2: Verschillen ontwerpverordening en voorbeeldverordening VNG In deze bijlage geven wij aan waarom wij voorstellen om van de voorbeeldverordeningen van de VNG af te wijken. Tevens wordt ingegaan op de belangrijkste verschillen met de huidige verordening en de reden waarom wij sommige bepalingen niet meer opnemen. De voorbeelden van de VNG treft u bij deze brief aan. BEGROTING EN VERANTWOORDING Artikel 2 Programma-indeling Volgens de voorbeeldverordening stelt de raad bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast. In de verordening is dat teruggebracht naar ‘stelt zo nodig een programma-indeling vast’. Artikel 3 Planning en controlcyclus De cyclus wordt niet meer in de financiële verordening uitgeschreven. Ieder jaar wordt de cyclus voor het nieuwe jaar ingericht en de raad hierover geïnformeerd. Per jaar wordt tenminste één bestuursrapportage gepresenteerd. Daarnaast kunnen de interne management rapportages aanleiding geven de raad te informeren. Artikel 4 Inrichting begroting en jaarstukken Lid 2 Beleidsterreinen Er is een samenhang tussen programmabegroting en productenraming. De productenraming is het begrotingsdocument van het college dat het college zelf vaststelt. Volgens het BBV is een productenraming en productenrealisatie verplicht, maar hebben de gemeenten vrijheid bij het invullen van deze documenten. Ze bevatten in ieder geval de volgende informatie: a. de uitwerking van de programma’s in producten; b. de begrote respectievelijk gerealiseerde baten, lasten en het saldo per product; c. het verdelingsprincipe waarmee de producten over de programma’s zijn verdeeld. De raad heeft besloten de programma’s in de begroting onder te verdelen naar beleidsterreinen. Beleidsterreinen gelden als leidend principe voor de inrichting van de programma’s (erratum raadsbesluit 08.0015). De raad autoriseert de lasten en de baten op het niveau van begrotingprogramma’s. Naast de programmabegroting en het jaarverslag ontvangt de raad dus ter kennisneming de informatie zoals hiervoor onder a t/m c is aangegeven. In de programmabegroting en het jaarverslag wordt inhoudelijke en financiële informatie op beleidsterreinniveau verstrekt. De autorisatie door de raad vindt echter op programmaniveau plaats. Lid 3 Investeringskredieten Volgens de voorbeeldverordening wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting van de nieuwe investeringen het benodigde investeringskrediet aangegeven. De ontwikkeling van de kapitaallasten maakt onderdeel uit van de financiële positie, niet de kredieten. Informatie over investeringskredieten wordt in een apart hoofdstuk in de begroting opgenomen. Verder worden kredieten afzonderlijk door de raad beschikbaar gesteld. Het in de uiteenzetting van de financiële positie verstrekken van informatie over beschikbare kredieten hebben wij dus niet uit de voorbeeldverordening overgenomen. 21 Voorbeeldverordening: onvoorziene uitgaven in de begroting De voorbeeldverordening laat de mogelijkheid open om per programma een post voor onvoorziene uitgaven op te nemen in plaats van een algemene post hiervoor. Ons beleid op de post onvoorzien laat een dergelijke toedeling niet toe. Indien een overschrijding of extra benodigd budget op programmaniveau aan de orde is zal primair binnen het programma dekking gevonden moeten worden. In deze opzet is het mogelijk om de post voor onvoorziene uitgaven centraal en beperkt te houden. De post wordt veelal uitsluitend ingezet voor extra incidentele uitgaven gedurende het begrotingsjaar. Structurele uitzettingen worden integraal, hetzij bij de perspectiefnota, hetzij bij de begroting afgewogen. Uit de jaarrekening blijkt steeds dat de post ‘onvoorzien’ niet volledig wordt ingezet. Er is geen reden om het beleid aan te passen en de post voor onvoorziene uitgaven over de programma’s te verdelen. Voorbeeldverordening: Voorstellen aanpassing van beleid en financiële kaders Volgens de voorbeeldverordening legt het college jaarlijks een nota aan de raad voor waarin de hoofdlijnen van het beleid en de financiële kaders voor de volgende (meerjaren)begroting zijn vastgelegd. Dit hebben wij opgenomen in artikel 3 over de inrichting van de p en c-cyclus. Voorbeeldverordening: Onderhoudsbudgetten De voorbeeldverordening kent een bepaling waarin wordt vastgelegd dat onderhoudsbudgetten in de ontwerpbegroting worden gebaseerd op de meerjarige onderhoudsplannen, zoals die door de raad zijn vastgelegd. Deze bepaling hebben wij niet overgenomen. Volgens het beleidskader onderhoud kapitaalgoederen wordt er per kapitaalgoed een beleidskader met bijbehorend onderhouds-niveau vastgesteld door de raad. De bijbehorende beheerplannen, vast te stellen door het college, en de jaarlijkse stortingen in de onderhoudsvoorzieningen worden hiervan afgeleid. Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten Lid 2 Investeringen in bedrijfsmiddelen Wij maken onderscheid in investeringen bedrijfsvoering die wij als college autoriseren en overige investeringen die de raad autoriseert. De voorbeeldverordening kent een dergelijk onderscheid niet. Huidige verordening: Autorisatie baten en lasten De baten en lasten worden door de raad op het niveau van programma geautoriseerd. Indien hiervan wordt afgeweken wordt hierover gerapporteerd aan de raad. De raad stelt zo mogelijk extra budget beschikbaar. De huidige verordening kent de bepaling dat het college de raad direct informeert als een budget op een programma met 5% of meer wordt overschreden. Een dergelijke bepaling is niet opgenomen omdat wij geleidelijk meer rapportages in de cyclus inbouwen en wij de raad dan tijdig over afwijkingen rapporteren. Artikel 6 Tussentijdse rapportage Tussenrapportage Wij rapporteren op afwijkingen. Dat betekent dat wij eenvoudig de “wijziging” op het resultaat voor en na bestemming kunnen geven. We rapporteren in de rapportages doorgaans niet over standen van de begroting na wijziging. Voorbeeldverordening en huidige verordening: Informatieplicht Ten opzichte van de voorbeeldverordening (en de huidige financiële verordening) nemen wij geen bepalingen in aansluiting op artikel 169 GW over de informatieplicht op. 22 Volgens de huidige financiële verordening, artikel 7 over de informatieplicht, ‘informeert het college in ieder geval de raad en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen betreffende: investeringen groter dan € 500.000 aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 500.000 het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 500.000.’ Deze bepaling is als volgt toegelicht: ‘Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid art. 169 GW (zie box). Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente wint het college eerst het gevoelen van de raad in. De raad schrijft met deze bepaling in de financiële verordening voor welke privaatrechtelijke rechtshandelingen in elk geval aan de raad worden voorgelegd. De raad perkt hiermee de beoordelingsvrijheid van het college vooraf in door zelf te bepalen wat belangrijk is om vooraf aan de raad voor te leggen.’ Box Artikel 169 Gemeentewet (Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad) 1. Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur. 2. Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. 3. Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang. 4. Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in art. 160, 1e lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. 5. Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in art. 160, 1e lid, onder f, geen uitstel kan lijden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit. De bepalingen van een dergelijk artikel in de FV ontslaan het college niet van de informatieplicht in andere gevallen (zie lid 4). Ook moeten besluiten van het college voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen de kaders van het beleid dat door de raad is uiteengezet. Een artikel over informatieplicht schept slechts duidelijkheid tussen college en raad over wanneer de raad in elk geval vooraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken. Dit is dan beperkt tot de omvang van een willekeurig bedrag, terwijl andere redenen tot lagere bedragen aanleiding kunnen geven de raad te informeren. De accountant toetst of het college zich aan deze bepaling gehouden heeft. Wij zijn van mening dat in aansluiting op artikel 169 GW geen extra bepalingen in de financiële verordening over de informatieplicht noodzakelijk zijn. Afhankelijk van het te nemen besluit bepaalt het college wensen en bedenkingen bij de raad te inventariseren. Een aparte bepaling hierover in de verordening achten wij niet meer wenselijk. 23 FINANCIEEL BELEID Artikel 7 Waardering en afschrijving vaste activa Actueel beleidskader Evenals bij reserves en voorzieningen zal er bij activa sprake moeten zijn van een actueel beleidskader. Er is afgezien van de bepaling om na het verstrijken van een bepaald aantal jaren een nieuw beleidskader aan de raad aan te bieden. Dit is ook van toepassing op de overige beleidskaders die in deze verordening zijn opgenomen. Kosten voor het afsluiten van geldleningen Wij hebben tevens afgezien van de mogelijkheid om kosten voor het afsluiten van geldleningen groter dan een bepaald bedrag of een looptijd langer dan een bepaald aantal jaren te activeren en op af te schrijven. Afschrijvingstabel In de voorbeeldverordening is een afschrijvingstabel opgenomen voor materiële vaste activa met economisch nut. Activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Die mogelijkheid zal zich in het algemeen alleen voor doen als reserves ter dekking kunnen worden ingezet. Normaliter vindt activering plaats waarop wordt afgeschreven. Om die reden zijn in de afschrijvingstabel ook de maximale afschrijvingstermijnen voor investeringen met maatschappelijk nut opgenomen. Inkorting van deze termijnen is alleen mogelijk met toestemming van de raad. In deze financiële verordening is uitgegaan van de modelverordening van de VNG, welke het principe hanteert om eerst eenmalige dekking proberen te vinden voor activa met maatschappelijk nut. Als dat niet lukt dan kan geactiveerd worden. In het beleidskader investeringen staat hierover: “artikel 14. Ook investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden geactiveerd.” Indien deze financiële verordening wordt vastgesteld dan dient het beleidskader investeringen daarna aangepast te worden op dit onderdeel. Voorbeeldverordening: Voorziening voor oninbare vorderingen Er is afgezien van een artikel over oninbare vorderingen. De accountant controleert bij zijn controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening de hoogte van deze voorziening. Hij zal indien over de waarderingsgrondslagen geen afspraken zijn gemaakt, mogelijk aandringen op het hanteren van een methodiek voor het onderbouwen van de hoogte van deze voorziening. Artikel 8 Reserves en voorzieningen Lid 3 Resultaatbepaling Dit artikel bepaalt welke mutaties in reserves bij de vaststelling van het rekeningresultaat na eerste bestemming worden betrokken. Voorbeeldverordening: Vrijval van reserves De voorbeeldverordening kent de bepaling dat een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen vrijvalt en aan de algemene reserve wordt toegevoegd indien de investering niet binnen de aangegeven maximale looptijd is uitgevoerd. Er kunnen vele redenen zijn waarom een investering niet binnen een bepaalde termijn is uitgevoerd. Wij achten het niet 24 wenselijk om een krediet in te trekken en de middelen ten gunste van de algemene reserve vrij te laten vallen louter als gevolg van het overschrijden van een bepaalde termijn. Indien een krediet niet binnen drie jaar na beschikbaarstelling door de raad is uitgegeven wordt de raad hierover geïnformeerd met verzoek het krediet te handhaven. Artikel 9 Gemeentegaranties Wij hebben een artikel over de gemeentegaranties in de verordening opgenomen gelet op de omvang van de gemeentelijke garantstellingen en de risico’s die hiermee samenhangen. Het accent bij de garanties ligt primair op het onderbrengen van garantstellingen bij waarborgfondsen en het vormgeven van het beheer van deze garantstellingen om de risico’s voor de gemeente zo beperkt mogelijk te houden. Artikel 11 Vaststelling hoogte belastingen, etc. en prijsvorming vastgoed Volgens artikel 2 en 3 komen er beleidskaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten en voor de prijsvorming voor de verhuur en verkoop van vastgoed. De raad stelt deze beleidskaders vast. Voor de prijzen van gronden en erfpachtcanons wordt verwezen naar artikel 13 waarin een actuele nota over het grondbeleid wordt aangekondigd. De thema’s waaraan in deze nota aandacht wordt geschonken zijn in de toelichting opgenomen. PARAGRAFEN IN PROGRAMMABEGROTING EN JAARSTUKKEN Hier wordt volstaan met een verwijzing naar de algemene toelichting op de bepalingen over de paragrafen (artikel 13 t/m 19). Per verplichte paragraaf kennen wij een beleidskader. Naast de bepalingen in het BBV over de in deze paragrafen op te nemen informatie is in de financiële verordening aangegeven welke extra informatie in de paragrafen wordt opgenomen. De beleidskaders sluiten hierop aan. Wij zien in de verordening af van de bepaling om eens in de x-jaren een beleidskader vast te stellen. Wij hanteren de bepaling dat er sprake is van een actueel beleidskader. Op deze wijze zal periodiek toetsing plaatsvinden of het beleidskader wijziging behoeft. FINANCIEEL BEHEER EN INTERNE CONTROLE Artikel 20 Administratie De bepalingen uit de voorbeeldverordening ten aanzien van de administratie en de interne controle zijn in de financiële verordening overgenomen. De voorbeeldverordening kent nog de bepaling dat het college zorgt voor de systematische controle van registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten de opgenomen leningen en de (crediteuren-)schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in een nader te bepalen aantal jaren. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen. Voorbeeldverordening: administratie registergoederen en bedrijfsmiddelen Op de administratie van registergoederen en bedrijfsmiddelen na vindt er controle plaats op de bezittingen of wel het kapitaal en het vermogen van de gemeente. Hiertoe dienen de interne controles en de controle van de accountant. De verantwoordelijkheid ten aanzien van de registergoederen en bedrijfsmiddelen is belegd bij de afdelingsmanagers. Artikel 21 Interne controle 25 We groeien naar een situatie waarin het college zelf een verklaring afgeeft of en in welke mate de organisatie in control is. De accountant gaat na of deze verklaring overeenstemt met de werkelijkheid. FINANCIELE ORGANISATIE Subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen en instellingen In de voorbeeldverordening is een bepaling opgenomen over subsidieverstrekking en steunverlening aan ondernemingen en instellingen. Het spreekt voor zich dat dergelijke verstrekkingen voldoen aan de Europese staatssteunregels, de Europese regels voor diensten van algemeen economisch belang, de regels uit de AWB en de eigen subsidieverordening. Een dergelijke bepaling is om die reden niet in de verordening opgenomen. SLOTBEPALINGEN In de voorbeeldverordening is onder de overgangsbepalingen de volgende bepaling opgenomen, die wij niet in de eigen verordening hebben verwerkt: ‘Investeringen in maatschappelijk nut, die zijn geactiveerd vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgeschreven volgens de destijds vastgestelde afschrijvingstermijnen en methodiek, voor zover de raad niet heeft aangegeven dat deze investeringen vervroegd worden afgeschreven.’ De voorkeur gaat uit om investeringen in maatschappelijk nut direct ten laste van de exploitatie te nemen of te dekken door middel van reserves. Dit is veelal niet realiseerbaar gegeven de beperkte financiële mogelijkheden in de begroting. Dergelijke investeringen worden veelal afgeschreven volgens de afschrijvingstermijnen in de afschrijvingstabel. Deze investeringen kunnen zo mogelijk vervroegd worden afgeschreven. Daartoe kan ook gedurende de afschrijvingsperiode worden overgegaan. Aangezien een dergelijke wijziging van invloed is op de financiële mogelijkheden binnen de begroting en dus van invloed is op het budgetrecht van de raad, worden deze wijzigingen aan de raad voor vaststelling aangeboden. Een extra bepaling hierover achten wij overbodig. 26