Liturgisch jaar De advent Al eeuwen lang kent de Romeinse traditie een voorbereidingstijd van vier weken op het hoogfeest van Kerstmis die wordt aangeduid met de naam advent. In deze tijd van voorbereiding wordt allereerst uitgezien naar de komst van God de Heer hier op aarde in de gestalte van een mens. De advent is door het verwachtend uitzien een periode van de liturgie die gedragen wordt door hoop. Het is een vreugdevolle hoop, omdat de dag naderbij komt, waar de aartsvader Abraham al naar verlangde, zoals blijkt uit de woorden van Jezus die door de evangelist Joannes zijn opgetekend (8, 56). De advent als tijd van blijde verwachting draagt als kenmerk de vreugdevolle boodschap van Kerstmis van de naderende bevrijding uit de kwade machten waarin het mensengeslacht gevangen zit. De advent is een tijd van intens verlangen naar de komst van het Woord van God in het hart van alle kinderen van Adam. In die zin verschilt de advent als voorbereidingstijd aanmerkelijk van de veertigdagentijd. Die tijd wordt veel meer gekenmerkt door boetedoening en rouw. Daarom blijft in de liturgie van de advent wel het alleluia klinken. Het tweevoudig karakter van de advent De toon voor de advent wordt gezet in de openingstekst van de Eerste zondag van de advent die ontleend is aan Psalm 25 (24). Daarin komen naast een zekere neerslachtigheid heel goed de gevoelens tot uiting van hoop en een groot vertrouwen in God: ‘Tot U richt ik mijn geest, mijn God, op U stel ik mijn vertrouwen, beschaam mij niet…. Want al wie naar U uitziet, zal niet worden teleurgesteld.’ In het openingsgebed van de eerste adventszondag komt het tweevoudig karakter van de advent naar voren. Want naast de voorbereiding op de eerste komst van Gods Zoon onder de mensen op Kerstmis wordt in deze tijd onze aandacht tevens gericht op de tweede komst van Christus op het einde der tijden. Gebeden wordt dat wij Christus tegemoet gaan met werken van gerechtigheid ‘om eens verzameld te worden aan zijn rechterhand’. De vruchten van Jezus’ komst voor ons Het tweevoudig karakter van de advent wordt ook verwoord in de eerste prefatie voor de advent. Enerzijds wordt daarin gesproken over de menswording van Christus en anderzijds over Christus’ komst in heerlijkheid. Deze prefatie wordt alleen gebeden tot en met 16 december, omdat de daarop volgende dagen meer direct gericht zijn op de voorbereiding van de komst van het Kerstkind. De weldaden die deze komst aan ons mensen en aan de aarde schenkt, ervaren wij in de communie zoals wordt verwoord in de aan Psalm 85 (84) ontleende communie-tekst van de eerste adventszondag: ‘De Heer zal ons zijn zegen schenken en de aarde zal rijke vrucht dragen.’