Hoe de wederkomst van Christus ons leven behoort te beinvloeden. Er zijn weinig leerstellingen in de bijbel die een groter praktisch nut hebben dan de leerstellingen over de wederkomst van Christus. De verwachting van de wederkomst van Christus moet ons hele leven veranderen. Als wij de profetieën onderzoeken kunnen we niet aan de indruk ontkomen dat de wederkomst nabij is, en dat het einde van de geschiedenis heel snel kan plaats vinden. Maar het is ook waar dat de Bijbel ons uitdrukkelijk zegt dat niemand de dag of het uur weet. Als wij ons niet klaar maken voor de wederkomst dan lopen we de kans dat we er door verrast worden. Daarom willen wij tenslotte deze laatste belangrijke vraag behandelen:Hoe kunnen wij ons voor de komst van Jezus Christus toebereiden? Het is duidelijk dat het antwoord in sterke mate afhangt van het feit of men onbekeerd is of een kind van God. I. Wat moet een ongelovige doen als hij hoort dat de Heer terugkomt? De Schrift en de logica zelf, roepen hem toe: Bekeer je, haast je om de Heer aan te nemen zodat je niet voor de Rechter hoeft te sidderen! ‘Gij hebt de naam dat gij leeft, maar gij zijt dood... Bekeer u. Indien gij dan niet wakker wordt, zal Ik komen als een dief, en gij zult niet weten, op welk uur Ik u zal overvallen.’ Openb. 3:1, 3. ‘Omdat gij lauw zijt en noch heet noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen... Wees dan ijverig en bekeer u. Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. (Jezus staat aan de deur van ons hart, maar ook aan die van onze wereld: Hij komt terug en wij horen Hem kloppen)... Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.’ Openb. 3:16; 19-20. Dan zullen de goddelozen tot de bergen en de rotsen zeggen: ‘Valt op ons en verbergt ons voor de toorn van het Lam; want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan dan bestaan?’ Openb. 6:16, 17. Alleen zij zullen gered worden die zich tijdig ‘tot God bekeerd hebben... om uit de hemelen zijn Zoon te verwachten.. die ons verlost van de komende toorn.’ 1 Thess. 1:9-10. Zalig zijn zij ‘die hun gewaden hebben gewassen en die wit gemaakt hebben in het bloed des Lams.’ Openb. 7:14. D.w.z. zich in het geloof door het bloed van het Lam van alle zonden hebben laten reinigen. Als een lezer misschien nog niet in de juiste verhouding tot God staat, willen we hem smeken om zijn leven te overdenken en te handelen voordat het te laat zal zijn. Wees niet zo onachtzaam als Noachs tijdgenoten: ‘Want zij waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam, en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn.’ Matth. 24:38-39. Allen, die nu gewaarschuwd zijn, ga de ark des behouds binnen nu het nog niet te laat is. Laat u niet overreden door de spotters van de laatste dagen, die zeggen: ‘Waar blijft de belofte van zijn komst? Want sedert de vaderen ontslapen zijn, blijft alles zo, als het van het begin der schepping af geweest is.’ 2 Petr. 3:3-4. Voor God is een dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag. Spoedig zal de dag des Heren komen als een dief, zoals de bliksem komt van het oosten en het licht van het westen. 2 Petr. 3: 8-10; Matth. 24:27. Dan zal het te laat zijn om nog een heenkomen te zoeken. Wanneer Christus de Zijnen komt halen, zal de één aangenomen en de ander achtergelaten worden, Matth. 24:40-42. Zowel op het veld als thuis, in de werkplaats en op het kantoor zullen de ware gelovigen opgenomen worden, en alle anderen zullen achterblijven om het meest verschrikkelijke oordeel te ondergaan. Alleen de wijze maagden die hun lamp gevuld hadden met de olie van de Heilige Geest zullen met de Bruidegom de bruiloftszaal binnengaan. De dwaze maagden zullen, ondanks hun vroom voorkomen, meedogenloos buitengesloten worden. Matth. 25:1-12. Zult u opgenomen of achtergelaten worden? Zult u binnen of buiten zijn? ‘Strijdt om in te gaan door de enge poort, want velen, zeg Ik u, zullen trachten in te gaan, doch het niet kunnen. Van het ogenblik af, dat de heer des huizes is opgestaan en de deur gesloten heeft, zult gij beginnen buiten te staan en aan de deur te kloppen, zeggende: ‘Here, doe ons open, en Hij zal antwoorden en tot u zeggen: Ik weet niet, vanwaar gij zijt; gaat weg van Mij, alle gij werkers der ongerechtigheid.’ Luc. 13:24-27. Reeds nu zien wij duidelijk het beeld van de antichrist met al zijn verleiding aan de horizon opdoemen. Dan zal God een dwaling zenden, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat zij worden geoordeeld.’ 2 Thess. 2:9-12. Huivert u niet bij de gedachte om bij deze laatsten te horen? Mocht u na al deze roepstemmen uit de Schrift en bij al deze gebeurtenissen ook uitroepen: ‘Wat moeten wij doen om behouden te worden?’ dan zullen wij met de apostel Petrus antwoorden: ‘Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren, en Hij de Christus die voor u tevoren bestemd was, Jezus zende... Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht.’ Hand. 3:19-20; 2:40. II. Hoe moet de houding van de gelovige zijn met het oog op de komst van Jezus Christus? Wij zeiden al dat er weinig leerstellingen zijn die een grotere praktische invloed hebben dan die van de wederkomst van de Heer. In feite zou alles in het dagelijkse leven van de christen door dit vooruitzicht moeten worden beïnvloed. Uit vele bijbelgedeelten blijkt welk direkt verband er bestaat tussen ons heerlijke vooruitzicht op de wederkomst van de Heer en de meest uiteenlopende gebieden van ons bestaan. Hier willen we slechts enkele belangrijke uitspraken noemen die een samenvatting vormen van deze roepstemmen. 1. Waakzaamheid De Heer komt terug: het is zaak dat Hij ons niet slapende vindt. ‘Gij verstaat immers de tijd wel, dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot het geloof kwamen. (wat zou Paulus vandaag wel niet zeggen). De nacht is vergevorderd, de dag is nabij. Laten wij dan de werken der duisternis afleggen en aandoen de wapenen des lichts.’ Rom. 13:1 1-12. ‘Maar gij broeders, zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou... Laten wij ook niet slapen gelijk de anderen, doch wakker en nuchter zijn.’ Thess. 5:4, 6. (Matth. 24:42, 44; Luc. 12:35-38). 2. Heiliging en overwinning ‘Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht, vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods... Daarom, geliefden, beijvert u in deze verwachting, onbevlekt en onberispelijk te blijven voor Hem in vrede.’ 2 Petr. 3:11-12, 14. ‘Hij, die in u een goed werk is begonnen, zal dit ten einde toe voortzetten, tot de dag van Christus Jezus.’... ‘Dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid, om te onderscheiden waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus, vervuld van de vrucht van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God.’ Fil. 1:6,9-11. Wandelt, ‘Gode waardig, die u roept tot zijn eigen Koninkrijk en heerlijkheid... En u doe de Here toenemen en overvloedig worden in de liefde tot elkander en tot allen... om uw harten te versterken, zodat zij onberispelijk zijn in heiligheid voor onze God en Vader bij de komst van onze Here Jezus met al zijn heiligen... En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen.’ 1 Thess. 2:12; 3:12-13; 5:23-24 (1 Cor. 1:7-8; 1 Tim. 6:13-14; Tit. 2:11-13). Uit al deze Schriftgedeelten blijkt duidelijk, dat degene die de komst van de Here Jezus verwacht, voortdurend naar de heiliging moet streven. Zonder deze heiliging ,zal niemand de Heer zien, Hebr. 12:14. Laten wij ons dan beijveren om dit te doen, gelijk geschreven staat: ‘Beijvert u om zonder vlek of rimpel voor Hem bevonden te worden.’ ‘Bewerk uw behoudenis met vrezen en beven’, alsof het alles van ons af hing. Maar laten we toch ook niet vergeten dat men de heiliging alleen door het geloof verkrijgt en dat dit het werk van de Heer is: ‘Hij die in u een goed werk is begonnen zal het ook ten einde toe voortzetten tot de dag van Christus Jezus.’ ‘Hij die ons roept is getrouw, Hij zal het ook doen. Laten wij ons dus daaraan vasthouden dat alleen God zelf redt en heiligt.’ Daarmee vermijden we twee lastige klippen: de lichtzinnigheid, die ons ertoe zou kunnen brengen te denken dat God wel tevreden is zoals we nu zijn; de ontmoediging die zich van ons zou kunnen meester maken als wij zien dat er nog zoveel aan onze arme christelijke ervaring ontbreekt. Degene die de prijs voor zijn geestelijke vooruitgang wil betalen en zich volkomen overgeeft aan het werk van God, zal tot de overwinnaars behoren en kan de aanstaande komst van Christus met blijdschap en zekerheid tegemoet zien. 3. IJver en trouw ‘Wie is dan de trouwe en verstandige slaaf, die de heer over zijn dienstvolk gesteld heeft om hun op tijd hun voedsel te geven? Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zo bezig zal vinden. Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezit zal stellen.’ Matth. 24:45-47. ‘En na lange tijd kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen. En die de vijf talenten ontvangen had, trad toe en bracht nog vijf talenten bovendien, zeggende: Heer, vijf talenten hebt gij mij toevertrouwd: zie, ik heb er vijf talenten bij verdiend. Zijn heer zeide tot hem: Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen, ga in tot het feest van uw heer.’ Matth. 25:19-21 (2 Cor. 5:9-10; 1 Joh. 2:28) 4. Wij moeten op onze hoede zijn en onderscheiden waar het op aan komt ‘Ziet toe, dat niemand u verleide! ... . en zij zullen velen verleiden... Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft het niet. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden.’ Matth. 24:4-5, 23-24. ‘Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van onze Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert... Laat niemand u misleiden...’ 2 Thess. 2:1-3. 5. Moed en geloof ‘Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden... Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.’ Matth. 24:6, 13. ‘En wanneer gij hoort van oorlogen en onlusten, laat u niet beangstigen, want die dingen moeten eerst geschieden... Neemt u daarom in uw hart voor, niet vooraf te bedenken, hoe gij u zult verdedigen. (Wanneer men u vervolgt); Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke al uw tegenstanders niet zullen kunnen weerstaan of weerleggen... Geen haar van uw hoofd zal teloor gaan; door uw volharding zult gij uw leven verkrijgen.’ Luc. 21:9, 14-19. 6. Troost en blijdschap ‘Wanneer deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing genaakt.’ Luc. 2L:28. ‘Weest niet bedroefd, zoals de andere (mensen) die geen hoop hebben... Want God zal hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem... Vermaant elkander dus met deze woorden.’ 1 Thess. 4:13-14, 18. ‘Dat de echtheid van uw geloof. . . tot lof en heerlijkheid en eer blijke te zijn bij de openbaring van Jezus Christus. Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben... en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen... Verblijdt u naarmate gij deel hebt aan het lijden van Christus, opdat gij u ook met vreugde zult mogen verblijden bij de openbaring zijner heerlijkheid.’ 1 Petr. 1:7-9; 4:13. 7. Weest nuchter en toegewijd ‘Ziet toe op uzelf, dat uw hart nimmer bezwaard worde door de roes en dronkenschap en zorgen voor levensonderhoud, en die dag niet plotseling over u kome, als een strik. Want hij zal komen over allen, die gezeten zijn op het oppervlak der ganse aarde.’ Luc. 21:34-35. ‘Dit bedoel ik, broeders: de tijd is kort. Ten slotte, laten zij, die een vrouw hebben, zijn als zonder vrouw; die wenen, als weenden zij niet; die blijde zijn, als waren zij niet blijde: die kopen, als zouden zij er niets van behouden; die van de wereld gebruik maken, als zouden zij haar niet ten einde toe gebruiken. Want het uiterlijk van deze wereld is bezig te verdwijnen.’ 1 Cor. 7:29-31 (1 Thess. 5:4-8). 8. Geduld en verwachting ‘Hoe gij u van de afgoden tot God bekeerd hebt, om de levende en waarachtige God te dienen, en uit de hemelen zijn Zoon te verwachten.’ 1 Thess. 1:9-10. ‘Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren! Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij.’ Jac. 5:7-8 (2 Thess. 3:5; Phil. 3:20-21). ‘Zo zal ook Christus, ten tweede male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten... Want gij hebt volharding nodig, om de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is. Want nog een korte, korte tijd, en Hij, die komt, zal er zijn en niet op zich laten wachten.’ Hebr. 9:28; 10:36-37. 9. Medeleven en hulp ‘Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid dan zal Hij tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk... Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven... Ik zeg u, in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.’ Matth. 25:31-40. ‘Broeders, zucht niet tegen elkander, opdat gij niet onder het oordeel valt; zie, de Rechter staat voor de deur.’ Jac. 5:9. ‘Daarom velt geen oordeel voor de tijd, dat de Here komt, die ook hetgeen in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen der harten openbaar maken. En dan zal aan elk zijn lof geworden van God.’ 1 Cor. 4:4-5. 10. Bezinning en gebed ‘Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek doen, en de kennis zal vermeerderen... En geen der goddelozen zal het verstaan, maar de verstandigen zullen het verstaan.’ Dan. 12:4, 10. ‘En wij achten het profetische woord (daarom) des te vaster, en gij doet wel, er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt.’ 2 Petr. 1:19. ‘Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij.’ Openb. 1:3. ‘Het einde aller dingen is nabijgekomen. Komt dus tot bezinning en wordt nuchter opdat gij kunt bidden.’ 1 Petr. 4:7. ‘Waakt te allen tijde, biddende, dat gij in staat moogt wezen te ontkomen aan alles wat geschieden zal, en gesteld te worden voor het aangezicht van de Zoon des mensen.’ Luc. 21:36. En het gebed dat wij steeds meer tot God zullen opzenden is: Uw Koninkrijk kome! Amen, kom, Here Jezus! Matth. 6:10; Openb. 22:20. III. Besluit Kunnen wij werkelijk zeggen dat wij ons elke dag volledig inzetten om ons voor de komst van Jezus Christus toe te bereiden? Hebben wij onze zonden al beleden en hebben we ons al tot de Heer bekeerd? Zijn we echt wakende en vurig van geest? Gaan we de weg van heiliging en overwinning? Handelen we bewust en met bedachtzaamheid? Bezitten we nog de moed en het geloof, de troost en de blijdschap. Zijn de nuchterheid en de toewijding kenmerken van ons leven? Wachten wij geduldig op de Heer? Hebben wij onze medemensen werkelijk lief en verdragen we alles om de zaak van Hem die komt? Overdenken we het profetische woord en willen we met nog meer klem bidden totdat de Zon der gerechtigheid zal verschijnen? Want als al deze dingen overvloedig in ons gevonden worden laten ze ons niet zonder werk of vrucht voor de kennis van onze Here Jezus Christus. Het lezen en de bestudering van zoveel profetische Schriftgedeelten zal dan niet tevergeefs of schadelijk voor onze ziel zijn. ‘Beijvert u daarom des te meer, broeders, om uw roeping en uw verkiezing te bevestigen; want als gij dit doet, zult gij nimmer struikelen. Want zó zal u rijkelijk worden verleend de toegang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Here en Heiland, Jezus Christus.’ 2 Petr. 1:8, 10-I 1. En mogelijk zullen wij eens het volgende woord van Paulus het onze maken: ‘Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden; voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.’ 2 Tim. 4:7-8. ‘Hem nu, die u voor struikelen kan behoeden en onberispelijk doen staan voor zijn heerlijkheid in grote vreugde, de enige God, onze Heiland, zij door Jezus Christus onze Here, heerlijkheid, majesteit, kracht en macht vóór alle eeuwigheid, en nu en in alle eeuwigheden, Amen.’ Jud. 24:25.