hemelse blik De Europese Very Large Telescope in Chili is het krachtigste observatorium ter wereld. Kijktip Een eenvoudige verrekijker die ca. tien keer vergroot, laat ongeveer evenveel zien als de eerste telescoopjes van Galilei. Kijk er echter niet mee naar de zon! HFDST 2 24 telescopen sterrenkunde als wetenschap deel 1 hfdst 2 telescopen 25 De uitvinding van de telescoop De ontdekkingen van Galilei e telescoop (van het Griekse tèle = ‘ver’ en skopein = ‘kijken naar’) is zonder twijfel het belangrijkste instrument in de sterrenkunde. Een telescoop maakt het mogelijk om zwakke objecten te bestuderen en kleine details te onderscheiden. Toch werd de eerste telescoop pas iets meer dan vierhonderd jaar geleden gebouwd. Voor die tijd werden alle waarnemingen met het ‘blote oog’ gedaan. Na de uitvinding van de telescoop maakte de sterrenkunde dan ook een enorme ontwikkeling door, waarvan het einde nog steeds niet in zicht is. In de dertiende eeuw deed de franciscaner monnik Roger Bacon (1210-1294) in Engeland al onderzoek aan breking en afbuiging van licht door geslepen lenzen en spiegels. Korte tijd later werden in Italië de eerste brillenglazen geslepen. Toch duurde het nog tot de zestiende eeuw voordat brillenslijpers ontdekten dat je met een combinatie van lenzen of gebogen spiegels ver verwijderde objecten ‘dichterbij kunt halen’. Een van de eersten die hierover publiceerde was de Engelsman Leonard Digges (ca. 1520-1559); misschien bouwde hij ook al de eerste echte telescopen. De uitvinding van de telescoop, rond het jaar 1600, wordt meestal toegeschreven aan Hans Lipperhey (ca. 1570-1619), een brillenslijper uit Middelburg, die in 1608 als eerste bij de Staten-Generaal octrooi aanvroeg op zijn uitvinding. e Italiaanse natuur- en sterrenkundige Galileo Galilei was een van de eersten die een telescoop op de sterrenhemel richtte. In een brief van een Franse collega las Galilei over de Nederlandse uitvinding. Op basis van de schamele informatie waarover hij beschikte, was hij in staat zelf een telescoop te bouwen die van aanzienlijk betere kwaliteit was dan de eerste kijkertjes van Jansen, Lipperhey en Metius. Enkele originele telescopen van Galilei zijn te zien in het wetenschapshistorisch museum in Florence. Op 30 november 1609 verrichtte Galilei de eerste telescopische waarnemingen van de maan. Op zijn maantekeningen zijn lichte en donkere vlekken, kraters en bergen te zien. In januari 1610 nam hij de planeet Jupiter waar D uitvinder gezocht Wie heeft de telescoop uitgevonden: Hans Lipperhey (links) of Zacharias Jansen? Zijn collega en stadsgenoot Zacharias Jansen (1580-1638) bouwde waarschijnlijk enkele jaren eerder al een werkende telescoop, en ook de Alkmaarder Jacob Metius (na 15721628) vroeg octrooi aan op de uitvinding. Vanwege die verwarring werden de aanvragen niet gehonoreerd. De Hollanders hadden vooral oog voor de militaire toepassing van hun ‘kijker om verre te sien’: met behulp van een telescoop kon je vijandige schepen of troepen al van grote afstand zien aankomen. + + + Volgens de overlevering werd het principe van de telescoop toevallig ontdekt door het zoontje van Zacharias Jansen, die D optische revolutie Twee telescoopjes van Galileo Galilei, waarmee hij voor het eerst de sterrenhemel bekeek. met lenzen aan het spelen was. + + + en ontdekte hij dat er vier maantjes omheen bewegen. Daarmee was voor het eerst aangetoond dat niet alles in het heelal rond de aarde draait. Nog steeds worden deze vier grote Jupitermanen de Galileïsche manen genoemd (zie pag. 158). Galilei ontdekte met zijn telescoop ook talloze zwakke sterren in de Melkweg; hij constateerde dat het Zevengesternte meer dan zeven sterren bevat en hij zag merkwaardige ‘uitsteeksels’ aan de planeet Saturnus – de ware aard van de ring van Saturnus werd pas in 1656 ontdekt door Christiaan Huygens. Galilei’s waarnemingen van de schijngestalten van de planeet Venus vormden een mooie bevestiging van het heliocentrische wereldbeeld van Copernicus. In 1611 gebruikte Galilei zijn telescoop ook voor waarnemingen van de zon. Op het heldere zonsoppervlak ontdekte hij donkere vlekken – opnieuw een aantasting van de veronderstelde goddelijke volmaaktheid van de hemellichamen. Overigens lieten de kerkleiders zich niet overtuigen door de beelden die door het duivelse instrument zichtbaar waren. Mede door zijn zonneobservaties raakte Galilei aan het einde van zijn leven blind. houten stellage De grote telescopen van Herschel werden opgehangen aan touwen en katrollen. Kijktip Met een verrekijker en een sterrenkundig jaarboekje kun je de planeet Uranus gemakkelijk vinden aan de sterrenhemel (zie ook pag. 160). kosmische reflecties De spiegeltelescoop werd in 1668 uitgevonden door Isaac Newton. sterrenkunde als wetenschap 26 deel 1 De telescoop wordt verbeterd D e oorspronkelijke ‘Hollandse kijker’ heeft een bol objectief (de hoofdlens van de kijker) en een hol oculair (het ooglensje). Dit type kijker vertoont veel storende afbeeldingsfouten. Johannes Kepler ontwierp de zogeheten astronomische telescoop, die met een bol objectief en een eveneens bol oculair is uitgerust. Het nadeel is wel dat zo’n kijker het beeld ondersteboven toont, maar de beeldkwaliteit is veel beter. Halverwege de zeventiende eeuw bouwde de Nederlandse natuurkundige Christiaan Huygens (1629-1695) samen met zijn broer Constantijn grote telescopen met enorm lange brandpuntsafstanden, waarmee ze sterke vergrotingen bereikten. Deze ‘luchttelescopen’ hadden geen kijkerbuis: het objectief was beweegbaar op een hoge paal geplaatst; het oculair werd ermee verbonden door middel van een stok of een touw. Huygens ontdekte onder andere vlekken op Mars, de Orionnevel, en de ware aard van de Saturnusring. Ook de Poolse bierbrouwer Johannes Hevelius (1611-1687) uit Gdansk bouwde grote telescopen, waarmee hij vooral onderzoek deed aan de maan, de zon en kometen. Zijn gedetailleerde maankaarten publiceerde hij in 1647 in Selenographia (‘Maanbeschrijving’). Hevelius was in feite een amateurastronoom, maar hij stond in hoog aanzien bij de sterrenkundigen uit zijn tijd. Zo werd hem het directeur- hfdst 2 telescopen 27 De reuzentelescopen van Herschel buisloze kijker Christiaan Huygens bouwde ‘luchttelescopen’, waarvan het objectief op een hoge paal was bevestigd. schap van de sterrenwacht van Parijs aangeboden, waarvoor hij overigens bedankte. Alle enkelvoudige lenzentelescopen vertonen hinderlijke kleurschifting (chromatische aberratie), omdat de brekingshoek van een lichtstraal afhankelijk is van de golflengte. Het gevolg is dat sterren eruitzien als piepkleine regenboogjes. De spiegeltelescoop, in 1668 uitgevonden door Isaac Newton, kent dat probleem niet. Daar komt nog bij dat spiegeltelescopen een kortere bouwlengte hebben en gewoonlijk lichtsterker zijn dan lenzentelescopen. Alle grote professionele telescopen zijn spiegeltelescopen, omdat grote spiegels gemakkelijker te maken zijn dan grote lenzen. + + + De eerste spiegeltelescopen hadden geen spiegel van glas, maar van gepolijst brons of koper. + + + Georgium Sidus E en van de grootste waarnemers uit de achttiende eeuw was William Herschel (1738-1822). Herschel werd geboren in Hannover, maar verhuisde in 1757 naar Engeland, waar hij werkzaam was als musicus en organist. In zijn vrije tijd bouwde hij telescopen, en samen met zijn zus Caroline (1750-1848) verrichtte hij nauwgezette waarnemingen aan onder andere dubbelsterren en nevels. Op 13 maart 1781 ontdekte Herschel met een zelfgebouwde, relatief kleine telescoop een nieuwe planeet in het sterrenbeeld Tweelingen, die Uranus werd genoemd. Koning George III, die een grote belangstelling had voor sterrenkunde, benoemde hem daarop tot hofastronoom. Later ontdekte muzikale astronoom Herschel ook de Uranusmanen Titania en Oberon (1787) en de Saturnusmanen Mimas en Enceladus (1789). Herschel bouwde de beste spiegeltelescopen van zijn tijd. Het waren grote, lange kijkerbuizen, die met behulp van touwen en katrollen in houten stellages waren opgehangen. Zijn eerste grote telescoop had een spiegelmiddellijn van 60 cm en een brandpuntsafstand van ruim zes meter. Hij bouwde ook een twee maal zo grote telescoop, met een spiegelmiddellijn van 120 cm en een brandpuntsafstand van ruim twaalf meter. Die was echter niet erg praktisch in het gebruik: er waren twee assistenten nodig om de kijker op een bepaald hemellichaam gericht te houden. Ondanks de slechte weersomstandigheden in Engeland ontdekte en catalogiseerde Herschel duizenden sterren, dubbelsterren, sterrenhopen en nevelvlekken. Uit zijn stertellingen leidde hij af dat de zon zich in een afgeplat stelsel van talloze sterren moet bevinden – het Melkwegstelsel. Zijn zoon John (1792-1871) verhuisde in 1834 naar Zuid-Afrika, waar hij het werk van zijn vader voortzette aan de zuidelijke sterrenhemel. William Herschel, de ontdekker van de planeet Uranus, was van beroep musicus. (‘Ster van George’) was Herschels naam voor de nieuwe planeet die hij ontdekte – een eerbetoon aan koning George III. + + +