Referaten Hoge sterfte onder ouderen met kleine aneurysma’s van de abdominale aorta Een ruptuur van een aneurysma van de abdominale aorta blijft, ondanks toegenomen echografische screeningsmogelijkheden, een belangrijke doodsoorzaak onder ouderen. Daarnaast kenmerkt deze groep zich door een hoge mate van vóórkomen van risicofactoren voor, en klinische manifestaties van, tegelijk aanwezige hart- en vaatziekten. Newman et al. onderzochten in hoeverre deze begeleidende factoren de hogere sterftecijfers die samengaan met aneurysma’s van de abdominale aorta kunnen verklaren.1 Binnen de ‘Cardiovascular health study’ werden uit 4 gemeenschappen binnen de VS willekeurig 4734 mannen en vrouwen ouder dan 65 jaar geselecteerd. De diameter van de abdominale aorta werd bepaald met echografie van de buik. Er werd gesproken van een aneurysma van de abdominale aorta indien de diameter 3 cm of meer bedroeg of indien de verhouding van de aortadiameter boven de nierarteriën ten opzichte van die van het meer distale deel 1,2 of meer bedroeg. Na 4,5 jaar werden de totale sterfte, de sterfte aan hart- en vaatziekten en de incidentie van hart- en vaatziekten bepaald, evenals het vóórkomen van aneurysmaoperaties en -rupturen. Een aneurysma van de abdominale aorta was aanwezig bij 8,8% (416) van de onderzochten; 87,7% van de aneurysma’s had een diameter van 3,5 cm of kleiner. De totale sterfte, de sterfte ten gevolge van hart- en vaatziekten en de incidentie van hart- en vaatziekten waren alle hoger onder degenen met een aneurysma van de abdominale aorta: achtereenvolgens 65,1 versus 32,8, 34,3 versus 13,8 en 47,3 versus 31,0 per 1000 persoonsjaren; de relatieve risico’s hiervoor bedroegen achtereenvolgens 1,32, 1,36 en 1,57 na correctie voor leeftijd, aanwezigheid van risicofactoren voor hart- en vaatziekten en aanwezigheid van andere hart- en vaatziekten. Slechts enkelen (n = 23) ondergingen een electieve aneurysmaoperatie en 6 patiënten overleden ten gevolge van een aneurysmaruptuur. Het risico op overlijden was toegenomen bij vrouwen met een aneurysma groter dan 3,0 cm en bij mannen met een aneurysma groter dan 3,5 cm. De auteurs concluderen dat bij patiënten met een klein aneurysma van de abdominale aorta een hoge totale sterfte en sterfte ten gevolge van hart- en vaatziekten en incidentie van hart- en vaatziekten gevonden kunnen worden, onafhankelijk van leeftijd, geslacht, aanwezigheid van andere hart- en vaatziekten of preklinische atherosclerose. Deze groep moet dan ook, bij echografische controles van de abdominale aorta, sterk geadviseerd worden beïnvloedbare risicofactoren voor hart- en vaatziekten te reduceren. 1 literatuur Newman AB, Arnold AM, Burke GL, O’Leary DH, Manolio TA. Cardiovascular disease and mortality in older adults with small abdominal aortic aneurysms detected by ultrasonography: the cardiovascular health study. Ann Intern Med 2001;134:182-90. s.c.de jong Afname van grijze stof bij schizofrenie Volumeveranderingen van specifieke hersenengebieden bij patiënten met schizofrenie zijn een belangrijke pijler van de neurodegeneratieve hypothese van schizofrenie. Mathalon et al. 1084 Ned Tijdschr Geneeskd 2001 2 juni;145(22) bestudeerden daarom in een longitudinaal onderzoek volumeveranderingen van corticale grijze stof, sulci en laterale ventrikels bij patiënten met schizofrenie.1 Bij 24 mannen met chronische schizofrenie en bij 25 gezonde mannen werden magnetische-resonantietomografie(MRI)scans gemaakt met een gemiddelde tussenduur van 4 jaar (uitersten: 0,6-7,5). De bepalingen van het hersenvolume werden gecorrigeerd voor positioneringsfouten van het hoofd en uitgedrukt als verandering in kubieke centimeter per jaar. De ernst van de schizofrenie werd bepaald met het gemiddelde van 2 ‘Brief psychiatric rating scale’(BPRS)-metingen en het percentage van dagen dat de patiënt opgenomen was in een ziekenhuis in de periode tussen de scans. Bij patiënten met schizofrenie werd een snellere volumeafname gezien van de grijze stof in frontale en temporale gebieden dan bij de controlegroep. Passend hierbij werd een grotere toename in cerebrospinale vloeistof gezien in frontale en temporale sulci en laterale ventrikels. Er werd een correlatie gevonden tussen toename van frontale-sulcusvergroting en totale symptoomscore, meer positieve symptomen en langere duur van ziekenhuisopname. Ook was afname van prefrontale grijze stof gecorreleerd met meer negatieve symptomen en lager opnamepercentage, en afname in temporale grijze stof met totale BPRS-scores en negatieve symptomen. In dit relatief kleine onderzoek werd aangetoond dat mannelijke patiënten met chronische schizofrenie een sterkere afname van grijze stof vertonen en snellere vergroting van sulci en laterale ventrikels dan gezonde mannen. Deze bevindingen komen overeen met die van eerdere beeldvormende onderzoeken. Verder bleken verschillende maten van klinische ernst samen te hangen met deze volumeveranderingen. Deze bevindingen zijn consistent met een progressief pathofysiologisch proces. De auteurs benadrukken dat de neurodegeneratieve hypothese kan bestaan naast de neuro-ontwikkelingshypothese als verklaringsmodel voor schizofrenie, welke de laatste tijd vooral in de belangstelling staat. Een voordeel van dit onderzoek is dat de veranderingen in hersenvolumen per individuele patiënt gemeten worden. Een inherent nadeel hiervan is het beperkte aantal patiënten; een specifiek nadeel van dit onderzoek is de grote spreiding in scanintervallen. Uit het artikel wordt verder niet duidelijk of deze volumeveranderingen specifiek zijn voor schizofrenie en of er aanwijzingen zijn dat er bij vrouwen soortgelijke veranderingen verwacht mogen worden. 1 literatuur Mathalon DH, Sullivan EV, Lim KO, Pfefferbaum A. Progressive brain volume changes and the clinical course of schizophrenia in men. Arch Gen Psychiatry 2001;58:148-57. j.lavalaye Afweerherstel door succesvolle antiretrovirale therapie bij HIV-infectie maakt profylaxe van Pneumocystis carinii-pneumonie overbodig Een veelvoorkomende en gevreesde complicatie bij patiënten met een gevorderde HIV-infectie is een Pneumocystis cariniipneumonie (PCP). Secundaire profylaxe is noodzakelijk om het grote risico op een recidief-PCP te beperken. Inmiddels is ook duidelijk geworden dat het risico op het krijgen van een PCP sterk toeneemt als het aantal CD4+-lymfocyten, als maat