Psycholinguïstiek:samenvatting Taalverwerving Het kind en de taalwetenschapper hebben dezelfde taak (betekenis en taal met elkaar verbinden), maar een volledig verschillende methode. Kinderen leren taal als vanzelf kinderen krijgen géén les correcties zijn grotendeels zinloos de leerroute is voor alle talen en alle kinderen hetzelfde intelligentieverschillen spelen vrijwel geen rol Taalkundigen willen weten hoe kinderen competence verwerven Taalpsychologen willen weten hoe kinderen preformance verweren Hoe doen ze dat? Language instinct? Slimme papegaaien? Dit debat nature vs nurture rationalist vs empirist discreet vs continu statisitek of niet Empiristen: taal wordt verworven d.m.v. imitatie taal wordt verworven d.m.v. feedback MAAR --> grammaticale fouten worden zelden gecorrigeerd + weinig effect ==> Chomsky (rationalist) had kritiek op empiristen (Skinner 1957) poverty of stimulus (gebrekkige input) CDS (prosodie, kortere zinnen + langzamer) LAD (language aquisition device) en UG (universele grammatica) parameter (binnen UG) = universeel aspect van taal dat één van een klein aantal posities kan aannemen grammatica van alle creooltalen lijkt op elkaar! Language bioprogram hypothesis biologische drang om syntax te creeëren Evidenties aangeboren taal: SLI: specifc language impairement 5% vd bevolking getroffen genetische basis problemen bij gesproken taal (geen hersenletsel!) normaal IQ Gen: FOXP2 : taalgen (?) -> mutatie van dit gen veroorzaakt verbale dyspraxie onvermogen de gecoördineerde articulatorische bewegingen uit te voeren Apen delen 99% van menseleijke genen, maar apen apen niet na (zie artikel) Hoofdvraag: in hoe verre hebben kinderen genetisch-geëncodeerde taal-specifeke informatie nodig om taal te verwerven? 0-4 dagen Baby's herkennen alle klanken in de wereld Baby's kunnen hun moedertaal onderscheiden van ritmisch andere talen 0-6 weken Vegetatieve geluiden (boerne, wenen, etc) 6 weken Cooing (koeren) 16 weken Lachen 16 w – 6 maanden Klankspellen 6 maanden Klinkers moedertaal zijn bekend 6-9 maanden Babbling 10 maanden Medeklinkers moedertaal zijn bekend Nederlandse kinderen kunnen woorden onderscheiden (Engelstalige kinderen een maand eerder Verschil grammaticale en niet grammaticale zinnen wordt opgemerkt 10 - 12 maanden Eerste woordjes, woordbetekenis ontwikkeld zich 18 tot 24 maanden Woordspurt (over en onder extensie!) Eerste zinnen Eerste sterke ontkenning 3 – 4 jaar Semantische vaardigeheden goed ontwikkelt eerste zwakke ontkenning alle / geen “of ” Woordsegmentatie: bronnen klemtoon intonatie fonotaxis of frequentie lettergrepen Experimenten met kinderen HAS Preferential Looking Coditioned head turn Switch cross sectional studies (zelfde fenomeen op versch. Leeftijden onderzoeken) longitudenal studies (zelfde kind opvolgen) Logische verbanden worden gecommuniceerd in taal vb/ disjunctie (elk kind begint met exclusieve “of ”, inclusieve “of ” kan geleerd worden) Syntactische ontwikkeling Vroege (2-2,5 jaar) en late (2,5 - 4 jaar) syntactische ontwikkeling Hoe leren kinderen syntactische categorieën? a) Aangeboren Pinker: aangeboren linking rules verbinden synt. categorieën met sem. Rollen vb/ subject – agens dmv semantic bootstrapping” = manier om kennis te vergroten op basis van gegeven kennis, b.v. syntaxis leren als semantiek gegeven is b) Betekenis eerst (constructivist semantics) Grammaticale klassen in eerste instantie geconstrueerd zijn op een semantische basis zelfstandige naamwoorden corresponderen met objecten, bijvoeglijke naamwoorden met eigenschappen, en werkwoorden met acties Semantische assimilatie theorie geen aangeboren structuren vroege semantische categorieën ontwikkelen zich tot syntactische categorieën c) verdelinsanalyse kinderen verwerven syntactische categorieën op vroege leeftijd met weinig of geen semantische informatie door een verdelingsanalyse op de inputdata = statistische info relatie tussen ontwikkeling syntax en semantiek is complex waarschijnlijk leren kinderen door verdelingsanalyse aangeboren eigenschappen moeten niet worden aangenomen Twee woord grammatica's Pivot grammer pivot words = klein aantal woorden die veel gebruikt woorden door het kind de meeste “pivot words” worden in initiële positie gebruikt (P1 woorden); een kleinere groep in fnale positie (P2 woorden) zogenaamde “open words” (open woorden) komen minder vaak voor en variëren in positie (meestal fnale positie) Regels van deze Pivot Grammer zijn echter niet universeel --> Negeert semantische rijkdom Rich interpretation: nadruk op semantiek in vroege grammatica Braine (1976): kinderen leren regels voor elk woord apart! Kinderen leren argumentstructuren in een U-vormig patroon U = juiste vorm – verkeerde, regelmatige vorm – juiste vorm eerst leert het kind de specifeke regel, dan overgeneralisaties van de regel, dan uitzondering 1) semantic verb class hypothesis (Pinker, 1989) kinderen gebruiken semantische informatie over welk type werkwoorden in welke argumentstructuur optreedt 2)Verb island hypothesis verwerving van bepaalde ww heeft een sleutelfunctie; deze ww worden verb islands genoemd syntactische vaardigheden van kinderen worden overschat – syntaxis wordt omheen bep lexicale items gebouwd tot 3 jaar vormen kinderen geen abstracte syntactische categorieën 3) entrenchment hypothesis kinderen horen ww in bepaalde constructie en redeneren dat dat ww enkel in die context voorkomt late-syntaxis (Thomasello, ondersteund door productie-experimenten) vs vroege syntaxis theorieën (Pinker, ondersteund door taalbegrip studies) Idee dat er een aangeboren syntaxis module is wordt minder en minder populair Mean lenght of utterance: maat voor syntactischeontwikkeling, wordt in morfemen gemeten Latere syntactische ontwikkeling: wug test (regel gebaseerde taalontwikkeling) Ontwikkeling van grammaticale morfemen zijn relatief constant volgorde (voor het Engels): present progressive (kissing), spatiële voorzetsels, meerboud, bezittelijke vnw, lidwoorden, verleden tijd Verwerving verleden tijd: eveneen U-vormig leerpatroon correct gebruik regelmatige en onregelmatige vormen – overgeneralisatie fouten – correcte vormen leren specifeke items – leren de regel (en passen deze overal toe) – leren uitzondering dual root model (Pinker, 1994, 1999) symbolisch systeem (regel toepassen) lexicaal systeem (opgeslagen vormen) connectionistisch model (Rumelhart & McClelland, 1986) kennis over regelmatige vormen is gebaseerd op fonologische kennis kennis over onregelmatige vormen is gebaseerd op lexicaal-semantische kennis Maar! Onregelmatige ww zijn niet volledig onregelmatig. Er is een mogelijkheid op basis van fonologische eigenschappen te voorspellen welke werkwoorden onregelmatig zijn en op welke manier. ! algemeen probleem: connectionistische modellen hebben expliciet feedback nodig om te leren Spraakproductie Spraakproductie wordt bestudeerd dmv twee evidentiebronnen analyse van versprekingen analyse van lab experimenten Productie model van levelt: conceptualiseren > formuleren > articuleren conceptualiseren formuleren articulateren = bedoelen bepalen wat gezegd wordt nog geen woorden “message level” vertalen van concept naar linguïstische vorm, woorden kiezen “lexical acces” Programmeren en uitvoeren van bestuurscommando's voor sprakorganen “uitvoeren spraakplan” spreken 8-12 fonemen per seconde = 3-4 lettergrepen per seconde = 120-180 woorden per minuut = 7,20010,800 woorden per uur etc. Toch amper spreekfouten (relatief gezien) 1,6 fouten/1000 woorden 62 fouten/ 200 000 woorden spreekfouten = accidents of the mind Versprekingen Freudiaanse verspreking? Freud (1901) dacht dat de meeste versprekingen het product zijn van onbewuste gedachten die binnendringen in de mechanismen van spraakproductie (en niet gewoon eenvoudige klankverwisselingen) How can we study production processes? There are two general modes: direct experimental manipulation and systematic observation of spontaneous speech One way to understand a complex system is to study the way in which the system breaks down = bestuderen van foutpatronen kan inzicht geven over het normaal functioneren van het systeem Klankversprekingen: Doel = Indringer = Oorsprong = wat de spreker wou zeggen wat de spreker zegt bedoelde/oorspronkelijke positie van de indringer Indeling naar procesrichting Anticipatie Indringer verschijnt eerder dan oorsprong Perseveratie Indringer verschijnt later dan oorsprong Indeling naar resultaat Insertie Toevoeging: 0>X Deletie Weglating: X>0 Substitutie Vervanging: X>Y Transpositie Verschuiving: (X > 0) & (0 > X) Permutatie Verwisseling: (X > Y) & (Y > X) (onset verwisseling=Spoonerism) Selectiefouten op woordniveau: Ontstaan bij samenstellen van programma Verkeerde woorden/morfemen worden geactiveerd bij gekozen concepten Foute eenheid is in vorm en/of betekenis verwant met bedoelde eenheid malapropismen: verkeerde woord gekozen (appointment ipv appartment) soortgelijke initiële segmenten tussen “target” en “intruder” soortgelijke syllabestructuur en klemtoon dezelfde grammaticale categorie blending = syncrasie twee woorden voor 1 concept worden beiden naar phonological processing gestuurd Woordsoort blijft intact Stranding errors morfologische fouten (infecties neigen op hun plaats te blijven) een syntactisch frame specifceert de locatie van het werkwoord en de infectie(s) versprekingen - belangrijke bron van informatie over representatie van woorden - er worden relatief weinig versprekingen gemaakt, maar fouten zijn systematisch (anticipaties, perseveraties, exchanges, etc.) - versprekingen laten zien dat woorden gepland worden voor ze uitgesproken worden - vroege taalproductiemodellen (b.v. Fromkin, 1971; Garrett, 1975, 1982) zijn gebaseerd op analyse van spreekfouten Exchange errors = belangrijk! Zij tonen dat wij vooruit plannen Segment-exchanges andere syntactische categorie zelfde syntactische frase treden op tijdens fonologische encodering Consonant – Vowel rule medeklinkers vervangen medeklinkers en klinkers vervangen klinkers phonological frame (Shattuck-Hufnagel, 1979) specifceert de volgorde van medeklinkers en klinkers die nodig zijn om een woord te vormen. Versprekingen zijn dus positiegebonden. Onset/Nucleus/Coda Word exchanges zelfde syntactische categorie verschillende syntactische frase treden op tijdens syntactische encodering syntactic category rule twee woorden die betrokken zijn bij een uitwisseling (exchange) of vervanging (substitution) hebben de neiging van dezelfde syntactische categorie te komen. Garret's model = seriëel model. Functional level (inhoudswoorden) en positional level (functiewoorden) We zien zowel fouten bij betekenis dragende als bij betekenisloze eenheden. Conclusie: deze bestaan allemaal in onze geest. Hoe ver plannen we vooruit? 7 eenheden! (woorden/lettergrepen) we programmeren parallel op meerdere niveau's = cascademodel Lexical bias effect Bij spreekfouten ontstaan vaker worden dan nonwoorden/pseudowoorden Speech monitoring Bij spreekfouten onstaan zelden taboe woorden Seriële vs niet-seriële lexicale selectie spraakproductie: stimulus > spraakplanning > respons Drie grote vragen: 1) Hoeveel stappen zijn betrokken bij lexicalisatie? 2) Wat is het tijdsverloop van de betrokken processen 3) Zijn de stappen van lexicalisatie bij spraakproductie onafhankelijk van elkaar of bestaan er interactieve relaties? 1) Hoeveel stappen Twee!!!! a) betekenis (semantisch niveau), wordt gevolgd door lexicale selectie b) vorm (fonologisch niveau) Elk woord wordt door een lemma gerepresenteerd, elk lemma heeft een concrete fon vorm (lexeem) Lemma Lexeem bevat de syntactische eigenschappen van een bevat de fonologische eigenschappen van een woord (bv. woordklasse, geslacht, “countwoord (bv. segmenten of fonemen, klemtoon... ) mass”, ...) > fonologische vormselectie > lemmaselectie zijn modaliteits-onspecifek toegang tot de syntactische eigenschappen van een woord moet toegang tot de woordvorm voorafgaan Evidentie voor het twee-stappen model: 1) spreekfouten woordniveau (wife vs husband) vormniveau (historical vs hysterical) Twee soorten substituties zijn resultaat van verschillende niveau's 2) Repetition priming werkt niet bij homofonen bron van de versnelling kan niet fonologisch zijn, maar moet semantisch of op het lemma gebaseerd zijn 3) TOT: tijdelijk probleem met lexical acces Bij plaatjes met afeider woord ontstaat: Semantische interferentie (inhibitie) Fonologische facilitatie 2) Wat is het tijdsverloop? 3) Seriëel of interactief ? Seriëel (=modulair) Een level wordt volledig afgesloten alvorens het volgende geactiveerd wordt gecascadeerd Vanaf er een beetje activatie is, sijpelt het al door naar het volgende niveau interactief Activatie kan heen en weer aan tussen niveau's parallel Verschillende niveau's worden tegelijk geactiveerd Er is evidentie voor seriële én interactieve modellen. N Seriëel Bij testjes met benoemen van plaatjes met auditief afeiderwoord (semantisch, ongerelateerd, fonologisch, identiek) wordt hogere difference score gevonden bij identiek en semantisch dan bij fonologisch en ongerelateerd. Gecascadeerd Testen met ambigue plaatjes hebben aangetoond dat er soms multipele selectie is. Testen met dubbele plaatjes en plaatje + kleur hebben dmv facilitatie ondersteuning voor cascadering geboden Niet-seriële modellen verklaren lexical bias effecten mixed error effect = woordvervanging lijkt zowel qua betekenis als qua vorm op het targetwoord