Natuurkunde boek A - Energie uit onverwachte hoek

advertisement
FRANS VAN LIEMPT
NATUURKUNDE BOEK A
DOWNLOAD GRATIS STUDIEBOEKEN OP
STUDENTENSUPPORT.NL
GEEN REGISTRATIE NODIG
Frans van Liempt
Natuurkundeboek A
Studentensupport
Studentensupport.nl
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
Natuurkundeboek A
© 2007 Frans van Liempt & Studentensupport
Download gratis op www.studentensupport.nl
ISBN 978-87-7681-220-0
Studentensupport
Studentensupport.nl
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
Natuurkundeboek A
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Inhoud Natuurkunde B
7
Voorwoord
8
Index
9
Highlights moderne natuurkunde
Materie
Intermoleculaire ruimte
Atoommodel
Het foto-elektrische effect
Kwantumtheorie
Materiegolven
Kernkracht
Antimaterie
Relativiteit
Quarks
Leptonen
Zwakke wisselwerking
Onzekerheidsrelatie
Het standaardmodel
Massa – bosonen gezocht
14
14
15
16
17
18
20
21
22
23
25
26
26
27
28
29
2.
2.1
2.1.1
2.1.2
2.1.3
Gassen, warmte
Gassen
Algemene gaswet
Druk
Temperatuur
31
31
31
33
36
Klik op de advertentie
1.
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
1.7
1.8
1.9
1.10
1.11
1.12
1.13
1.14
1.15
De weg naar de top is minder lang dan je denkt.
Droom jij van een topbaan bij een multinational of de overheid? En zoek jij de beste start van je carrière?
Begin eerst hier: werkenbijdeloitte.nl.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
4
Klik op de advertentie
Natuurkundeboek A
Inhoudsopgave
2.1.4
2.1.5
2.2
2.2.1
2.2.2
2.2.3
2.2.4
2.2.5
Mol, getal van Avogadro
Dichtheid
Warmte
1ste Hoofdwet van de warmteleer
Vrijheidsgraad
Soortelijke warmte
Toestandsveranderingen
Postulaten 2de hoofdwet
38
39
39
39
41
42
42
45
3.
3.1
3.1.1
3.1.2
3.1.3
3.1.4
3.1.5
3.2.
3.2.1
3.2.2
3.2.3
3.2.4
3.2.5
3.2.6
3.2.7
Vloeistoffen, stroming
Vloeistoffen
Vloeistoffen en vast stoffen
Onsamendrukbaarheid van vloeistoffen
Vloeistofmanometer
Opwaartse kracht
Hydraulisch evenwicht
Stroming
Viscositeit, laminaire stroming
Getal van Reynolds
Formule van Stokes
Debiet
Continuïteitsvergelijking
Wet van Bernoulli
Stroming volgens Poiseuille
46
46
46
47
47
49
51
52
52
52
53
54
54
55
57
4.
4.1
4.1.1
4.1.2
4.1.3
Elektrische stroom, elektromagnetisme, signalen
Elektrische stroom
Stroomsterkte
Richting van een elektrische stroom
Elementaire lading
58
58
58
58
58
We zoeken engineers die aan
een half woord genoeg hebben.
Croon is Nederlands grootste specialist in elektrotechniek. Al meer dan 130 jaar staan we
bekend om ons vakmanschap. Ook van onze mensen vragen we ervaring en kennis van zaken.
Dus ben jij een engineer die net zo makkelijk een logische v­ olgordediagram leest als de krant,
dan willen we je graag een a
­ an­bieding doen. Scan met je mobiele telefoon de QR code of kijk
op onze website voor de vol­ledige vacatures. We leven elektrotechniek werkenbijcroon.nl
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
5
Klik op de advertentie
Natuurkundeboek A
Inhoudsopgave
4.1.4
4.1.5
4.1.6
4.1.7
4.1.8
4.1.9
4.1.10
4.1.11
4.1.12
4.1.13
4.1.14
4.1.15
4.2
4.2.1
4.2.2
4.2.3
4.3
4.3.1
4.3.2
4.3.3
Momentane stroomsterkte
Spanningsbron
Potentiaal
Weerstand
Energie en vermogen
Effectieve sterkte van een wisselstroom
Elektrische schakeling
Vervangingsweerstand serieschakeling
Vervangingsweerstand parallelschakeling
Wetten van Kirchhoff
Condensator
Een condensator opladen
Elektromagnetisme
Magnetisch veld
Lorentz-kracht
Elektromagnetische inductie
Signalen
Sensoren
IJkgrafiek
ADC
59
60
60
60
61
61
63
63
64
65
67
68
68
68
70
70
71
71
73
73
5.
5.1
5.2
5.2.1
5.2.2
5.2.3
5.2.4
5.2.5
Golven, optica
Harmonische trilling
Golven
Transversale en longitudinale golven
Golffronten, stralen
Energie, amplitude, vermogen en intensiteit
Geluidssterkte
Breking
75
75
76
77
78
79
80
81
Sign up for Vestas
Winnovation
Challenge now
- and win a trip around the world
Read more at vestas.com/winnovation
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
6
Natuurkundeboek A
Inhoudsopgave
5.2.6
5.2.7
5.3
5.3.1
5.3.2
5.3.3
Tralie, interferentie
Staande golven
Optica
Brekingsindex
Lens
Combinatie van lenzen
82
83
85
85
87
91
6.
6.1
6.1.1
6.1.2
6.2
6.2.1
6.2.2
6.2.3
6.2.4
6.2.5
6.3
6.3.1
6.3.2
6.3.3
6.3.4
6.3.5
6.3.6
6.3.7
6.3.8
6.3.9
6.3.10
6.3.11
6.3.12
Straling, kernfysica
Temperatuur en straling
Vermogen
Temperatuur en golflengte
Atoomfysica
Energieniveaus, emissie en absorptie
Ionisatie
Energieniveauschema’s
Luminescentie, fluorescentie, fosforescentie
Lasers, gestimuleerde emissie
Kernfysica
Atoomnummer
Massagetal, isotopen
Notatie
Atoommassa
Stabiliteit, bindingsenergie, massadefect
Radioactiviteit, energieniveau’s
Reacties, vervaldiagrammen
Vervalconstante, activiteit, halveringstijd
Ioniserende straling, absorptie
Halveringsdikte, afscherming
Dosis
Dosisequivalent, weegfactoren
93
93
93
93
94
95
95
96
96
97
98
98
98
99
99
99
102
102
104
106
106
107
108
7. Tabellen
109
Inhoud natuurkunde B
I
1.
2.
3.
Mechanica
Impuls, krachten, energie
Rechtlijnige bewegingen
Krachten en beweging in 2 dimensies
II
1.
2.
3.
Wiskunde
Rekenen
Differentiëren, integreren, differentiaalvergelijkingen
Vectoren
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
7
Natuurkundeboek A
Voorwoord
Voorwoord
Dit Natuurkundeboek A - samen met boek B - is bedoeld voor studenten die zich voorbereiden op een
cursus natuurkunde in het begin van de bacheloropleiding. Het is geen leerboek, maar een compendium
om kennis die in het middelbaar onderwijs is verworven op te frissen. Toch biedt het meer dan een
simpele samenvatting van de schoolboeken voor de 4de, 5de en 6de klas van het VWO. Er is getracht de
onderwerpen te beschrijven op een niveau dat aansluit bij de colleges in het begin van de opleiding.
Aanbevolen wordt voorafgaande aan de eerstejaarscolleges, of in het begin daarvan, de relevante
hoofdstukken uit dit boek te bestuderen.
Deel A gaat over gassen, warmte, vloeistoffen, stroming, elektrische schakelingen, magnetisme, signalen,
golven, optica, straling en kernfysica. In enkele hoofdstukken zijn onderwerpen opgenomen die niet in het
vwo-programma staan, maar voor sommige studies wel nuttig zijn en met vwo-kennis goed te begrijpen.
Bijvoorbeeld het hoofdstuk over vloeistofstromen of de wetten van Kirchhoff voor elektrische
schakelingen.
Verder wordt, meer dan in het vwo gebruikelijk is, uitgegaan van een microscopisch of theoretisch model.
Het doel daarvan is om al bekende begrippen in een nieuw kader te zetten en op die manier het inzicht te
verdiepen. Dit alles neemt niet weg dat dit boek in hoofdzaak is geschreven om begrippen te herhalen die
wellicht zijn weggezakt.
Hiaten in de wiskundige kennis kunnen worden verholpen met behulp van boek B, waarin ook enkele
hoofdstukken over mechanica staan. De wiskundige onderwerpen in deel II van boek B variëren van
elementair (breuken, machten, logaritmes, goniometrische functies, vergelijkingen oplossen,
differentiëren) tot meer gevorderde (benaderingen, oplossen van differentiaalvergelijkingen en
vectorrekening).
Om het zoeken naar onderwerpen in het boek gemakkelijker te maken is behalve een inhoudsopgave een
uitvoerige alfabetische index toegevoegd. Daarin is ook een lijst met tabellen opgenomen. De index volgt
meteen na de inhoudsopgave.
We beginnen in boek A met het hoofdstuk Highlights moderne natuurkunde. Aan de hand van zestien
begrippen wordt een beeld geschetst van de ontwikkeling van de natuurkunde in de 20ste eeuw.
Frans van Liempt
Amsterdam, december 2006
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
8
Natuurkundeboek A
Index
Index
constante (van)
atomaire massa-eenheid ....................... 37
Boltzmann ...........................14, 36, 38, 41
elementaire ladingshoeveelheid 25, 26, 58
getal van Avogadro ........................ 14, 38
lichtsnelheid ........................23, 78, 85, 95
magnetische permeabiliteit................... 69
Planck ......................17, 18, 20, 21, 27, 95
Stefan-Boltzmann................................. 93
universele gasconstante .......31, 38, 41, 42
valversnelling ....................................... 48
Wien ..................................................... 93
A
absorptie ....................................................95
adiabatisch .................................................45
amplitude.............................................75, 76
annihilatie ..................................................22
antimaterie.................................................22
arbeid
elektrisch veld .......................................60
gas .........................................................40
hydraulisch............................................51
atomaire massa-eenheid ..............39, 99, 100
atoomfysica ...............................................94
emissie, absorptie..................................95
energieniveaus.......................................96
energietoestanden..................................94
gestimuleerde emissie ...........................97
ionisatie .................................................95
laser .......................................................97
luminescentie,fluorescentie,fosforescentie96
metastabiele toestanden.........................97
straling...................................................95
atoommodel
Bohr ................................................18, 20
Rutherford .......................................16, 21
Thomson ...............................................16
atoomnummer............................................98
Avogadro, getal van ............................14, 38
D
dichtheid ................................................... 39
differentiaalvergelijkingen
orde, 1ste, 2de ................................ 68, 104
dispersie .................................................... 82
drijven....................................................... 50
druk..................................................... 33, 36
Hg ......................................................... 48
in vloeistof............................................ 51
omrekentabel ........................................ 49
partiële.................................................. 36
vloeistofmanometer .............................. 47
E
Einstein
algemene relativiteitstheorie................. 29
Brownse beweging ............................... 14
speciale relativiteitstheorie ................... 23
elektrisch veld
potentiaal .............................................. 60
spanningsbron....................................... 60
elektrische lading...........................25, 26, 58
elektromagnetische golf............................ 78
elementaire ladingshoeveelheidZie constante
emissie ...................................................... 95
energie
intensiteit .............................................. 79
ionisatie ................................................ 96
potentiaal .............................................. 60
B
beeld vormen .............................................87
bloeddruk............................... Zie Vaatstelsel
mm Hg ..................................................48
Boltzmann, kinetische gastheorie..............15
constante van Boltzmann .....Zie constante
bosonen..........................................26, 28, 29
brekingsindex ............................................85
Brownse beweging ....................................14
C
capaciteit, condensator ..............................67
condensator................................................67
opladen..................................................68
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
9
Natuurkundeboek A
Index
golf............................................................ 76
amplitude.............................................. 79
breking.................................................. 81
brekingsindex ................................. 81, 85
dispersie................................................ 82
energietransport.................................... 79
faseverschil..................................... 76, 84
geluidssterkte........................................ 80
golffront, straal ..................................... 78
golflengte........................................ 76, 81
intensiteit .............................................. 79
interferentie .......................................... 82
reflectie................................................. 83
staande golf .......................................... 83
tralie...................................................... 82
transversaal, longitudinaal.................... 77
uitwijking-plaatsfunctie........................ 76
vlakke golf............................................ 78
voortplantingssnelheid ................... 76, 81
gravitatie
Einstein................................................. 29
graviton ................................................ 30
wet van Newton.................................... 29
grenshoek.................................................. 85
relativistische ........................................24
vermogen...............................................79
erg............................................................107
F
fase ......................................................75, 76
fermionen ..................................................28
fluorescentie ..............................................96
fosforescentie ............................................97
foto-elektrisch effect..................................17
fotonen...................................94, 95, 96, 102
frequentie, golflengte ............................95
identieke................................................97
impuls....................................................20
frequentie.............................................75, 76
G
gassen
1ste hoofdwet warmteleer.......................39
arbeid.....................................................40
damp......................................................33
dichtheid................................................39
druk .......................................................33
gasmengsel............................................33
ideaal gas...............................................32
kritieke temperatuur ..............................32
luchtdruk ...............................................34
middelbare snelheid ..............................36
mol ........................................................38
partiële druk ..........................................36
temperatuur ...........................................36
warmte.....................................Zie warmte
gaswet
algemene gaswet ...................................31
constante van Boltzmann ......................38
hoeveelheid gas .....................................38
mengsel .................................................33
normaalvolume .....................................32
temperatuur ...........................................37
universele gasconstante.............31, 38, 41
geluid
gehoordrempel ......................................80
geluidssterkte ........................................80
intensiteit...............................................79
gluonen ......................................................25
Studentensupport.nl freE-Learning
H
halveringstijd .......................................... 105
harmonische trilling
energie .................................................. 76
uitwijking-tijdfunctie............................ 75
Higgs
boson .................................................... 30
veld ....................................................... 29
highlights moderne natuurkunde
antimaterie............................................ 22
atoommodel.......................................... 16
Brownse beweging ............................... 14
foto-elektrisch effect ............................ 17
intermoleculaire ruimte ........................ 15
kernkracht............................................. 21
leptonen ................................................ 26
massa .................................................... 29
materiegolven ....................................... 20
onzekerheidsrelatie............................... 27
quarks ................................................... 25
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
10
Natuurkundeboek A
Index
fundamentele natuurkrachten ............... 29
gravitatiekracht..................................... 29
hydraulische kracht .............................. 51
opwaartse kracht................................... 50
sterke kernkracht .................................. 21
sterke wisselwerking ...................... 22, 25
viskeuze, Stokes ............................. 14, 53
zwakke wisselwerking.................... 26, 28
kwantumtheorie
atoomkernen ....................................... 102
atoommodel van Bohr .................... 19, 94
constante van Planck bepalen............... 18
energieniveaus...................................... 95
hypothese Planck.................................. 17
kwantum ............................................... 17
spin ....................................................... 20
uitsluitingsprincipe ............................... 20
relativiteitstheorie .................................23
standaardmodel .....................................28
waterstofatoom......................................18
zwakke wisselwerking ..........................26
hoekvergroting ............Zie lenzencombinatie
hydraulisch evenwicht...............................51
I
impuls
fotonen ..................................................20
intensiteit ...................................................79
intermoleculaire ruimte .....15, 32, 34, 46, 47
ionisatie .....................................................95
isotoop .......................................................98
K
kernfysica
activiteit, vervaltempo.........................105
atoommassa...........................................99
atoomnummer .......................................98
bindingsenergie ...................................100
bindingsenergie per nucleon ...............100
energieniveaus in de kern....................102
halveringsdikte....................................106
halveringstijd.......................................105
ioniserende straling .............................106
isotoop...................................................98
kernfusie..............................................100
kernsplijting ........................................101
massadefect .........................................100
massagetal .............................................98
neutron ..................................................98
notatie istopen .......................................99
nucleon..................................................98
radioactief verval ................................104
radioactiviteit ......................................102
reactievergelijkingen...........................102
stabiliteit................................................99
stralingsdosis.......................................107
vervalconstante ...................................104
vervaldiagram .....................................103
kernkracht, sterke ......................................21
Kirchhoff, wetten van................................65
krachten
elektrische kracht ..................................21
Studentensupport.nl freE-Learning
L
laagjesmodel ............................................. 52
laser........................................................... 97
lengtecontractie......................................... 23
lens
beeld ..................................................... 87
bijzondere stralen ................................. 87
brandpunt.............................................. 87
één sferisch oppervlak .................... 88, 90
flexibele lens ........................................ 90
lenzenformule....................................... 87
lineaire vergroting ................................ 88
ooglens ................................................. 89
lenzencombinatie:..................................... 91
leptonen .................................26, 28, 29, 103
licht
brekingsindex ....................................... 85
golflengte.............................................. 85
grenshoek ............................................. 85
lens .........................................87, Zie lens
spiegelwet............................................. 86
lichtsnelheid.............................................. 23
lijnenspectrum .......................................... 18
luminescentie ............................................ 96
M
magnetisch veld
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
11
Natuurkundeboek A
Index
flux ........................................................71
inductie..................................................71
inductiespanning ...................................71
Lorentzkracht ........................................70
rond stroomdraad ..................................68
wet van Lenz .........................................71
massa
atomaire massa-eenheid ........................39
molaire ..................................................38
massagetal .................................................98
materie.......................................................14
materiegolven ............................................21
microscoop ..................Zie lenzencombinatie
gevoeligheid ......................................... 73
ijken...................................................... 73
lineair.................................................... 73
resolutie ................................................ 74
spanningsdeler...................................... 72
signalen............................... 71, Zie sensoren
snelheid
middelbare............................................ 36
spanningsdeler .......................................... 72
standaardmodel......................................... 28
sterrenkijker ................ Zie lenzencombinatie
straling
dosis.................................................... 107
dosisequivalent, weegfactoren............ 108
emissie, absorptie ................................. 95
frequentie,golflengte ............................ 95
golflengte en temperatuur..................... 93
ioniserende straling ............................ 106
natuurlijke achtergrond ...................... 108
stralingsvoorschriften ......................... 108
temperatuur........................................... 93
vermogen en temperatuur..................... 93
waterstofatoom ..................................... 94
wet van Wien........................................ 93
zon ........................................................ 94
zwarte straler ........................................ 93
stroming
continuïteitsvergelijking....................... 54
debiet .................................................... 54
getal van Reynolds ............................... 52
laminair ................................................ 52
model.................................................... 57
Poiseuille .............................................. 57
stroomversnelling ................................. 54
turbulent ......................................... 52, 54
weerstand.............................................. 57
wet van Bernouilli ................................ 55
stroomkring
condensator........................................... 67
effectieve stroomsterkte ....................... 61
elektrisch veld ...................................... 60
inschakelstroom.................................... 68
magnetisch veld.................................... 68
parallelschakeling................................. 64
N
neutronen.......................................21, 25, 98
verval.....................................................27
Newton, wetten van
constante van Newton ...........................29
nucleon ......................................................98
O
objectief.......................Zie lenzencombinatie
oculair..........................Zie lenzencombinatie
onzekerheidsrelatie....................................27
oog.......................................................88, 89
opwaartse kracht........................................49
P
Pascal.........................................................48
PET scanner...............................................23
Planck ............................Zie kwantumtheorie
potentiaal ...................................................60
protonen.....................................................25
Q
quarks ......................................25, 26, 28, 29
R
radioactiviteit.......................... Zie kernfysica
rem...........................................................108
S
sensoren
ADC ......................................................74
bereik, domein.......................................73
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
12
Natuurkundeboek A
Index
viscositeit .................................................. 52
vloeistoffen
bloeddruk.............................................. 48
bloedsomloop ............................54, 55, 56
continuïteitsvergelijking....................... 54
debiet .................................................... 54
drijven .................................................. 50
druk kolom vloeistof ............................ 48
formule van Stokes............................... 53
getal van Reynolds ............................... 52
hydraulisch evenwicht.......................... 51
intermoleculaire ruimte ........................ 46
laagjesmodel......................................... 52
laminaire stroming.......................... 52, 53
omrekentabel druk................................ 49
opwaartse kracht................................... 49
turbulente stroming ........................ 52, 54
viscositeit.............................................. 52
vloeistofmanometer ........................ 47, 49
wet van Bernouilli ................................ 55
vrije weglengte ......................................... 34
serieschakeling......................................63
soortelijke weerstand ............................61
spanningsbron .......................................60
stroomsnelheid ......................................59
stroomsterkte.........................................58
tekenafspraak ........................................63
vermogen.........................................61, 63
warmteontwikkeling .............................61
weerstand ..............................................60
wetten van Kirchhoff ......................65, 68
wisselstroom .........................................59
T
tabellen
brekingsindices en lichtsnelheden.........85
constanten e.a. numerieke waarden.....111
enkele specifieke Engelse termen .......112
fermionen, bosonen...............................28
kritieke temperaturen, kookpunten .......33
massa n, p, e ........................................100
omrekentabel druk ................................49
partiële drukken in lucht .......................36
temperatuurschalen ...............................37
viscositeit ..............................................52
voorvoegsels .......................................109
temperatuur
kinetische theorie ..................................36
straling...................................................93
temperatuurschalen ...............................37
tijddilatatie.................................................23
Tl-buis .......................................................97
tralie...........................................................82
W
warmte ................................................ 39, 40
1ste hoofdwet......................................... 39
adiabatisch proces ................................ 45
inwendige en uitwendige energie ......... 40
isobaar proces....................................... 43
isochoor proces..................................... 43
isotherm proces .................................... 42
postulaten 2de hoofdwet ........................ 45
soortelijke warmte ................................ 42
straling.................................................. 93
stroomkring .......................................... 60
vrijheidsgraad ....................................... 41
waterstofatoom ......................................... 94
Wien, wet van ........................................... 93
wisselwerking ............................Zie krachten
V
vaatstelsel
laminaire stroming ................................54
stroomsnelheid ......................................55
systolische, diastolische druk................56
vacuüm ....................................15, 16, 25, 35
vermogen...................................................79
vervalconstante................................104, 105
vervangingsweerstand .........................63, 64
Studentensupport.nl freE-Learning
Z
zon .............................................. Zie straling
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
13
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
1 . Highlights moderne natuurkunde
In de 20ste eeuw deden natuurkundigen enkele ontdekkingen die een einde maakten aan gangbare
opvattingen over materie, tijd, ruimte, energie en massa. Er ontstonden nieuwe zienswijzen op het gebied
van straling, van de allerkleinste deeltjes, van gravitatie en van bewegingen bij grote snelheden. Een
aantal ervan druiste tegen gangbare intuïties in en werd pas geaccepteerd toen experimentele tests geen
andere opvatting meer toestonden. In dit hoofdstuk behandelen we enkele van die ideeën.
1.1 Materie
Einstein publiceerde in 1905 zijn verklaring van de Brownse beweging. Het Nobelprijscomité verwees
naar deze publicatie toen het hem in 1921 de Nobelprijs toekende. Het verschijnsel zelf - de grillige
bewegingen van stuifmeelkorrels in water (zie figuur 1) - was door de Schotse bioloog Brown al in 1827
ontdekt. Ook bedacht Einstein niet zelf de theorie die de bewegingen kon verklaren. Hij greep terug op
een theorie van Boltzmann die warmte koppelde aan de snelheid van moleculen. Maar Einstein maakte
duidelijk dat die theorie geldig is. En dit was een mijlpaal. Tegenwoordig lijkt het vanzelfsprekend, maar
pas vanaf dat moment wordt algemeen geaccepteerd dat materie is opgebouwd uit moleculen, atomen en
nog kleinere deeltjes. De opvatting zou de grondslag vormen van het wetenschappelijke begrip van de
materie in de 20ste eeuw.
Figuur 1 Brownse beweging
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
14
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
Waarom voert een stuifmeelkorrel in water de grillige Brownse
beweging uit?
Een stuifmeelkorrel heeft een diameter die 104 x zo groot is als die
van een watermolecule en is daarom ongeveer 1012 x zo zwaar. Een
enkele botsing met een molecule verandert dan ook niets aan de
snelheid van de korrel. Evenmin komt de korrel in beweging als er
veel moleculen met dezelfde snelheid en gelijkmatig uit alle
richtingen tegen botsen. Maar Boltzmann maakte duidelijk dat dit
ook niet te verwachten is.
Volgens Boltzmann hangt de gemiddelde kinetische energie van de
moleculen in een gas of vloeistof van de temperatuur af. Per atoom
is deze kinetische energie
3
2
kT (T is de temperatuur en k de
constante van Boltzmann). Bij een botsing tussen 2 moleculen blijft
hun totale energie behouden, maar dit totaal wordt herverdeeld over
beide deeltjes. De energie van de afzonderlijke deeltjes vertoont
hierdoor statistische fluctuaties rondom de gemiddelde waarde.
Door die statistische fluctuaties is bij de stuifmeelkorrel het aantal
botsingen en de kracht ervan in een klein tijdsinterval niet aan alle
kanten van de korrel hetzelfde. Daardoor krijgt hij af een toe een zet
in een bepaalde richting. Vervolgens staat hij door wrijving zijn
kinetische energie af. Einstein heeft de verplaatsingen van de korrel
en de duur ervan onder de microscoop gemeten en kon die geheel
volgens de klassieke mechanica en de theorie van Boltzmann
verklaren. Hij maakte duidelijk dat ook de stuifmeelkorrel een
gemiddelde kinetische energie van
3
2
kT krijgt. Einstein wist uit zijn
berekeningen de constante k te bepalen. En daarmee kon ook de
waarde van het getal van Avogadro NA worden bepaald. (Zie
hoofdstuk ‘Gassen’.)
Kader 1 Verklaring Brownse beweging
1.2 Intermoleculaire ruimte
Het normale beeld aan het einde van de 19de eeuw was dat de gehele ruimte die een lichaam inneemt
uniform is opgevuld met materie. Dat wil zeggen met een substantie die tastbaar is, afmetingen en massa
heeft. Tegelijkertijd werden warmte en energie aangezien voor niet materiële verschijnselen. Boltzmann
had de moed om het idee te verdedigen dat een gas bestaat uit een verzameling onzichtbare deeltjes, die
als harde bolletjes kriskras door vacuüm bewegen. Hun gemiddelde energie zou moeten afhangen van de
temperatuur. Boltzmann werd hiervoor aanvankelijk door sommige collega’s weggehoond. Het verzet
tegen zijn hypothese werd mede ingegeven door de populariteit van de warmteleer en de theorie van de
voortplanting van golven. Het leek erop dat de toestand van materie heel goed met macroscopische
grootheden als druk, volume, temperatuur kon worden beschreven en dat men hiervoor geen beroep
hoefde te doen op het mechanische gedrag van niet waarneembare deeltjes. Anderzijds leek
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
15
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
(warmte)straling heel goed met golven te beschrijven. Maar de schijn bedroog. Einstein leverde aan de
hand van de Brownse beweging het bewijs dat warmte juist alles te maken heeft met de bewegingen van
de kleinste deeltjes van een stof. Tegelijk moest de opvatting dat een lichaam de ruimte die het inneemt
volledig opvult worden losgelaten. Er kwam ruimte voor vacuüm: elke lichaam bestaat uit deeltjes en ...
vacuüm!
1.3 Atoommodel
Waaruit bestaan de atomen? Nog in 1904 meende JJ Thomson, de ontdekker van het elektron, dat voor
vacuüm binnen het atoom geen plaats was. Hij wist dat een atoom elektronen bevat en dacht dat de rest
van het atoom volledig was gevuld met een positief geladen substantie waarin de elektronen zich als
vruchtjes in een pudding verspreiden. Dit beeld hield stand tot Geiger en Marsden goudatomen met
positieve deeltjes beschoten en zagen dat een klein deel van de deeltjes onverwacht sterk werd afgebogen
en soms zelfs werd teruggekaatst. De waarnemingen konden alleen goed worden verklaard door aan te
nemen dat alle positieve lading in de goudatomen in een klein deel van het atoom – een kern –
geconcentreerd is. Rutherford trok in 1911 die conclusie. Terwijl een mantel van elektronen ervoor zorgt
dat het atoom een diameter heeft van ongeveer 10-10 m, is de diameter van de kern ongeveer 10-14 m. De
rest, dus vrijwel de gehele binnenruimte van het atoom, is vacuüm.
Klik op de advertentie
what‘s missing in this equation?
You could be one of our future talents
MAERSK INTERNATIONAL TECHNOLOGY & SCIENCE PROGRAMME
Are you about to graduate as an engineer or geoscientist? Or have you already graduated?
If so, there may be an exciting future for you with A.P. Moller - Maersk.
www.maersk.com/mitas
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
16
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
1.4 Het foto-elektrische effect
Dat warmte opgevat kan worden als de energie van deeltjes kan men zich voorstellen bij stroming en
geleiding. Maar hoe zit het met straling? Ook op dit gebied toonde Einstein zich een overtuigd ‘atomist’.
Net als bij de Brownse beweging ging hij uit van een bekend experiment. Het was al bekend dat licht uit
een metaal elektronen kon vrijmaken. De kinetische energie van deze vrijgemaakte elektronen bleek niet
af te hangen van de intensiteit van de straling, maar wel van de kleur. Hoe groter de frequentie van de
straling, hoe groter de energie van de elektronen. Beneden een bepaalde grenswaarde voor de frequentie
treedt het verschijnsel helemaal niet op.
hf >Wu
hf <Wu
Figuur 2 Foto-elektrisch effect
Net als bij de Brownse beweging verklaarde Einstein het verschijnsel met een eerder geopperde theorie. In
dit geval de kwantumhypothese van Planck, die in 1900 op het idee kwam dat straling uit kleine porties
energie - kwanta - kon bestaan. De grootte van die kwanta zou evenredig zijn met de frequentie van de
straling:
E=hf
Hierin is f de frequentie en h de constante van Planck, een universele natuurconstante. Volgens Einstein
betekende het bestaan van een grenswaarde voor f in het foto-elektrische effect twee dingen:
ƒ
ƒ
dat een elektron door een enkel kwantum wordt vrijgemaakt
dat het kwantum daarvoor voldoende energie moet hebben.
De minimumenergie hangt af van de arbeid Wu die nodig is om het elektron uit het metaal te laten
ontsnappen en is een eigenschap van het metaal. De kinetische energie van de vrijgemaakt elektronen
moet daarom voldoen aan:
Ekin=hf-Wu
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
17
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
Ekin eV
1,5
1,0
0,5
0,40
0,60
0,80
f x1015 Hz
Figuur 3 Bepaling van de constante van Planck
Door nieuwe experimenten werd de voorspelling van Einstein volkomen bevestigd. Uit metingen zoals in
de figuur zijn weergegeven, kan de waarde van de constante van Planck worden berekend uit de
richtingscoëfficiënt van de grafiek. (1 eV = 1,6.10-19 J, h = 6,626.10-34 Js.)
Energie van een bepaalde kleur bestaat dus uit afgemeten porties. Algemeen werd het foto-elektrische
effect geaccepteerd als overtuigend bewijs voor Planck’s hypothese. Vooral hiervoor kreeg Einstein in
1921 de Nobelprijs.
1.5 Kwantumtheorie
Het atoommodel van Rutherford riep nieuwe vragen op. De eerste had te maken met het licht dat
waterstofgas kan uitzenden. Balmer wist al in de 19de eeuw dat waterstofgas slechts enkele kleuren met
scherp begrensde golflengtes uitzendt. Het heeft een lijnenspectrum. Zie de figuur hieronder. De vraag
was waarom het gas geen licht uitzendt met andere golflengtes.
380
430
480
530
580
630
680 nm
Figuur 4 Lijnenspectrum waterstofgas
Bohr, die enige tijd met Rutherford in Manchester samenwerkte, gaf de oplossing. De kwantumhypothese
van Planck en Einstein (zie ‘verklaring foto-elektrisch effect) paste hij toe op de elektronen in het
waterstofatoom. Hij nam aan dat de elektronen zich slechts in een beperkt aantal toestanden met een
scherp begrensde energie kunnen bevinden – kwantumtoestanden genoemd. Deze beperking houdt in dat
elektronen alleen op bepaalde afstanden om de atoomkern kunnen bewegen.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
18
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
p
e
E=hf
Figuur 5 Beperkt aantal toegestane banen
Klik op de advertentie
Gaat een elektron van een hogere naar een lagere energietoestand dan zendt het in de vorm van een foton
(kwantum) energie uit en ‘springt’ het naar een baan met een kleinere straal. Banen daartussenin zijn niet
mogelijk. Deze ruimte (vacuüm) binnen het atoom is voor de elektronen verboden gebied. De uitgezonden
fotonen zijn het licht met de scherp begrensde golflengtes die Balmer als eerste had onderzocht. Het
atoommodel van Bohr was een belangrijke doorbraak van de kwantumtheorie.
OC&C Strategy Consultants adviseert als internationale
adviesfirma het topmanagement van vooraanstaande, veelal
Ben je geïnteresseerd in een uitdagende carrière of in een
van onze Strategy Courses, neem dan contact met ons op of
beursgenoteerde ondernemingen bij complexe strategische
vraagstukken. Verdere groei van de firma is noodzakelijk om
al onze cliënten te kunnen bedienen. Ook dit jaar hebben wij
bezoek onze website voor meer informatie.
weer ruimte om een selecte groep van zeer getalenteerde
academici zorgvuldig op te leiden en te coachen.
Weena 157 | 3013 CK Rotterdam
010 217 5555 | www.occstrategy.com
OC&C Strategy Consultants
Jonge professionals in ons team ervaren een onvergelijkbare
persoonlijke en professionele ontwikkeling. Een MBA aan
een bekende business school in Europa of Amerika kan deel
uitmaken van je loopbaan. Als OC&C-consultant werk je met
uiterst ambitieuze cliënten die prominent in hun branche
zijn. Er zijn ruime mogelijkheden voor internationale staffing.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
19
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
Pauli voegde een belangrijk principe toe voor atomen die hoger in het periodieke systeem staan dan
waterstof: twee elektronen kunnen niet dezelfde kwantumtoestand bezetten. Men noemt dit het
‘uitsluitingsprincipe’. Het uitsluitingsprincipe verklaart de elektronenschil-structuur van atomen. In de
schil die het dichtst bij de atoomkern ligt, kunnen slechts 2 elektronen aanwezig zijn: een dat rechtsom om
zijn eigen as tolt en een dat linksom tolt. Het tollen is een kwantumgrootheid, de spin: elektronen tollen of
linksom of rechtsom.
In een lithiumatoom, dat 3 elektronen heeft, moet het derde elektron uitwijken naar een verder verwijderde
schil.
Als twee atomen elkaar dicht naderen zullen de elektronen elkaar afstoten. Het uitsluitingsprincipe en de
verboden toestanden tussen de schillen maakt een atoom bovendien ondoordringbaar. Het atoom mag dan
grotendeels leeg zijn, het is daardoor niet samendrukbaar.
Het atoommodel van Bohr werd de basis van de atoomfysica. Deze werd een belangrijk werkterrein voor
fysici en (bio)chemici. Lasers in DVD-spelers en medische apparatuur, datatransport in opto-elektronische
systemen, het begrip van de fotosynthese en de werking van medicijnen zouden zonder de atoomfysica
onmogelijk zijn.
1.6 Materiegolven
Compton ontdekte in 1922 dat licht - een foton - in botsing kan komen met een elektron in een atoom. Het
massaloze foton gedraagt zich daarbij net als een bewegend deeltje dat op grond van zijn massa m en
snelheid v een impuls p=mv heeft:
h
p
O
Hierin is h de constante van Planck, O de golflente van het licht en p de impuls die het foton bij de botsing
met het elektron blijkt te hebben.
Bij het idee dat fotonen impuls hebben en in dat opzicht overeenkomst vertonen met botsende harde
bolletjes voelde niet iedereen zich op zijn gemak. Impuls werd bij uitstek geassocieerd met massa en dat
heeft licht niet. De opvatting dat licht uit niet-materiële golven bestaat was juist erg succesvol geweest in
het beschrijven van interferentie en elektromagnetische verschijnselen. Deeltjes en golven werden meestal
als elkaar uitsluitende begrippen opgevat.
Bohr was er van overtuigd dat de het deeltjeskarakter en het golfkarakter van de materie met elkaar
verenigbaar zijn. Zijn correctie van het atoommodel van Rutherford was al gebaseerd op het samengaan
van golven en de kwantumtheorie. De discrete waarden voor de energieniveaus van het elektron in het
waterstofatoom vond hij door aan te nemen dat het negatief geladen elektron een staande golfbeweging
op de baan rond de positief geladen kern uitvoert, ook al was het op dat moment nog een raadsel wat voor
golf dat kon zijn. Op een baan ‘past’ alleen een precies afgepast aantal keren de golflengte van het
elektron.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
20
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
De Broglie kwam in 1924 op het idee dat alle bewegende materiële deeltjes ook kunnen worden
voorgesteld door golven - zogenoemde materiegolven met een golflengte die evenredig is met de massa:
h
mv
O
Davisson, Germer en GP Thomson hebben deze hypothese later door interferentieproeven met elektronen
bevestigd. Door deze ontdekking werd het mogelijk om elektronenmicroscopen te maken.
1.7 Kernkracht
Een andere vraag bij Rutherford’s atoommodel was waardoor de sterke elektrische afstoting tussen de
positieve ladingen in de kern wordt overwonnen. Rutherford voorspelde het bestaan van neutronen, die
zich als een soort bindmiddel tussen de positief geladen protonen moesten bevinden en in 1932 werd het
bestaan van neutronen door Chadwick inderdaad bewezen. Ook de atoomkern bleek niet te bestaan uit een
egaal uitgesmeerde substantie, maar uit verschillende kleinere deeltjes.
Ook maakte het model van Rutherford duidelijk dat er een tot dusverre onbekende sterke kracht moest zijn
die de positieve ladingen in de kern bijeen houdt. Yukawa gaf hiervan in 1935 als eerste een beschrijving.
De sterke kracht heeft een klein bereik. Buiten een atoomkern - op een afstand van enkele femtometers
(10-15 m) – is hij al niet meer voelbaar. Op kleinere afstand neemt de aantrekkingskracht tussen twee
deeltjes sterk toe, maar keert van richting om als de afstand kleiner is dan de diameter van een kerndeeltje.
In de onderstaande figuur is dit weergegeven. De sterke kracht houdt de kerndeeltjes bij elkaar, maar
houdt ze ook uit elkaar.
Tussen 3 en 2 femtometer vanaf het middelpunt van een kerndeeltje neemt de aantrekkingkracht zeer sterk
toe. Aan de rand van een kerndeeltje is de sterke kracht zo groot dat al bij heel kleine verplaatsingen een
enorme arbeid wordt verricht. Het binden van een deeltje in de kern (of het losmaken daaruit) bij
kernreacties gaat daardoor met veel energie gepaard gaat.
afstoting
1
2
3
r in fm
aantrekking
Figuur 6 Sterke kernkracht
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
21
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
De dieperliggende oorzaak van de door Yukawa beschreven kernkracht bleek later de sterke
wisselwerking tussen quarks en gluonen te zijn, die zoals verderop wordt beschreven een van de vier
fundamentele krachten in de natuur is.
Vanaf de jaren 30 werd de kernfysica een belangrijk onderdeel van de natuurkunde, met toepassingen in
energieopwekking, kernwapens, geneeskunde en materiaalkunde.
1.8 Antimaterie
Al voor 1940 werd ontdekt dat in radioactieve straling positief geladen bètastraling voorkomt. Deze
straling bestaat uit positronen, de antideeltjes van elektronen, die dezelfde massa als elektronen hebben
maar een positieve eenheidslading. Botsing van materie met antimaterie leidt tot ‘annihilatie’. Zo
verdwijnen bij de botsing van een elektron en een positron beide deeltjes en wordt de massa omgezet in
energierijke fotonen (symbool: ):
(2 u 0,511 MeV)
Klik op de advertentie
e - e o 2J
ONTDEK TNO
WIJ ZOEKEN HIGH POTENTIALS MET TOMELOZE ENERGIE
OM SAMEN INNOVATIEVE OPLOSSINGEN TE VINDEN VOOR
ONTDEK TNO
VRAAGSTUKKEN
VAN MET
VANDAAG
MORGEN.
WIJ
ZOEKEN HIGH POTENTIALS
TOMELOZEEN
ENERGIE
OM SAMEN INNOVATIEVE OPLOSSINGEN TE VINDEN VOOR
VRAAGSTUKKEN VAN VANDAAG EN MORGEN.
Studentensupport.nl freE-Learning
WERKENBIJTNO.NL
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
22
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
De energie wordt berekend met de formule voor de relatie tussen massa en energie uit de
relativiteitstheorie van Einstein:
E
mc 2
Hierin is c de lichtsnelheid in vacuüm: c=2,998.108 ms-1.
Men gebruikt E stralers en annihilatie van positronen met elektronen in Petscanners ten behoeve van
een bepaalde medische diagnostiek.
1.9 Relativiteit
Deeltjes in radioactieve straling, kosmische straling en deeltjesversnellers bereiken snelheden waarbij de
klassieke mechanica niet correct is. De speciale relativiteitstheorie van Einstein (ook al van 1905!) is
daarvoor wel geschikt. Einstein ging uit van de gedachte dat de lichtsnelheid c absoluut de grootst
mogelijke snelheid is:
c
2,998 ˜ 10 8 ms-1 (in vacuüm)
Die aanname zou het nodig maken de gewone voorstellingen van tijd, ruimte en massa los te laten.
S
W
x
v
Figuur 7 Relativiteit
Stel dat de waarnemer W op aarde staat en dat S in een ruimteschip met een snelheid v naar W toe
beweegt. S registreert de beweging van een lichaam in het ruimteschip en verstuurt alle informatie over de
plaats en de tijd met lichtsnelheid naar W.
Volgens S duurt een bepaalde beweging een tijd t S en legt het lichaam een afstand x S af. In de
stilstaande ‘wereld’ denkt W anders over de tijdsduur en de afstand dan S. Volgens W duurt de beweging
langer, namelijk
tW
1
v2
1 2
c
tS
Dit verschijnsel heet tijddilatatie. Een klok die ten opzichte van je beweegt, loopt langzamer dan je eigen
klok. Voor een waarnemer W staat in een foton ( v c ) de klok stil; het licht dat van een ster komt
veroudert niet.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
23
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
Tijddilatatie maakt het mogelijk om op zeeniveau muonen waar te
nemen. Dit zijn zware elektronen die op 10 á 15 kilometers hoogte in
de atmosfeer ontstaan als gevolg van kosmische straling. Ze
bewegen met ongeveer de lichtsnelheid. De muonen hebben in een
meebewegend refentiesysteem een halveringstijd van 2,2 Ps.
Binnen die tijd zou volgens de klassieke mechanica de helft van de
muonen al na 660 m verdwenen zijn. En 99,9 % zou de oppervlakte
van de aarde nooit kunnen bereiken. Metingen wijzen echter uit dat
een veel groter deel op aarde komt. De speciale relativiteitstheorie is
hiermee wel in overeenstemming. Door tijddilatatie hebben muonen
bij een snelheid van 0,995c voor een waarnemer op aarde een 10x
zo grote levensduur. Dan is na 6,6 km nog de helft van de muonen
over en na 13 km een kwart. Dit verklaart waarom op aarde veel
muonen worden waargenomen en dit speelde een doorslaggevende
rol in de acceptatie van Einstein’s theorie.
Kader 2 Test relativiteitstheorie
Ook is een lichaam korter naarmate het sneller ten opzichte van je beweegt.
xW
v2
1 2
c
xS
Men noemt dit verschijnsel lengtecontractie. De wereld wordt kleiner naarmate de snelheid tot c nadert.
Het heelal zoals wij het zien, is een punt zonder afmetingen gezien vanuit een foton.
Voor de totale energie van het lichaam geldt:
1
E tot
mc 2
2
1
v
c2
mc 2 E kin
Hierin is m de (rust)massa van het lichaam. De eerste term drukt de equivalentie van massa en energie
uit: E
mc 2 . Voor de kinetische energie blijft over:
mc 2
E kin
2
1
E kin
§ v2
| 12 mv als v c . Dan is namelijk ¨¨1 2
© c
2
·
¸¸
¹
v
c2
1
2
mc 2
| 1
1 v2
(zie deel B, hoofdstuk II.1.)
2 c2
De theorie van Einstein werd in 1905 door velen met ongeloof ontvangen, maar na enkele decennia door
alle natuurkundigen geaccepteerd. En men begon zich af te vragen waarom Einstein niet voor deze theorie
de Nobelprijs gekregen heeft.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
24
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
1.10 Quarks
Ook het proton en het neutron bestaan niet uit een homogene substantie. In 1964 stelde Gell-Mann de
hypothese op dat ze uit nog kleinere deeltjes zijn opgebouwd - quarks - die bijeen worden gehouden door
gluonen. Later werd daar experimenteel bewijs voor gevonden. Dus zelfs de deeltjes in een kern bestaan
voor een groot deel uit vacuüm. Quarks komen niet afzonderlijk voor, maar alleen in combinatie met
andere quarks en gluonen.
De kernkracht die Yukawa in de jaren dertig beschreef blijkt een afgeleide te zijn van de sterke
wisselwerking tussen de quarks en gluonen. Volgens de huidige theorie is dit een fundamentele kracht in
de natuur, dat wil zeggen: niet uit een andere kracht te herleiden. De kracht werkt op grond van een
bijzondere eigenschap van quarks en gluonen, namelijk de ‘kleurlading’. Er zijn drie soorten kleurlading,
namelijk ‘rood’, ‘blauw’ of ‘groen’ en drie corresponderende antikleuren.
Protonen zijn opgebouwd uit 2 up-quarks - elk met een andere ‘kleur’ - en 1 down-quark en zijn met een
halveringstijd van 1036 s (langer dan de leeftijd van het heelal) zeer stabiel. Een up-quark heeft een
positieve elektrische lading
2
3
e en een down-quark een negatieve lading 13 e . Neutronen bestaan uit 1
Klik op de advertentie
up-quark en 2 down-quarks en hebben in ongebonden toestand een halveringstijd van ongeveer 15
minuten. Van het up- en down-quark bestaan ook twee zwaardere en minder stabiele versies. Opmerkelijk
is dat in een quark, dat niet geïsoleerd kan voorkomen, de elektrische lading een gebroken waarde heeft.
Doe mee aan de Vitae
Talent Awards!
Vitae is op zoek naar het mooiste en meest bijzondere HBOafstudeerprojecten Bouwkunde en Civiele Techniek van 2011. Wil je
meestrijden om een van de gerenommeerde Vitae Talent Awards?
Meld je dan nu aan! De winnaars worden bekend gemaakt tijdens
Celebrate Work: Talent! op 6 oktober 2011.
Kijk op www.celebratework.nl voor alle informatie en spelregels over
deelname aan de Talent Awards en informatie over Celebrate Work:
Talent! Ontmoet nieuw talent, ga in gesprek met ervaren vakgenoten en
laat je uitdagen en inspireren door het netwerk van Vitae!
www.celebratework.nl
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
25
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
Op het eerste gezicht lijkt het alsof mensen in het dagelijkse leven alleen iets merken van de zwaartekracht
en van de elektromagnetische kracht. Misschien komt dat omdat we vooral aandacht hebben voor
veranderingen. Maar intussen zorgt de sterke wisselwerking zorgt voor de stabiliteit van materie, van de
aarde, van bakstenen, van je lichaam, van fietsen, tafels, bekers, water, lucht etc.
Quarks vormen een klasse ven elementaire deeltjes. Ondanks hun complexiteit en onderlinge verschillen
neemt men niet aan dat ze op hun beurt uit kleinere deeltjes zijn opgebouwd. Bij het opsluiten van kleinere
deeltjes in een quark (en het losmaken van deze deeltjes) zou extreem veel energie betrokken zijn en de
betrokken wisselwerkingsdeeltjes zouden een extreem korte levensduur hebben.
1.11 Leptonen
Een tweede klasse van elementaire deeltjes vormen de leptonen. Ze bestaan niet uit quarks. Voorbeelden
van leptonen zijn elektronen en neutrino’s, waarvan ook twee zwaardere en minder stabiele versies
bestaan. Het elektron is het meeste stabiele lepton met een levensduur van > 1,5.1034 s. Het elektron is de
drager van de kleinst mogelijke hoeveelheid negatieve elektrische lading die vrij kan voorkomen, de
elementaire ladingshoeveelheid e = 1,602.10-19 Coulomb. Een muon is een zwaardere versie van het
elektron. Het heeft dezelfde lading, maar ruim 200 keer zoveel massa/energie en een levensduur van
slechts 2,2.10-6 s. Er ontstaan veel muonen door botsing van kosmische straling, bijv. protonen, op de
atmosfeer; per seconde gaan er ongeveer 100 door je heen.
Al voor 1930 werd door Dirac het elektron beschreven als een deeltje dat wel massa en lading heeft, maar
geen afmetingen. Deze voorstelling tart het gevoel voor wat materie en massa zijn, maar tot nu toe is het
idee dat het elektron een mathematisch punt is niet weerlegd. Blijkbaar hebben deeltjes niet
vanzelfsprekend afmetingen en is massa geen uitgebreide substantie.
1.12 Zwakke wisselwerking
Naast de zwaartekracht, de elektromagnetische kracht en de sterke wisselwerking is de zwakke
wisselwerking de vierde fundamentele kracht die de natuurkunde kent. Deze kracht werkt alleen op zeer
kleine schaal (10-18 m), diep in het binnenste van protonen en neutronen. Terwijl de sterke wisselwerking
de quarks en gluonen bij elkaar houdt, zorgt de zwakke wisselwerking dat een quark in een quark van een
ander type verandert. Hierbij kunnen ook leptonen ontstaan.
Verantwoordelijk voor de zwakke wisselwerking zijn W- en Z-bosonen, elementaire deeltjes die in de
zeventiger jaren o.a. door Rubia met hulp van Van der Meer zijn gevonden. (Beiden kregen hiervoor de
Nobelprijs.) In tegenstelling tot andere bekende wisselwerkingsdeeltjes - fotonen en gluonen – hebben ze
een aanzienlijke massa en korte levensduur (ongeveer 10-25 s).
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
26
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
Een voorbeeld van een proces dat door de zwakke wisselwerking wordt bepaald is het ontstaan van
bètastraling bij het verval van neutronen. In figuur 5 is dit proces in de vorm van een Feynmandiagram
weergegeven.
d
u
u
d
n u
d
p+
eQe
W-
Figuur 8 Neutronverval
De overgang van een down-quark in een up-quark – wat een verandering van ‘smaak’ wordt genoemd - en
de betrokkenheid van zowel quarks als leptonen zijn typerend voor de zwakke wisselwerking.
1.13 Onzekerheidsrelatie
Eerder in dit hoofdstuk is geschreven over wisselwerkingsdeeltjes met een zeer korte levensduur en
gesuggereerd dat er een relatie is tussen de levensduur en de massa/energie van de deeltjes. De
achtergrond hiervan is een onzekerheidrelatie die Heisenberg ongeveer 80 jaar geleden naar voren bracht.
Heisenberg stelde dat niet tegelijkertijd de energie van een systeem en de tijd met oneindige
nauwkeurigheid kunnen worden vastgesteld. Met h voor de constante van Planck is de relatie tussen de
onzekerheid in de energie 'E en de onzekerheid in de tijd 't :
'E ˜ 't t
h
4S
Deze relatie maakt vacuümfluctuaties mogelijk, wat betekent dat uit het vacuüm energie tevoorschijn
komt en een korte tijd kan blijven bestaan. Die energie kan volgens de relatie E =mc2 worden
gematerialiseerd in een deeltje met een korte levensduur.
Wil een deeltje effectief kunnen zijn op een schaal van 10-15 m, dan
moet het bij een snelheid van 3.108 ms-1 een levensduur van 3.10-24
s hebben. Neem aan dat de onzekerheid in de tijd hieraan gelijk is.
De onzekerheid in de hoeveelheid energie in het vacuüm is dan:
'E t
h
| 2.10 11 J . Dit komt overeen met 100 MeV. Deze
4S't
marge is voldoende om (tijdelijk) een deeltje te laten bestaan dat
200 zo zwaar is als een elektron. Het is een pion, dat eerst is
voorspeld en later is ontdekt.
Kader 3 Onzekerheidsrelatie
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
27
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
Het feit dat voorspellingen van de levensduur van deeltjes overeenkomen met experimentele waarden, laat
zien dat de onzekerheidsrelatie meer is dan een vreemd hersenspinsel. Vacuüm is op zeer kleine schaal
blijkbaar geen passieve, oneindig rustende leegte.
1.14 Het standaardmodel
Het standaardmodel beschrijft het systeem van de meest elementaire bouwstenen van de natuur en hun
interactie. Het standaardmodel staat nog ter discussie. Met meer dan 60 verschillende deeltjes vinden
velen het niet eenvoudig genoeg. Ook kan de zwaartekracht kan nog niet goed in het systeem worden
ingepast.
Ter toelichting:
-
-
-
Men onderscheidt fermionen en bosonen. Een fermion bevindt zich in een exclusieve toestand,
een tweede deeltje in dezelfde kwantumtoestand is uitgesloten. Quarks en leptonen zijn
fermionen. Wisselwerkingsdeeltjes zijn bosonen. Dit zijn kuddedeeltjes die in onbeperkt aantal
hetzelfde kunnen doen. Denk aan interferentie van fotonen, aan lasers en aan supergeleiding.
Er blijken drie ‘generaties’ van dezelfde type deeltjes te zijn. Een generatie is een
‘gewichtsklasse’. Waarom er drie zijn is niet bekend. De zwakke wisselwerking zorgt ervoor dat
de zware deeltjes van de 3de en 2de generatie in lichtere en vooral stabielere vervallen. Het meest
stabiel zijn het proton en het elektron.
Elk quarkdeeltje komt voor in drie varianten, ‘kleuren’ genoemd, namelijk rood, groen en blauw.
Van elk geladen deeltje bestaat ook een antideeltje. Van elke kleur bestaat ook een anti-kleur.
Klik op de advertentie
Mathematiker talanxieren jetzt ihren Karrierestart.
Profitieren Sie vom Wachstum der drittgrößten deutschen Versicherungsgruppe, die
auch in Europa sehr erfolgreich ist. Setzen Sie Maßstäbe für Ihre individuelle Entwicklung.
Mit einem Wort: Talanxieren Sie Ihren Karrierestart.
Hochschulabsolventen (m/w)
der Mathematik gesucht, die von Anfang an tatkräftig mitgestalten wollen.
Wir bieten Ihnen ein pulsierendes Umfeld, eine professionelle Unterstützung Ihrer Teamkollegen, ein gutes Arbeitsklima und sehr gute Weiterbildungsmöglichkeiten zum Aktuar.
Wir setzen auf Ihr Talent, mathematische Fragestellungen in praktische Lösungen umzusetzen.
Wir freuen uns auf Ihre Bewerbung!
karriere.talanx.de
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
28
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
Tabel 1 Fermionen
1ste generatie
2de generatie
3de generatie
Quarks
(x3 kleuren)
Up
Down
Charm
Strange
Top
Bottom
Leptonen
Elektron
Elektronneutrino
Muon
Muonneutrino
Tauon
Tauonneutrino
.
Tabel 2 Bosonen
Fundamentele natuurkracht
Bosonen wisselwerkingsdeeltjes
Elektromagnetische kracht
Foton
Sterke wisselwerking
Gluon
Zwakke wisselwerking
W+, W- en Z0-bosonen
Zwaartekracht /
Higgsveld
Graviton /
Higgsbosonen: H+,H- en H0
1.15 Massa – bosonen gezocht
Het standaardmodel biedt nog geen onderdak aan de zwaartekracht.
Volgens Newton trekken twee lichamen door hun massa elkaar aan, volgens de formule:
FG
G
m1 m2
r2
Hierin staat m voor massa, r voor afstand en G voor de gravitatieconstante van Newton.
Uit de versnelde beweging van een lichaam in vrije val trok Newton de conclusie dat er een
gravitatiekracht tussen de massa’s moest werken. En de formule beschrijft inderdaad uitstekend allerlei
verschijnselen die we uit ervaring kennen.
Einstein trok de geldigheid van Newton’s conclusie echter in twijfel: aan de valbeweging kan men niet
zien of die veroorzaakt wordt door een kracht van buitenaf of de versnelling van het ene referentiesysteem
ten opzichte van het andere. In de algemene relativiteitstheorie verklaart Einstein de versnelde
valbeweging uit een kromming van de ruimte rondom een massa. Dat neemt niet weg dat nog algemeen
met de formule van Newton wordt gewerkt.
Zoals in de paragraaf over leptonen werd geschreven is de vraag gerezen hoe subatomaire deeltjes aan hun
massa komen. Een lepton heeft immers geen afmetingen. Dus massa is blijkbaar niet iets dat zelf
substantie heeft, zoals vaak gedacht wordt. In de jaren 50 bedacht Higgs hiervoor een theorie. Hij nam aan
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
29
Natuurkundeboek A
Highlights moderne natuurkunde
dat er overal een energieveld aanwezig is dat zich aan de subatomaire deeltjes hecht en ze op die manier
een traagheid geeft. Dit Higgsveld zou zogenoemde Higgsbosonen moeten voortbrengen, deeltjes met een
massa-energieequivalent dat groter is dan 120 GeV en een zeer korte levensduur van 10-41 s. Met de LHCversneller wordt in Genève vanaf 2007 naar het Higgsdeeltje gezocht.
Volgens een andere theorie zouden gravitonen (ook bosonen) de zwaartekracht overbrengen. Ook die zijn
nog niet gevonden.
In dit hoofdstuk is beschreven hoe natuurkundigen sinds de 20ste eeuw te werk gaan. Ze bedenken
modellen om waargenomen verschijnselen te verklaren, doen voorspellingen en willen die vooral testen.
Gangbare opvattingen over de werkelijkheid worden ter discussie gesteld. Begrippen over materie, massa,
energie, ruimte, tijd en vacuüm die uitstekend voldoen in de dagelijkse werkelijkheid, moeten worden
bijgesteld als gekeken wordt naar microscopische en subatomaire verschijnselen of naar zeer snel
bewegende lichamen.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
30
Natuurkundeboek A
Gassen, warmte
2 . Gassen, warmte
2.1 Gassen
2.1.1 Algemene gaswet
Voor een ideaal gas geldt de algemene gaswet:
pV=nRT
Hierin is p de druk in Pa ( eenheid Nm-2), V het volume in m3, n de hoeveelheid gas in mol, T de absolute
temperatuur in K en R de universele gasconstante R = 8,31 Jmol-1K-1.
Scheikundigen gebruiken voor het volume vaak de eenheid L (liter). In de algemene gaswet mag dit niet,
omdat de eenheden links en rechts dan niet overeenkomen.
Klik op de advertentie
De grootheden p, V, n en T noemt men de toestandsgrootheden van een gas en de algemene
gaswet noemt men een (eenvoudige) toestandvergelijking.
Join our green
innovation engine!
At Purac, we have a rich history and a bright future. Innovation is in our blood;
we have been leading the way for almost 80 years, thanks to our ability to constantly develop new food
preservatives and green chemicals. We are not only working on the company’s future, but also take
responsibility to improve the quality and sustainability of life.
Purac operates production plants in the Netherlands, the USA, Spain, Brazil and Thailand and markets its
products through a worldwide network of sales offices and distributors.
We are selected in 2010 and 2011 by the CRF as one of the Top Employers of the Netherlands.
www.purac.com/jobss
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
31
Natuurkundeboek A
Gassen, warmte
Uit de ideale gaswet volgt dat bij gelijke
temperatuur en druk ieder (ideaal) gas
hetzelfde volume heeft. Bij de normale
luchtdruk (1013 mbar) en 0 0C is dit
V
1 ˜ 8,314.273
101,3 ˜ 103
0,0224 m3 ( 22,4 L)
Kader 4 Normaalvolume
Omdat 1 mol bestaat uit 6,02.1023
moleculen, neemt een molecule onder
normale omstandigheden gemiddeld een
ruimte in van
0,0224 m 3
6,02 ˜ 10 23
37 ˜ 10 27 m3 .
Dit is het volume van een kubusvormig
doosje met zijden van ruim 3 nm. De
diameter van veel moleculen is 0,2 á 0,3
nm. Elke molecule heeft dus een lege
ruimte om zich heen van 1000 tot 3000 keer
zijn eigen volume. Daardoor is een gas
goed samendrukbaar.
Kader 1 Intermoleculaire ruimte
Figuur 9 Gas, intermoleculaire ruimte
Ideaal gas
Een gas is ideaal als het bij gelijkblijvende temperatuur bij geen enkele druk condenseert. Dit is het geval
boven de kritieke temperatuur van het gas. In die toestand oefenen de moleculen onderling geen
aantrekkingskracht uit en mogen ze worden opgevat als harde bolletjes die met grote snelheid willekeurig
door elkaar bewegen en met elkaar botsen.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
32
Natuurkundeboek A
Gassen, warmte
Mengsel
De chemische samenstelling van een ideaal gas heeft geen invloed op de toestandsgrootheden. In de
algemene gaswet maakt het niet uit of het gas zuiver is, dan wel bestaat uit een mengsel van verschillende
gassen, zolang het totale aantal moleculen maar hetzelfde is. Bij een mengsel is n de som van de
afzonderlijke fracties:
pV
(n1 n2 ... ni )RT
Damp
Beneden de kritieke temperatuur kun je een gas door samendrukken laten condenseren. Men spreekt dan
van damp. Bij voldoende lage temperatuur gaat elk gas over in vloeibare of vaste fase. De overgang tussen
gas en vloeibaar is het kookpunt. .
Tabel 3 Kritieke temperaturen en kookpunten
Gas
Kritieke
temperatuur
In K
Kookpunt
in K
(normale druk)
Waterstof
33
20
Water
647
373
Zuurstof
154
90
Stikstof
126
77
CO2
304
Rechtstreekse
overgang vastgas
2.1.2 Druk
Druk is kracht per oppervlakte-eenheid:
p
F
A
eenheid: Nm-2 = Pa.
De kracht staat loodrecht op het oppervlak. Vanuit een punt is de druk in alle richtingen even groot. In een
gas en in een vloeistof waarin geen stroming optreedt, is op gelijke hoogte de druk gelijk.
De kracht en de druk die een gas op een oppervlak uitoefent, zijn het gevolg van botsingen van de
gasmoleculen tegen het oppervlak
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
33
Natuurkundeboek A
Gassen, warmte
De afstand die een molecule gemiddeld aflegt tussen twee
botsingen is de ‘vrije weglengte’ A .
De diameter van de molecule is d. Als het middelpunt van een
andere molecule zich op een afstand d van de as van de baan
bevindt, zullen ze botsen. Dit betekent dat tussen twee botsingen
een cilindervormige ruimte met de inhoud Sd A slechts door 1
molecule wordt bezet. De som van deze ruimtes voor alle N deeltjes
van het gas is bij goede benadering gelijk aan het totale volume V.
De gemiddelde vrije weglengte volgt nu uit
2
Sd 2 A ˜ N
Bij een diameter
V
d | 10 10 m en bij normale druk en 0 0C is
A | 1 ˜ 10 6 m.
Moleculen met een snelheid > 100 ms-1 ten opzichte van andere
moleculen botsen dus meer dan 108 keer per seconde.
Kader 2 Vrije weglengte
Luchtdruk
Torricelli was in 1643 de eerste die een methode vond om de luchtdruk te meten. En hij demonstreerde
daarmee tegelijkertijd het bestaan van vacuüm, dat al sinds Aristoteles voor onbestaanbaar werd
gehouden. Torricelli vulde een buis met een lengte van ongeveer 1 meter geheel met kwik (Hg) en zette
die omgekeerd in een bak.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
34
Natuurkundeboek A
Gassen, warmte
76 cm
Figuur 10 Buis van Torricelli
Het bleek dat in de buis het niveau van het kwik op ongeveer 76 cm boven het niveau in de bak bleef
staan. Torricelli trok twee conclusies:
ƒ
ƒ
Boven het kwik in de buis is vacuüm.
De luchtdruk die op het kwik in de open bak werkt, drukt het kwik in de buis 76 cm omhoog.
Klik op de advertentie
De energiemarkt heeft
de toekomst!
De energiemarkt ontwikkelt
zich razendsnel.
En Nuon ontwikkelt mee.
Studentensupport.nl freE-Learning
Al deze ontwikkelingen zorgen voor
ongekende mogelijkheden in je
loopbaan. Ook voor jou als (bijna)
afgestudeerde HBO’er of academicus.
Want Nuon heeft interessante
traineeships en aantrekkelijke stages
en startersfuncties op het gebied van
management, sales, finance, techniek
en ICT.
En heb je internationale aspiraties?
Nuon is onderdeel van de Zweedse
Vattenfall Group. Daarmee zijn er volop
internationale carrièremogelijkheden
binnen ons bedrijf. Kijk voor meer info
op www.nuon.nl/werken.
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
35
Natuurkundeboek A
Gassen, warmte
Torricelli nam verder waar dat veranderingen in de hoogte samengingen met weersveranderingen en legde
daarmee de grondslag voor de meteorologie. De buis van Torricelli was de eerste versie van een open
vloeistofmanometer.
Partiële druk
De druk van een gasmengsel is de som van de drukken van de fracties die het mengsel vormen. De druk
van een fractie heet partiële druk. Bijvoorbeeld, de luchtdruk is de som van de drukken van fracties
stikstof, zuurstof, waterdamp, kooldioxide, argon, etc. .
pN 2 pO 2 pH 2 O pCO 2 pAr ..
p
Tabel 4 Partiële drukken in lucht
Component
in lucht
% (volume)
Partiële druk
bij p0
Stikstof
78
790 mbar
Zuurstof
21
213 mbar
Waterdamp
±1
±10 mbar
Argon
1
10 mbar
Kooldioxide
0,03
0,3 mbar
2.1.3 Temperatuur
Boltzmann zag in dat de temperatuur een maat is voor de gemiddelde kinetische energie van de
moleculen. Bij het absolute nulpunt T=0 K staan de moleculen van een gas volledig stil. Gemiddeld is hun
kinetische energie
3
2
Ekin
kT
Hierin is k de constante van Boltzmann: k = 1,38.10-23 JK-1.
Bij de gemiddelde kinetische energie
snelheid
1
2
mv 2 hoort een bepaalde snelheid, namelijk de wortel uit v2. Deze
v 2 noemt men de middelbare snelheid. Deze is groter dan de gemiddelde snelheid; door het
kwadraat neemt de kinetische energie bij grote snelheden immers sneller toe dan de snelheid zelf. Uit het
bovenstaande is af te leiden
3kT
m
v2
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
36
Natuurkundeboek A
Gassen, warmte
De massa van een molecule He is
mHe
6,6 ˜ 10 27 kg
4u
en van een molecule zuurstof
mO 2
53 ˜ 10 27 kg.
32u
Hierin is u de atomaire massa-eenheid.
De middelbare snelheid bij 290 K is
v 2 He
3 ˜ 1,38 ˜ 10 23 ˜ 290
6,6 ˜ 10 27
1350 ms -1
v 2 O2
3 ˜ 1,38 ˜ 10 23 ˜ 290
53 ˜ 10 27
474 ms -1
Kader 3 Snelheid van moleculen in een gas
Omrekenen temperatuurschalen
De wetenschappelijke temperatuurschaal (Kelvin) is gebaseerd op het feit de temperatuur een maat is voor
de kinetische energie van de moleculen. De historische schalen van Celcius en Fahrenheit zijn door de
kelvinschaal vervangen. Temperaturen kunnen worden omgerekend met de volgende formules
T (K)
t ( 0 C)
273,15 t (0 C)
t ( 0 C)
t ( F) - 3295
0
t ( 0 F)
T (K) - 273,15
9 0
t ( C) 32
5
Tabel 5 Temperatuurschalen
K
Studentensupport.nl freE-Learning
0
C
0
F
0
-273
-460
255
-18
0
273
0
32
311
38
100
373
100
212
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
37
Natuurkundeboek A
Gassen, warmte
2.1.4 Mol, getal van Avogadro
Het mol is ontstaan omdat men op een zeker moment een standaard nodig had voor een aantal moleculen
van een stof. Het aantal moleculen in een mol is gelijk aan het getal van Avogadro: NA=6,02.1023.
In de algemene gaswet staat het symbool n voor het aantal mol. Het is een getal zonder eenheid. De mol is
geen eenheid, zoals de Kelvin of de meter, maar een voorvoegsel zoals de kilo en Mega. Het aantal mol
drukt alleen een aantal keren NA uit.
Het getal van Avolgadro kon door Einstein worden bepaald uit de universele gasconstante R en de
constante van Boltzmann k:
NA
R
k
Klik op de advertentie
Elke soort gas heeft een specifieke molaire massa M in g.mol-1. Deze hangt af van de som van de
atoommassa’s van alle in het molecuul verenigde atomen. (In eerste benadering nemen we hiervoor de
afgeronde massagetallen. Elektronen en isotopen worden dan genegeerd.) Per atomaire massa-eenheid is
de massa 1 gram. De molaire massa van waterstofgas (H2) is bijvoorbeeld 2x1=2 gram en van kooldioxide
(CO2) is dit 12+2(16)=44 gram.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
38
Natuurkundeboek A
Gassen, warmte
Omrekenen van massa (in grammen) naar mol gebeurt met
m
M
n
g
g ˜ mol -1
mol
De massa van een enkele molecule, de molecuulmassa mmolecule , kan in kg of in atomaire massa-eenheden
u worden uitgedrukt:
mmolecule
M ˜ 10 -3
kg
NA
mmolecule | som massagetallen ˜ u
of
De atomaire massa-eenheid is 1/12de deel van de massa van een koolstofatoom: 1 u = 1,66.10-26 kg.
2.1.5 Dichtheid
De dichtheid van een stof is de massa per volume-eenheid. Met behulp van het microscopische model
voor een gas is in te zien dat de dichtheid afhangt van twee grootheden:
- van het aantal moleculen N in het volume V
- van de molecuulmassa mmolecule .
Er geldt
Nm molecule
kg ˜ m -3
V
m
V
U
De dichtheden van ideale gassen bij dezelfde temperatuur en druk verhouden zich volgens hun
molecuulmassa’s. Bijvoorbeeld, voor zuurstof (O2) en waterdamp (H2O) is deze verhouding 32:18.
De dichtheid van een mengsel is
U
m1 m2 .. mn
V
2.2 Warmte
2.2.1 1ste Hoofdwet van de warmteleer
Warmte is de energie die tussen twee systemen wordt uitgewisseld. De eerste hoofdwet van de warmteleer
beschrijft drie manieren waarop de energie van een systeem kan veranderen:
Q
Studentensupport.nl freE-Learning
'E kin 'E pot W
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
39
Natuurkundeboek A
Gassen, warmte
Als systeem stellen wij ons hier een gas voor ogen.
Hierin is:
Q
de warmte; dit is de energie die het gas toegevoerd krijgt (Q > 0) of afstaat (Q < 0). De
eenheid is Joule. Als Q=0, dan vindt er geen warmte-uitwisseling plaats en spreek je van
een adiabatisch proces.
'E kin de verandering van de kinetische energie van het gas. Deze hangt samen met
veranderingen van de snelheden en van de rotaties van de moleculen. Zie ‘soortelijke
warmte’.
'E pot de verandering van de potentiële energie, in het bijzonder bij smelten/stollen en
verdampen/condenseren. Deze vorm van energie hangt samen met de aantrekking tussen
moleculen. In ideale gassen verandert E pot niet. In de gasfase is de potentiële energie
W
maximaal; de smeltwarmte en de verdampingswarmte zijn erin opgenomen.
de arbeid die het gas uitoefent, of die op het gas wordt uitgeoefend. Gas dat uitzet verricht
arbeid, immers W
F
³ Fds ³ A ( A.ds) ³ pdV .
W > 0 als het volume toeneemt en < 0 als het volume kleiner wordt.
De warmtestroom die optreedt bij het verrichten van arbeid wordt als een vorm van ‘uitwendige’ energie
beschouwd. Bij constant volume veranderen in een gas alleen de kinetische en potentiële energie, deze
worden samen de ‘inwendige’ energie genoemd.
Let wel: warmte mag je niet gelijkstellen aan temperatuur (= kinetische energie voor verplaatsingen). Er
moet ook warmte worden toegevoerd voor
ƒ
ƒ
ƒ
een toename van de rotatie- en trillingsenergie van moleculen
een toename van de potentiële energie bij faseovergangen
het uitzetten van een gas.
Voorbeeld: water koken
Hoe bereken je de verandering van de potentiële energie van 1 kg water als het bij 100 0C wordt omgezet
in waterdamp met een druk van 1 bar?
Methode:
Met de verdampingswarmte bereken je de warmte Q die je moet toevoeren: Q
mrv . Hierin is rv de
verdampingswarmte per kilogram water bij 372 K. Omdat de temperatuur contant is, verandert de
inwendige energie niet. Wel wordt door de waterdamp arbeid W verricht. Het volume van 1 kg waterdamp
bereken je met de algemene gaswet. De potentiële energie is daarom het verschil tussen de toegevoerde
warmte en de arbeid
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
40
Natuurkundeboek A
Gassen, warmte
'E pot
Q W
2.2.2 Vrijheidsgraad
De constante van Boltzmann k heeft de eenheid J.K-1 en is een maat voor de energie van een molecule
voor een beweging in één richting:
E
1
kT
2
De ‘beweging in één richting’ van de molecule noemt men ook wel een ‘vrijheidsgraad’. Een
vrijheidsgraad is een beweging in de x-, de y- of de z-richting en bij moleculen die uit 2 (of meer) atomen
bestaan komen daar rotaties en vibraties bij om de gemeenschappelijke as of juist loodrecht daarop. De
inwendige energie van een enkel atoom is
3
5
kT en van een 2-atomige molecule kT .
2
2
Voor een mol gas correspondeert met k de universele gasconstante R. Deze geeft de energie per
vrijheidsgraad van een mol gas:
Klik op de advertentie
R
k ˜ NA
(eenheid: J.mol-1.K-1)
Julian Lienich, engineer
I can shape the future. Every day.
The E.ON graduate program requires my energy and creative input. In exchange I get to work with up-to-date
technologies in a team that supports my professional development. What about you?
Your energy shapes the future.
www.eon-career.com
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
41
Natuurkundeboek A
Gassen, warmte
2.2.3 Soortelijke warmte
Het begrip soortelijke warmte is een macroscopische grootheid, die aangeeft hoeveel energie per graad
Kelvin over de stof wordt verdeeld. Er wordt dan gerekend per kg of per mol. En daarbij horen
respectievelijk een kleine letter c (J.kg-1K-1) en een hoofdletter C (J.mol-1.K-1):
Q
mc'T
Q
nC'T
Uit de 1ste hoofdwet kun je afleiden dat de soortelijke warmte voor een proces bij constante druk (Cp)
groter is dan voor een proces bij constant volume (CV), omdat in dit laatste geval geen arbeid hoeft te
worden verricht. Je kunt aantonen dat de universele gasconstante R het verschil is tussen deze beide
grootheden:
Cp - CV = R
Verder geldt:
Atomen :
CV
2-atomige moleculen:
CV
3
R
2
5
R
2
Cp
Cp
5
R
2
7
R
2
2.2.4 Toestandsveranderingen
Uit de algemene gaswet volgen specifieke wetten die het verband tussen afzonderlijke toestanden
uitdrukken bij een bepaalde conditie, bijvoorbeeld bij constante temperatuur of constant volume.
Verandering van toestand impliceert altijd een verandering van de energie van het gas. En een bepaalde
conditie beperkt de manier waarop warmte wordt verdeeld over de componenten die bij de eerste
hoofdwet zijn genoemd. We beschrijven enkele gevallen, steeds van dezelfde hoeveelheid gas. Bij ideale
gassen is altijd 'E pot
0.
T=constant: isotherm
Met nRT = constant geldt:
p1V1
p 2V2
Bij constante temperatuur blijft de inwendige (kinetische en potentiële) energie constant. Volgens de 1ste
hoofdwet moet warmte worden toegevoerd om het gas te laten uitzetten:
Q=W
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
42
Natuurkundeboek A
Gassen, warmte
pV-diagram
druk
pdV=W
0
V1
0
volume
V2
Figuur 11 Isotherm proces
V=constant : isochoor
Bij constant volume geldt:
p1
T1
p2
T2
Bij isochore processen wordt geen arbeid verricht, alleen de kinetische energie verandert:
Q
Q
nCV 'T
'E kin
3
nR'T (1-atomig)
2
pT-diagram
druk
0
0
T2
T1
temperatuur
Figuur 12 Isochoor proces
p=constant : isobaar
Bij constante druk geldt
V1
T1
Studentensupport.nl freE-Learning
V2
T2
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
43
Natuurkundeboek A
Gassen, warmte
Voor een verhoging van de temperatuur moet energie worden toegevoerd, zowel voor de toename van de
kinetische energie als voor het verrichten van arbeid:
'E kin W
Q
Q
nC p 'T
5
nR'T (1-atomig)
2
VT-diagram
volume
0
0
T1
T2
temperatuur
Figuur 13 Isobaar proces
Bij sterke afkoeling gaat elk gas condenseren, het volume neemt dan sterk af.
Klik op de advertentie
Als
grootste
elektriciteitsproducent
van
Nederland werken we iedere dag aan de
energie van morgen en op onze centrales
kun je de opwekking daarvan letterlijk voelen!
Voor technici een fascinerende wereld vol
mogelijkheden.
Voor
onze
nieuwe
kolen-/
biomassacentrale op de Maasvlakte in Rotterdam zijn we op zoek naar technisch talent.
Heb jij de ambitie om je kennis en kunde verder
Achthonderd megawatt in
bedwang houden?
Een centrale rol voor jou!
Studentensupport.nl freE-Learning
te ontwikkelen en door te groeien naar meer
technische uitdagingen in een internationaal
opererende organisatie?
Kijk dan op www.werkenbijelectrabel.nl. Wij
hebben een centrale rol voor jou!
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
44
Natuurkundeboek A
Gassen, warmte
Q=0: adiabatisch
Bij een adiabatisch proces is er geen uitwisseling van energie tussen het gas en de omgeving, bijvoorbeeld
omdat het systeem is geïsoleerd of omdat de toestand van het gas zo snel verandert dat er geen
warmtestroom op gang kan komen. Denk aan het samendrukken van lucht in een fietspomp of het met
grote snelheid uitzetten van stoom uit een fluitketel.
De 1ste hoofdwet is dan 0
'E kin 'E pot W
Adiabatische volumetoename (W > 0) leidt tot afkoeling ( 'E kin 0 ). Daarbij kan de temperatuur zover
dalen dat ook condensatie gaat optreden ( 'E pot 0 ).
2.2.5 Postulaten 2de hoofdwet
Met de eerste hoofdwet is over warmte lang niet alles gezegd. In colleges thermodynamica zal zeker
worden ingegaan op de 2de hoofdwet van de warmteleer. Belangrijke postulaten van die wet zijn:
-
warmte stroomt spontaan van hoge naar lage temperatuur;
een systeem kan niet al zijn inwendige energie omzetten in arbeid;
reële processen zijn onomkeerbaar.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
45
Natuurkundeboek A
Vloeistoffen, stroming
3 . Vloeistoffen, stroming
3.1 Vloeistoffen
3.1.1 Vloeistoffen en vast stoffen
Figuur 14 Moleculen in een vloeistof
De dichtheden van vloeistoffen zijn in het algemeen ruim een factor 1000 groter dan die van gassen.
Bijvoorbeeld voor water is bij 0 0C en normale druk de massa van 1 mol 18 g en het volume 18 cm3. Dit
volume is een factor 1200 kleiner dan het volume van 1 mol gas onder dezelfde omstandigheden. De
onderlinge afstanden tussen de moleculen in het water zijn dus ongeveer een factor 11 kleiner dan in een
gas.
Figuur 15 Moleculen in een vaste stof
De afstand tussen moleculen in veel vaste stoffen is ongeveer 1½ keer de diameter. Ten opzichte van hun
vloeibare toestand hebben de moleculen zoveel kinetische energie afgestaan dat de onderling krachten ze
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
46
Natuurkundeboek A
Vloeistoffen, stroming
in een roosterformatie vasthouden. De meeste stoffen krimpen als ze stollen. Water en lood zetten daarbij
door het vormen van bijzondere roosters echter eerst uit en krimpen pas na een sterkere afkoeling.
3.1.2 Onsamendrukbaarheid van vloeistoffen
Bij gelijke temperaturen is in een vloeistof het gemiddelde van de kinetische energie van de moleculen
hetzelfde als in een gas. De vrije weglengte in een vloeistof is echter een factor >1000 kleiner, het aantal
botsingen per seconde dus een factor >1000 groter. Vloeistoffen verzetten zich sterk tegen samendrukken.
3.1.3 Vloeistofmanometer
Klik op de advertentie
Met een open vloeistofmanometer wordt het drukverschil tussen twee gassen bepaald. In de vloeistof is de
druk op gelijke hoogtes gelijk. In figuur 16 is schematisch een dergelijke vloeistofmanometer getekend.
GOT-THE-ENERGY-TO-LEAD.COM
Wij vinden, dat ook een energiebedrijf moet blijven vernieuwen. Daarom zoeken we
ondernemende en creatieve collega’s die met ons de wereld willen veranderen. Wil je
weten wat we jou te bieden hebben en hoe we samen de toekomst van energie gaan
voorzien? Kijk dan snel op onze website.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
47
Natuurkundeboek A
Vloeistoffen, stroming
p2
p1
h
Figuur 16 Vloeistofmanometer
Het drukverschil 'p
p1 p 2 is gelijk aan de druk van een kolom vloeistof met hoogte h en volume V.
Het oppervlak van de dwarsdoorsnede van de buis noemen we A, de dichtheid en g is de valversnelling:
g=9,81 ms-2.
Er geldt voor het gewicht, de massa en het volume:
F
UV
mg , m
en V
Ah
Invullen van deze uitdrukkingen in de formule voor de druk geeft:
'p
F
A
mg
A
UVg
UAhg
A
A
Ugh en
p1
p 2 Ugh
De eenheid van druk is Nm-2 en heeft de naam Pascal, symbool Pa.
Vroeger werd in vloeistofmanometers veel gebruik gemaakt van kwik. ( U kwik
13,6 ˜ 10 3 kg.m -3 ) Het
werd gewoonte de druk te noteren als kwikdruk met de eenheid cm Hg of mm Hg. Tegenwoordig gebeurt
dat nog vaak bij bloeddrukmeters. Een bloeddruk van 130/80 betekent dat bij elke hartslag de druk in de
grote aderen varieert tussen maximaal 130 mm Hg (17 kPa) en minimaal 80 mm Hg (10 kPa) boven de
luchtdruk.
Omgerekend in Pascal is een bloeddruk
van 130 mm Hg:
p 13,6 ˜ 10 3 ˜ 9,81 ˜ 0,130 17,3 ˜ 10 3 Pa
Kader 4 Omrekenen van mm Hg naar Pa
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
48
Natuurkundeboek A
Vloeistoffen, stroming
Tabel 6 Druk, eenheden
1 Pa
1 Nm-2
1 mm Hg
133 Pa
1 bar
1.105 Pa
1 atm
760 mm Hg
1,013.105 Pa
1,013 bar
1013 mbar
Merk op:
ƒ
ƒ
De diameter van de buis heeft geen invloed op de druk onder in de buis.
De vorm van de buis heeft geen invloed op de druk: op gelijke hoogte is de druk overal hetzelfde.
Beide principes gelden zolang er geen stroming optreedt of de buisjes heel nauw worden.
3.1.4 Opwaartse kracht
Bij een lichaam dat in een vloeistof drijft of is ondergedompeld is de druk in de vloeistof aan de onderkant
van het lichaam groter dan aan de bovenkant. Bij het rechthoekige lichaam dat in de onderstaande figuur
is getekend is het drukverschil tussen onder en bovenkant
U vl g'h
'p
Hierin is de vl de dichtheid van de vloeistof, niet van het lichaam.
Fopw
h
A
Figuur 17 Opwaartse kracht
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
49
Natuurkundeboek A
Vloeistoffen, stroming
Ga uit van een rechthoekig blok met een gelijk grond- en bovenvlak A. Het drukverschil zorgt voor een
opwaartse kracht die gelijk is aan het gewicht van de verplaatste vloeistof:
Fopw
'p ˜ A
U vl g'h ˜ A
U vl gV
mvl g
Drijven
Een lichaam blijft drijven als de opwaartse kracht gelijk is aan de zwaartekracht op het lichaam:
mvl g
M lichaam g
ofwel
U vlVvl
U lichaamVlichaam
waarbij Vvl het volume is van de door het lichaam verplaatste vloeistof. Dit kan alleen als de dichtheid van
het lichaam kleiner of gelijk is aan de dichtheid van de vloeistof:
U lichaam d U vl
Klik op de advertentie
Bij gelijke dichtheden is het lichaam volledig ondergedompeld, Vvl
Vlichaam .
Wij zoeken
collega’s
www.werkenbijwaternet.nl
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
50
Natuurkundeboek A
Vloeistoffen, stroming
Als U lichaam U vl , dan is het lichaam gedeeltelijk ondergedompeld, namelijk slechts het volume
V'
U lichaam
Vlichaam
U vl
3.1.5 Hydraulisch evenwicht
Als ergens in een vloeistof in een afgesloten vat de druk wordt verhoogd, dan treedt dezelfde
drukverhoging op in elk punt van de vloeistof en op alle wanden van het vat. De grootte en de vorm van
het vat hebben hierop geen invloed
F2, A2, p
F1, A1, p
Figuur 18 Hydraulisch evenwicht
In de figuur is een situatie getekend waarin door een gewicht F1 op een beweegbare zuiger met oppervlak
A1 op de vloeistof een extra druk 'p
F1
wordt uitgeoefend. Omdat bij de kleine zuiger A2 dezelfde
A1
drukverhoging p optreedt, is daar een kleinere kracht F2 voldoende om het systeem in balans te houden,
namelijk:
F2
'p ˜ A2
A2
F1
A1
Om het gewicht op de grote zuiger een afstand h op te tillen, moet een arbeid W = F1.h worden
uitgeoefend. Dit kan door de kleine zuiger met de kracht F2 over een afstand d te verplaatsen:
F1 ˜ h
F2 ˜ d
of
d
A1
h
A2
Voor dezelfde arbeid is met een kleinere kracht een grotere verplaatsing nodig.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
51
Natuurkundeboek A
Vloeistoffen, stroming
3.2. Stroming
3.2.1 Viscositeit, laminaire stroming
Bij snelheidsverschillen in een vloeistof treedt interne wrijving op. De mate waarin dit gebeurt hangt af
van een materiaaleigenschap, die de viscositeit wordt genoemd (eenheid Pascalseconde: Pa.s).
In de bijgaande tekening wordt het optreden van interne wrijving met behulp van het ‘laagjesmodel’
geïllustreerd . In de vloeistof zijn denkbeeldige laagjes evenwijdig aan de wand getekend. In elk ervan is
de snelheid constant. De laagjes oefenen op elkaar een wrijvingskracht uit - waarbij warmte wordt
ontwikkeld - waardoor de snelheid in de richting van de wand afneemt.
wand
Figuur 19 Laminaire stroming
Bij voldoende viscositeit en geringe snelheden blijven de laagjes intact, dit wil zeggen: er gaat geen
vloeistof van het ene naar het andere laagje. In dit geval noemt men de stroming laminair.
Bij grotere snelheden is er wel uitwisseling van vloeistof tussen de laagjes. Dan verplaatst zich vloeistof
in de dwarsrichting. De stroming heet dan turbulent. .
Tabel 7 Viscositeit
in 10-3 Pa.s (bij 293 K)
Lucht
0,018
Water
1,0
Melk
2,1
Bloed
4 (bij 310 K)
Glycerol
1500
3.2.2 Getal van Reynolds
De stroming van een vloeistof om een bolletje is laminair als het zogenoemde getal van Reynolds kleiner
is dan 2000. Het getal van Reynolds hangt af van de straal r van het bolletje, de snelheid v, de viscositeit en de dichtheid van de vloeistof:
Re
Studentensupport.nl freE-Learning
2rvU
P
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
52
Natuurkundeboek A
Vloeistoffen, stroming
Hieruit volgt de voorwaarde voor laminaire stroming:
r ˜v 1000
Voor water van 20 0C is: rv < 10-3 m2s-1.
3.2.3 Formule van Stokes
v
Figuur 20 Stroming om een bol
Een bol ondervindt in laminaire stroming een viskeuze wrijvingskracht volgens de formule van Stokes:
Fw
6rv
© 2010 Accenture. All rights reserved.
Klik op de advertentie
It’s not where you started, it’s
where you’re going that matters.
Just another day at the office
for a high performer.
Maak elke dag het verschil en kies voor een carrière vol uitdagingen
en mogelijkheden bij Accenture. Een professionele omgeving waar
je samenwerkt met getalenteerde collega’s en jij je razendsnel kunt
ontwikkelen. Je profiteert van onze ruime ervaring en helpt onze
klanten high performers te worden. Is dit jouw idee van een typische
werkdag? Dan is Accenture de plek voor jou.
Visit www.accenture.nl/carriere
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
53
Natuurkundeboek A
Vloeistoffen, stroming
Verder werken op het bolletje een zwaartekracht Fz
Fopw
4
3
mbol g
4
3
S r 3 U bol g en een opwaartse kracht
S r 3 U vl g
Is de stroming turbulent, dan krijgt de vloeistof plaatselijk een snelheidscomponent dwars op de richting
van de laagjes, ofwel dwars op de richting van de stroom. Het drukverschil wordt dan niet volledig
omgezet in kinetische energie van de stroming in de lengterichting; het pompproces is minder efficiënt.
In het begin van de aorta is de bloedstroom enigszins turbulent. Dat
komt omdat de aorta daar nog wijd en de stroomsnelheid groot is.
Uit het eerdergenoemde criterium volgt dat de stroming meer
laminair en de stroomsnelheid kleiner wordt naarmate de vaten
nauwer zijn:
r ˜v 1000
Bij stroming in een pijp moet je in het getal van Reynolds voor r de
straal van de pijp invullen. In het vaatstelsel nemen zowel r als v af
in de richting van de dunne vaatjes, waarvan de straal een factor
200 á 2000 kleiner is dan de straal van de aorta.
Kader 5 Laminaire stroming in het vaatstelsel
3.2.4 Debiet
De hoeveelheid vloeistof die per seconde door de dwarsdoorsnede A van een buis stroomt, noemt men het
debiet Q. Bij een gemiddelde snelheid v over de dwarsdoorsnede is
Q
Av
eenheid: m3s-1
v1
v2
A2, p2
A1,p1
Figuur 21 Debiet en stroomversnelling
3.2.5 Continuïteitsvergelijking
Door de onsamendrukbaarheid van een vloeistof is op elk punt langs een stroom het debiet gelijk.
Voorbij de vernauwing die in de bovenstaande figuur is getekend, stroomt per seconde evenveel vloeistof
weg als er aan het begin wordt aangevoerd:
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
54
Natuurkundeboek A
Vloeistoffen, stroming
A1v1
A2 v 2
Dit is de continuïteitsvergelijking. Uit deze vergelijking volgt dat bij een vernauwing een
stroomversnelling optreedt, terwijl een verbreding leidt tot een snelheidsvermindering.
De dwarsdoorsnede van de aorta heeft een
oppervlak van ongeveer 1cm-2 en de
stroomsnelheid van het bloed is daar 50
cm.s-1. Door vertakking van het vaatstelsel
wordt de snelheid kleiner en voor allerlei
uitwisselingsprocessen is een kleinere
snelheid ook nodig. In het meest vertakte
deel is de totale dwarsdoorsnede 600 cm2.
De snelheid is daar ongeveer 1 mm.s-1.
Kader 6 Stroomsnelheid in het vaatstelsel
3.2.6 Wet van Bernoulli
Bij de vernauwing zoals in figuur 21 is geschetst, blijft het debiet constant en neemt de snelheid toe. Dit
betekent dat de kinetische energie per volume eenheid toeneemt. Daarvoor moet arbeid worden verricht en
dit gaat ten koste van de druk in de vloeistof. De druk aan het einde van de vernauwing is lager dan aan
het begin. Voor een horizontale stroom geldt de wet van Bernoulli:
p1 12 v1
p2 12 v2
2
2
Als tijdens een stroom de hoogte verandert, komt daar aan beide zijden een term met de potentiële energie
(gh) bij.
Bij een verbreding van de stroom neemt de snelheid af en de druk toe.
psystole
pdiastole
Figuur 22 Elastische vaatwand
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
55
Natuurkundeboek A
Vloeistoffen, stroming
Het hart pompt door het samentrekken van de ventrikels (systole)
bloed in het vaatstelsel, ongeveer 80 cm3 per keer. Omdat de
vaatwanden van vooral aorta en de grote arteriën elastisch zijn,
zetten ze uit en verhogen daardoor de plaatselijke druk.
Tegelijkertijd neemt daarbij volgens de wet van Bernoulli de
snelheid af. Daarna trekt de vaatwand weer samen en drukt het
bloed weg. In de figuur is dit schematisch en sterk overdreven
getekend. Bij jonge volwassenen, bij wie de vaatwanden het meest
elastisch zijn, neemt de doorsnede van de vaten in de systolische
fase ongeveer 12% toe, wat leidt tot een drukverlaging van 25%.
De ontspanningsfase tussen twee systoles is de diastole. Een
bloeddrukmeter meet de systolische en de diastolische druk ten
opzichte van de luchtdruk. Een normale waarde is bijvoorbeeld
120/80 mm Hg (16 resp. 10 kPa).
De uitzetting van de vaatwanden zorgt ervoor dat de pulsduur wordt
verlengd en de snelheid van de drukgolf in de vaten wordt gematigd.
(Niet te verwarren met de stroomsnelheid; bij jonge volwassen
ongeveer 5 ms-1.) Verder is in de diastolische fase de druk lager dan
in starre vaten het geval zou zijn, wat gunstig is voor nieuwe toevoer
van bloed. De verplaatsing van het bloed in de grote vaten is dus
pulserend. In het verfijndere deel van het vaatstelsel zijn de
snelheden kleiner en minder veranderlijk.
cd1210vv105
Kader 7 Systolische en diastolische druk
Klik op de advertentie
Rijkswaterstaat verbindt!
Bij Rijkswaterstaat werken we aan verbindingen. Over weg
en water. Met de politiek, met aannemers en (vaar)weg­
gebruikers. Tussen maatschappelijke dilemma’s en
­effectieve oplossingen. En natuurlijk met onze medewerkers,
want verbinden begint bij je eigen mensen. In 2010
behoorden we volgens Intermediair tot de beste publieke
werkgevers van Nederland. En daar zijn we trots op!
Kijk op www.rijkswaterstaat.nl naar de uitdagende projec­
ten die we op dit moment uitvoeren op weg en water.
Meer informatie
www.rijkswaterstaat.nl of bel 0800 - 8002
(ma t/m zo 06.00 - 22.30 uur, gratis)
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
56
Natuurkundeboek A
Vloeistoffen, stroming
3.2.7 Stroming volgens Poiseuille
Voor de stroming van een vloeistof door een starre buis wordt een model gebruikt naar analogie met de
wet van Ohm voor een elektrische stroom door een draad:
'p
Q ˜ Rstroming
Vergelijk dit met
I ˜R
U
Tabel 8 Analogie elektrische- en vloeistofstroom
Vloeistofstroom
Elektrische stroom
p drukverschil in Pa
U spanningsverschil in V
Q debiet in m3s-1
I stroomsterkte in Cs-1
R stromingsweerstand in Pa.s.m-3
R weerstand in Ohm
Voor een laminaire stroming in een buis met straal r en lengte L leidde Poiseuille voor de
stromingsweerstand af:
Rstroming
8L
r 4
Voor het debiet geldt
Q
'p ˜ r 4
8L
De weerstand – en dus ook het drukverschil dat nodig is voor een bepaald debiet – is omgekeerd
evenredig met de 4de macht van de straal! Vervang je een buis met straal r door een buis met straal ½r, dan
neemt bij dezelfde druk het debiet met een factor 16 af.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
57
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
4 . Elektrische stroom, elektromagnetisme,
signalen
4.1 Elektrische stroom
4.1.1 Stroomsterkte
De stroomsterkte I door een draad is de hoeveelheid lading Q (in Coulomb) die in een periode t (in
seconden) een dwarsdoorsnede passeert:
I
Q
't
eenheid: Cs-1=A
In de analogie tussen een elektrische stroom en een vloeistofstroom is de stroomsterkte het analogon van
het debiet.
4.1.2 Richting van een elektrische stroom
De richting van de stroomsterkte is de richting waarin positief geladen deeltjes bewegen. Positief geladen
deeltjes komen voor in elektrolytische vloeistoffen, geïoniseerde gassen en halfgeleiders. In geleiders
vindt alleen transport van elektronen plaats. Omdat elektronen een negatieve lading hebben, bewegen ze
tegen de richting van de stroomsterkte in.
e
v
Q=Ne
I
Figuur 23 Stroomsterkte
4.1.3 Elementaire lading
De lading van een elektron is eenmaal de kleinst mogelijke lading die vrij kan voorkomen. Dit is de
elementaire ladingshoeveelheid e = 1,602.10-19 C. De lading die door een geleider gaat is een geheel aantal
(N) keer de lading van een elektron e
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
58
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
Q
Ne
Een gelijkstroom van 1 A wil zeggen dat in een seconde 6,24.1018 elektronen een bepaald punt van de
schakeling passeren. De stroomsterkte zegt niets over de gemiddelde snelheid van de elektronen. Die is in
geleiders ongeveer 0,1 mm.s-1.
4.1.4 Momentane stroomsterkte
Bij een wisselstroom is de momentane stroomsterkte
dq
dt
It
Een stroomsterkte van 1 A betekent in dit geval niet dat er in een seconde 6,24.1018 elektronen passeren.
Bij een frequentie van 50 Hz kan in een klein tijdsinterval (bijv. 0,001 s) wel een groot aantal elektronen
(bijv. 1016) langs een punt in de schakeling stromen. Even later stromen ze weer terug. De elektronen
voeren een trilling uit. De gemiddelde snelheid van de elektronen over een gehele periode is 0.
Klik op de advertentie
Gratis via
Nobilescarriereg
ids.nl
Nobiles informeert en inspireert bij het maken van de juiste keuze voor studie en werkgever
*&## +)%
&'!*#&%
LUNCHEN
BIJ HYVES
0
"*+
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
59
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
4.1.5 Spanningsbron
Een elektrische stroom treedt op als geladen deeltjes zich in een elektrisch veld bevinden en vrij kunnen
bewegen.
In een elektrische schakeling zorgt een spanningsbron voor een elektrisch veld in de geleider die de twee
polen van de spanningsbron met elkaar verbindt. Geladen deeltjes ondervinden in dit veld een kracht. Een
positief geladen deeltje zou worden versneld in de richting waarin de elektrische veldsterkte afneemt Van
de + naar de – pool), de elektronen in de geleider bewegen in tegengestelde richting. Daarbij krijgt het
deeltje kinetische energie, ten koste van de potentiële energie in het elektrische veld. In een geleider staan
de elektronen door botsing met de atomen deze kinetische energie af in de vorm van warmte. Een ander
mechanisme om energie over te dragen is elektromagnetische inductie.
-
v
G
E
-
-
-
Vlaag
Vhoog
Figuur 24 Model van een stroom in een geleider
4.1.6 Potentiaal
De elektrische potentiaal geeft aan hoeveel potentiële elektrische energie een Coulomb lading heeft ten
opzichte van een referentiepunt en dus ook hoeveel arbeid het elektrische veld kan verrichten. Er geldt:
V2 V1
W
Q
ofwel 1 Volt = 1 Joule per Coulomb (V=JC-1).
4.1.7 Weerstand
De elektrische weerstand R is het quotiënt van potentiaalverschil en stroomsterkte, volgens de wet van
Ohm:
R
'V
I
De eenheid is (Ohm); 1 = 1 VA-1.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
60
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
Aan de hand van het model van een stroom in een geleider (zie de vorige figuur) is aannemelijk dat de
weerstand afhangt van de materiaaleigenschappen (afstanden tussen de atomen, de grootte ervan, hun
beweeglijkheid, het aantal beschikbare vrije elektronen per volume-eenheid) en van de configuratie
(lengte, oppervlak van een dwarsdoorsnede).
De afhankelijkheid van de materiaaleigenschappen wordt hier niet verder beschreven. In praktijk werk je
met een experimenteel bepaalde waarde voor de soortelijke weerstand . Dit is de weerstand van een blok
van de geleider met een lengte van 1 m en een dwarsdoorsnede van 1 m2. De eenheid van is m.
Verder is de weerstand van een draad recht evenredig met de lengte A en omgekeerd evenredig met het
oppervlak van de dwarsdoorsnede A, zodat je de weerstand van een geleider kunt berekenen met
U
R
A
A
In deze formule voor de weerstand is elke grootheid afhankelijk van de temperatuur, de soortelijke
weerstand vaak het meest.
4.1.8 Energie en vermogen
Uit de definitie van de potentiaal volgt, dat de warmteontwikkeling van een gelijkstroom gelijk is aan
Q'V
E
Hierin is Q de hoeveelheid lading en V het potentiaalverschil dat de lading doorloopt.
Met behulp van de definitie van de stroomsterkte en van de wet van Ohm wordt dit
It ˜ 'V
E
I 2 Rt
Voor het vermogen – de energie per seconde – van een gelijkstroom geldt dan
E
t
P
I 2R
of
I ˜ 'V
P
4.1.9 Effectieve sterkte van een wisselstroom
Van een wisselstroom voldoet de stroomsterkte aan
It
I max sin Zt
Dan is de gemiddelde waarde over een periode of over een groot tijdsinterval gelijk aan 0. Zie de
onderstaande figuur.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
61
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
I, I^2
Natuurkundeboek A
0
1
2
3
tijd xT
Figuur 25 Effectieve stroomsterkte
Ook een wisselstroom produceert warmte in een weerstand. In de formule voor het omgezette vermogen
moet niet het gemiddelde van It worden ingevuld, maar het gemiddelde van I t2 over een periode 't .
Het gemiddelde van I t2
2
I max
sin 2 Zt is
1
2
2
I max
, want de gemiddelde waarde van sin2 is gelijk aan ½. In
de bovenstaande figuur wordt dit geïllustreerd. De wortel hieruit is de effectieve stroomsterkte Ieff :
I eff2
1
2
2
I max
dus
1
2
2 ˜I max
Klik op de advertentie
I eff
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
62
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
De warmteontwikkeling van een wisselstroom is dus gelijk aan de warmteontwikkeling van een
gelijkstroom met stroomsterkte I=Ieff. Het ontwikkelde vermogen is
P
I eff2 ˜ R
4.1.10 Elektrische schakeling
Een elektrische schakeling ontwerp je bij voorkeur zo dat de weerstand van de bedrading te verwaarlozen
is ten opzichte van de weerstand van de aangesloten apparaten. In de onderstaande figuur wordt een
apparaat voorgesteld door zijn weerstand. Voor het symbool voor een batterij en voor de richting van de
stroomsterkte gelden afspraken. De + en de – in de figuur horen niet bij het symbool maar geven de
betekenis van de lange, dunne en de korte, dikke streep.
V
I
R
Figuur 26 Elektrische schakeling
4.1.11 Vervangingsweerstand serieschakeling
Als meerdere apparaten in één tak van een schakeling in serie zijn opgenomen, dan kun je voor het
berekenen van de totale stroomsterkte de apparaten vervangen door één (vervangings)weerstand die gelijk
is aan de som van de afzonderlijke weerstanden:
RV
¦R
i
In een serieschakeling is de stroomsterkte in alle apparaten even groot en de stroomsterkte in de
vervangingsweerstand is daaraan gelijk:
I1
I2
I3
De spanning over de vervangingsweerstand is gelijk aan de som van de spanningen over de verschillende
apparaten:
Vsom
Studentensupport.nl freE-Learning
V1 V2 V3
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
63
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
De totale spanning wordt - evenredig met hun weerstand - over de apparaten verdeeld, volgens
V1 : V2 :V3
R1 : R2 : R3
V
I
R3
R1
R2
V
I
RV=R1+R2+R3
Figuur 27 Serieschakeling
4.1.12 Vervangingsweerstand parallelschakeling
Als meerdere apparaten tussen twee dezelfde knooppunten parallel geschakeld zijn, dan kun je voor het
berekenen van de totale stroomsterkte de apparaten vervangen door één (vervangings)weerstand waarvan
de reciproke waarde gelijk is aan de som van de reciproke waarden van de afzonderlijke weerstanden:
1
RV
1
¦R
i
Zie voor het rekenen met breuken boek B, hoofdstuk II.1.
De spanningen over alle apparaten zijn aan elkaar gelijk en dit is ook de spanning over de
vervangingsweerstand:
V
V1
V2
De stroomsterktes in de vervangingsweerstand is de som van de stroomsterktes in de afzonderlijke
apparaten:
I
Studentensupport.nl freE-Learning
I1 I 2
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
64
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
De totale stroomsterkte wordt verdeeld volgens
I1 : I 2
1 1
:
R1 R2
V
I
R1
R2
V
I
1
Rv
1
1
R1 R2
Figuur 28 Parallelschakeling
4.1.13 Wetten van Kirchhoff
Voor schakelingen met meerdere spanningsbronnen heb je niet genoeg aan de formules voor de
vervangingsweerstanden. Wel kunnen de wetten van Kirchhoff worden toegepast. Deze luiden:
Als een willekeurige gesloten kring in één richting wordt doorlopen is de som van de spanningen na één
volledige omloop gelijk aan 0:
¦ 'V
0
gesloten kring
De som van alle stroomsterktes die een knooppunt inkomen, is gelijk aan de som van de stroomsterktes
die het knooppunt uit gaan:
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
65
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
¦I
¦I
inkomend
uitgaand
Er hoopt zich geen lading in het knooppunt op en er verdwijnt geen lading.
Beide wetten passen we toe in onderstaand voorbeeld. Daarin worden de grootte en richting van de
stroomsterkte in de tak BD van de onderstaande figuur bepaald.
9V
E
A
I1
I1
B
I2
3
I1
I3
I3
2
D
I2
I2
C
6V
Figuur 29 Wetten van Kirchhoff
We’ve added
lots of colors
to the sky
Klik op de advertentie
Are you ready to add color to your life?
One out of every three aircraft is painted with
our coatings. They can withstand sudden
temperature variations from minus 60 to plus
40 degrees centigrade. They also weigh less.
These technological advantages have made us
a world leader in aerospace coatings. Coatings
is just one of the many activities of AkzoNobel,
an international and multicultural company with
leading positions in paints, coatings and specialty
chemicals.
Want to know more? www.akzonobel.nl
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
66
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
I1 I 2 .
De gevraagde stroomsterkte is I 3
In de kring ACDEA geldt VCD VDE V EA
Invullen geeft 6 3I 1 9
0 , dus I 1
69
3
In de kring ABDEA geldt V BD V DE V EA
Invullen geeft 2( I 1 I 2 ) 3I 1 9
en I 2
5˜5 9
2
Dit betekent dat I 3
0.
5 A.
0.
5 I 1 2 I 2 9
0
8 A.
58
3 A .
Aan het minteken zien we dat de richting anders is dan we aannamen: van D naar B.
Zie voor het oplossen van vergelijkingen boek B, hoofdstuk II.1.
4.1.14 Condensator
Op een condensator kan elektrische lading worden opgeslagen. Een condensator bestaat uit twee
geleidende platen die gescheiden worden door een isolator. Afhankelijk van het oppervlak van de platen,
hun afstand en de soort tussenstof heeft de condensator een bepaalde opslagcapaciteit, kortweg de
capaciteit C genoemd. De capaciteit geeft aan hoeveel lading per volt wordt opgeslagen:
C
Q
VC
De eenheid is Farad. 1F=1C.V-1.
Een condensator laat geen stroom door. Er loopt wel een stroom naar of van de condensator als die wordt
opgeladen of wordt ontladen (een in- of uitschakelstroom).
Bij een te grote spanning slaat de isolator door. De condensator gaat dan geleiden en is verder
onbruikbaar.
It
R
S
V
C
Vt
Figuur 30 Een condensator opladen
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
67
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
4.1.15 Een condensator opladen
Na het sluiten van de schakelaar stroomt lading naar de condensator en neemt de spanning Vt over de
condensator toe totdat Vt=V. Als de condensator oorspronkelijk ongeladen was, is de stroom op t=0 gelijk
aan
V
R
I0
Volgens de 1ste wet van Kirchhoff is op elk tijdstip V I t R Vt
0.
Als we It en Vt uitdrukken in de lading q, dan ontstaat de differentiaalvergelijking
V
dq
q
R
dt
C
0
ofwel
dq
dt
q V
RC R
Zie voor de oplossing van deze lineaire differentiaalvergelijking van de 1ste orde boek B, hoofdstuk II.2.
De oplossing is
Vt
t
§
RC
¨
V ¨1 e
©
It
I 0 e RC
·
¸
¸
¹
t
De oplaad- of ontlaadsnelheid hangt af van het product RC, dat de RC-tijd wordt genoemd en ook wordt
weergegeven door het symbool . In een tijd t= neemt de waarde van de e-macht af van 100% naar
36,8%.
4.2 Elektromagnetisme
4.2.1 Magnetisch veld
Een bewegende lading veroorzaakt een magnetisch veld. De richting en de sterkte van een magnetisch
G
veld in een punt geven we aan met de magnetische inductie B .
Rond een elektrische stroom I door een lange rechte draad is het magnetische veld cilindervormig. Zie de
G
onderstaande figuur. De vector van de magnetische inductie B kruist de draad loodrecht. De richting
hangt volgens de rechterhandregel samen met de richting van de stroom. Als de duim van de rechterhand
G
de richting van I geeft, dan geeft de kromming van de vingers de richting van B . Op gelijke afstanden
van de draad heeft B gelijke waarden, volgens
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
68
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
B
P0
I
2S r
(in vacuüm)
Hierin is P 0 de permeabiliteit in vacuüm, dit is een natuurconstante: P 0
4S ˜ 10 7 WbA 1 m 1 .
I
r
G
B
Figuur 31 Magnetisch veld om een stroom
G
Klik op de advertentie
Heeft de gelijkstroom een constante sterkte, dan is in een punt de richting en de grootte van B constant.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
69
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
4.2.2 Lorentz-kracht
Op een elektrisch geladen deeltje dat vrij door een magnetisch veld beweegt, werkt de Lorentz-kracht. In
het hoofdstuk over ‘krachten’ (boek B, hoofdstuk 1) wordt beschreven dat deze kracht loodrecht op de
baan van het lichaam staat en geen arbeid verricht. Het is een uitproduct.
Op een draad waar een stroom door gaat, werkt in een magnetisch veld eveneens een Lorentz-kracht,
waarvan de grootte is:
FL
I 2 BA sin D
Hierin is A de lengte van de draad en is de kleinste hoek tussen de stroomsterkte I2 (waarop de kracht
G
werkt) en B . In de getekende situatie kan de Lorentz-kracht arbeid verrichten.
I1
I2
G
FL
D
A
G
B
Figuur 32 Lorentz-kracht op een draad
De richting van de kracht vind je met de rechterhandregel: krom je vingers van de rechterhand over de
G
kleinste hoek van I2 en B , dan geeft de duim de richting van de kracht.
Conclusie: de stroom I1 trekt een geleider waardoor een stroom in dezelfde richting gaat aan. Daarbij
verricht de Lorentz-kracht arbeid, ten koste van de energie van de stroom I1. Dit betekent dat in de
schakeling waar I1 deel van uitmaakt een deel van de energie niet in die schakeling wordt omgezet, maar
‘verloren’ gaat aan interactie met de omgeving. Dit gebeurt met vrijwel alle schakelingen, er zijn immers
altijd wel andere geleiders in de buurt. In een geperfectioneerde vorm wordt dit principe toegepast in
elektromotoren.
4.2.3 Elektromagnetische inductie
Bij het in- en uitschakelen van een gelijkstroom en bij wisselstromen staat een schakeling aan de
omgeving energie af door inductie.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
70
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
G
B, )
I1
Vind
Figuur 33 Inductie
In de bovenstaande figuur is van de schakeling alleen de stroom I1 in één punt getekend.
Als de stroomsterkte verandert, dan verandert in een punt buiten de schakeling het magnetische veld. Ligt
dit punt binnen een gesloten kring, dan varieert het aantal magnetische veldlijnen dat deze kring
doorkruist. Men zegt dan dat de magnetische flux verandert.
De magnetische flux is het product van het oppervlak A van de kring en de component van de
G
magnetische inductie loodrecht op dit oppervlak BA ,
)
BA A
Volgens de wet van Lenz verzet de kring zich tegen de fluxverandering. In de kring wordt een
inductiespanning Vind opgewekt,
Vind
d)
dt
Omdat de kring gesloten is en uit een geleider met weerstand R bestaat, gaat er een stroom lopen en wordt
in deze kring warmte ontwikkeld. De energie hiervoor wordt onttrokken aan de oorspronkelijke
schakeling.
Van inductie wordt gebruik gemaakt in microfoons, luidsprekers en transformators .
4.3 Signalen
Een sensor zet een waarde van een bepaalde grootheid om in een elektrische spanning, het signaal. Zo zet
een microfoon met behulp van inductie een geluidstrilling (drukvariaties) om in een wisselspanning.
4.3.1 Sensoren
Voor veel sensoren maak je gebruik van halfgeleiders, waarvan de weerstand afhangt van de temperatuur,
de intensiteit van het licht e.d. De component die van het halfgeleidermateriaal is gemaakt gedraagt zich
als een variabele weerstand Rvar. Deze variabele weerstand combineer je met een vaste weerstand R tot een
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
71
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
spanningsdeler, die is aangesloten op een voedingsspanning. De uitgangsspanning Vu is het gewenste
signaal.
Rvar
Vvoeding
R
Vu
Figuur 34 Sensorschakeling
In deze schakeling is
Klik op de advertentie
Vu
R
Vvoeding
R Rvar
Studenten
50%
korting
De hele krant voor de halve prijs
Als student betaal je tot je 27ste maar liefst 50% minder voor
een Volkskrantabonnement. Het kost je slechts € 13,45 per maand. Bovendien krijg
je naast de krant gratis toegang tot de Volkskrant online en het digitale archief.
Neem nu zo’n Studentenabonnement via volkskrant.nl/studenten.
volkskrant.nl/studenten
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
72
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
Is door invloed van buitenaf (licht, temperatuur e.d.) Rvar<<R, dan is VuVvoeding.
Indien Rvar>>R, dan is Vu0.
Het hangt van het doel af welke combinatie van R en Rvar moet worden gekozen.
4.3.2 IJkgrafiek
Een sensor geeft een eenduidige relatie tussen het uitgangssignaal Vu en een bepaald domein van een
natuurkundige grootheid. De waarden van het uitgangssignaal die horen bij het domein noemt men het
bereik. Voor elke sensor stel je die relatie door ijking vast en geef je het resultaat in een ijkgrafiek weer.
Vu,max
Vu
T0
Tmax
T
Figuur 35 IJkgrafiek
In de figuur is een ijkgrafiek van een temperatuursensor getekend. Het domein zijn de temperaturen tussen
T0 en Tmax. Het bereik ligt tussen 0 en Vu,max.
Ofschoon voor alle waarden van het opgegeven domein een waarde voor het uitgangssignaal is
gedefinieerd, is de sensor voor temperaturen in de buurt van Tmax niet ideaal. De sensor is daar niet meer
erg gevoelig voor verandering van de temperatuur. De gevoeligheid van een sensor is
gevoeligheid
'Vu
'grootheid
In het voorbeeld heeft de gevoeligheid de eenheid VK-1.
Je gebruikt een sensor bij voorkeur in het gebied waar de gevoeligheid constant is. Dit is het gebied waar
de ijkgrafiek een rechte is, met de gevoeligheid als richtingscoëfficiënt. Dit gebied noem je lineair.
4.3.3 ADC
Het signaal van de hierboven beschreven temperatuursensor is analoog. Dit betekent dat er bij elke
verandering van de temperatuur binnen het domein een verandering van het uitgangssignaal optreedt.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
73
Natuurkundeboek A
Elektrische stroom, elektronomagnetisme, signalen
Voor veel toepassingen moet het analoge signaal in een digitaal signaal worden omgezet. Dit gebeurt met
een analoog-digitaal-convertor, de ADC. De ADC verdeelt het analoge signaal in gelijke intervallen en
kent aan elk interval een (binair) getal toe. Een ADC met n bits kan 2n verschillende waarden aannemen
en 2n-1 intervallen onderscheiden. Voor 8-bits is 2n = 256, voor 32-bits is 2n =4294967296.
Neem bijvoorbeeld aan dat een 8-bits ADC werkt op een bereik van 0 - Vmax.
De ADC geeft dan hetzelfde binaire getal voor alle waarden op een interval ter grootte van
Vmax
2n 1
Vmax
255
Deze grootheid noemt men resolutie. De eenheid hiervan is in dit geval Volt. Het is meestal zinvoller de
resolutie op te geven in de eenheid van gemeten grootheden. Dit is echter alleen correct voor lineaire
sensoren.
Klik op de advertentie
Het komt veel voor dat men de resolutie opgeeft in het aantal bits of in het aantal intervallen. In dat geval
betekent een ‘grote’ of ‘hoge’ resolutie veel intervallen.
We’re looking for people
who believe this is the best
place to dump four million
plastic detergent bottles.
Ja, het uitzicht is adembenemend. Maar denk even verder. En vraag je af wat je voor
Yellowstone Park zou kunnen betekenen met meer dan vier miljoen lege wasmiddelflessen. Wij hebben er wandelpaden van gemaakt. Ontwikkel jij ook creatieve oplossingen
waar anderen alleen problemen zien? Dan krijg je van ons wat je nodig hebt voor een
mooie carrière bij Unilever. Op www.unilever.nl/werken lees je meer.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
74
Natuurkundeboek A
Golven, optica
5 . Golven, optica
5.1 Harmonische trilling
ut
T
A
ut
t
Figuur 36 Harmonische trilling
Elke periodieke beweging om een evenwichtsstand is een trilling. De harmonische trilling is een
bijzondere variant en komt veel voor. Model hiervoor staat de trilling van een massa-veersysteem. (Zie
boek B, hoofdstuk I.2.) De uitwijking-tijd-grafiek van de harmonische trilling heeft de vorm van een
sinus, zoals in de bovenstaande figuur. De uitwijking-tijdfunctie is
ut
A sin^2S ( ft M 0 )`
Hierin is
ƒ A de amplitude. Dit is de maximale uitwijking ten opzichte van de evenwichtsstand in de
positieve of de negatieve richting.
ƒ f de frequentie. Dit is het aantal trillingen per seconde.
De tijd voor één trilling is de periode T. Tussen periode en frequentie geldt de relatie
1
T
f
De eenheid is de Herz, 1 Hz = 1 s-1.
ƒ M0 is de fase op t=0. De fase geeft aan welk deel van de cyclus is voltooid. In de tekening is M0=0.
Begin een trilling op het punt waar de uitwijking maximaal en positief is, dan is M0=0,25. Het
faseverschil tussen twee tijdstippen is
'M
't
T
Zie voor het rekenen met sinussen boek B, hoofdstuk II.1.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
75
Natuurkundeboek A
Golven, optica
De energie van een harmonisch trillend voorwerp met massa m is (zie boek B, hoofdstuk I.2):
E tr
2mS 2 A 2 f
2
5.2 Golven
Een golf ontstaat als een trilling zich door de ruimte voortplant. Het eenvoudigste voorbeeld is een golf
langs een koord waarvan een uiteinde een trilling uitvoert loodrecht op het koord. Een spankracht houdt de
verschillende punten op het koord bij elkaar. Hierdoor wordt de trilling van punt tot punt doorgegeven.
Zie de onderstaande figuur.
=vT
A
ut
x
K
Figuur 37 Golf langs een koord
In de figuur is de uitwijking u van een koord als functie van de plaats x getekend voor een bepaald
tijdstip. De oorsprong is gekozen in het uiteinde waar de golf begon.
Wat zich langs het koord verplaatst, zijn niet de deeltjes van het koord, maar de trilling en de
trillingsenergie en als gevolg daarvan de golfvorm. Bij elk tijdstip hoort een ander uitwijkingplaatsdiagram. Op een later tijdstip zal de eerste golftop, die bij K ligt, verder naar rechts liggen. De
golfvorm verschuift met snelheid v. Als het uiteinde van het koord harmonisch trilt - d.w.z. als
sinusfunctie van de tijd – dan is de golfvorm op het koord een sinusfunctie van de plaats. De uitwijkingplaatsfunctie voor een bepaald tijdstip t wordt gegeven door
ux
t x ½
­
A sin ®2S ( )¾
T O ¿
¯
voor x d x K
Hierin is
ƒ A de amplitude.
ƒ de golflengte. Dit is de afstand tussen twee golftoppen of twee andere punten met een
faseverschil gelijk aan 1. Je kunt dus zeggen: de golflengte is de verplaatsing van de golfvorm in
een periode T, dus
O
Studentensupport.nl freE-Learning
vT
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
76
Natuurkundeboek A
ƒ
ƒ
ƒ
Golven, optica
t is de tijd die is verstreken sinds het uiteinde (x=0) voor de eerste keer vanuit de evenwichtstand
omhoog ging.
t
t
is de fase van de trilling van x=0. In de figuur is x 0
T
T
x
O
1 83
geeft het faseverschil langs het koord ten opzichte van x=0. Hieraan is te zien dat de fase
afneemt vanaf het uiteinde naar het punt K. Bij K is
t x
T O
1 83 1 83
xK
O
1 83 , zodat de fase van K gelijk is aan
0.
Zie voor het rekenen met sinussen boek B, hoofdstuk II.1.
5.2.1 Transversale en longitudinale golven
Klik op de advertentie
In het voorbeeld van de golf langs het koord staan de trillingen loodrecht op de voortplantingsrichting van
de golf. We spreken dan van een transversale golf. Transversaal betekent ‘dwars’ op de lengterichting.
Ook langs een oppervlak kunnen transversale golven optreden. Een voorwaarde voor transversale golven
is dat tussen twee punten langs de golf een vorm van koppeling bestaat. In het koord zorgt daarvoor de
spankracht.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
77
Natuurkundeboek A
Golven, optica
Elektromagnetische golven worden veroorzaakt door een trilling van een elektrisch geladen deeltje. Deze
trilling leidt tot een variatie van de elektrische veldsterkte en de magnetische inductie, die zich met een
eindige snelheid voortplant in de ruimte eromheen.
G
E
G
B
Figuur 38 Elektromagnetische golf
Elektromagnetische golven hebben geen medium nodig. In vacuüm is de voortplantingssnelheid het
grootst: c = 3.108 ms-1.
Bij geluidsgolven (in gas, vloeistof, vaste stof) ontbreekt een koppeling tussen trillende deeltjes. Door de
trillingen ontstaan wel drukvariaties, die zich in de stof voortplanten. De trillingen en de
voortplantingsrichting zijn evenwijdig aan elkaar. Daarom heten deze golven longitudinaal.
5.2.2 Golffronten, stralen
In tekeningen worden een golf langs een oppervlak of door de ruimte vaak voorgesteld door golffronten en
stralen.
M=2
M=1
M=0
Figuur 39 Golffronten en stralen
ƒ
ƒ
Een golffront verbindt alle punten die dezelfde fase hebben. In de figuur zijn golffronten getekend
met de fases 0, 1 en 2. Je spreekt van vlakke golven als het golffront een rechte is bij golven op
een oppervlak, of een plat vlak vormt bij ruimtelijke golven. Op een wateroppervlak ontstaan
cirkelvormige golffronten als er een steen in valt. Het exploderen van een vuurpijl veroorzaakt
bolvormige geluidsfronten in de lucht.
Een straal is de normaal op een golffront in een bepaald punt. Bij een vlakke golf zijn dus alle
stralen evenwijdig, zoals in de figuur. Bij een bolvormig golffront snijden alle stralen elkaar in
een punt.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
78
Natuurkundeboek A
Golven, optica
5.2.3 Energie, amplitude, vermogen en intensiteit
Golven transporteren de trillingsenergie die een trillingsbron levert. We bekijken drie gevallen. Neem
steeds aan dat de totale trillingsenergie van een golffront constant is.
ƒ
Bij een golf langs een koord passeert van punt tot punt dezelfde trillingsenergie. Voor elk stukje
koord met massa dm is de energie
2 ˜ dm ˜ S 2 A 2 f
E tr
ƒ
Zolang de eigenschapen van het koord niet veranderen blijft de amplitude langs het koord
constant.
In het geval van een vlakke golf moet je kijken naar de energie die per meter van een golffront
passeert. Als die constant blijft, verandert ook de amplitude niet.
Cirkelvormige golffronten hebben een omtrek 2r. Hierdoor is de energie per meter van het
golffront omgekeerd evenredig met r. Voor gelijke delen dm geldt dan
constant en Ar v
2
Ar r
ƒ
2
1
r
Bolvormige golffronten hebben een oppervlak 4r2. Vanaf de trillingsbron neemt hierdoor de
energie per vierkante meter evenredig met r2 af . Dan geldt
2
Ar r 2
constant en Ar v
1
r
Vaak beschouw je de energie per seconde, het vermogen
P
E
t
De eenheid is Watt (1 W= 1 Js-1).
De intensiteit I is het gemiddelde vermogen per eenheid van oppervlakte
I
P
A
De eenheid is Wm-2.
Voor driedimensionale geluidsgolven of licht vanuit een puntbron is
I
Studentensupport.nl freE-Learning
P
4S r 2
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
79
Natuurkundeboek A
Golven, optica
5.2.4 Geluidssterkte
Het menselijke gehoor is in staat intensiteitverschillen van 1 tot meer dan 1012 waar te nemen. Om de
geluidssterkte niettemin op een eenvoudige schaal uit te drukken, gebruik je niet de absolute intensiteit,
maar de logaritme van een intensiteitverhouding:
L 10 ˜ log
I
I0
De grootheid L geeft het intensiteitniveau in decibel (dB). Het referentieniveau is volgens
afspraak I 0
10 12 Wm 2 . Dit is voor jonge mensen die geen ooraandoening hebben gehad de gemiddelde
drempel voor een toon van 1000 Hz.
De pijngrens ligt bij 1 Wm-2; bij een nog grotere intensiteit ontstaat gehoorschade.
Zie voor het rekenen met logaritmes boek B, hoofdstuk II.1.
Gehoordrempel
Jonge mensen nemen geluidstrillingen waar met frequenties tussen 20 Hz en 20 kHz. Na het 20ste
levensjaar neemt de bovengrens af en voor zeventigjarigen is die ongeveer 8 kHz.
De gevoeligheid voor luidheid hangt sterk van de frequenties af. In de onderstaande figuur is de
gemiddelde gehoordrempel getekend. Het gehoor is het gevoeligst voor frequenties van 3 á 4 kHz.
Klik op de advertentie
efficiency
reliability
delivery
As a leading technology company in the field of geophysical science, PGS can offer exciting
opportunities in offshore seismic exploration.
We are looking for new BSc, MSc and PhD graduates with Geoscience, engineering and other
numerate backgrounds to join us.
To learn more our career opportunities, please visit www.pgs.com/careers
A Clearer Image
www.pgs.com
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
80
Natuurkundeboek A
Golven, optica
Intensiteitsniveau dB
80
40
0
10
1000
1000
Frequentie Hz
Figuur 40 Gehoordrempelkromme
5.2.5 Breking
r
n
i
Figuur 41 Breking
In de figuur passeren vlakke golven de overgang van een gebied met een voortplantingssnelheid v1 naar
een gebied met een kleinere voortplantingssnelheid v2. Omdat de frequentie f bij de overgang gelijk blijft,
verandert de golflengte volgens
v
f
O
De stralen maken een hoek i met de normaal op de overgang, dit is de hoek van inval. Voorbij de
overgang zijn de onderlinge afstanden tussen de golftoppen kleiner. De golffronten en de stralen maken
daardoor een hoek r met de normaal, dit is de hoek van breking. Bij breking geldt
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
81
Natuurkundeboek A
Golven, optica
sin i
sin r
v1
v2
O1
O2
De relatie geldt voor alle golven: geluid, elektromagnetische golven, aardbevingsgolven en
oppervlaktegolven.
Dispersie
De brekingsindex voor elektromagnetische golven, zoals licht, hangt af van de frequentie. Dit verschijnsel
heet dispersie. Wit licht ontleedt hierdoor bij breking in verschillende kleuren. In water neemt de
brekingsindex voor licht toe van 1,330 voor rood licht (687 nm) naar 1,341 voor violet licht (434 nm).
Dispersie treedt ook op voor golven op een wateroppervlak. De kleinste snelheid hebben golven met een
golflengte van ongeveer 1 cm. Zowel bij afnemende als toenemende golflengte neemt de
voortplantingssnelheid toe.
Geluidsgolven vertonen geen dispersie. Alle frequenties in een klank planten zich met dezelfde snelheid
door lucht voort, waardoor de klank zonder vervorming kan worden waargenomen.
5.2.6 Tralie, interferentie
Een tralie wordt gebruikt voor het analyseren van de golflengtes in een bundel licht en bestaat uit een
groot aantal evenwijdige spleten. Achter de tralie ontstaat voor licht van één golflengte een patroon van
lichte en donkere lijnen.
De spleten staan op gelijke afstanden d. De tralie is zo geplaatst dat een vlakke golf alle spleten tegelijk
bereikt. Daardoor hebben ze dezelfde fase. Achter de tralie zendt elke spleet licht uit in alle richtingen.
x
d
Figuur 42 Weglengteverschil bij een tralie
Beschouw de stralen die in één bepaalde richting gaan, namelijk een hoek maken met de normaal op de
tralie. In die richting is er een weglengteverschil tussen golven uit twee naast elkaar liggende spleten. Dit
weglengteverschil is gelijk aan d.sin.
Als dit verschil gelijk is aan ½ , dan dooft het licht van de ene spleet dat van de volgende uit. En dit
gebeurt eveneens als het verschil een oneven aantal keer ½ is. Je noemt dit destructieve interferentie. De
algemene voorwaarde voor destructieve interferentie bij een tralie is
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
82
Natuurkundeboek A
Golven, optica
d sin D
(2n 1) 12 O
Constructieve interferentie treedt op als het weglengteverschil van licht uit twee naburige spleten gelijk is
aan een of een geheel aantal keren . Dan hebben golven uit beide spleten immers dezelfde fase en
versterken ze elkaar. De voorwaarde hiervoor is
d sin D
nO
Bij geluid en andere golven treedt op vergelijkbare manier interferentie op.
5.2.7 Staande golven
Klik op de advertentie
Staande golven kunnen ontstaan als golven worden gereflecteerd. Het meest opvallende kenmerk van
staande golven is dat er punten zijn waar de uitwijking altijd gelijk is aan 0, de knopen. De amplitude is
een sinusfunctie van de plaats.
Volgende
g
stapp
in je carrière?
JobTrack.nl
De meeste vacatu
Studentensupport.nl freE-Learning
res in jouw regio
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
83
Natuurkundeboek A
Golven, optica
K
x
L
Figuur 43 Staande golven tussen open einden
In de bovenstaande figuur is schematisch een staande golf op een wateroppervlak getekend. Deze ontstaat
doordat golven van dezelfde golflengte worden gereflecteerd tussen de opstaande wanden. Omdat het
water bij deze uiteinden een vrije transversale trilling kan uitvoeren, noemt men de uiteinden open. Op
deze plaats zal de amplitude maximaal zijn. Het punt K is de eerste knoop vanaf de linkerwand.
Destructieve interferentie in dit punt is mogelijk als tussen de golven die van rechts en van links komen
het faseverschil gelijk is aan ½:
'x
O
1
2
Nu is het weglengteverschil tussen de golf van links en die van rechts gelijk aan 2x. Dit betekent dat in K
de eerste knoop vanaf de linkerwand optreedt voor golven met een golflengte waarvoor geldt
O
4x
Voor een vast patroon van staande golven tussen de twee open uiteinden geldt bovendien
n ˜ 12 O
L
Een koord (of een staaf of een plaat) waarvan de uiteinden zijn vastgeklemd heeft gesloten uiteinden.
Door het inklemmen is de uitwijking daar altijd gelijk aan 0. Dit is mogelijk als bij het uiteinde de
teruggekaatste golf ½ in fase verschilt van de komende golf: er treedt in dit geval een fasesprong gelijk
aan ½ op. De eerste knoop ontstaat nu in K bij een golflengte waarvoor geldt
2x
O
Ook in dit geval is L
12
dus O
1
2
2x
n ˜ 12 O .
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
84
Natuurkundeboek A
Golven, optica
5.3 Optica
5.3.1 Brekingsindex
Snellius beschreef als eerste de brekingswet voor licht dat vanuit de atmosfeer invalt op glas en vloeistof
sin i
sin r
n
Als de breking van licht wordt beschreven voor een overgang van vacuüm naar een stof dan noem je de
constante n de brekingsindex van deze stof. De brekingsindex is een materiaaleigenschap en hangt samen
met de lichtsnelheid in dit materiaal:
c
n
v
Tabel 9 Lichtsnelheid en brekingsindices
n
(rood)
Lichtsnelheid
Vacuüm
1
300
Lucht (0 0C, 1 bar)
1,00
300
Water
1,33
225
Alcohol
1,36
220
Hoornvlies (oog)
1,38
217
Ooglens
1,41
213
Perspex
1,49
201
Gewoon glas
1,51
199
3
-1
in 10 km ˜ s
Omdat de frequentie van het licht bij breking gelijk blijft, geldt ook
O stof
Ovacuum
n
Grenshoek, totale reflectie
Indien er sprake is van breking, dan voldoen i en r aan 0 0 d i, r d 90 0 , waarbij de grootste hoek ligt in
het medium van de grootste snelheid. Hierdoor is er een grens aan de mogelijke hoeken van inval bij een
overgang naar een stof met een kleinere brekingsindex. Je noemt dit de grenshoek g
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
85
Natuurkundeboek A
Golven, optica
sin g
1
n
In de brekingswet gebruikt je de reciproke waarde van n als het licht naar een medium met kleinere
brekingsindex gaat. Dit volgt uit de manier waarop n is gedefinieerd.
n
r
i
g
Figuur 44 Grenshoek, totale reflectie
Bij hoeken van inval die groter zijn dan g treedt geen breking op, maar totale reflectie en geldt de
spiegelwet:
‘t
Klik op de advertentie
‘i
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
86
Natuurkundeboek A
Golven, optica
5.3.2 Lens
Lenzen worden gemaakt om van een voorwerp een beeld te vormen. De eerste eis aan een beeld is dat het
een scherp beeld is, dit wil zeggen: een bundel die afkomstig is uit een punt van het voorwerp moet door
de lens worden samengebracht in een punt van het beeld. Dit is mogelijk met lenzen die een sferisch
(bolvormig) oppervlak hebben. Die hebben de eigenschap dat ze een evenwijdige bundel in een brandpunt
concentreren (bolle of positieve lens), dan wel zo verspreiden dat de bundel uit een brandpunt lijkt te
komen (holle of negatieve lens).
F
F
F
F
Figuur 45 Brandpunten
Van de bundel die van een punt van het voorwerp op de lens valt, worden vaak slechts enkele bijzondere
stralen getekend.
ƒ
ƒ
Stralen die door een brandpunt gaan, gaan voorbij de lens evenwijdig aan de hoofdas verder.
Stralen die door het midden van de lens gaan, worden niet gebroken. Dit geldt tenminste bij dunne
lenzen en kleine hoeken. Het beeld van een punt ligt altijd op deze lijn.
Deze bijzondere stralen maken het mogelijk van de beeldvorming een grafische voorstelling te maken.
F
Lv
Lb
F
v
b
f
f
Figuur 46 Bijzondere stralen
Lenzenformule
Voor een dunne lens geldt de lenzenformule
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
87
Natuurkundeboek A
Golven, optica
1 1
v b
1
f
Hierin is v de voorwerpsafstand, b de beeldafstand en f de brandpuntsafstand van de lens, alle gemeten
ten opzichte van het midden van de lens. De lijn door het midden van de lens en loodrecht daarop staand,
heet de hoofdas.
Lineaire vergroting
De grootte van een afbeelding hangt af van de keuze van de voorwerpsafstand en de brandpuntsafstand.
Met de grootheden uit de bovenstaande figuur, waar een reëel beeld wordt gevormd, is de lineaire
vergroting gedefinieerd door
Lb
Lv
N lin
b
v
De modulusstrepen geven aan dat de lineaire vergroting altijd een positief getal is. Van v en b neemt men
de absolute waarden als het beeld virtueel is (bij positieve lenzen als v<f en bij negatieve lenzen).
Voor cirkelvormige lenzen geldt de lineaire vergroting zowel in de breedte als de hoogte van het beeld.
Dit betekent dat de lichtintensiteit van het beeld afneemt met het kwadraat van de lineaire vergroting.
Een enkel sferisch oppervlak
Voor beeldvorming is één sferisch oppervlak voldoende. Van het oog draagt bijvoorbeeld het hoornvlies
het meeste aan de beeldvorming bij. Bijzonder daarbij is bovendien dat het beeld ontstaat in het medium
waarvan de lens is gemaakt. We bekijken eerst de breking bij een overgang van lucht naar een optisch
dichtere stof door een enkel sferisch oppervlak.
F
M
r
v
b
n1
n2
Figuur 47 Een enkel sferisch oppervlak
In de bovenstaande figuur staan een paar grootheden die een rol spelen bij de breking aan een enkel
sferisch oppervlak tussen media met brekingsindices n1 en n2. Enkele kenmerken zijn:
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
88
Natuurkundeboek A
ƒ
ƒ
ƒ
Golven, optica
Een straal die langs een normaal op het oppervlak invalt, wordt niet gebroken en gaat door het
middelpunt M van het bolvormige oppervlak, op afstand r.
Voor een smalle evenwijdige bundel evenwijdig aan een normaal wordt op deze normaal een
brandpunt F gevormd.
Van een voorwerp op afstand v voor de lens wordt een beeld gevormd op afstand b vanaf het
oppervlak van de lens.
Er geldt
(n 2 n1 )
r
n1 n 2
v
b
Als v o f , dan is b | f
n2
r.
n 2 n1
Voorbeeld: het oog
Uit het bovenstaande volgt dat het menselijke oog geen perfecte bolvorm kan hebben. De brekingsindex
van het inwendige van het oog is 1,34. Een bol met deze brekingsindex en dezelfde kromtestraal r als het
hoornvlies heeft een brandpunt van 4r, d.w.z. ruim buiten de bol. Voor een juiste werking van het oog
moet het hoornvlies dus sterker gekromd zijn dan de rest van de oogbol. De ooglens zorgt alleen voor een
kleine correctie, vooral voor het scherpstellen op verschillende afstanden.
Klik op de advertentie
LET OP: Actie loopt t/m 31-januari 2011
Prijswijzigingen en zet/drukfouten voorbehouden.
De Algemene Voorwaarden van Wireless Campus
BV zijn van toepassing.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
89
Natuurkundeboek A
Golven, optica
Figuur 48 Geen perfecte bolvorm
Voorbeeld: flexibele lens
De vloeistoflens is een moderne toepassing van breking door een enkel sferisch oppervlak. In de figuur is
getekend hoe de lens er uit ziet. In een koker zitten twee niet-mengende vloeistoffen: een niet-geleidende
waterafstotende olie en een geleidende waterachtige oplossing. De olie heeft een grotere brekingsindex
dan de waterachtige oplossing. Aan de binnenkant van de koker en aan de binnenkant van het venster
waar het licht intreedt, is een waterafstotende coating aangebracht.
De waterachtige oplossing bedekt alleen een deel van de gecoate wanden als daarop een positieve
spanning staat. Naarmate de positieve potentiaal hoger is, wordt een groter deel bedekt. Hierdoor krijgt de
olie een sterker gekromd oppervlak en een kleinere brandpuntsafstand.
Olie
Hydrofobe coating (blauw)
Isolator (grijs)
Geleider (rood)
Geleidende oplossing in water
F
Figuur 49 Vloeistoflens
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
90
Natuurkundeboek A
Golven, optica
5.3.3 Combinatie van lenzen
De sterrenkijker en de microscoop bestaan uit een combinatie van lenzen. Beide hebben tot doel een
voorwerp onder een grotere hoek te bekijken dan met het blote oog mogelijk is.
De lens die zich het dichtst bij het object bevindt noemt men het objectief. Deze lens vormt van het object
een omgekeerd, reëel beeld. Dit beeld dient als voorwerp voor een tweede lens. Deze tweede lens heeft
een kleine brandpuntsafstand focu en heeft de functie van vergrootglas. Je noemt dit de ooglens of het
oculair. Om maximale vergroting te bereiken moet het beeld van het objectief in het brandpunt van het
oculair liggen. Het oog kijkt dan ongeaccommodeerd (= blik op oneindig).
fo
fo
foc
L
foc
Figuur 50 Sterrenkijker en microscoop
Voorbeeld: sterrenkijker
De vergroting van een sterrenkijker is een hoekvergroting. Het objectief vormt van de ververwijderde
sterrenhemel (v >>) een beeld op brandpuntsafstand fobj. De (hoek)vergroting is
f obj
N ang
f ocu
Een grotere brandpuntsafstand van het objectief geeft een grotere vergroting.
Voorbeeld: microscoop
De vergroting van een microscoop is een combinatie van de lineaire vergroting door het objectief en de
hoekvergroting door het oculair. Bij de microscoop is het voorwerp dicht bij het objectief. Voor een zo
groot mogelijk beeld vlak voor het oculair moet nu een zo klein mogelijke brandpuntsafstand worden
gekozen. De lineaire vergroting door het objectief is
N obj
b f obj
f obj
L
f obj
Hierin is L de ‘buislengte’, een kenmerk van de constructie van de microscoop. Meestal is L ongeveer 16
cm.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
91
Natuurkundeboek A
Golven, optica
Met de hoekvergroting van het oculair wordt bedoeld de verhouding van de hoek waaronder je het beeld
met het oculair bekijkt en de hoek waaronder je het beeld zonder oculair zou zien als het in het
nabijheidpunt n stond. Voor het nabijheidpunt neem je meestal 0,25 m, zodat
x
N obj N ocu
f
L
˜ ocu
x
f obj
0,25
L 0,25
.
˜
f obj f ocu
Klik op de advertentie
N microskoop
Auteursrecht afbeelding [newphotoservice], 2009 Gebruikt onder licentie van Shutterstock, Inc."
Op zoek naar een uitdagend traineeship?
Traineepartner.nl
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
92
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
6 . Straling, kernfysica
6.1 Temperatuur en straling
Elk lichaam zendt warmtestraling uit. Het vermogen en het kleurenspectrum van deze elektromagnetische
straling hangen af van de temperatuur.
6.1.1 Vermogen
Het vermogen dat een lichaam bij een temperatuur T afgeeft, hangt af van de grootte van het oppervlak A
en de emissiecoëfficiënt e van dit oppervlak:
AT 4
P
Hierin is de constante van Stefan-Boltzmann: = 5,67.10-8 Wm-2 K-4.
De waarde van ligt tussen 0 en 1. Voor een zwarte straler is gelijk aan 1, voor water 0,96, voor
geoxideerd aluminium 0,20 en voor gepolijst aluminium 0,095.
6.1.2 Temperatuur en golflengte
Het uitgestraalde vermogen is verdeeld over alle mogelijke golflengten Bij een bepaalde temperatuur heeft
dit vermogen per golflengte-interval een maximum bij de golflengte max. Volgens de wet van Wien is
Omax
kW
T
Hierin is kW is de constante van Wien: kW = 2,898.10-3 m.K.
Voor golflengten groter dan max neemt het uitgestraalde vermogen snel als functie van de golflengte af.
En nog sterker gebeurt dit voor kleinere golflengten.
Voorbeeld: warmtestraling
In de straling die een verwarmingsradiator van 60 0C uitzendt, is het uitgezonden vermogen maximaal bij
Omax
0,002898
60 273
8,7 ˜ 10 6 m (infrarood).
Een bruine dwerg met een temperatuur van 3000 K zendt per golflengte-interval de meeste energie uit
bij Omax
0,002898
3000
0,96 ˜ 10 6 m (infrarood).
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
93
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
Voorbeeld: de zon
De temperatuur aan het oppervlak van de zon is ongeveer 5800 K. Het geheel van golflengten dat hierbij
wordt uitgezonden, ervaren mensen als wit licht. Hierin is Omax
0,500 ˜ 10 6 m (blauwgroen).
Ongeveer de helft van de energie die de zon uitstraalt is zichtbaar licht, de andere helft is infrarood. Het
totale vermogen is 3,90.1026 W. Bij de aarde is de intensiteit 1,4 kWm-2.
6.2 Atoomfysica
In het waterstofatoom draait een elektron om een proton. Het verandert voortdurend van impuls. Volgens
de theorie van het elektromagnetisme zou het waterstofatoom door inductie voortdurend straling moeten
uitzenden en energie verliezen. Het elektron moet dan een steeds kleinere baan volgen en ten slotte in de
kern terechtkomen. Daardoor zou het waterstofatoom uiteindelijk moeten ophouden te bestaan. Dit alles
blijkt in werkelijkheid niet te gebeuren: het waterstofatoom zendt niet voortdurend deze straling uit en is
zeer stabiel. Er gelden hier blijkbaar andere wetten dan alleen die van het elektromagnetisme.
Om het gedrag van waterstofatomen goed te beschrijven formuleerden Planck en Bohr de eerste principes
van de kwantummechanica. Deze houden in dat de energie van de elektronen in het atoom is
gekwantiseerd:
ƒ
ƒ
een elektron in het waterstofatoom kan weliswaar in een oneindig aantal verschillende toestanden
verkeren, maar bij alle toestanden hoort een discrete energie;
er is een stabiele toestand van minimale energie - de grondtoestand.
Tussen de verschillende energietoestanden zijn slechts sprongsgewijze overgangen mogelijk, waarbij
afgepaste porties –kwanta- energie worden opgenomen of afgestaan. (Zie hoofdstuk I ‘highlights moderne
natuurkunde’.) De energiemaat waarmee op deze schaal wordt gerekend is de elektronvolt, eV. (1 eV =
1,602.10-19 Joule.)
p
e
E=hf
Figuur 51 Waterstofatoom, absorptie
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
94
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
6.2.1 Energieniveaus, emissie en absorptie
Bij een overgang van een hogere naar een lagere energietoestand wordt energie in de vorm van kwanta E
uitgezonden. Dit verschijnsel heet emissie. Deze kwanta van de elektromagnetische straling noemt men
fotonen en de hoeveelheid energie ervan hangt af van frequentie f of golflengte . Je zou de fotonen
kunnen opvatten als porties elektromagnetische straling waarvoor geldt:
'E
hf
hc
O
Hierin is h de constante van Planck en c de lichtsnelheid.
Dezelfde relatie geldt ook voor een elektron dat van een lagere naar een hogere energietoestand overgaat
door een foton met de juiste energie op te nemen. Dit noem je absorptie. In de bovenstaande figuur is dit
uitgebeeld. Een hogere energietoestand, meestal verder van de kern, noemt men aangeslagen of
geëxciteerde toestand.
6.2.2 Ionisatie
Klik op de advertentie
De ionisatie-energie is de energie die nodig is om het buitenste elektron van een atoom vanuit zijn
grondtoestand buiten het atoom te brengen. Van het atoom blijft dan een (positief) ion over, vandaar dat je
spreekt van ionisatie.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
95
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
Voor de ionisatie van een waterstofatoom moet het elektron vanuit de grondtoestand een foton van
minstens 13,6 eV absorberen. Wordt een foton met een grotere energie geabsorbeerd, dan komt het restant
ten goede aan de kinetische energie van het elektron.
Atomen van elementen groter dan waterstof bevatten meerdere elektronen. Als de ionisatie van het 2de, 3de
of nde elektron wordt bedoeld, wordt dit expliciet vermeld.
6.2.3 Energieniveauschema’s
De energieovergangen van een elektron binnen een atoom geeft men schematisch in een
energieniveauschema weer. Verticaal staat de energie, ten opzichte van de grondtoestand dan wel ten
opzichte van het ionisatieniveau. Horizontale lijnen stellen in zulke schema’s de mogelijke
energieniveau’s van het elektron voor. In de figuur geven de pijlen enkele mogelijke overgangen met
emissie weer.
eV
13,6
12,7
12,1
10,2
ionisatieniveau
Paschenreeks (IR)
Balmerreeks
(zichtbaar)
Lymanreeks
(UV)
0 eV
Figuur 52 Energieniveaus waterstofatoom
6.2.4 Luminescentie, fluorescentie, fosforescentie
Luminescentie is elke vorm van stralingsemissie die optreedt nadat atomen in een aangeslagen toestand
zijn gebracht. De wijze waarop de atomen zijn aangeslagen bepaalt of je spreekt van fotoluminescentie
(elektromagnetische straling), elektroluminescentie (botsing met elektronen), chemoluminescentie
(chemische reacties), bioluminescentie (biologische processen zoals bij vuurvliegen en glimworm) of
radioluminescentie (radioactiviteit).
Fluorescentie is een vorm van spontane emissie waarbij een atoom vrijwel onmiddellijk nadat het in een
aangeslagen toestand is gebracht via een of meer overgangen terugvalt naar de grondtoestand. “Vrijwel
onmiddellijk’ betekent hier binnen ongeveer 10 ns.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
96
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
In sommige stoffen kunnen elektronen zich in metastabiele toestanden bevinden, met een levensduur van
milliseconden en soms zelf minuten. Je spreekt dan van fosforescentie. Dit is altijd nog een vorm van
spontane emissie.
Voorbeeld: Tl-buizen
Een bekend voorbeeld van fluorescentie treedt op in Tl-buizen. In de Tl-buis bevindt zich een gas waarin
door elektroluminescentie ultraviolette straling ontstaat. Deze UV-straling brengt moleculen van een
fluorescerend poeder op de wand in een aangeslagen toestand, waaruit zij via enkele tussenniveau’s
terugvallen. Het poeder zet dus een UV-foton om in enkele minder energierijke fotonen, zoals zichtbaar
licht en infrarood.
6.2.5 Lasers, gestimuleerde emissie
Lasers werken door middel van gestimuleerde emissie. Het woord LASER is een anagram van Light
Amplification by Stimulated Emission of Radiation. In lasers maak je gebruik van stoffen waarvan de
atomen zich in een metastabiele toestand met een relatief lange levensduur kunnen bevinden. Deze relatief
lange levensduur biedt de mogelijkheid om een groot aantal atomen van die stof in de metastabiele
toestand te brengen voordat een elektron spontaan naar een lager energieniveau vervalt. Dit wordt
‘pompen’ genoemd. Als in de aanwezigheid van een grote groep aangeslagen atomen een elektron
terugvalt, dan stimuleert het foton dat hierbij wordt uitgezonden de andere aangeslagen atomen om een
identiek foton uit te zenden. Dit verschijnsel heet ‘gestimuleerde emissie’. ‘Identiek’ betekent hier dat de
straling dezelfde richting en dezelfde fase heeft. Hierdoor kun je bundels met grote intensiteit maken.
gestimuleerde
emissie
pomp
Figuur 53 Werking laser
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
97
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
6.3 Kernfysica
6.3.1 Atoomnummer
De chemische eigenschappen van een atoom hangen af van het aantal elektronen in het atoom en de
manier waarop die over de beschikbare energieniveau’s zijn verdeeld. In de normale, neutrale toestand is
het aantal elektronen in het atoom gelijk aan het aantal protonen in de kern. Dit aantal bepaalt de plaats
van de atoomsoort in het periodieke systeem van de elementen en noem je het atoomnummer, symbool: Z.
6.3.2 Massagetal, isotopen
In de kern komen twee soorten kerndeeltjes - nucleonen - voor: protonen en neutronen. De neutronen
hebben geen invloed op de chemische eigenschappen van het atoom. Dit betekent dat er van hetzelfde
element verschillende varianten zijn die hetzelfde chemische gedrag vertonen en alleen in massa
verschillen. Omdat ze op dezelfde plaats in het periodieke systeem horen worden ze isotopen genoemd.
De isotopen kun je onderscheiden door het aantal neutronen N te vermelden, maar gebruikelijker is om
hiervoor het totale aantal protonen en neutronen in de kern te nemen, het massagetal A. Logischerwijs is
Klik op de advertentie
A
Z N
Ambitieuze starter? Get Selected!
Student Select Recruitment is de specialist voor een ambitieuze eerste stap op de arbeidsmarkt. Wij adviseren,
begeleiden en geven richting aan afgestudeerde toptalenten. Student Select Recruitment biedt exclusieve
traineeships en startersfuncties.
Student Select heeft leuke, interessante starterfuncties bij de meest gewilde werkgevers in o.a. de sectoren:
financiële & zakelijke dienstverlening, FMCG, ICT en Media.
Je kunt terecht op verschillende functiegebieden zoals: Sales, Marketing, Financieel of Consultancy. Ben jij dit jaar
afgestudeerd als Bachelor of Master en geïnteresseerd in een snelle start van je carrière?
Schrijf je dan nu online in. Get Selected!
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
98
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
6.3.3 Notatie
De volledige notatie van een isotoop bevat drie gegevens: het chemische symbool, het atoomnummer en
het massagetal. Er is een vaste afspraak over de plaats van elk gegeven. Zie de bijgaande figuur.
Voorbeelden zijn 31 H,
14
6
C,
238
92
U . Omdat het chemische symbool en het atoomnummer hetzelfde
betekenen wordt het atoomnummer vaak weggelaten.
massagetal
AX
Z
chemisch
symbool
atoomnummer
Figuur 54 Notatieafspraak voor isotopen
6.3.4 Atoommassa
Merk op dat het massagetal A een geheel getal is. Als er geen grote nauwkeurigheid is vereist, dan kun je
de massa van een atoom benaderen door het massagetal te vermenigvuldigen met de atomaire massaeenheid u. Ook gebruik je de massagetallen om bij benadering de massa van een mol van een stof te
bepalen. Dit mag niet als een grote nauwkeurigheid is vereist. Immers:
ƒ
ƒ
ƒ
Het neutron is een factor 1,002 zwaarder dan een proton.
In de atoommassa (en de atomaire massa-eenheid) wordt de massa van de elektronen
meegerekend. De massa van een elektron is ongeveer 0,0001 keer de massa van een proton.
Atoommassa’s kun je opzoeken in tabellen waarin nauwkeurige bepaalde waarden staan, meestal
met de atomaire massa-eenheid u als omrekenfactor. Let wel: voor de kernmassa moet de massa
van de elektronen van de atoommassa worden afgetrokken.
De massa van niet gebonden protonen en neutronen is groter dan wanneer ze gebonden zijn in de
kern. Bindingsenergie leidt tot een vermindering van de massa volgens E
'm ˜ c 2 .
6.3.5 Stabiliteit, bindingsenergie, massadefect
De neutronen zijn van belang voor de stabiliteit van de kern. Ze nemen deel aan de aantrekkende sterke
wisselwerking binnen de kern (zie hoofdstuk I) en helpen voorkomen dat de protonen door de elektrische
kracht uit de kern worden geduwd.
Van de lichte elementen hebben de stabiele isotopen meestal een gelijk aantal neutronen en protonen in de
kern: N = Z en A = 2Z. Dit geldt voor He, C, N, O, Ne, Mg, Si en S. In zwaardere elementen is een
overschot aan neutronen nodig: N > Z en A > 2Z.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
99
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
Een maatstaf voor de stabiliteit is de bindingsenergie per nucleon. Bindingsenergie is energie die bij het
tot stand komen van een binding vrijkomt. Als een atoomkern naar een meer stabiele toestand gaat, dan
wordt de extra bindingsenergie uitgezonden in de vorm van een foton (-straling) of als kinetische energie
meegegeven aan een uitgestoten deeltje (- en -straling). Bij deze kernreactie blijkt de gemiddelde massa
van de kerndeeltjes af te nemen. Er wordt massa omgezet in energie.
De massa van Z protonen en N neutronen in een atoomkern is kleiner dan van hetzelfde aantal deeltjes dat
niet gebonden is. Men noemt dit het massadefect 'm . Er geldt
'm
Z ˜ m p N ˜ m n m kern
met
mker n
atoommassa A ˜ me
Voor niet-gebonden neutronen en protonen is de massa:
mn
1,00888 u
mp
1,00748 u
me
0,00055 u
De atoommassa vind je in het periodieke systeem of in tabellen. Als maat is de atomaire massa-eenheid u
gebruikt: u is
1
12
de deel van de massa van een koolstofatoom (isotoop 12), dus inclusief de elektronen.
De relatie tussen de bindingsenergie Eb en het massadefect 'm is, met c voor de lichtsnelheid, is
Eb
'm ˜ c 2
Een goede maatstaf voor de stabiliteit van de kern is de gemiddelde bindingsenergie per nucleon:
Eb
A
Om de energie te berekenen mag je de omrekenfactor 1u.c 2
931 MeV gebruiken. Dan moeten de
atoom- en kernmassa’s in atomaire massa-eenheden zijn uitgedrukt.
Hieronder is in de figuur de gemiddelde bindingsenergie per nucleon afgezet tegen het massagetal.
Duidelijk is dat bij lichte kernen de stabiliteit groter wordt als er fusie plaatsvindt.
De atoomkernen van ijzer zijn het meest stabiel. Elementen tot ijzer zijn en worden gemaakt door
kernfusie in sterren.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
100
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
In kernen die groter zijn dan die van ijzer neemt de bindingsenergie per nucleon af. Dit betekent dat - ten
opzichte van Fe – veel energie moet worden toegevoerd om deze zwaardere elementen te vormen. Dit
gebeurt bij de explosie van sterren in supernova’s.
Van elementen met een atoomnummer hoger dan 83 komen geen stabiele isotopen voor. Ze zenden
spontaan straling uit of vertonen spontane splijting. Bij splijting komt bindingsenergie vrij.
Eb
MeV
A
40
16
8
4
Ca
56
Fe
86
Kr
208
O
Pb
238
U
He
4
3
2
He
H
0
1
50
H
150
100
200
250
A
Klik op de advertentie
Figuur 55 Bindingsenergie per
De weg naar de top is minder lang dan je denkt.
Droom jij van een topbaan bij een multinational of de overheid? En zoek jij de beste start van je carrière?
Begin eerst hier: werkenbijdeloitte.nl.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
101
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
6.3.6 Radioactiviteit, energieniveau’s
Net als de energie van de elektronen in een atoom, is de energie van protonen en neutronen in de kern
gekwantiseerd. De afstanden tussen de niveau’s in de kern zijn een factor 106 groter dan tussen de
energieniveau’s van de elektronen in de atoomschillen. Bij overgangen tussen deze energietoestanden in
de kern komen verschillende vormen van straling vrij:
ƒ
ƒ
ƒ
energierijke gammastraling (: 0,1-5 MeV) ;
D-straling, die bestaat uit He-kernen, bestaande uit 2 protonen en 2 neutronen;
-straling. Hiervan zijn 2 typen. De eerste is - en bestaat uit elektronen en antineutrino’s die bij
het verval van een neutron ontstaan. Het andere type bestaat uit de antideeltjes: het positron en het
neutrino.
Ter illustratie tekenen we een schema voor het verval van
14
8
O naar het stabiele 147 N . Hierbij komt
behalve +-straling (positronen) ook gammastraling vrij als de reactie via een aangeslagen toestand van de
stikstofkern plaatsvindt. De vermelde stralingenergieën zijn typisch voor natuurlijke radioactiviteit.
E 1,84 MeV
E 4,1 MeV
2,3 MeV
J
0
14
7N
14
8O
Figuur 56 +- en -straling bij verval van
14
8
O naar 147 N
6.3.7 Reacties, vervaldiagrammen
Kernreacties worden gerepresenteerd door reactievergelijkingen. Daarbij ga je uit van de eerdergenoemde
afspraak voor de notatie van isotopen. Bij een reactie blijven de som van de massagetallen en de som van
de atoomnummers constant.
Een beperking hiervan is dat dan elektronen en positronen (en ook gammafotonen) worden niet
meegerekend. Dit wordt opgevangen door voor elektronen en positronen A = 0 en Z = ±1 te stellen. Dit is
echter niet voldoende. Elektronen, positronen en neutrino’s maken namelijk deel uit van de familie van
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
102
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
leptonen en bij reacties blijft ook het leptongetal constant. Dit houdt in dat bij een reactie alleen een lepton
ontstaat als ook een antilepton gevormd wordt. Daarom gaat het uitzenden van een positron met een
neutrino gepaard en wordt een elektron vergezeld van een antineutrino.
Het verval van het zuurstofatoom dat in de figuur hierboven is weergegeven wordt nu beschreven door de
volgende reactievergelijking:
14
8
Oo
14
7
N 01 e Q
De reactievergelijking maakt geen verschil tussen de twee trajecten die volgens het getekende schema
kunnen worden gevolgd. Het optreden van gammastraling moet apart worden vermeld. De energie van een
deeltje kun je in reactievergelijkingen tussen haakjes achter het symbool van het deeltje zetten.
Voor sommige beschouwingen is vooral van belang welke nieuwe isotopen bij kernreacties ontstaan. Na
het verval van een zware kern (Z > 85) volgt altijd een reeks van nieuwe kernreacties. Zulke reeksen geef
je overzichtelijk in A-Z-diagrammen weer.
Kernen zijn in een dergelijk diagram posities (stippen), pijlen zijn uitgezonden deeltjes. In het voorbeeld
hieronder is een lange pijl schuin omlaag een D-deeltje. Een korte pijl naar recht is een —deeltje
(elektron).
232
90 Th
A
232
D
228
224
220
86 Rn
220
216
212
208
82 Pb
208
Z
90
80
Figuur 57 Thoriumreeks
Voorbeeld: reeksen van natuurlijk verval
De reeks hierboven begint bij Thorium, een element dat in de aardkorst voorkomt. De reeks eindigt bij een
stabiele isotoop van lood. Een van de producten in deze reeks is het radon
220
86
Rn , dat gasvormig is en een
halveringstijd van ongeveer 1 minuut heeft. Een andere isotoop van radon - 222
86 Rn - met een halveringstijd
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
103
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
van 3 dagen en 10 uur is een tussenproduct van de natuurlijke reeks die begint bij Uranium, dat eveneens
in de aardkorst voorkomt.
Er zijn bouwvoorschriften om ervoor te zorgen dat kelders en kruipruimten voldoende worden
geventileerd, zodat daarin geen grote concentratie van dit radioactieve gas ontstaat.
6.3.8 Vervalconstante, activiteit, halveringstijd
Radioactief verval is een statistisch proces. Van een enkele kern kan niet worden voorspeld wanneer het in
een andere kern overgaat, wel is bekend dat per seconde steeds hetzelfde percentage van het aantal
aanwezige kernen vervalt. Als Nt het aantal kernen op het tijdstip t is dan geldt
dN t
dt
ON t
Hierin is de fractie van een willekeurige hoeveelheid kernen die per seconde vervalt en wordt de
vervalconstante genoemd.
Met N0 voor het aantal aanwezige kernen op t=0 is de oplossing van deze eerste-orde lineaire DV (zie
boek B, hoofdstuk II.2):
Klik op de advertentie
Nt
N 0 e Ot
We zoeken engineers die aan
een half woord genoeg hebben.
Croon is Nederlands grootste specialist in elektrotechniek. Al meer dan 130 jaar staan we
bekend om ons vakmanschap. Ook van onze mensen vragen we ervaring en kennis van zaken.
Dus ben jij een engineer die net zo makkelijk een logische v­ olgordediagram leest als de krant,
dan willen we je graag een a
­ an­bieding doen. Scan met je mobiele telefoon de QR code of kijk
op onze website voor de vol­ledige vacatures. We leven elektrotechniek werkenbijcroon.nl
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
104
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
Hierboven is het radioactieve verval beschreven aan de hand van de kernen die overblijven. Meestal
neemt men echter het verval waar door de uitgezonden -, - of -straling te detecteren. De grootheid die
dan wordt gemeten is het vervaltempo of activiteit, symbool A. (In het Engels: decay rate.) Dit is het
aantal uitgezonden deeltjes per seconde. De eenheid van activiteit is de Becquerel, symbool Bq. (1 Bq = 1
s-1) Er geldt
A0 e Ot
At
Praktischer, want gemakkelijker te meten, dan de vervalconstante is de halveringstijd. Dit is de tijd waarin
de activiteit van een stof met 50% afneemt. Gebruik je voor de halveringstijd het symbool th dan volgt uit
de definitie
t
Nt
§ 1 · th
N0 ˜ ¨ ¸
©2¹
t
Tussen de halveringstijd t h in N t
§ 1 · th
N 0 ˜ ¨ ¸ en de vervalconstante
©2¹
O in N t
N 0 ˜ e Ot bestaat een vaste
relatie. Voor het rekenen met logaritmes zie boek B, hoofdstuk II.1.
t
ln e
Ot
Ot
Ÿ th
§ 1 ·t
ln¨ ¸
©2¹
t
ln 2
th
ln 2
O
ln 2
0,693 ˜
t
th
1
O
5
N0
0,5N0
e -1N0
0
0
th
1
t
O
Figuur 58 Vervaltijd, halveringstijd
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
105
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
6.3.9 Ioniserende straling, absorptie
Neutrino’s, die overal in overvloed aanwezig zijn, gaan nauwelijks enige interactie met andere materie
aan, het zijn ‘spookdeeltjes’. Een neutrino heeft immers geen lading en nauwelijks massa. Dit in
tegenstelling tot alfastraling, die bestaat uit ‘grote’ deeltjes met massa 4u en lading +2e. Ook neutronen,
protonen, elektronen en gammafotonen gaan niet ongehinderd door andere materie. De interactie houdt in
dat de energie van de straling door het lichaam wordt geabsorbeerd.
De verschillende vormen van straling hebben in elk geval gemeen dat ze een ioniserend vermogen hebben.
Dat wil zeggen dat ze een elektron vrijmaken uit een atoom of een chemische binding, waarvan de
energieën in de orde van 1 eV is. Een enkel deeltje kan een spoor van ionisatie achterlaten.
Naast ionisatie kunnen andere effecten optreden. Bijvoorbeeld: een neutron kan in de kern van een ander
atoom doordringen en daar een reactie veroorzaken. Het kan tenslotte ook vervallen tot een
waterstofatoom. Een alfadeeltje zal na veel ionisaties zijn energie overdragen via botsingen en het lichaam
opwarmen.
6.3.10 Halveringsdikte, afscherming
De mate waarin materie ioniserende straling absorbeert hangt onder meer af van het aantal deeltjes dat de
straling op zijn weg tegenkomt. Je drukt dit uitdrukken in het product van lengte en dichtheid van de
materie, de stralingslengte UA . Hoewel het niet in overeenstemming met de SI-afspraken is, is het
normaal hiervoor de eenheid g.cm-2 te gebruiken.
Het absorberende vermogen van een bepaalde stof kun je bij een gegeven dichtheid uitdrukken aan de
hand van de halveringsdikte A 1 , dit is de dikte van een laag van dit materiaal dat 50% van de straling
2
absorbeert. Deze is afhankelijk van het type straling. Er geldt
x
Ax
§ 1 ·A1
A0 ¨ ¸ 2
©2¹
Hierin is A0 de activiteit die je meet op het oppervlak van een lichaam en is x de dikte van de laag
waarachter Ax wordt gemeten. Vanwege de grote dichtheid is lood een veel toegepaste stof om mensen
van straling af te schermen.
ƒ Alfastraling heeft in alle stoffen de kleinste halveringsdikte. Meestal is het daarom eenvoudig en
voldoende om bronnen van alfastraling in een afgesloten vat te bewaren. In elk geval moet
voorkomen worden dat radioactieve atomen worden ingeademd en in de longen achterblijven.
Door de kleine halveringsdikte kunnen ze plaatselijk veel schade aan het weefsel toebrengen. De
schade door het innemen van radioactieve atomen in het maagdarmkanaal hangt af van de
stofwisseling. Een deel ervan wordt soms weer uitgescheiden.
ƒ Hetzelfde als voor alfastraling kan gezegd worden voor bètastraling, zij het dat de halveringsdikte
voor elektronen in veel stoffen groter is dan voor He-kernen.
ƒ Gammastraling heeft een veel groter doordringend vermogen dan - en - straling. Het inpakken
van bronnen van gammastraling is daarom moeilijker, het vereist meer beton, staal of lood.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
106
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
6.3.11 Dosis
De hoeveelheid geabsorbeerde stralingsenergie druk je uit met de grootheid dosis D. Dit is de hoeveelheid
energie per kilogram absorberend materiaal volgens
D
E
m
De eenheid is Gray (symbool Gy). 1 Gy = 1 J.kg-1.
Omrekenfactoren: 1 Gy = 100 rad = 104 erg.g-1.
Voorbeeld: dodelijke dosis
Klik op de advertentie
Mensen die bloot staan aan een dosis van 2,5 á 3 Gy voor het hele lichaam hebben, zonder medische
behandeling, 50% kans om in 30 dagen te overlijden.
Sign up for Vestas
Winnovation
Challenge now
- and win a trip around the world
Read more at vestas.com/winnovation
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
107
Natuurkundeboek A
Straling, kernfysica
6.3.12 Dosisequivalent, weegfactoren
De biologische schade op lange termijn hangt onder meer van het type straling af. Elk type straling heeft
een bepaalde weegfactor wr. Om iets te zeggen over de mogelijke biologische schade op lange termijn is
de grootheid dosisequivalent H ingevoerd. Er geldt
H
wrD
De eenheid van dosisequivalent is de Sievert (symbool Sv). 1 Sv = 1 J.kg-1.
Omrekenfactor: 1 Sv = 100 rem (röntgen equivalent for man).
Tabel 10 Weegfactoren
Type straling
Weegfactor wr
- fotonen
1
elektronen, muonen
1
neutronen
< 10 keV
5
10-100 keV
10
100 keV – 2 MeV
20
Alfastraling
20
Voorbeeld: natuurlijke jaarlijkse achtergrond
Elk organisme staat bloot aan straling als gevolg van natuurlijk verval in de aardkorst en de atmosfeer,
door voedsel en door kosmische straling. In de meeste gebieden op aarde is dit per jaar 0,4 á 4 mSv.
Hiervan is 0,1 á 0,2 mSv per jaar het gevolg van ingeademd radon en radondochters. Tussen verschillende
gebieden kunnen deze niveau’s meer dan een grootteorde variëren. In slecht geventileerde mijnen zelfs
met een factor 100 á 1000.
Er zijn veiligheidsvoorschriften voor verschillende groepen van de bevolking. Die zijn het strengst voor
kinderen, vanwege cumulatieve schade tijdens de groei. Voor mensen die beroepshalve met straling te
maken hebben zijn de normen internationaal niet gelijk. In Europees verband (bijvoorbeeld CERN) mogen
medewerkers 15 mSv per jaar oplopen (gerekend voor het hele lichaam). In de VS is dit 50 mSv per jaar,
hoewel veel laboratoria lager normen hanteren.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
108
Natuurkundeboek A
Tabellen
7. Tabellen
Grieks alfabet
Zie tekenset Word: > Insert > Symbol > Greek – basic > toelichting symbool
Basisgrootheden SI
Grootheid
Symbool
Eenheid
Symbool
Lengte
A
meter
m
Massa
m
kilogram
kg
Tijd
t
seconde
s
stroomsterkte
I
Ampère
A
temperatuur
T
Kelvin
K
Lichtsterkte
I
candela
cd
hoeveelheid stof
n
mol
mol
Voorvoegsels
voorvoegsel
naam
voorvoegsel
naam
10-1
d
deci
101
da
deca
10-2
c
centi
102
h
hecto
10-3
m
milli
103
K
Kilo
10-6
micro
106
M
Mega
10-9
n
nano
109
G
Giga
10-12
p
pico
1012
T
Tera
10-15
f
femto
1015
P
Peta
10-18
a
atto
1018
E
Exa
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
109
Natuurkundeboek A
Tabellen
Constanten e.a. numerieke waarden
Naam
Symbool
Waarde
maarde = 5,9742.1024 kg
Aarde massa
Straal
Raarde = 6,371.106 m
afstand tot de zon
Raarde-zon = 1,496.1011 m
afstand tot de maan
Raarde-zon = 384,5.106 m
g
9,81 m.s-2
Absolute nulpunt
K
0 K = - 273,15.. 0C
Atomaire massa-eenheid
u (amu)
1,660538.10-27 kg
Valversnelling
Atoomstraal 1H-atoom (Bohr)
5,29177.10-11 m
Avogadro (getal van )
NA
6,022141.1023
Boltzmann (constante van)
k
1,380650.10-23 J.K-1
Coulomb (elektrische krachtconstante)
f = 1/40
8,987551.109 Nm2C-2 (vacuüm)
Klik op de advertentie
what‘s missing in this equation?
You could be one of our future talents
MAERSK INTERNATIONAL TECHNOLOGY & SCIENCE PROGRAMME
Are you about to graduate as an engineer or geoscientist? Or have you already graduated?
If so, there may be an exciting future for you with A.P. Moller - Maersk.
www.maersk.com/mitas
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
110
Natuurkundeboek A
Tabellen
Elektronvolt
eV
1,602176.10-0 eV
Elementaire ladingshoeveelheid
e
1,602176.10-19 C
Gasconstante (universele -)
R
8,314472 J.K-1.mol-1
Gravitatieconstante (- van Newton)
G
6,673.10-11 Nm2kg-2
Lichtsnelheid (vacuüm)
c
2,997924.108 m.s-1
mmaan = 73,5.1021 kg
Maan massa
Rmaan = 1,738.106 m
Straal
me
9,109381.10-31 kg
Proton
mp
1,672621.10-26 kg
Neutron
mn
1,674927.10-26 kg
Massa elektron
Massa-energieequivalent (1u.c2)
931 MeV
Permittiviteit (elektrisch veld)
0
8,854187.10-12 F.m-1 (vacuüm)
Premeabiliteit (magnetisch veld)
0
4.10-7 Wb.m-2 (vacuüm)
Planck (constante van)
h
6,626068.10-34 Js
Standaard atmosferische druk
patm
101,325 kPa
Stefan – Botzmann (constante van)
5,670400.10-8 Wm-2K-4
Wien (constante van)
kW
2,8978.10-3 mK
Mzon = 1,989.1030 kg
Zon massa
Straal
Rzon = 6,96.108 m
uitgestraald vermogen
P = 3,8.1026 W
temperatuur oppervlak
T = 5780 K
zonneconstante (buiten atmosfeer)
I = 1,40 kW.m-2
zonneconstante (aardoppervlak)
I 1 kW.m-2
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
111
Natuurkundeboek A
Tabellen
Klik op de advertentie
Enkele specifieke Engelse termen
Afgeleide
Derivative
Begin-(voorwaarde/waarde)
Breking
Buiging
Initial (condition/value)
Refraction
Diffraction
Damp
Debiet
Differentiaalvergelijking
Vapour
Flow
Differential Equation
Helling (richtingscoëfficiënt)
Slope
Impuls
Inval (hoek van)
Momentum
Incidence (angle of)
Middelbare snelheid
Root mean square (rms-)velocity
Snelheid (momentaan)
Soortelijke warmte
Velocity
Specific heat
Tralie
Diffraction grating
OC&C Strategy Consultants adviseert als internationale
adviesfirma het topmanagement van vooraanstaande, veelal
Ben je geïnteresseerd in een uitdagende carrière of in een
van onze Strategy Courses, neem dan contact met ons op of
beursgenoteerde ondernemingen bij complexe strategische
vraagstukken. Verdere groei van de firma is noodzakelijk om
al onze cliënten te kunnen bedienen. Ook dit jaar hebben wij
bezoek onze website voor meer informatie.
weer ruimte om een selecte groep van zeer getalenteerde
academici zorgvuldig op te leiden en te coachen.
Weena 157 | 3013 CK Rotterdam
010 217 5555 | www.occstrategy.com
OC&C Strategy Consultants
Jonge professionals in ons team ervaren een onvergelijkbare
persoonlijke en professionele ontwikkeling. Een MBA aan
een bekende business school in Europa of Amerika kan deel
uitmaken van je loopbaan. Als OC&C-consultant werk je met
uiterst ambitieuze cliënten die prominent in hun branche
zijn. Er zijn ruime mogelijkheden voor internationale staffing.
Studentensupport.nl freE-Learning
Gratis ebooks | Digitale boeken downloaden | Bookboon
www.studentensupport.nl
112
Download