1 De vuurdoop van George S. Patton in de Eerste Wereldoorlog Eric R.J. Wils George S. Patton (1885-1945) was ongetwijfeld de meest spraakmakende Amerikaanse generaal uit de Tweede Wereldoorlog. Zowel door zijn gedurfd militair optreden op het slagveld als door zijn controversiële uitspraken en gedrag daarbuiten. ‘Old blood and guts’ was zijn bekendste bijnaam. Maar Patton was ook een groot liefhebber van de krijgsgeschiedenis. Toen hij de tanks van zijn Amerikaanse Derde Leger in de zomer van 1944 voortjoeg over de Franse wegen richting de Duitse grens, herleefde hij eveneens zijn eigen geschiedenis van 26 jaar daarvoor. De periode in het noordoosten van Frankrijk waar hij in de Saint-Mihiel saillant aan zijn eerste oorlog tegen de Duitsers begon en daarvoor als cavalerist het paard verruilde voor de tank. George Patton, pas bevorderd tot luitenant-kolonel, voor een Franse Renault FT-17 tank in de zomer van 1918. 2 Levensloop tot 6 april 1917 George Smith Patton, Jr. III, werd geboren op 11 november 1885 op de Wilson-Patton-Ranch bij Pasadena in Californië. Zijn familie was redelijk welgesteld en Patton had een zorgenloze jeugd. Na een voorbereidend jaar aan het Virginia Military Institute, werd hij in 1904 toegelaten tot de prestigieuze militaire academie van West Point. Als tweede luitenant verliet hij in 1909 West Point om bij de cavalerie aan een carrière van ‘Duty, honor and country’ in het Amerikaanse leger te beginnen. Patton werd toegevoegd aan het 15 e cavalerieregiment in Fort Sheridan in de staat Illinois. De oorlog tegen de indianen was na 1890 in het Wilde Westen afgelopen, maar het buurland Mexico veroorzaakte door de daar plaatsvindende revoluties de nodige onrust langs de zuidelijke grens. In 1916 besloot de Amerikaanse regering tot een strafexpeditie tegen de Mexicaanse rebel Pancho Villa wiens bendeleden geregeld het zuiden van de Amerikaanse staat New Mexico binnenvielen. De expeditie stond onder bevel van generaal John Joseph Pershing en Patton werd aangesteld als zijn adjudant. Het betekende het begin van zijn band met Pershing. Die kreeg ook nog een persoonlijke dimensie doordat Pershing een relatie kreeg met Pattons zuster Anne, meer bekend als Nita. Mexico werd Pattons eerste gewapende strijd waarin het paard nog altijd onontbeerlijk was. De expeditie, waaraan ruim 6000 man deelnam, was niet wezenlijk verschillend van de oorlog tegen de indianen van 30-40 jaar daarvoor. Erg succesrijk was de expeditie overigens niet geweest toen de troepen in januari 1917 terugkeerden. Pancho Villa werd niet gevangen genomen, al werd tijdens een door Patton uitgevoerde raid wel één van diens generaals gedood. Met als gevolg Pattons eerste bijnaam van ‘The Bandit Killer’. Het duurde echter niet lang voordat Amerika besloot niet langer afzijdig te blijven in de Grote Oorlog en het op 6 april 1917 de oorlog aan Duitsland verklaarde. Pershing werd benoemd als opperbevelhebber van de American Expeditionary Forces (AEF) en Patton werd opnieuw als zijn adjudant aangesteld. In mei 1917 werd hij bevorderd tot kapitein. Vorming AEF Tank Corps Op 28 mei 1917 nam Patton afscheid van zijn vrouw Beatrice en ging aan boord van een schip dat hem en Pershing naar Liverpool bracht. Pershing en zijn staf werden overal op hun weg naar Parijs gefêteerd en Patton maakte dat als adjudant van nabij mee. Maar een staffunctie hield hem weg van de echte strijd op het slagveld en dat was nu juist de oorlog die hij wilde voeren. ‘Killing Germans’ was nou niet de specifieke taak van een adjudant en hij vroeg dan ook overplaatsing aan. Een van zijn redenen was ook dat hij verder van Pershing wilde af komen te staan. Patton kon kiezen tussen een infanteriebataljon of betrokken worden bij het opzetten van het tankwapen. Hij besloot begin november 1917 toe te treden tot het AEF Tank Corps, een nieuw te vormen eenheid van het Amerikaanse leger. De naam van het tankkorps was indrukwekkender dan de eenheid zelf die in november slechts uit enkele mensen zonder tanks bestond. In december kreeg kolonel, later generaal, Samuel Rockenbach de leiding. Hij was, evenals Patton, afkomstig van de cavalerie. Hun verhouding was gecompliceerd maar Rockenbach kon Patton tegenspel bieden en hield hem binnen de lijnen van het Amerikaanse leger. Promoties kunnen in een oorlog snel gaan en in 1918 werd Patton in korte tijd tot, weliswaar tijdelijk, kolonel bevorderd. 3 De cavalerie speelde in de AEF geen rol van betekenis, maar toch was Pattons keuze opmerkelijk voor een cavalerist oude stijl. Het was een gok die met de kennis van nu als een logische keuze valt te beschrijven. De gedreven Patton koos immers resoluut voor het aanvalswapen van de toekomst alsof hij was voorbestemd voor zijn optreden als tankgeneraal in een latere oorlog. Patton zag het in 1917 vooral als een mogelijkheid om zichzelf te onderscheiden van de vele infanterieofficieren indien het hem lukte de tankeenheid operationeel te krijgen. Begin november 1917 was de rol van de tank echter nog weinig veelbelovend. In september 1916 zetten de Britten in de Slag aan de Somme voor het eerst tanks in, die wel voor een verrassing zorgden maar ook voor weinig meer dan dat. De Fransen volgden in april 1917 aan de Chemin des Dames maar dat werd een debacle. De Britten probeerden het in 1917 opnieuw met tanks in de Derde Slag om Ieper hetgeen resulteerde in wat bekend staat als ‘The Cemetery of the Tanks’. Pas tijdens de Slag om Cambrai op 20 november 1917 werd voor het eerst de potentie van de tank in de loopgravenoorlog duidelijk. Generaal Jean Baptiste Estienne, de vader van de Franse tank, ontwikkelde in de loop van 1916 een nieuw concept. In plaats van een grote en zware tank die als mobiele gepantserde artillerie dienst deed, koos hij voor een lichte, wendbare tank. Dat resulteerde in de Renault FT-17 tank die de rol van mobiele gepantserde infanterie moest gaan vervullen. De infanterie te ondersteunen door niet alleen prikkeldraadversperringen plat te walsen maar vooral ook door machinegeweerposten aan te vallen. Met de beschikbare Franse productiemiddelen konden bovendien vijf keer meer kleine tanks worden gebouwd dan de grotere Schneider of Saint-Chamond tanks. In augustus 1918 kon een productie van 75 Renault tanks per week worden gehaald. De bemanning van een Renault tank bestond uit twee personen, de bestuurder en de schutter achter hem. De motor was achterin geplaatst hetgeen de tank minder kwetsbaar maakte. De eerste versie was slechts bewapend met een, in een 360° draaibare koepel geplaatste mitrailleur zodat men in alle richtingen kon vuren. De latere versie was voorzien van een 37 mm kanon. De eerste moderne tank was geboren maar werd pas eind mei 1918 daadwerkelijk door de Fransen ingezet op het slagveld. Tekening van een dwarsdoorsnede van de Renault FT-17 tank met een machinegeweer. 4 Patton, links vooraan op de rug gezien en keurig in uniform, bij een training van het AEF Tank Corps. De Amerikanen waren wat betreft het zware materieel in hoge mate afhankelijk van hun geallieerde bondgenoten. Dat gold ook voor de levering van tanks. Er waren wel plannen om die in Amerika te fabriceren, maar dat is er in 1918 niet meer van gekomen. De enige tanks die in Frankrijk in grote aantallen werden geproduceerd waren de Renault tanks en daar konden de Amerikanen er in maart 1918 tien van krijgen om hun tankkorps in wording mee te trainen. Toen die eerste Renault tanks werden afgeleverd, was Patton overigens de enige Amerikaan die ze kon besturen. Patton ging ijverig en onverzettelijk van start met zijn opdracht. Het moest en zou een succes worden. Hij kon nu zijn energie kwijt om iets nieuws op te bouwen in plaats van allerlei vage taken als adjudant uit te voeren. Patton vergaarde alles wat hij te pakken kon krijgen over tanks, verdiepte zich in de technische opbouw ervan, volgde trainingscursussen, bezocht Britse en Franse tankeenheden en dacht na over de inzet op het slagveld. Zo bedacht hij een identificatiesysteem door op de tankkoepels symbolen aan te brengen. Trainingsschema’s werden opgesteld en in het dorp Bourg, bij Langres, werd door de Fransen een terrein beschikbaar gesteld. Patton bracht vervolgens zijn kennis met veel militaire discipline over op de rekruten van de tankschool, tegelijk met zijn stokpaardjes als correct salueren en in de houding staan. Geleidelijk aan kwamen er meer tanks beschikbaar en groeide het AEF Tank Corps in negen maanden tijd van niets tot een operationele eenheid van een kleine duizend man. 5 Training in een Renault tank in de zomer van 1918. Eind augustus 1918 kwam dan de legerorder dat het tankkorps zich gereed moest maken voor een offensief in de Saint-Mihiel saillant. Na 15 maanden in Frankrijk kon Patton eindelijk eens echt oorlog gaan voeren. Sinds de Amerikanen vanaf het voorjaar 1918 waren gaan meevechten aan het front, had hij weleens spijt gehad van zijn beslissing om niet voor de infanterie te kiezen. Twee tankbataljons met 144 Renault tanks, een tankbrigade vormend, moesten samen met Franse tanks de aanval van het Amerikaanse Vierde Legerkorps ondersteunen. Het ene bataljon werd toegewezen aan de 1e divisie en het andere aan de 42e divisie. Dit waren twee van de meest ervaren Amerikaanse divisies, ook bekend als ‘The Big Red One’ en ‘The Rainbow Division’. Patton stelde zijn bevelen op aan zijn tankmannen om te eindigen met: ‘No tank is to be surrendered or abandoned to the enemy. If you are left alone in the midst of the enemy keep shooting. If your gun is disabled use your pistols and squash the enemy with your tracks.’ 1 Aanval in de Saint-Mihiel saillant Na afloop van de Tweede Slag om de Marne werd op 10 augustus 1918 het Amerikaanse Eerste Leger gevormd. Vanaf die datum opereerden de Amerikanen zelfstandig maar wel in coördinatie met maarschalk Ferdinand Foch, de in maart aangestelde geallieerde opperbevelhebber. Begin september werd afgesproken dat de Amerikanen de Saint-Mihiel saillant gingen aanvallen. De saillant onder Verdun die al in september 1914 was gevormd en die de Fransen vergeefs in 1915 hadden willen heroveren.2 Het werd de eerste zelfstandige operatie van de Amerikanen. 6 Het Amerikaanse Eerste Leger omvatte veertien Amerikaanse en vier Franse divisies. De mankracht met 550.000 Amerikanen en 110.000 Fransen was overweldigend vergeleken met de Duitse verdedigers van de saillant.3 De aanvallers beschikten bovendien over meer dan 3000 kanonnen en heel veel munitie, bijna 1500 vliegtuigen en dan ook nog tanks. Het meeste materieel was van Franse makelij en ook voor het transport leunden de Amerikanen zwaar op de Fransen. De slagorde van de aanval op 12 september 1918.4 Het zwaartepunt van het offensief lag aan de zuidoostelijk kant van de saillant (zie de kaart voor de slagorde). Daar moesten de Amerikanen doorbreken en de Duitsers de pas afsnijden. Een tweede aanvalstoot was voorzien vanaf het noordwesten. Aan de Fransen de taak om aan de westelijke flank de plaats Saint-Mihiel in te nemen. De luchtmacht moest het luchtruim overheersen en de Duitse stellingen bombarderen, naast het uitvoeren van observatie en geleiding van de zware lange-afstandskanonnen. De Duitsers waren evenwel niet van plan de saillant tot de laatste meter te verdedigen zoals ze dat in 1915 wel hadden gedaan. Het Duitse opperbevel had op 8 september besloten de saillant te ontruimen om zo hun frontlijn te verkorten tot de vooraf ingerichte Michel verdedigingslinie. De zware artillerie was op 12 september al gedeeltelijk teruggetrokken. De aanval begon in de nacht van 12 september met het gebruikelijke inleidende artilleriebombardement op de Duitse stellingen. Ook het fameuze Franse 75 mm kanon, ‘le soixantequinze’, deed mee in de beschieting. Om 05.00 uur ging de infanterie van twee legerkorpsen achter een vuurwals in de aanval aan de zuidoostelijke kant van de saillant, om 08.00 uur gevolgd door het legerkorps vanuit het noordwesten. 7 Amerikaanse artillerie in actie met het Franse 75 mm kanon. Amerikaanse troepen in het veroverde Thiaucourt. Een oorlog later hoefde op het bord alleen ‘The Kaiser’ vervangen te worden door ‘Hitler’. 8 Ondanks de regen ging het voor Eerste Wereldoorlog begrippen snel, overal werd de Duitse eerste linie doorbroken en de vastgestelde doelen werden eerder bereikt dan voorzien. Voor een aanval werkte de staf plannen uit met doelen die gehaald moesten worden. Werden die bereikt dan moesten de posities geconsolideerd worden, de praktijk had immers uitgewezen dat de Duitsers altijd een tegenaanval deden. Maar uit de observatie van de luchtmacht was het duidelijk dat de Duitsers zich massaal aan het terugtrekken waren en dat die tegenaanval niet te verwachten viel. Het dorp Thiaucourt, op ruim 5 kilometer van de frontlijn, werd al in de loop van de eerste dag ingenomen door de 2e divisie. De andere divisies maakten vergelijkbare vorderingen. In de nacht van 12 op 13 september bereikte de 26 e (Yankee) divisie, oprukkend vanaf het noordwesten, het dorp Vigneulles ten zuiden van de vlakte van Woëvre. In de ochtend van 13 september werd contact gemaakt met de vanuit het zuiden komende 1 e divisie. De ring was gesloten maar wel te laat. Toen op 14 september de balans werd opgemaakt, bleken zo’n 16.000 Duitsers gevangen genomen te zijn en een, vermoedelijk, verlies van een even groot aantal Duitse doden en gewonden. De Amerikanen hadden 7000 man verloren. 5 Maar het succes had groter kunnen zijn als adequater was geanticipeerd op de zwakke Duitse tegenstand en sneller was opgetrokken. Zo kreeg een van de bataljonscommandanten van de 1 e divisie om 17.00 uur op 12 september het bevel om verder op te rukken, maar vertrok met zijn bataljon pas daadwerkelijk twee uur later. 6 Patton zou uit zijn vel zijn gesprongen als hij daar aanwezig was geweest. De ring bij Vigneulles had met meer initiatief mogelijk al op de eerste dag gesloten kunnen worden. Doordat dit niet gebeurde, konden bijna 40.000 Duitsers uit de saillant ontsnappen. Het is dan ook verleidelijk de ‘wat-als vraag’ te stellen of een daadkrachtige generaal, zoals Patton dat in de Tweede Wereldoorlog was, die kans voorbij had laten gaan. Rol van het AEF Tank Corps Patton kreeg in de Tweede Wereldoorlog de reputatie van een vechtjas die het liefst in zijn jeep voor zijn tanks zou hebben uitgereden. In de paar dagen dat hij in september 1918 in het strijdperk trad, zijn ook enkele daden tot de mythevorming rond zijn persoon gaan bijdragen. Wanneer hij in Tweede Wereldoorlog niet zo op de voorgrond was getreden, dan waren die daden uit september 1918 waarschijnlijk in de vergeethoek terechtgekomen. Vast staat echter zijn verbetenheid om met de tanks succes te boeken in die aanval op 12 september. Als bevelhebber van de tankbrigade lag zijn taak feitelijk achter het front en was het aan de commandanten van zijn twee tankbataljons om de strijd te velde te leiden. Maar hij moest en zou de strijd daadwerkelijk van nabij meemaken en, waar nodig optreden. Radiocommunicatie met de tanks bestond niet en dus volgde hij de tanks te voet of liftte er bovenop zittend met mee. Dit leidde tot een latere clinch met generaal Rockenbach die Patton had bevolen bereikbaar te blijven en niet daadwerkelijk op het slagveld aanwezig te zijn. Rockenbach vertelde na de oorlog de anekdote dat Patton zich wel degelijk aan zijn bevel had gehouden om niet in een tank aan de strijd deel te nemen, maar dat Patton het als zijn plicht zag mee te vechten op een tank.7 Een van de tankbataljons diende de aanval van de 42 e divisie te ondersteunen. In die divisie functioneerde brigadegeneraal Douglas MacArthur als chef van de divisiestaf. Vijf jaar ouder, 9 hoger in rang en met een mogelijk nog groter ego dan dat van Patton hadden die twee een als historisch bestempelde ontmoeting op een heuveltje bij het dorp Essey. MacArthur observeerde de situatie terwijl de granaten rondom insloegen en schijnt daarbij tegen Patton gezegd te hebben: ‘Don’t worry major, you never hear the one that gets you’. 8 Patton toonde in Essey zijn persoonlijke moed door een mogelijk ondermijnde brug over de rivier Rupt de Mad te verkennen. De brug bleek niet ondermijnd te zijn en zijn tanks konden veilig de brug oversteken. De 42e divisie had overigens nog nooit met tanks getraind laat staan gevochten. Dit gebrek aan ervaring werd in het vervolg van de opmars duidelijk bij het dorp Pannes toen de infanterie weigerde de tanks te ondersteunen. Door de regen waren de wegen modderig en daardoor bleven nogal wat tanks steken. Ook de onvermijdelijke mechanische problemen zorgden voor uitval gevoegd bij de uitschakeling door Duits artillerievuur. Daarbij kwam dan nog het probleem van brandstofgebrek doordat op het slechte terrein het verbruik veel hoger was dan voorzien. Overpompen van brandstof uit een gestrande tank kon nog wel voor wat extra kilometers zorgen. Aan het einde van de dag waren nog slechts weinig tanks operationeel, maar Patton was toch tevreden over de strijdlust van zijn tankmannen waarvan niemand zich had overgegeven. Hebben Pattons tanks nu substantieel bijgedragen aan de verovering van de Saint-Mihiel saillant? In Britse literatuur over de strijd wordt soms nogal laatdunkend hierover gedaan met zinnen als ‘op de eerste dag bleven ze steken in de modder en op de tweede dag raakten ze zonder brandstof’. 9 Dat komt echter wel overeen met de werkelijkheid. Mede gezien het feit dat de opmars van de Amerikaanse divisies zonder tankondersteuning niet onderdeed voor die van de 1e en 42e divisie, kan de rol van de tanks niet belangrijk zijn geweest. Maar elk nieuw wapen moet op het slagveld worden uitgeprobeerd en Patton en zijn tankmannen deden eindelijk de broodnodige ervaring op hoe de Renault tanks zich op een modderig slagveld manifesteerden en hoe de samenwerking met de infanterie verliep. Een Renault tank die in een modderige loopgraaf is blijven steken. Op de koepel is een ruit met het merkteken waarneembaar. 10 In een Duits rapport over het Amerikaanse optreden in de Saint-Mihiel saillant werd opgesomd dat de Amerikanen goed gebruik maakten van machinegeweren waarvan ze er rijkelijk veel hadden. 10 Ook de artillerie kreeg een pluim voor het accuraat beschieten van de Duitse posities en de samenwerking met de infanterie. Die laatste gaf blijk geleerd te hebben van de tactiek van de Duitse stormtroepen. Wanneer Amerikaanse eenheden in het vuur van een sterke mitrailleurpost kwamen, dan trokken ze zich terug en lieten de artillerie het werk doen om de post uit te schakelen. Maar over de tanks werd gemeld dat die slechts sporadisch werden ingezet en dat de massale infanterie-eenheden alleen al voldoende waren om de slag te winnen. Dit is in zoverre opmerkelijk omdat de Duitsers vaak de schuld van een nederlaag in een veldslag toeschrijven aan de inzet van tanks door de geallieerden. Patton na 15 september 1918 De volgende operatie van het Amerikaanse leger was een offensief in de Argonne dat op 26 september begon. Pershing had een doorstoot richting de stad Metz voor ogen gehad, maar Foch vond de verovering van de Argonne belangrijker. In minder dan twee weken moest de enorme troepenmacht van het zuiden van Verdun naar de westkant van de stad worden verplaatst, hetgeen een logistieke nachtmerrie werd. In tegenstelling tot de Saint-Mihiel saillant was de Duitse tegenstand in de Argonne fel en het offensief in het moeilijke terrein, met bossen en doorsneden met kloven (‘ravins’), verliep bepaald niet voorspoedig. Het werd geen ‘walk-over’ zoals op 12-13 september en de intensiteit van de strijd wordt goed geïllustreerd met de titel van een boek: ‘To conquer hell’.11 Uiteindelijk werden de Duitsers op 20 oktober uit de Argonne verdreven. Patton maakte slechts de eerste ochtend van de aanval mee om te ervaren dat ook voor zijn tankbataljons de Saint-Mihiel saillant kinderspel was geweest vergeleken met de Argonne. Terwijl hij een vastgelopen aanval in een loopgravenstelsel bij het dorp Cheppy weer in beweging trachtte te krijgen, trof Duits mitrailleurgeschut zijn groep waarbij vijf van zijn metgezellen sneuvelden. Patton werd gewond aan zijn dij en hij werd overgebracht naar een militair ziekenhuis nabij Dijon. Zijn rol op het slagveld was uitgespeeld. Op 17 oktober volgde de tijdelijke benoeming tot kolonel. Precies op Pattons 33e verjaardag was zijn eerste oorlog afgelopen. Het was veel organiseren, training geven en slechts een paar dagen echte strijd geweest. Op 17 december 1918 ontving hij dan eindelijk de zo gewenste onderscheiding voor dapperheid. Geen Congressional Medal of Honor maar het Distinguished Service Cross (DSC) voor zijn optreden op 26 september 1918. In februari 1919 keerde hij met zijn tankbataljons naar Amerika terug. Het land ontwapende op grote schaal en de tankbataljons werden opgedoekt. Patton werd teruggezet naar de rang van kapitein en keerde terug naar de oude cavalerie. Het zou 23 jaar duren voordat Amerika opnieuw in oorlog was. Het was dit keer het Duitsland van Adolf Hitler dat op 11 december 1941 de oorlog verklaarde. De Tweede Wereldoorlog waarin Pattons ster als tankgeneraal tot grote hoogte ging reiken, maar dat is in veel oorlogsliteratuur uitgebreid beschreven. 11 Kolonel Patton aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. Tastbare herinneringen Op alle plaatsen in Frankrijk waar de Amerikanen hebben gevochten in de Eerste Wereldoorlog werd een officieel monument geplaatst. Meestal van een indrukwekkende omvang. Zo ook in de Saint-Mihiel saillant en wel bovenop de Butte de Montsec. Het is een ronde colonnade die lijkt op het monument voor Thomas Jefferson in Washington D.C. Staande op de top van de 375 meter hoge heuvel is het voormalige slagveld goed te overzien. Op een zuil van het monument is een inscriptie aangebracht dat op 2 september 1944 de Amerikaanse artillerie op een Duitse mitrailleurpost schoot die op de heuvel was ingericht. Alsof de klok bijna exact 26 jaar was teruggedraaid. Het monument werd aanzienlijk beschadigd door de granaten, maar de schade werd in 1948 hersteld. In de saillant staan tevens nog tal van kleinere monumenten en gedenkstenen die de Amerikaanse overwinning herdenken. Maar geen herinnering aan Patton of het AEF Tank Corps. In Thiaucourt staat, midden in het dorp, een monument voor een doughboy en een poilu die elkaar de hand schudden. Op de zijkant is een reliëf aangebracht met een voorstelling van Amerikaanse troepen die over een brug het dorp binnentrekken. Gezien de centrale plaats voor de militairen te paard oogt het meer als een ode aan de oude cavalerie. Zelfs de voor de logistiek zo onontbeerlijke vrachtauto’s zijn in een hoekje geperst. 12 Reliëf op het monument voor een doughboy en een poilu in het dorp Thiaucourt. Graf van tweede luitenant Wickersham op het Saint-Mihiel American Cemetery. 13 Amerikaanse gesneuvelden van de strijd in september 1918 liggen begraven op het SaintMihiel American Cemetery vlakbij het dorp Thiaucourt. In het midden van de begraafplaats staat een gestileerd beeld van een adelaar met rondom een tekst van generaal Pershing: ‘Time Will Not Dim The Glory Of Their Deeds’. Er staan 4153 witte grafkruisen precies twee meter van elkaar in rijen die drie meter van elkaar liggen. In een van de graven ligt de 28jarige tweede luitenant John Hunter Wickersham van de 89e divisie die afkomstig was uit Denver, Colorado. Hij sneuvelde op 12 september 1918. Voor zijn optreden werd hij onderscheiden met de Medal of Honor, de hoogste Amerikaanse militaire onderscheiding. 12 Die wordt slechts sporadisch toegekend en het is dan ook het enige grafkruis voorzien van de ster en de gouden letters op de begraafplaats. De 89e divisie behoorde tot de National Army, mannen die na april 1917 opgeroepen werden om hun dienstplicht te vervullen. De 89 e divisie was voor de aanval geplaatst tussen twee meer ervaren divisies, de 2e en de 42e, die beide in de zomer van 1918 al aan de Marne hadden gestreden. De sector van de 89e divisie lag tegenover het dorp Flirey aan de zuidoostkant van de saillant. In de aanval met zijn peloton werd Wickersham geraakt door een artilleriegranaat. Bloedend uit vier wonden en met een verlamde rechterarm bleef hij zijn mannen aanvuren tot hij ten slotte dood neerviel. Wickersham was geen beroepsmilitair zoals Patton, maar het was wel zeker een man naar zijn hart. Zoals hij dat in zijn beruchte toespraak tot het Derde Leger in het voorjaar van 1944 tussen veel ‘Goddamned’ uitdrukte: ‘Even if you are hit, you still can fight’.13 De Saint-Mihiel American Cemetery is slechts 77 km verwijderd van het Luxembourg American Cemetery bij Hamm. Daar liggen de Amerikanen die sneuvelden in de winter van 1944 en 1945 tijdens hun tweede oorlog tegen de Duitsers. Velen daarvan behoorden tot Pattons Derde Leger. De begraafplaats is volgens het zelfde patroon ingericht als die bij Thiaucourt. Maar apart aan de voorkant ligt het graf van George S. Patton Jr, General Third Army. Niet gevallen op het slagveld, maar slachtoffer van een sullig verkeer songeluk in Mannheim op 9 december 1945. Patton stierf in een ziekenhuis in Heidelberg op 21 december. In zijn eigen ogen onwaardig, want het leven van een krijger moet toch eindigen met de woorden: ‘He died with his boots on’. Zoals dat bijna was gebeurd op 26 september 1918 in de Argonne. Later omschreef hij zijn gedachten tijdens dat gevaarlijke optreden, onder verwijzing naar zijn gesneuvelde voorvaderen, met de woorden: ‘It is time for another Patton to die’. 14 Zijn grafkruis met slechts naam en rang is eenvoudig en hij zou dan ook jaloers zijn geweest op tweede luitenant Wickersham. Onder zo’n grafkruis met ster en gouden letter had hij graag begraven willen worden. 14 Graf van generaal Patton op het Luxembourg American Cemetery. Bronnen Voor dit verhaal is gebruik gemaakt van de uitvoerige biografie over Patton geschreven door Carlo D’Este, A Genius for War, A Life of General George S. Patton, London, 1997. Deze auteur concentreert zich niet uitsluitend op Pattons optreden in de Tweede Wereldoorlog. In de serie Osprey Campaign is nummer 238 gewijd aan de Amerikaanse verovering van de Saint-Mihiel salliant. Geschreven door David Bonk, St Mihiel 1918, Oxford, 2011. De visie van de auteur over de ontwikkeling van de tank in de Eerste Wereldoorlog is gepubliceerd in deel 23 van de serie De Grote Oorlog - Kroniek 1914-1918. Essays over de Eerste Wereldoorlog, Soesterberg, 2012, p. 143-184. Noten 1 Carlo D’Este, p. 233. Les Eparges, ‘De strijd om een heuvel in de Saint-Mihiel saillant’, Wereld in Oorlog, nr. 35, p. 7-13. http://www.ssew.nl/les-eparges-strijd-om-heuvel-saint-mihiel-saillant. 3 Bonk, p. 30. 4 Joël Huret, Les Américains sur le front de Lorraine, Metz, 1998, p. 36. 5 Verliescijfers genoemd in Bonk, p. 90. 2 15 6 James Scott Wheeler, The Big Red One, America’s Legendary 1st Infantry Division from World War I to Desert Storm, Kansas, 2007, p. 76. 7 Carlo D’Este, p. 242. 8 Carlo D’Este, p. 235. 9 David Stevenson, With our backs to the wall, Victory and defeat in 1918, London, 2012, p. 213. 10 Illustrated Michelin Guides to the Battle-Fields (1914-1918), The Americans in the Great War, Volume 2, The Battle of Saint Mihiel, York, 1994, p. 17. 11 Edward G. Lengel, To conquer hell, The Meuse-Argonne, 1918, New York, 2008. 12 Zie voor de citatie: http://www.history.army.mil/moh/worldwari.html#WICKERSHAM. 13 Carlo D’Este, p. 603. 14 Carlo D’Este, p. 259. ▬ © 2013 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit e-mailadres aan de auteur worden voorgelegd. Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het tijdschrift Wereld in Oorlog, nummer 37, 2013.