1 Pastoraat in een instabiel gebied. Dr Riet Bons-Storm De vier predikanten van Loppersum openden een interactieve website: ‘Wij geloven in Loppersum’. Een heel goed initiatief. Geloven…elkaar helpen om te gelovig te leven, dat is pastoraat. Pastoraat zou ik breed willen omschrijven als: toegespitste medemenselijkheid in Gods naam. Medemens zijn betekent samen leven in deze wereld, in een bepaalde situatie, op een bepaalde plaats. Het impliceert altijd empathie, want mijn beleving komt niet vanzelfsprekend overeen met de beleving van een ander. En empathisch zijn is heel moeilijk, het vereist oefening! We hebben het over pastorale empathie met de beleving van een aardbeving in Groningen, bijv. in Loppersum. Een vriendin van mij, een boerin wonend in een mooie oude boerderij, schreef haar beleving van een recente aardbeving op, ’s morgens, na de nacht waarin de aardbeving was. Het is goed om haar beleving voor te lezen, omdat die door velen in Loppersum werd herkend toen zij die laatst voorlas op een vergadering van Vrouwen van Nu (de vroegere Plattelandsvrouwen). Het is 13 minuten over drie als ik wakker schrik van een luide knal. Echt een harde knal. Na een seconde of 2 realiseer ik me dat we weer een aardbeving beleven. Mijn man is ook wakker. Ik ben angstig vanwege de harde knal en verder is het donker. We doen het licht aan, als de knal overgaat in gerommel. Luid gegrom, en het gegrom gaat over in bewegen. Het bed gaat heen en weer. Ik ben bang. “Dit is wel een sterke beving hoor”, roep ik. Dat het verder donker is buiten maakt het nog vervelender. Je ziet niks buiten. Wat is er verder nog gebeurd, buiten onze slaapkamer? Na een poosje is het over, stil zit ik op het rand van het bed. Wachtend op nog meer? Nee ik moet het eerst eens verwerken, zo’n aardbeving in het midden van de nacht. We gaan na een poosje te hebben gepraat toch maar weer slapen, hopend dat het deze nacht niet weer gebeurt. ‘s Morgens op de radio volgen we de berichten over de beving: maar 3.00 op de Schaal van Richter. Het voelde veel erger. Dit maakt mij verdrietig; wetend dat de beving van 4 op de Schaal van Richter nog kan komen. Dit verhaal gaat niet over scheuren enz. Dit gaat over mijn gevoel van veiligheid. Wetend dat het nog erger kan worden. Dit gaat niet over 2 rinkelende glazen, maar over mijn gevoel van angst voor wat er nog komen gaat. Deuren bewegen, ramen trillen, weer een scheur in de muren. Elke Nam bestuurder zou dit eens moeten beleven, in het midden van de nacht uit je bed te worden getrild. Verdwaasd en richtinggevoel missend wakker worden, angstig afwachtend . (Ria van Wieringen- Timmer) Angst en onzekerheid. Méér dan frustratie om scheuren in de muren. Dat ook, maar dat kan worden verholpen, al kost het formulieren invullen en wachten en dan in de rommel zitten, twee weken een interne verhuizing. Ik heb het zelf meegemaakt. Er is ook zorg om economisch verlies: huis niet te verkopen, in ieder geval in waarde gedaald. Baanloosheid: wie wil nog in dit gebied investeren? Maar er is vooral boosheid op de NAM, machteloze woede ook om de langdurige ontkenning en bagatellisering van het probleem door de politiek, door de rest van Nederland. Het komt neer op woede en verdriet om het verlies van waardering voor mensen die wonen in een prachtig stuk van Nederland, gebaseerd op een toch al heersend gevoel van ‘marginaal’ te zijn, letterlijk. Ver van het centrum: ‘Den Haag’, de Randstad. De gemoedsgesteldheid die overheerst is machteloze woede en angst omdat ter wille van de landseconomie de Groningers geacht worden de prijs voor het behoud van de welvaart van het hele land te betalen. Het houdt n.l. niet op. Nu een beving van 3.0, straks van 4.0….. De mededeling dat de gaswinning in het gasveld Loppersum teruggedraaid zal worden, terwijl dat de gaswinning in andere gasvelden in Groningen opgevoerd zal worden, stelt mensen niet gerust, integendeel. Het getuigt van een instelling bij de NAM en de regering om de schade wat evenwichtiger over de Groningers te verdelen, maar in feite niet zal verminderen. De bevingen in het Loppersumse houden n.l. nog jaren stand, die houden niet direct op als de gaswinning minder wordt. Moeten de mensen wonend boven het gasveld Loppersum zich getroost weten doordat andere Groningers zeer waarschijnlijk grotere schade zullen krijgen? Het belangrijkste protest van Groningers is dat elke maatregel dweilen is, zonder de kraan dicht te willen doen. Machteloze woede dus om het negeren van een waardevolle identiteit als Groningers, als Nederlanders die er toe doen. 3 Het komt neer op: aantasting van de identiteit. Als hooghartig ervaren bagatellisering door de rest van Nederland en de landspolitiek van Nederlanders die wonen in het mooie wijde Groninger land. Het is niet juist om te stellen dat Groningers in het aardbevingsgebied zich als slachtoffers zien, die dus geholpen moeten worden, getroost en bemoedigd door goede woorden in een pastoraal contact. Dat is te simpel, dat zou hen tot objecten maken. Door de vermenging van angst en woede wordt de zaak gecompliceerder. Groningers willen vechten voor het behoud van hun waardevolle identiteit als Groningse Nederlanders, met evenveel mogelijkheden tot het goede leven als de rest van Nederland. Om hier iets dieper op in te gaan is het concept place identity behulpzaam. Ik laat me inspireren door het boek van John Inge: A Christian Theology of Place (Aldershot: Ashgate Publishing Limited, 2003). Inge stelt dat het belang van ‘de plaats’ als vormende factor van de identiteit voor mensen, gedurende de Moderniteit steeds minder aandacht heeft gekregen. Vóór de Moderniteit was de plaats wel belangrijk: het afkomstig zijn uit een plaats was soms onderdeel van de naam: Antonius van Padua, Bernard van Clairvaux, Catharina van Siena. Zo was het ook in bijbelse tijden: Jezus van Nazaret was een Galileeër, dat zegt al heel veel, toch? Hij kwam uit de marge. Mensen heetten naar hun plaats: Maria van Magdala. Met de accentuering van het begrip ‘vooruitgang’ zette de Moderniteit de tijd bovenaan als identiteit vormende factor. Hoewel met de voortschrijdende Moderniteit ook de migratie van mensen toenam, blijft volgens Inge ‘plaats’ , vooral de ‘plaats van herkomst’ van groot psychologisch belang voor de hedendaagse mens. De eerste ervaringen worden gekleurd door de plaats waar je opgroeit, mens wordt. Daar leer je jezelf zien in relatie tot en in proportie tot de wijdere ruimte, tot de opvulling van die ruimte. Die eerste beleefde ‘plaats’ wordt de norm waaraan je andere plaatsen meet en waardeert. De plaats van herkomst omvat meer dan de eigen geboorteplaats. Zij slaat ook op de plaats waar de wortels van de familie, het voorgeslacht liggen. Ook de plaats waar men zich gedurende het leven is thuis gaan voelen, waarmee men zich solidair verklaart is van belang voor de identiteit. De plaats is een deel van een ruimte. Ook die ruimte, als extensie van de plaats, wordt ‘eigen’: het is jouw ruimte, daar leef en beweeg je je. Inge spreekt over place in relatie tot space. 4 Plaats wordt ook metaforisch gebruikt: alles heeft zijn plaats, etc. Inge, en ik nu ook, gebruikt plaats vooral in de concrete en geografische betekenis. Plaats heeft relatie met thuis, maar is meer door de relatie met ruimte. Voor ons welbevinden als persoon is het nodig dat onze plaats in onze ruimte ons zekerheid/veiligheid en stabiliteit geeft. Die plaats nu, waar je je veilig wilt voelen, wordt instabiel, gaat schudden. Wie wel eens een aardbeving meegemaakt heeft weet dat die een uiters destabiliserend gevoel geeft. Alles beweegt n.l., ook muren die al eeuwen vast staan. Je verliest voor een tijdje de grond onder de voeten en je oriëntatiepunten. Vroeger hoorde een aard beving bij natuurgeweld, zoals een storm. Overal in de wereld werden deze levensbedreigende natuurverschijnselen aan de goden toegeschreven. Ze waren immers niet in mensenhanden. Ook in de bijbel gaat het over aardbevingen, daar wordt God dan achter gezocht. Natuurgeweld werd gezien als verschijnsel van Gods macht, bijv. om mensen te straffen voor hun zonden of om mensen te overtuigen van Gods macht. Maar bij de aardbevingen in Groningen passen teksten over aardbevingen in de bijbel niet, want deze Groningse bevingen zijn door mensen en hun beslissingen te weeg gebracht. Inge citeert Foucault die stelt dat de hele geschiedenis herschreven zou kunnen worden als een geschiedenis van ruimten. Die geschiedenis zou identiek zijn aan een geschiedenis van machten. Denk aan de geschiedenis van het kolonialisme, aan wat nu gebeurt in de Oekraïne bijvoorbeeld. Hoe veilig kun je je voelen op je plaats van herkomst, de plaats waar je hoort? Wie neemt je ruimte in, wie bezet je ruimte? Veel Groningers beleven dat ‘Den Haag’ hun ruimte, en specifiek hun plaats, dorp, huis inneemt, met macht. Daarbij wordt door ‘Den Haag’ ook hun identiteit, gebagatelliseerd. Concentratie op het belang van plaats en ruimte voor de identiteit van mensen komt weer terug. Het past in het postkoloniale klimaat dat tegenwoordig voelen en denken kleurt en meer aandacht geeft aan het individuele, het incidentele. Zo ook in het pastoraat. Het gaat niet om pastoraat gebaseerd op grote verhalen over mensen in bedreigde situaties, maar om het particuliere, het bijzondere-in-context: het gaat om vrouwen en mannen in Groningen in hun verschillende omstandigheden, die elk op hun manier de doorgaande aardbevingen veroorzaakt door gaswinning ervaren. Het gaat er om te luisteren naar verhalen van mensen-ter-plekke, veel meer dan naar rapporten met 5 percentages. Het gaat om mensen die in dit gebied zich op hun plaats voelen en daar willen blijven wonen. In pastoraat brengen we de persoonlijke, bijzondere situatie-ter-plekke van iemand, die vrouw of man is – en dat maakt meestal heel wat uit – in gesprek met de christelijke traditie in een wederzijdse hermeneutiek. De meeste mensen in Groningen zien zichzelf als in conflict met machtige instanties die niet echt naar hen luisteren: ‘Den Haag’ gelieerd met de NAM, in concreto vaak gepersonifieerd in ‘Minister Kamp’. Natuurlijk dienen in pastoraat aan mensen in het aardbevingsgebied de basisprincipes van goed pastoraat in acht worden genomen. Compassie en poging tot empathie. Open luisteren naar verhalen. Met de gesprekspartner samen zoeken – expliciet en impliciet - naar wat God met deze persoonlijke situatie en ervaringen te maken zou kunnen hebben. Wat ‘zegt’ God hier? Hoe laat God zich voelen? Wat kan een pastor in naam van (een bepaalde voorstelling van) God hier in brengen in de communicatie met de gesprekspartner? Dat hangt inderdaad veel af van de voorstelling die iedere pastor koestert van God en kan dus heel verschillend uitpakken. Troost? Maar hoe? God is ook hierbij, ook in de zorg om de aardbevingen? Maar hoe is God erbij? Dat moet iedereen voor zichzelf overdenken en bewustmaken. Is deze overtuiging van de pastor veranderbaar door ideeën over God van de gesprekspartner, die deze inbrengt in het gesprek? In hoeverre? Ook dat moet elke pastor overdenken. Ik geef u, op grond van wat ik meemaak en hoor in Loppersum mijn idee, die ook alleen maar mijn ideeën zijn, en dus voor discussie vatbaar. Ik ben in dezen geïnspireerd o.a. door het boek geredigeerd door Pamela Couture en Rodney Hunter: Pastoral Care and Social Conflict (Nashville: Abingdon Press, 1995), en wel het artikel daarin “The Future of Pastoral Care and the God of the Market”, door Pamela Couture en Richard Hester. Wie is de ‘God of the Market?’ Het is een God die geheel achter het verlangen staat om geld en bezit te genereren als hoogste waarde. De auteurs schrijven: “The laws of a market economy have become governing principles, akin to a theological creed….. The market economy becomes the mysterious, transcendent, numinous order” (pag.48). De hoogste deugd is dan het verzamelen van bezit. De vrije markt wordt een godheid die onbetwijfelbaar geacht wordt. Hij heerst nu eenmaal en het is zijn wil dat mensen consumeren en hun ongetwijfeld aanwezige krachten aanwenden om economische waarde te genereren. 6 De principes van de markt economie staan haaks op het evangelie: de God van het evangelie respecteert niet de rijkdom, heeft niet meer respect voor een rijke dan voor een arme. De God van het evangelie is de God van de medemenselijkheid in gelijkwaardigheid en solidariteit, theologisch uitgedrukt in het concept van de incarnatie, handen en voeten gegeven in pastoraat. Dit empathisch medeleven in Groningen impliceert nu: -luisteren naar de individuele verhalen van allerlei mensen; -attent zijn op de voorstelling die mensen van God en van Gods relatie met hen en hun situatie hebben; -bondgenoot worden in hun streven naar een stabiele woonplaats, die veilig is; -solidair zijn in hun protesten tegen de marginalisatie en de bagatellisering van de problemen in relatie tot het grote goed dat het gas voor Nederland geeft; -luisteren en ondersteunen, spiritueel en politiek: hen staande houden in het grote spel van de machten. Dus pastoraat in een instabiel gebied verschilt niet veel van ‘gewoon’ pastoraat: meeleven met mensen in Gods naam.