DIEREN BENADEREN: ZIJ ZIEN JOU EERDER… Veel zoogdieren in de Nederlandse en Belgische natuur zijn redelijk schuw. Dat is niet overal zo: op plaatsen waar erg veel mensen komen en/of mensen dieren voederen zijn dieren vaak minder schuw. Dieren benaderen kan op drie manieren: 1. Zodra je dieren ziet vertraag je je tempo en ga je langzaam stilstaan. Dit werkt goed bij zwijnen, damherten en redelijk bij edelherten. Bij reeën en edelherten kun je eigenlijk beter rustig doorlopen. De dieren kijken dan of je geen gevaar vormt en zullen mogelijk blijven staan. Wilde dieren hebben je bijna altijd al ‘gespot’ voor je hen ziet: ze ruiken, horen en zien veel beter dan een mens en zijn vaak erg alert. Het heeft ook geen zin om je te verstoppen als je een dier ziet. De kans is zelfs groter dat het dier er dan vandoor gaat: als je achter een boomstam gaat staan is het dier je ‘kwijt’ en zal het vrijwel zeker vluchten. Zolang het je kan zien, kan het dier het ‘gevaar’ inschatten. 2. Je wacht dieren op in en schuilhut, wildobservatiepunt of hoogzit. Dit werkt goed bij vrijwel alle dieren. Extra goed werkt het als (na het betreden van de hut of het observatiepunt) er één of meerdere personen weer vertrekken. Dieren kunnen niet tellen en denken dat (als één of meerdere personen vertrekken) alle aanwezigen weer weg zijn. Voorwaarde is dan natuurlijk wel dat ze je niet meer zien of horen kunnen. Nadeel van deze methode: het vraagt veel geduld en je kunt feitelijk de hut niet meer verlaten tot de dieren weer weg zijn. Vertrek je namelijk eerder en zien de dieren je dan neemt de achterdocht van de dieren t.o.v. de schuillocatie toe en zullen ze die uiteindelijk gaan mijden. 3. Je besluipt dieren. Dit lijkt de spannendste methode maar vraagt zeer uitgebreide expertise van het gebied, benaderingsmethoden, windrichting, weersomstandigheden, de betreffende diersoort en camouflagemethoden. Voor vrijwel alle fotografen is dit niet haalbaar en leidt het alleen tot foto’s van vluchtende dieren (kontjesfotografie genoemd). Het veroorzaakt erg veel onrust. Alleen een camouflagepak en een gecamoufleerd statief zijn absoluut onvoldoende. Mijn advies: niet aan beginnen tenzij je in de leer kunt bij een echte kenner zoals een boswachter of jager en je beschikt over veel tijd en mateloos geduld. RUSTGEBIEDEN Gebiedsbeheerders roepen bepaalde delen van het terrein uit tot wildrustgebied. Betreden daarvan wordt doorgaan flink beboet. Alleen al uit respect voor de dieren betreed je een dergelijk gebied niet. Zie je andere mensen dit doen, attendeer ze er dan op een vriendelijke manier op. BEDELGEDRAG Soms worden dieren door voeren (door bezoekers) zo brutaal dat de wildbeheerders dieren moeten afschieten. Bedelen hoort ook absoluut niet bij wilde dieren en dat kan alleen vermeden worden door dieren NIET te voeren. Sommige wildbeheerders ‘trakteren’ dieren. Dit gebeurt o.a. op de Hoge Veluwe tijdens de bronsttijd. Er worden dan bijv. appels of maïskorrels gestrooid waardoor de dieren eerder geneigd zijn uit de dekking te komen. Voor fotografen leidt dit tot mooie fotogelegenheden. Wildbeheerders zullen dit echter altijd zeer gedoseerd en willekeurig doen om ‘afhankelijkheid’ te vermijden. Laat je echter nooit verleiden om zelf te gaan voeren. Er zijn plekken bekend waar ‘dierenvrienden’ zoveel voer achterlaten dat er een ware rattenplaag ontstond. ^ Iedere fotograaf zou zich voor dergelijke foto’s moeten schamen (foto’s van internet). RESPECT Realiseer je dat je te gast bent in het leefgebied van de dieren. Net als bij iemand waar je op bezoek gaat, ga je geen zaken veranderen aan het interieur: takken afbreken, planten verwijderen enzovoort zijn ‘not done’. Laat dieren de ruimte en ga ze niet insluiten of achtervolgen. Los van het feit dat dat niet werkt, veroorzaak je onrust die vaak leidt tot mijden van mensen. Je maakt het dus voor jezelf (en andere natuurliefhebbers) steeds moeilijker om een dier voor de lens te krijgen. Wilde dieren kunnen uitstekend voor zichzelf zorgen en hebben onze hulp absoluut niet nodig. Zorg ook dat je voor zonsopkomst en na zonsondergang de dieren de rust gunt die ze nodig hebben. GROTE GRAZERS Naast wilde dieren komen er ook grote grazers voor in de natuur: o.a Heckrunderen, Schotse Hooglanders IJslandse pony’s, Konikpaarden en (heel beperkt) wisenten helpen om gebieden open en gevarieerd te houden. Omdat ze sterk lijken op veesoorten die we kennen en ze minder schuw lijken te zijn, is de verleiding om ze te benaderen groter. Realiseer je echter dat een Hooglander stier van pakweg 900 kilo een reëel gevaar voor een mens is en een Heckrund kalfje weliswaar aandoenlijk ‘aaibaar’ lijkt maar dat de moeder het er niet op heeft dat je dat ook werkelijk doet. Behandel ze als wilde dieren, blijf op gepaste afstand en ga een kudde niet doorkruisen. INSECTEN EN SPINNEN Behandel ook spinnen en insecten als wilde dieren. Loop niet dwars door een web heen als het niet nodig is. Bekijk het eens goed en verwonder je over de weefkunst van zo’n klein dier. Ook insecten behandelen we met respect: als je in de natuur wandelt dood je geen hert, waarom zou je dan wel een insect doodslaan? TEKEN In de natuur (maar eigenlijk bijna overal) kun je teken oplopen. In tegenstelling tot wat veel mensen denken vallen teken meestal niet uit bomen. Ze zitten in gras en struiken en wachten daar op hun gastheer. Een teek kan enige dagen tot enkele weken op dezelfde gastheer blijven zitten. Ze kunnen via de benen van de gastheer omhoog klimmen en nestelen zich bij voorkeur in huidplooien, maar ook wel gewoon op een been of arm. Een teek loopt meestal enige minuten rond op zoek naar een optimale plaats alvorens zich in de huid vast te bijten. Naast in het wild voorkomende zoogdieren, worden vooral honden, katten en mensen gebeten. Op zich is een tekenbeet niet ernstig maar een teek kan wel een ziekter dragen zoals de ziekte van Lyme. Daarom is het zaak na een bezoek aan de natuur jezelf te controleren op aanwezigheid van teken. Controleer je lichaam en je kleding op tekenbeten als je in het groen bent geweest. Teken kunnen zich overal vastbijten, maar hebben voorkeur voor liezen, knieholtes, oksels, bilspleet, randen van het ondergoed, achter de oren en rond de haargrens in de nek. Heb je een tekenbeet? Haal de teek snel weg. Hoe langer de teek in uw huid zit, hoe groter de kans dat hij ziekteverwekkers overdraagt. Meer informatie vind je op: http://www.rivm.nl/Onderwerpen/T/Tekenbeten_en_lyme en http://stopdeteek.nl/ Hoe je een teek goed verwijderd lees je op http://www.lymenet.nl/info/teek-verwijderen