5 Bezettingsgraad kunstmatige nestgelegenheid voor solitaire bijensoorten in het Zevenbergenbos Auteur: Michel Levens, werkgroep Gidsen Zevenbergenbos, e-mail: [email protected] 1. Solitaire bijen en kunstmatige nestgelegenheid: Dit artikel vloeit voort uit het monitoren en observeren van kunstmatige nest­ gelegenheid voor solitaire bijensoor­ ten aan het Zevenbergenbos te Ranst. Het monitoren gebeurde afgelopen zomer door de plaatselijke werkgroep gidsen. Het doel was de bezettings­ graad van de geboorde gaten in deze nestgelegenheden te evalueren en na te gaan welke soorten hun intrek erin nemen. Tevens een praktische aanpak om onze kennis over de levenswijze van solitaire bijen uit te breiden. Solitaire bijen of wilde bijen is een ver­ zamelnaam voor solitair (alleenstaand, doet alles alleen) levende bijensoor­ ten. Hun levenswijze verschilt gron­ dig van die van de sociale bijen (zoals de honingbij, bijen die in een volk leven). Bij de solitaire bijen heeft elk vrouwtje een eigen nestholte waarin ze eitjes legt. De levenswijze van de hommels lijkt iets meer op die van de honing­ bij (Apis mellifera). De hommelkonin­ ginnen overwinteren wel solitair maar bouwen in het voorjaar een kolonie op met werksters en darren. De honingbij daarentegen leeft het hele jaar door in een kolonie met één koningin en een groot aantal werksters. In België en Nederland leven meer dan 350 soorten bijen, waarvan een 30-tal soorten sociale bijen zijn (de honingbij en 29 soorten hommels). Twee derde van alle solitaire bijensoorten nestelt ondergronds (maken gangetjes - o.a. in zandgrond), één derde nestelt bovengronds in allerlei vrije openingen in hout of steen of holtes in stengels. Vooral geslachten zoals tronkenbijen, maskerbijen, met­ selbijen, behangersbijen en wolbij­ en maken gebruik van kunstmatige nestgelegenheid. Pittig gegeven zijn de koekoeksbijen (o.a. tubebijen en kegelbijen), die niet zelf voor het voedsel voor hun nakomelingen zorgen maar hun eitjes leggen in nes­ ten van bovengenoemde soorten. De voortplanting gebeurt op een fascinerende manier. Elke bijensoort is slechts een beperkte periode in het jaar actief en in die periode moet het vrouwtje voor het nageslacht zor­ gen. Het vrouwtje gaat op zoek naar een geschikte holte (o.a. een boorgat in een kunstmatige nestgelegenheid) om een nest te maken. Eens gevonden gaat ze stuifmeel (voedsel voor het na­ geslacht) verzamelen dat ze achteraan in het boorgat opstapelt, vervolgens legt ze er een eitje op en metselt er een wandje voor. Dit herhaalt ze enkele keren, zodanig dat je in het boorgat verschillende kamer­ tjes krijgt telkens met een eitje en voedsel. Het mannetje verzorgt hierbij enkel de bevruchting. In de voorste kamertjes (het dichtst bij de booropening) liggen eitjes die het vrouwtje niet bevrucht, hier ko­ men de mannetjes uit. De boorope­ ning zelf wordt door het vrouwtje dichtgemetst met een mengsel van klierspeeksel, leem, hars of steentjes. Zo zal ze meerdere keren een boor­ gat vullen. Het proces binnen in het boorgat en per kamertje gaat van eitje tot larve (eten van het stuifmeel), de larve spint een cocon waarbij ze over gaat van larve tot pop en vervolgens tot volwassen bij. Dit proces kan maanden duren en de nieuwe generatie zal pas het jaar daarop uitvliegen (een be­ perkt aantal soorten hebben een 2de generatie op één jaar). Eerst komen de mannetjes uit, dan de vrouw­ tjes die direct worden bevrucht door de mannetjes en een nieuwe cy­ clus kan van start gaan. Door hun zoekgedrag naar voedsel (stuifmeel en nectar) zijn solitaire bijen- en hommelsoorten goede bestuivers voor wilde planten, maar eveneens voor veel groenten- en fruitsoorten. In deze laatste context hebben ze een belangrijk economisch belang in de vorm van de ecosysteemdienst be­ stuiving. Solitaire bijensoorten hebben te kampen met allerhande bedreigin­ gen. Om ze te helpen in de voorziening van nestgelegenheid worden insectenof bijenhotels gemaakt en geplaatst in allerlei omgevingen. Door de kunstma­ tige nesten, van o.a. houtblokken, bak­ stenen, leemspecie te voorzien van ge­ boorde gaten (variërend in diameter) kunnen solitaire bijen deze gebruiken als nestgelegenheid. 2. Bezettingsgraad kunstmatige nestgelegenheid Zevenbergenbos-Ranst: Tijdens onze onderzoeksperiode heb­ ben we kunnen vaststellen dat het wei­ degebied (7,5 ha) over de Drogenhof­ schuur (Schawijkstraat) en de locatie rondom de nabijgelegen vlaspoel een grote verscheidenheid aan vliegende insecten bevat, waaronder in grote aantallen solitaire bijen- en hommelsoorten. Er is een overvloed aan nec­ tar- en stuifmeelplanten (o.a. compo­ sieten, schermbloemigen, ranonkels), vanaf het voorjaar tot de nazomer. Het gaf de werkgroep gidsen Zeven­ bergenbos de kans om een onder­ zoek te verrichten naar de geplaatste kunstmatige nestgelegenheden voor solitaire bijen. Het onderzoek had in eerste instantie de bedoeling te kij­ ken naar de bezettingsgraad van de geboorde gaten in deze kunst­ matige nestgelegenheden en uit het resultaat te leren welke voor het gebied de meest doeltreffende nestgelegenheid is. Dit geldt zowel ANTenne | APRIL - JUNI 2016 | NR 2 19 wat betreft de vorm als de grootte van de nestgelegenheid, de verschillende diameters en diepte van de boorgaten, gebruikte hout- en steensoorten, loca­ tie en invliegrichting. De methode, frequentie en periode van de monitoring werden op voor­ hand vastgelegd. We tellen de be­ zettingsgraad per kunstmatige nest­ gelegenheidsmodule en controle­ ren of ieder geboorde opening in de module dichtgemetst is. In­ dien mogelijk determineren we ook de solitaire bijensoorten die in of rond de nestgelegenheid vliegen. De perio­ de van monitoring was gespreid over zestien weken beginnend van 1 juni tot en met 14 september 2015, met een tellingsfrequentie om de twee weken. Daar sommige bijensoorten al vroeger vliegen en eitjes leggen wor­ den afgesloten boorgaten van vóór 1 juni opgenomen bij de start van de telling (de vliegkalender van soor­ ten solitaire bijen kan reeds starten begin maart en loopt tot in oktober). Tevens is er gekeken om een deel van de nestgelegenheden, zoals voor­ namelijk het insectenhotel aan de vlaspoel op te nemen in onze gelei­ de gidsbeurten omwille van de educa­ tieve waarde en als sensibiliseringsbij­ drage voor solitaire bijen. Op het einde van de telperiode wordt per nestmodule het bezettingsper­ centage berekend, de opmerkingen samengevat en een conclusie per mo­ dule getrokken Determineren van solitaire bijen is niet eenvoudig voor leken, maar de vol­ gende methodiek heeft ons al een heel eind vooruit geholpen. Steeds gewa­ pend met een camera met macrolens werden foto’s genomen van de solitaire bij of hommel (start de telling vroeg in de ochtend, de bijen zijn dan nog aan het opwarmen en het best waar te nemen). Er werd steeds eerst getracht de bij onder te brengen in zijn geslacht aan de hand van een determinatietabel (Laget D, 2005, Determinatietabel voor solitaire bijen in aangeboden nest­ gelegenheid – Bertram 2). Een tabel Figuur 1: Situatieplan van kunstmatige nestvoorziening bijen in Zevenbergenbos (Ranst): nrs 1. Mini-bijenhotelletjes; nrs 2. Boorgaten in weidepalen; nr 3. Insectenhotel (met bijenmodules);nr 4. Nestvoorziening met leemsubstantie en nr 5. Imkernesten. die enkel soorten van kunstmatige nestgelegenheden behandeld, dit sluit alvast ondergrondse soorten uit. Een hele inspanning want solitaire bijen zijn klein (variëren tussen de 4 en 16 mm lengte) en er moest gekeken wor­ den naar de lichaamsbouw, kleur, be­ haring, haarbandjes, verzamelapparaat. Ook werd, getracht om aan het boor­ gat waar de bij was waargenomen, de samenstelling van het metsel­ werk waarmee de bij het boorgat dicht, te ontleden (de samenstel­ ling van de metselspecie verschilt van geslacht tot geslacht). Eens het geslacht bepaald, werd ge­ tracht de bij op soortnaam te bren­ gen via de informatie op de internet site www.wildebijen.nl (het meest compleet digitaal overzicht van bij­ en, met determinatie sleutel voor zowel mannetjes- als vrouwtjesbij­ en). Soms bleven we op onze hon­ ger zitten, maar waar een wil is, is een weg en slaagden we erin de meeste bijen op soortnaam te brengen. Een verificatiemiddel was de vliegtijd te controleren van de gevonden soort (vliegtijden soorten - zie www.wildebijen.nl), wat een bevestiging kon zijn voor de gedetermineerde soort. Naderhand werd bepaald tot welke Rode Lijst ca­ tegorie de soort behoort. 20 ANTenne | APRIL - JUNI 2016 | NR 2 3. Historiek van de kunstmatige nestgelegenheid: Locatie coördinaten: 51°12’08 NB / 4°33’34 OL • April 2014 hebben we in vier wei­ depalen gaten met wisselende boordiameter geboord (zie fig.1 / legende nrs. 2) • In oktober 2014 is een multifunc­ tioneel insectenhotel aan de vlaspoel een feit (zie fig.1 / legende nrs. 3) { Kunstmatige schuil- en nest­ gelegenheid voor allerlei in­ sectensoorten { Afzonderlijke modules voor­ zien voor solitaire bijensoorten • In mei 2015 hebben we zeven mini bijen-hotelletjes geplaatst in de droge weide (weide over de Drogenhofschuur) (zie fig.1 / legende nrs.1) • In augustus 2015 werd in de om­ geving van de drinkpoel en de Kempische stal een nestvoor­ ziening met leemsubstantie geplaatst. Deze nestgelegenheid is niet opgenomen in de telpe­ riode, maar opgezet omdat we tijdens het onderzoek sachembij­ en hebben waargenomen – (zie fig.1 / nrs.4 ) Mini-bijenhotelletjes: In totaal zijn er zeven mini-bij­ enhotelletjes, gemaakt in acacia­ hout, geplaatst. Ze staan rond of in het gebied van de droge weide (wei­ de recht over de Drogenhofschuur). Geboorde diameters: 10-8-6 mm Figuur 2: Mini bijen hotelletje – Acacia hout Bijzondere vaststellingen bij de ove­ rige mini-bijenhotelletjes: Ø 10 - be­ hangersbijen soort, opening boorgat gedicht met bladstukjes. In de wei­ den hebben we tijdens de telperiode diverse hommelsoorten zien vlie­ gen en gedetermineerd (o.a. aard­ hommel, steenhommel, tuinhom­ mel, veldhommel, weidehommel). Waarnemingen van sachembijen op verschillende momenten, heeft ons ertoe aangezet om een kunstmatige nestgelegenheid in leem te voorzien voor deze soort (zie fig.1 / legende 4). Bij regenweer is het aangewezen ook de open boorgaten te overlo­ pen, want daar kun je allerhande schuilende insecten in verwachten. Aan de hand van de tellingen en waarnemingen hebben we de vol­ gende mini-bijenhotelletjes ver­ plaatst van locatie. Mini-bijenho­ telletje 1 en 2, omwille van een te geringe bezettingsgraad en de zuid­ westelijke invliegrichting hebben we deze van locatie veranderd en tussen de boomgaard geplaatst (zie fig. 1), invliegrichting het zuiden. Verdere opvolging in 2016. Het to­ tale bezettingspercentage over de zeven mini-bijenhotelletjes is 15,4% (alle bezette boordiameters meege­ nomen in de berekening van het be­ zettingspercentage). Weidepalen droge weide: In totaal zijn er vier weidepalen in­ geboord (ingeboord in 2014, straat­ kant over de Drogenhofschuur) met geboorde diameters van 4-6-8. Bij de weidepalen observeren we ook de reeds gevulde boorgaten van 2014 (figuur3). Tabel 1: Vaststellingen en opmerkingen tijdens de telperiode van een mini-bijenhotelletje 3de mini-bijenhotelletje in droge weide , struweel links, op hoekpaal - invliegrichting ZOO 21 gaatjes in totaal / diameter 10-8-6 mm Datum Ø 10 Ø8 Ø6 opmerking 01/06/2015 0/7 0/8 1/6 Start telling 15/06/2015 1/7 2/8 4/6 Bijkomende telling t.o.v 1/6 (i.e. meerdere boorgaatjes bezet tegenover vorige telling) 29/06/2015 1/7 3/8 4/6 Bijkomende bezetting tegenowver 15/06 13/07/2015 1/7 2/8 4/6 Geen nieuwe bezetting Ø8: 1 klein open gaatje (parasitair insect) 27/07/2015 1/7 0/8 3/6 Ø8: 2 kleine open gaatjes, voorste kamer open Ø6: 1 klein open, voorste kamer open (parasitair insect) Waargenome: bij met op de top van kop twee gele puntjes, tussen kop en borststuk 2 gele puntjes met eronder een geel streepje, bij ± 6mm lang. Jong exemplaar gewone maskerbij. 10/08/2015 0/7 0/8 4/6 Ø10 - 1 open gat, alle kamers open Ø6: 1 bijkomende bezetting 24/08/2015 0/7 0/8 4/6 Ø6: open gat maar enkel ingangskamer open (abrokkelende richting) 14/09/2015 0/7 0/8 5/6 Ø6: 1 bijkomende bezetting Totaal bezetting: (bij einde telperiode): 25% Opmerkingen: de kleine open gaatjes die verschijnen enkele weken na nieuwe bezetting, is veroorzaakt door een parasitair insect, de muurrouwzwever (waargenomen). Deze behoort tot de familie wolzwevers (Bombyliidae), de orde van de tweevleugeligen (Diptera), onderorde vliegen (Brachycera). De kleine open gemaakte gaatjes in het metselwerk aan het boorgat, beperkt zich enkel tot de voorste kamer. Beheeradvies bij einde telperiode: nestblok laten hangen en opvolgen in 2016 ANTenne | APRIL - JUNI 2016 | NR 2 21 Tabel 2: Resultaat en opmerkingen tijdens de telperiode van de 4de weidepaal (bezettingsgraad boorgaten met diameter 6 en 4 mm) 4de weidepaal – geboorde paal, uiterst rechts (rug naar schuur) – invliegrichting ZO - 14 gaatjes in totaal Datum Ø6 Ø4 opmerking per teldatum 01/06/2015 6/6 4/8 Start telling Ø 6: 1 - 2014 uitgekomen; 5 - 2014 nog niet uitgekomen. Ø 4: 4 - nieuw bezet; 3 - uitgekomen 2014. 15/06/2015 2/6 4/8 Ø 6: 4 - uitgekomen 2014 29/06/2015 1/6 4/8 Ø 6: 1 - uitgekomen 2014, open boorgat en alle kamers open (check voorzichtig uitgevoerd met dunne grasstengel) 13/07/2015 2/6 4/8 Ø 6: 1 - nieuwe bezetting 27/07/2015 2/6 4/8 geen bijkomende bezetting 10/08/2015 2/6 4/8 geen bijkomende bezetting 24/08/2015 2/6 4/8 geen bijkomende bezetting Gewone goudwesp schuilt in boorgat 14/09/2015 2/6 4/8 geen bijkomende bezetting Totaal bezetting: (percentage bij einde telperiode): 43% Opmerkingen: tijdens de tellingen hebben we vastgesteld, dat boorgaten ook schuilplaatsen zijn voor andere vliesvleugelige insecten (o.a. de gewone goudwesp - Chrysis ignita). Beheeradvies bij einde telperiode: lagere bezettingsgraad dan in 2014. Geen verdere actie Waarnemingen bij de andere weidepalen: • ingang boorgat vertoont een klein gaatje, ingangskamer open maar tussenschot tweede kamer dicht (parasitair insect). Zeer omzichtig gebruiken we een grasstengel om de diepte te meten. • de solitaire bijen vliegjaar 2015 bezetten eerst de nog vrije boorgaten, i.p.v. de van vorig jaar bezette gaten. • uitgepikte dichtgemetste boorgat­ en door kleine vogel (i.e. snavelsporen aan ingang boorgat). Aan de hand van de tellingen en waarnemingen hebben we de vol­ gende eindconclusie: geen verande­ ringen aanbrengen aan bestaande weidepalen. Ze hebben een gerin­ gere bezetting als in 2014. De vrij­ gekomen gaten van reeds uitgevlo­ gen bijen worden niet direct terug bezet door bijen, meestal vonden we andere insecten in deze gaten. We plannen wel meer weidepalen te voorzien van boorgaten. Figuur 4: Maskerbijen soort in booropening Figuur 3: Geboorde weidepaal Totaal bezettingspercentage van de vier weidepalen samen is 22,5 %, wat 10 procent minder is dan in 2014. Insectenhotel Zevenbergenbos (aan de Vlaspoel) (figuur 5): Het modulaire insectenhotel (re­ alisatie oktober 2014) is met zijn booringangen gericht naar het ZZO en geplaatst in de omgeving van de Drogenhofschuur aan de oude vlaspoel (zie fig1 / nr.3). De mo­ dules 1-2-3-4-5-6-7-8 en 11, zijn bedoeld om solitaire bijen te huis­ vesten. Geboorde diameters in deze modules variëren van: 10-8-6-4 mm. Module 11 bestaat uit grijze be­ tonsteen en gewone rode baksteen. 22 ANTenne | APRIL - JUNI 2016 | NR 2 De modules voor solitaire bijen zijn allen afzonderlijk geteld en de waar­ nemingen genoteerd. Twee waargenomen solitaire bijensoorten vallen op door hun hoge bezettingsgraad (figuur 6): • De ranonkelbij (Chelostoma florisomne – vrij zeldzaam – Rode Lijst: kwetsbaar) heeft in module 3 (onderste en middelste houtblok) 68 boorgaten bezet gedurende de periode tussen midden mei en half juli. • De tronkenbij (Heriades trunco­ rum – vrij algemeen – Rode Lijst: niet bedreigd) heeft in module 7 (over de ganse houtblok – gaten Ø 4 mm) 51 gaten bezet in de periode tussen midden juni tot midden september. Deze twee solitaire bijensoorten ge­ bruiken een andere samenstelling van metselbrij om de booropening af te dichten. Ranonkelbij gebruikt een mengsel van klierspeeksel, leem en kleine steentjes; de tronkenbij gebruikt een hars-substantie. Bij de afsluitende telling op 14 sep­ tember hebben we het totaal aantal bezette boorgaten geteld over alle modules heen van het insectenhotel: 164 boringen zijn dichtge­ metst op een totaal van 606 borin­ gen: 27,06% van de boringen zijn bezet (figuur 9). Als we de bezette boorgaten in het insectenhotel on­ derverdelen in boordiameter kun­ nen we vaststellen dat doormeter 10 mm geen bezetting heeft, en dat doormeter 4 mm het meest populair is in het insectenhotel. Opmerking: bezetting boorgat met 10 mm (i.e. grotere solitaire bijensoorten) hebben we enkel in zeer beperkte maten vastgesteld in de mini-bijenhotelletjes. In module 2 en 4 was er geen be­ zetting (boorgaten 8 - 10 mm), we hebben deze modules vervangen door zomereiken houtblokken ge­ boord met gaten van 4 en 6 mm, mogelijk ter ondersteuning van de uit te komen volgende generatie ranonkel- en tronkenbijen in 2016. De modulaire opbouw structuur van het insectenhotel biedt hier het voordeel van optimalisatie. 4. Waardering en educatieve waarde van de monitoring Voor ons als gids, die instaan voor geleide en educatieve wandelin­ gen, heeft deze praktijkstudie zijn doel niet gemist en onze kennis over deze insectengroep, hun levens­ wijze, hun al dan niet kunstmatige nestgelegenheid enorm vergroot. Door het gebied enkele maanden nauwgezet te observeren en vast te stellen dat er solitaire bijen en hommels in rondvliegen, er genoeg bloeiende planten zijn van voorjaar tot najaar had ons aangezet om er ook kunstmatige nestgelegenhe­ den te voorzien voor solitaire bijen. De monitoring en noteren van de bezettingsgraad van deze kunst­ matige nestgelegenheden heeft be­ vestigd dat er inderdaad een dege­ lijke bezetting is en er verschillende solitaire bijen- en hommelsoorten aanwezig zijn. Een bezettingsgraad die voor ons zeer succesvol is (be­ zettingsgraad weidepalen = 22,5%; mini bijenhotelletjes = 15%; insec­ tenhotel = 27%). Slotsom, de in­ spanning die we hebben geleverd heeft een fascinerend resultaat als beloning gegeven, tevens heb­ ben wij de solitaire bijensoorten ermee geholpen. De resultaten van de tellingen van bezettingsgraad over alle kunstma­ tige nestgelegenheden heen, heeft ons doen besluiten de mini-bijen­ hotelletjes die niet of zeer gering bezet waren op een andere loca­ tie te plaatsen. De modules met een meerderheid van gaten met boordiameter van 10 mm in het in­ sectenhotel hebben we vervangen 120 31 Figuur 6: Bezettingsperiode en aantallen ranonkelbij en tronkenbij Figuur 5: Insectenhotel Zevenbergerbos met 12 modules 0 13 Ø 10 mm Ø 8 mm Ø 6 mm Ø 4 mm Figuur 9: Aantal dichtgemetste gaten op een totaal van 606 borin­ gen in het insectenhotel (verdeeld over de diametergroottes (10, 8, 6 en 4 mm) waren er in september 2015 164 gaten dichtgemetst) Figuur 8: Module 7 – bezet door Figuur 7: Module 3 – zomereik: ra­ nonkelbij in boorgaten Ø 4 en Ø 6 mm. tronkenbij: boorgaten Ø 4 mm ANTenne | APRIL - JUNI 2016 | NR 2 23 door modules met boorgaten van 6 en 4 mm. Moeten we de kunstmatige nestge­ legenheid uitbreiden in het gebied dat we hebben gemonitord? Het antwoord is neen, het natuurlijk biotoop van de weilanden biedt ge­ noeg natuurlijke nestmogelijkheid aan (observatie en vaststelling). Soli­ taire bijen zijn in staat om potentiële natuurlijke nestholtes te optimalise­ ren tot een volwaardig nest. Bijen waarnemen met de door ons gebruikte methodiek gaf de nodi­ ge rust om de insecten onbevreesd gade te slaan en te determineren. De twee meest voorkomende soli­ taire bijensoorten zijn de ranonkelbij en de tronkenbij (voornamelijk waargenomen aan en in het insec­ tenhotel). Een vijftal waarnemingen van de gehoornde metselbij, dit in boorgaten van Ø8 mm (insectenho­ tel, weidepalen). De waarnemingen van deze soort dateren van voor de telperiode (hun vliegperiode is tussen maart tot eind mei). Een be­ hangersbijensoort is aanwezig om­ wille dat een aantal boorgaten dicht­ gemaakt zijn met een specie dat bladstukjes bevat (o.a. in de mini-bij­ enhotelletjes), de soort hebben we niet kunnen waarnemen. De gewo­ ne maskerbij (Hylaeus communis) is een soort die we waargenomen hebben in de mini-bijenhotelletjes (vier waarnemingen). Ontegenspre­ kelijk zijn er meerdere soorten, maar deze zijn niet met het oog waarge­ nomen. Om meerdere soorten te ontdekken is de uitgevoerde mo­ nitoringperiode en frequentie van tellen te beperkt. Aangewezen is de telperiode uit te breiden van be­ gin maart tot midden oktober, als­ ook de telfrequentie op te drijven (minstens één keer per week), en vervolgens genoeg volk te voorzien om het werk de ganse periode uit te voeren. Uit de resultaten rijzen vele vragen op. Is de vastgestelde bezettings­ graad in de diverse kunstmatige nestgelegenheden een matig of succesvol percentage? Zal het be­ zettingspercentage stijgen/dalen in de volgende jaren, gaat de diversi­ teit in soorten toenemen/afnemen, zullen de volgende generaties van de vastgestelde soorten hun intrek nemen in dezelfde nestgelegenheid en/of boorgaten? Er is weinig literatuur beschikbaar over bijen monitoring en opvolging in kunstmatige nestgelegenheid. Ieder jaar de monitoring en waar­ nemingen uitvoeren zal helpen om op de gestelde vragen een mogelijk antwoord te vinden. 5. Praktische tips • Maak de kunstmatige nestgele­ genheid in betrekkelijk kleine een­ heden (o.a. mini-bijenhotelletjes, modules). Ze kunnen gemakkelijk vervangen of geoptimaliseerd worden, na monitoring. • Boorgaten moeten zuiver zijn. Gebruik boren die een glad gat (geen hout vezels) maken. Kops op de houtdraad boren.Gebruik geen zachte houtsoorten, bij voorkeur droge houtblokken van eik, es of beuk. • Dikte van de houtblok minstens 15 cm. Voorkom scheurvorming (gebruik een gekliefd boomstuk of aparte kleinere houtblokken). • Boor verschillende diameters (van 2 mm tot 10 mm). Nooit de houtblok doorboren, het boorgat moet langs één kant dicht zijn. De diepte van het boorgat speelt niet zoveel rol, wij gebruiken gewoon de fysische lengte van de boor. • Naast hout kunnen ook stengels gebruikt worden van vlier, fram­ bozen, bamboe, fluiten­ kruid (sommige soorten willen zelf nog een nestgang uitknagen, volle stengels mag je er dus ook tussen steken). 24 ANTenne | APRIL - JUNI 2016 | NR 2 • Geen verf of vernis gebruiken omdat deze giftige stoffen bev­ atten. • Glazen of plastieken buisjes liever niet gebruiken omdat ze niet ademen (i.e. schimmelen binnenin). • Hang de module met de vlieginrichting (boorgaten ingangen) naar het zuiden of zuid oosten. Optimaal is dat de module een flink deel van de dag door de zon wordt beschenen (bijen zijn zeer warmteminnend). • Er is geen specifieke hoogte vere­ ist, ca. 1 tot 1,5 meter hoogte is al voldoende. • Hang de module(s) binnen een gebiedslocatie waar genoeg voorraad nectar- en stuifmeelp­ lanten aanwezig zijn van maart tot september. Wil je deze hangen in de tuin voorzie dan genoeg nectar- en stuifmeelplanten (voorjaar tot nazomer). 6. Onderhoud van kunstmatige nestgelegenheden In principe vragen nestblokken geen onderhoud. De bijen die er voed­ sel in brengen voor hun larven zijn daar in het voorjaar of in de zomer mee bezig, afhankelijk van de soort. Hun nageslacht dient er dan vrijwel een jaar lang in alle rust in te kun­ nen doorbrengen tot in het nieuwe jaar hun tijd is aangebroken om uit te komen. Het opboren van oude nestgangen is daarom onverstan­ dig. Er kunnen bovendien andere insecten in overwinteren, ook al is de voorkant niet afgesloten. Meestal zijn bewoonde gangen keurig dicht­ gemaakt aan de voorkant. Oude gangen worden vaak weer schoon­ gemaakt en opnieuw gebruikt. Maar veel soorten geven de voorkeur aan niet te oude of zelfs nieuwe gan­ gen. In oude gangen kunnen soms schimmels een negatieve rol spe­ len. Daarom neemt het succes van een nestblok in de loop van de tijd af. De eerste twee jaren gaat het ge­ woonlijk nog heel goed, daarna wordt het minder. Voorzie daarom modules of eerder kleinere bijen hotelletjes. Verdere monitoring van de bezettingsgraad zal uitwijzen dat bepaalde nestmodules zullen moe­ ten vervangen worden. Meer info (over solitaire bijen): • De Nederlandse bijen en hun relaties (http://www.wildebijen.nl/) Een website dit je helpt tot op soort te determineren. Heel handig vonden wij de vliegkalender. Die aangeeft in maanden wanneer je welke soort kan vinden. • http://www.solitairebijen.ugent. be/index_SBP.html - Project studie Universiteit Gent 2004 • Natuurpunt educatie – raadgeving Joeri Cortens en bijenwerkgroep Natuurpunt (www.aculea.be) • D’Haeseleer J, 2014. ‘Bijen en vlinders in de educatieve tuin­ en’. Rapport Natuurpunt Studie, 2014/8, Mechelen, Natuurpunt i.o.v. LNE, 239 blz. (http://www.lne. be/themas/natuur-en-milieuedu­ catie/docs-in-de-kijker-invisible/ Bijen_vlinders_educatieve%20tuin­ en_eindrapport.pdf ) Literatuur • Pieter Van Breugel, 2014: Gasten van Bijenhotels http://bestuivers.nl/Portals/5/ Publicaties/Gasten_van_bijenhotels.pdf). Zeer interessant werk, met een integrale studie over alles wat met solitaire bijen te maken heeft.Verkrijgbaar in pdf, alsook in boekvorm te kopen. • Theo M.J. Peeters, e.a., 2012: De Nederland­ se bijen (Natuur van Nederland II) (http:// www.bestuivers.nl/publicaties/de-neder­ landse-bijen) Wil je meer weten over ieder voorkomende bijensoort in Nederland moet je zeker dit werk onder de loep nemen. In pdf formaat, alsook in boekvorm verkrijgbaar. • Laget D, 2005:, Determinatietabel voor soli­ taire bijen in aangeboden nestgelegenheden – Bertram 2. 6 Ranst: een hotspot voor vleermuizen Auteur: Sven Verkem, N8 GCV, e-mail: [email protected] Er is de afgelopen jaren wel wat intensief vleermuisonderzoek uit­ gevoerd in de gemeente Ranst (zie figuur 1) waaruit blijkt dat er in Ranst heel wat vleermuizen te vinden zijn. Is er nu veel gevonden omdat er veel onderzoek is gedaan of heeft er veel onderzoek plaatsgevonden omdat er veel vleermuizen zitten? Welnu Ranst heeft alles in huis wat vleermuizen nodig hebben: mooie bosgebieden voor boombewonende vleermuizen, oude kasteeldomeinen voor vleermuizen die graag op grote zolders zitten, twee forten voor win­ terslapende vleermuizen en vooral veel water. Water dat een belangrijk jachtgebied vormt tijdens de zo­ merperiode, maar dat ook een hele belangrijke migratieroute vormt. Het Albertkanaal, het Netekanaal, de Antitankgracht, het Groot Schijn zijn de wat grotere waterlopen, maar ook een heleboel kleinere waterlopen zoals de Tappelbeek, Merriebeek, Kapelbeek, … vormen een netwerk dat de gemeente Ranst verbindt met de ruime omgeving. Ranst heeft het allemaal en daarom vinden we daar veel vleermuizen. In totaal werden 11 verschillende soorten waargenomen (tabel 1), een aanzienlijk deel van de soorten die in Vlaanderen voorkomen. De conclusie is dus dat de vleer­ muisdiversiteit behoorlijk hoog is. Uit figuur 1 blijkt anderzijds dat er nog heel wat gebieden niet onder­ zocht werden en er dus nog wat werk aan de winkel is om het beeld helemaal volledig te maken. Omdat vleermuizen hun levens­ wijze en ook landschapsgebruik sterk verschilt van seizoen tot sei­ zoen, overlopen we de gegevens op die manier. 1. Winter – forten doen dienst als surrogaatgrotten Fort Oelegem: Jaarlijkse wintertellingen, Zwermonderzoek 2010, 2011 & 2013 Zomeronderzoek Vrieselhof in 1996, 2000 en 2011 Onderzoek zwaaikom en spaarbekken 2010 Fort Broechem: Jaarlijkse wintertellingen Onderzoek fort Broechem en omgeving 2015 Figuur 1: Overzicht van de plaatsen waar intensief vleermuisonderzoek werd uitgevoerd. Het feit dat vleermuizen in de win­ ter een winterslaap houden is alge­ meen geweten. Vleermuizen scha­ kelen hun lichaamstemperatuur uit, en gaan dan op zoek naar plaatsen waar de temperatuur rond 5°C ligt en niet teveel schommelt. Verder houden ze van een hoge luchtvoch- ANTenne | APRIL - JUNI 2016 | NR 2 25