Solitaire bijensoorten in Zevenbergenbos

advertisement
5 Bezettingsgraad kunstmatige nestgelegenheid voor
solitaire bijensoorten in het Zevenbergenbos
Auteur: Michel Levens, werkgroep Gidsen Zevenbergenbos, e-mail: [email protected]
1. Solitaire bijen
en kunstmatige
nestgelegenheid:
Dit artikel vloeit voort uit het monitoren
en observeren van kunstmatige nest­
gelegenheid voor solitaire bijensoor­
ten aan het Zevenbergenbos te Ranst.
Het monitoren gebeurde afgelopen
zomer door de plaatselijke werkgroep
gidsen. Het doel was de bezettings­
graad van de geboorde gaten in deze
nestgelegenheden te evalueren en na
te gaan welke soorten hun intrek erin
nemen. Tevens een praktische aanpak
om onze kennis over de levenswijze
van solitaire bijen uit te breiden.
Solitaire bijen of wilde bijen is een ver­
zamelnaam voor solitair (alleenstaand,
doet alles alleen) levende bijensoor­
ten. Hun levenswijze verschilt gron­
dig van die van de sociale bijen (zoals
de honingbij, bijen die in een volk leven).
Bij de solitaire bijen heeft elk vrouwtje
een eigen nestholte waarin ze eitjes
legt. De levenswijze van de hommels
lijkt iets meer op die van de honing­
bij (Apis mellifera). De hommelkonin­
ginnen overwinteren wel solitair maar
bouwen in het voorjaar een kolonie op
met werksters en darren. De honingbij
daarentegen leeft het hele jaar door
in een kolonie met één koningin en
een groot aantal werksters.
In België en Nederland leven meer
dan 350 soorten bijen, waarvan
een 30-tal soorten sociale bijen zijn
(de honingbij en 29 soorten hommels).
Twee derde van alle solitaire bijensoorten nestelt ondergronds (maken
gangetjes - o.a. in zandgrond), één
derde nestelt bovengronds in allerlei
vrije openingen in hout of steen of
holtes in stengels. Vooral geslachten
zoals tronkenbijen, maskerbijen, met­
selbijen, behangersbijen en wolbij­
en maken gebruik van kunstmatige
nestgelegenheid. Pittig gegeven zijn
de koekoeksbijen (o.a. tubebijen
en kegelbijen), die niet zelf voor
het voedsel voor hun nakomelingen
zorgen maar hun eitjes leggen in nes­
ten van bovengenoemde soorten.
De
voortplanting
gebeurt
op
een fascinerende manier. Elke bijensoort is slechts een beperkte periode in
het jaar actief en in die periode moet
het vrouwtje voor het nageslacht zor­
gen. Het vrouwtje gaat op zoek naar
een geschikte holte (o.a. een boorgat
in een kunstmatige nestgelegenheid)
om een nest te maken. Eens gevonden
gaat ze stuifmeel (voedsel voor het na­
geslacht) verzamelen dat ze achteraan
in het boorgat opstapelt, vervolgens
legt ze er een eitje op en metselt er
een wandje voor. Dit herhaalt ze
enkele keren, zodanig dat je in
het boorgat verschillende kamer­
tjes krijgt telkens met een eitje en
voedsel. Het mannetje verzorgt
hierbij enkel de bevruchting. In
de voorste kamertjes (het dichtst bij
de booropening) liggen eitjes die
het vrouwtje niet bevrucht, hier ko­
men de mannetjes uit. De boorope­
ning zelf wordt door het vrouwtje
dichtgemetst met een mengsel van
klierspeeksel, leem, hars of steentjes.
Zo zal ze meerdere keren een boor­
gat vullen. Het proces binnen in
het boorgat en per kamertje gaat van
eitje tot larve (eten van het stuifmeel),
de larve spint een cocon waarbij ze over
gaat van larve tot pop en vervolgens tot
volwassen bij. Dit proces kan maanden
duren en de nieuwe generatie zal pas
het jaar daarop uitvliegen (een be­
perkt aantal soorten hebben een 2de
generatie op één jaar). Eerst komen
de mannetjes uit, dan de vrouw­
tjes die direct worden bevrucht door
de mannetjes en een nieuwe cy­
clus kan van start gaan. Door hun
zoekgedrag naar voedsel (stuifmeel
en nectar) zijn solitaire bijen- en
hommelsoorten goede bestuivers
voor wilde planten, maar eveneens
voor veel groenten- en fruitsoorten.
In deze laatste context hebben ze
een belangrijk economisch belang in
de vorm van de ecosysteemdienst be­
stuiving. Solitaire bijensoorten hebben
te kampen met allerhande bedreigin­
gen. Om ze te helpen in de voorziening
van nestgelegenheid worden insectenof bijenhotels gemaakt en geplaatst in
allerlei omgevingen. Door de kunstma­
tige nesten, van o.a. houtblokken, bak­
stenen, leemspecie te voorzien van ge­
boorde gaten (variërend in diameter)
kunnen solitaire bijen deze gebruiken
als nestgelegenheid.
2. Bezettingsgraad
kunstmatige
nestgelegenheid
Zevenbergenbos-Ranst:
Tijdens onze onderzoeksperiode heb­
ben we kunnen vaststellen dat het wei­
degebied (7,5 ha) over de Drogenhof­
schuur (Schawijkstraat) en de locatie
rondom de nabijgelegen vlaspoel een
grote verscheidenheid aan vliegende
insecten bevat, waaronder in grote
aantallen solitaire bijen- en hommelsoorten. Er is een overvloed aan nec­
tar- en stuifmeelplanten (o.a. compo­
sieten, schermbloemigen, ranonkels),
vanaf het voorjaar tot de nazomer.
Het gaf de werkgroep gidsen Zeven­
bergenbos de kans om een onder­
zoek te verrichten naar de geplaatste
kunstmatige nestgelegenheden voor
solitaire bijen. Het onderzoek had in
eerste instantie de bedoeling te kij­
ken naar de bezettingsgraad van
de geboorde gaten in deze kunst­
matige nestgelegenheden en uit
het resultaat te leren welke voor
het gebied de meest doeltreffende
nestgelegenheid is. Dit geldt zowel
ANTenne | APRIL - JUNI 2016 | NR 2
19
wat betreft de vorm als de grootte van
de nestgelegenheid, de verschillende
diameters en diepte van de boorgaten,
gebruikte hout- en steensoorten, loca­
tie en invliegrichting.
De methode, frequentie en periode
van de monitoring werden op voor­
hand vastgelegd. We tellen de be­
zettingsgraad per kunstmatige nest­
gelegenheidsmodule en controle­
ren of ieder geboorde opening in
de module dichtgemetst is. In­
dien mogelijk determineren we ook
de solitaire bijensoorten die in of rond
de nestgelegenheid vliegen. De perio­
de van monitoring was gespreid over
zestien weken beginnend van 1 juni
tot en met 14 september 2015, met
een tellingsfrequentie om de twee
weken. Daar sommige bijensoorten al
vroeger vliegen en eitjes leggen wor­
den afgesloten boorgaten van vóór
1 juni opgenomen bij de start van
de telling (de vliegkalender van soor­
ten solitaire bijen kan reeds starten
begin maart en loopt tot in oktober).
Tevens is er gekeken om een deel van
de nestgelegenheden, zoals voor­
namelijk het insectenhotel aan
de vlaspoel op te nemen in onze gelei­
de gidsbeurten omwille van de educa­
tieve waarde en als sensibiliseringsbij­
drage voor solitaire bijen.
Op het einde van de telperiode wordt
per nestmodule het bezettingsper­
centage berekend, de opmerkingen
samengevat en een conclusie per mo­
dule getrokken
Determineren van solitaire bijen is niet
eenvoudig voor leken, maar de vol­
gende methodiek heeft ons al een heel
eind vooruit geholpen. Steeds gewa­
pend met een camera met macrolens
werden foto’s genomen van de solitaire
bij of hommel (start de telling vroeg in
de ochtend, de bijen zijn dan nog aan
het opwarmen en het best waar te
nemen). Er werd steeds eerst getracht
de bij onder te brengen in zijn geslacht
aan de hand van een determinatietabel
(Laget D, 2005, Determinatietabel voor
solitaire bijen in aangeboden nest­
gelegenheid – Bertram 2). Een tabel
Figuur 1: Situatieplan van kunstmatige nestvoorziening bijen in Zevenbergenbos
(Ranst): nrs 1. Mini-bijenhotelletjes; nrs 2. Boorgaten in weidepalen; nr 3. Insectenhotel
(met bijenmodules);nr 4. Nestvoorziening met leemsubstantie en nr 5. Imkernesten.
die enkel soorten van kunstmatige
nestgelegenheden behandeld, dit sluit
alvast ondergrondse soorten uit. Een
hele inspanning want solitaire bijen
zijn klein (variëren tussen de 4 en 16
mm lengte) en er moest gekeken wor­
den naar de lichaamsbouw, kleur, be­
haring, haarbandjes, verzamelapparaat.
Ook werd, getracht om aan het boor­
gat waar de bij was waargenomen,
de samenstelling van het metsel­
werk waarmee de bij het boorgat
dicht, te ontleden (de samenstel­
ling van de metselspecie verschilt
van geslacht tot geslacht). Eens
het geslacht bepaald, werd ge­
tracht de bij op soortnaam te bren­
gen via de informatie op de internet
site www.wildebijen.nl (het meest
compleet digitaal overzicht van bij­
en, met determinatie sleutel voor
zowel mannetjes- als vrouwtjesbij­
en). Soms bleven we op onze hon­
ger zitten, maar waar een wil is, is
een weg en slaagden we erin
de meeste bijen op soortnaam
te brengen. Een verificatiemiddel
was de vliegtijd te controleren van
de gevonden soort (vliegtijden
soorten - zie www.wildebijen.nl),
wat een bevestiging kon zijn voor
de gedetermineerde soort. Naderhand
werd bepaald tot welke Rode Lijst ca­
tegorie de soort behoort.
20 ANTenne | APRIL - JUNI 2016 | NR 2
3. Historiek van
de kunstmatige
nestgelegenheid:
Locatie coördinaten: 51°12’08 NB /
4°33’34 OL
• April 2014 hebben we in vier wei­
depalen gaten met wisselende
boordiameter geboord (zie fig.1 /
legende nrs. 2)
• In oktober 2014 is een multifunc­
tioneel insectenhotel aan
de vlaspoel een feit
(zie fig.1 / legende nrs. 3)
{ Kunstmatige schuil- en nest­
gelegenheid voor allerlei in­
sectensoorten
{ Afzonderlijke modules voor­
zien voor solitaire bijensoorten
• In mei 2015 hebben we zeven
mini bijen-hotelletjes geplaatst
in de droge weide (weide over
de Drogenhofschuur) (zie fig.1 /
legende nrs.1)
• In augustus 2015 werd in de om­
geving van de drinkpoel en
de Kempische stal een nestvoor­
ziening met leemsubstantie
geplaatst. Deze nestgelegenheid
is niet opgenomen in de telpe­
riode, maar opgezet omdat we
tijdens het onderzoek sachembij­
en hebben waargenomen – (zie
fig.1 / nrs.4 )
Mini-bijenhotelletjes:
In totaal zijn er zeven mini-bij­
enhotelletjes, gemaakt in acacia­
hout, geplaatst. Ze staan rond of in
het gebied van de droge weide (wei­
de recht over de Drogenhofschuur).
Geboorde diameters: 10-8-6 mm
Figuur 2: Mini bijen hotelletje
– Acacia hout
Bijzondere vaststellingen bij de ove­
rige mini-bijenhotelletjes: Ø 10 - be­
hangersbijen soort, opening boorgat
gedicht met bladstukjes. In de wei­
den hebben we tijdens de telperiode
diverse hommelsoorten zien vlie­
gen en gedetermineerd (o.a. aard­
hommel, steenhommel, tuinhom­
mel, veldhommel, weidehommel).
Waarnemingen van sachembijen op
verschillende momenten, heeft ons
ertoe aangezet om een kunstmatige
nestgelegenheid in leem te voorzien
voor deze soort (zie fig.1 / legende 4).
Bij regenweer is het aangewezen
ook de open boorgaten te overlo­
pen, want daar kun je allerhande
schuilende insecten in verwachten.
Aan de hand van de tellingen en
waarnemingen hebben we de vol­
gende mini-bijenhotelletjes ver­
plaatst van locatie. Mini-bijenho­
telletje 1 en 2, omwille van een te
geringe bezettingsgraad en de zuid­
westelijke invliegrichting hebben
we deze van locatie veranderd en
tussen de boomgaard geplaatst (zie
fig. 1), invliegrichting het zuiden.
Verdere opvolging in 2016. Het to­
tale bezettingspercentage over de
zeven mini-bijenhotelletjes is 15,4%
(alle bezette boordiameters meege­
nomen in de berekening van het be­
zettingspercentage).
Weidepalen droge weide:
In totaal zijn er vier weidepalen in­
geboord (ingeboord in 2014, straat­
kant over de Drogenhofschuur)
met geboorde diameters van 4-6-8.
Bij de weidepalen observeren we
ook de reeds gevulde boorgaten
van 2014 (figuur3).
Tabel 1: Vaststellingen en opmerkingen tijdens de telperiode van een mini-bijenhotelletje
3de mini-bijenhotelletje in droge weide , struweel links, op hoekpaal - invliegrichting ZOO
21 gaatjes in totaal / diameter 10-8-6 mm
Datum
Ø 10
Ø8
Ø6
opmerking
01/06/2015
0/7
0/8
1/6
Start telling
15/06/2015
1/7
2/8
4/6
Bijkomende telling t.o.v 1/6 (i.e. meerdere boorgaatjes
bezet tegenover vorige telling)
29/06/2015
1/7
3/8
4/6
Bijkomende bezetting tegenowver 15/06
13/07/2015
1/7
2/8
4/6
Geen nieuwe bezetting
Ø8: 1 klein open gaatje (parasitair insect)
27/07/2015
1/7
0/8
3/6
Ø8: 2 kleine open gaatjes, voorste kamer open
Ø6: 1 klein open, voorste kamer open (parasitair insect)
Waargenome: bij met op de top van kop twee gele
puntjes, tussen kop en borststuk 2 gele puntjes met
eronder een geel streepje, bij ± 6mm lang. Jong
exemplaar gewone maskerbij.
10/08/2015
0/7
0/8
4/6
Ø10 - 1 open gat, alle kamers open
Ø6: 1 bijkomende bezetting
24/08/2015
0/7
0/8
4/6
Ø6: open gat maar enkel ingangskamer open
(abrokkelende richting)
14/09/2015
0/7
0/8
5/6
Ø6: 1 bijkomende bezetting
Totaal bezetting: (bij einde telperiode): 25%
Opmerkingen: de kleine open gaatjes die verschijnen enkele weken na nieuwe bezetting,
is veroorzaakt door een parasitair insect, de muurrouwzwever (waargenomen). Deze behoort tot de familie
wolzwevers (Bombyliidae), de orde van de tweevleugeligen (Diptera), onderorde vliegen (Brachycera). De kleine open
gemaakte gaatjes in het metselwerk aan het boorgat, beperkt zich enkel tot de voorste kamer.
Beheeradvies bij einde telperiode: nestblok laten hangen en opvolgen in 2016
ANTenne | APRIL - JUNI 2016 | NR 2
21
Tabel 2: Resultaat en opmerkingen tijdens de telperiode van de 4de weidepaal (bezettingsgraad boorgaten met diameter 6 en 4 mm)
4de weidepaal – geboorde paal, uiterst rechts (rug naar schuur) – invliegrichting ZO - 14 gaatjes in totaal
Datum
Ø6
Ø4
opmerking per teldatum
01/06/2015
6/6
4/8
Start telling
Ø 6: 1 - 2014 uitgekomen; 5 - 2014 nog niet uitgekomen.
Ø 4: 4 - nieuw bezet; 3 - uitgekomen 2014.
15/06/2015
2/6
4/8
Ø 6: 4 - uitgekomen 2014
29/06/2015
1/6
4/8
Ø 6: 1 - uitgekomen 2014, open boorgat en alle kamers open (check
voorzichtig uitgevoerd met dunne grasstengel)
13/07/2015
2/6
4/8
Ø 6: 1 - nieuwe bezetting
27/07/2015
2/6
4/8
geen bijkomende bezetting
10/08/2015
2/6
4/8
geen bijkomende bezetting
24/08/2015
2/6
4/8
geen bijkomende bezetting
Gewone goudwesp schuilt in boorgat
14/09/2015
2/6
4/8
geen bijkomende bezetting
Totaal bezetting: (percentage bij einde telperiode): 43%
Opmerkingen: tijdens de tellingen hebben we vastgesteld, dat boorgaten ook schuilplaatsen zijn voor andere
vliesvleugelige insecten (o.a. de gewone goudwesp - Chrysis ignita).
Beheeradvies bij einde telperiode: lagere bezettingsgraad dan in 2014. Geen verdere actie
Waarnemingen bij de andere weidepalen:
• ingang boorgat vertoont
een klein gaatje, ingangskamer
open maar tussenschot tweede
kamer dicht (parasitair insect).
Zeer omzichtig gebruiken we een
grasstengel om de diepte
te meten.
• de solitaire bijen vliegjaar 2015
bezetten eerst de nog vrije
boorgaten, i.p.v. de van vorig jaar
bezette gaten.
• uitgepikte dichtgemetste boorgat­
en door kleine vogel (i.e. snavelsporen aan ingang boorgat).
Aan de hand van de tellingen en
waarnemingen hebben we de vol­
gende eindconclusie: geen verande­
ringen aanbrengen aan bestaande
weidepalen. Ze hebben een gerin­
gere bezetting als in 2014. De vrij­
gekomen gaten van reeds uitgevlo­
gen bijen worden niet direct terug
bezet door bijen, meestal vonden
we andere insecten in deze gaten.
We plannen wel meer weidepalen te
voorzien van boorgaten.
Figuur 4: Maskerbijen soort in booropening
Figuur 3: Geboorde weidepaal
Totaal bezettingspercentage van
de vier weidepalen samen is 22,5 %,
wat 10 procent minder is dan in 2014.
Insectenhotel Zevenbergenbos
(aan de Vlaspoel) (figuur 5):
Het modulaire insectenhotel (re­
alisatie oktober 2014) is met zijn
booringangen gericht naar het ZZO
en geplaatst in de omgeving van
de Drogenhofschuur aan de oude
vlaspoel (zie fig1 / nr.3). De mo­
dules 1-2-3-4-5-6-7-8 en 11, zijn
bedoeld om solitaire bijen te huis­
vesten. Geboorde diameters in
deze modules variëren van: 10-8-6-4
mm. Module 11 bestaat uit grijze be­
tonsteen en gewone rode baksteen.
22 ANTenne | APRIL - JUNI 2016 | NR 2
De modules voor solitaire bijen zijn
allen afzonderlijk geteld en de waar­
nemingen genoteerd.
Twee waargenomen solitaire bijensoorten vallen op door hun hoge
bezettingsgraad (figuur 6):
• De ranonkelbij (Chelostoma
florisomne – vrij zeldzaam – Rode
Lijst: kwetsbaar) heeft in module 3
(onderste en middelste houtblok)
68 boorgaten bezet gedurende
de periode tussen midden mei en
half juli.
• De tronkenbij (Heriades trunco­
rum – vrij algemeen – Rode Lijst:
niet bedreigd) heeft in module 7
(over de ganse houtblok – gaten
Ø 4 mm) 51 gaten bezet in
de periode tussen midden juni
tot midden september.
Deze twee solitaire bijensoorten ge­
bruiken een andere samenstelling
van metselbrij om de booropening
af te dichten. Ranonkelbij gebruikt
een mengsel van klierspeeksel, leem
en kleine steentjes; de tronkenbij
gebruikt een hars-substantie.
Bij de afsluitende telling op 14 sep­
tember hebben we het totaal aantal
bezette boorgaten geteld over alle
modules heen van het insectenhotel: 164 boringen zijn dichtge­
metst op een totaal van 606 borin­
gen: 27,06% van de boringen zijn
bezet (figuur 9). Als we de bezette
boorgaten in het insectenhotel on­
derverdelen in boordiameter kun­
nen we vaststellen dat doormeter
10 mm geen bezetting heeft, en
dat doormeter 4 mm het meest
populair is in het insectenhotel.
Opmerking: bezetting boorgat met
10 mm (i.e. grotere solitaire bijensoorten) hebben we enkel in zeer
beperkte maten vastgesteld in
de mini-bijenhotelletjes.
In module 2 en 4 was er geen be­
zetting (boorgaten 8 - 10 mm), we
hebben deze modules vervangen
door zomereiken houtblokken ge­
boord met gaten van 4 en 6 mm,
mogelijk ter ondersteuning van
de uit te komen volgende generatie
ranonkel- en tronkenbijen in 2016.
De modulaire opbouw structuur
van het insectenhotel biedt hier
het voordeel van optimalisatie.
4. Waardering en
educatieve waarde van
de monitoring
Voor ons als gids, die instaan voor
geleide en educatieve wandelin­
gen, heeft deze praktijkstudie zijn
doel niet gemist en onze kennis over
deze insectengroep, hun levens­
wijze, hun al dan niet kunstmatige
nestgelegenheid enorm vergroot.
Door het gebied enkele maanden
nauwgezet te observeren en vast
te stellen dat er solitaire bijen en
hommels in rondvliegen, er genoeg
bloeiende planten zijn van voorjaar
tot najaar had ons aangezet om er
ook kunstmatige nestgelegenhe­
den te voorzien voor solitaire bijen.
De monitoring en noteren van
de bezettingsgraad van deze kunst­
matige nestgelegenheden heeft be­
vestigd dat er inderdaad een dege­
lijke bezetting is en er verschillende
solitaire bijen- en hommelsoorten
aanwezig zijn. Een bezettingsgraad
die voor ons zeer succesvol is (be­
zettingsgraad weidepalen = 22,5%;
mini bijenhotelletjes = 15%; insec­
tenhotel = 27%). Slotsom, de in­
spanning die we hebben geleverd
heeft een fascinerend resultaat als
beloning gegeven, tevens heb­
ben wij de solitaire bijensoorten
ermee geholpen.
De resultaten van de tellingen van
bezettingsgraad over alle kunstma­
tige nestgelegenheden heen, heeft
ons doen besluiten de mini-bijen­
hotelletjes die niet of zeer gering
bezet waren op een andere loca­
tie te plaatsen. De modules met
een meerderheid van gaten met
boordiameter van 10 mm in het in­
sectenhotel hebben we vervangen
120
31
Figuur 6: Bezettingsperiode en aantallen ranonkelbij en tronkenbij
Figuur 5: Insectenhotel Zevenbergerbos met 12 modules
0
13
Ø 10 mm
Ø 8 mm
Ø 6 mm
Ø 4 mm
Figuur 9: Aantal dichtgemetste gaten op een totaal van 606 borin­
gen in het insectenhotel (verdeeld over de diametergroottes (10, 8,
6 en 4 mm) waren er in september 2015 164 gaten dichtgemetst)
Figuur 8: Module 7 – bezet door
Figuur 7: Module 3 – zomereik: ra­
nonkelbij in boorgaten Ø 4 en Ø 6 mm. tronkenbij: boorgaten Ø 4 mm
ANTenne | APRIL - JUNI 2016 | NR 2
23
door modules met boorgaten van 6
en 4 mm.
Moeten we de kunstmatige nestge­
legenheid uitbreiden in het gebied
dat we hebben gemonitord?
Het antwoord is neen, het natuurlijk
biotoop van de weilanden biedt ge­
noeg natuurlijke nestmogelijkheid
aan (observatie en vaststelling). Soli­
taire bijen zijn in staat om potentiële
natuurlijke nestholtes te optimalise­
ren tot een volwaardig nest.
Bijen waarnemen met de door ons
gebruikte methodiek gaf de nodi­
ge rust om de insecten onbevreesd
gade te slaan en te determineren.
De twee meest voorkomende soli­
taire bijensoorten zijn de ranonkelbij en de tronkenbij (voornamelijk
waargenomen aan en in het insec­
tenhotel). Een vijftal waarnemingen
van de gehoornde metselbij, dit in
boorgaten van Ø8 mm (insectenho­
tel, weidepalen). De waarnemingen
van deze soort dateren van voor
de telperiode (hun vliegperiode is
tussen maart tot eind mei). Een be­
hangersbijensoort is aanwezig om­
wille dat een aantal boorgaten dicht­
gemaakt zijn met een specie dat
bladstukjes bevat (o.a. in de mini-bij­
enhotelletjes), de soort hebben we
niet kunnen waarnemen. De gewo­
ne maskerbij (Hylaeus communis)
is een soort die we waargenomen
hebben in de mini-bijenhotelletjes
(vier waarnemingen). Ontegenspre­
kelijk zijn er meerdere soorten, maar
deze zijn niet met het oog waarge­
nomen. Om meerdere soorten te
ontdekken is de uitgevoerde mo­
nitoringperiode en frequentie van
tellen te beperkt. Aangewezen is
de telperiode uit te breiden van be­
gin maart tot midden oktober, als­
ook de telfrequentie op te drijven
(minstens één keer per week), en
vervolgens genoeg volk te voorzien
om het werk de ganse periode uit te
voeren.
Uit de resultaten rijzen vele vragen
op. Is de vastgestelde bezettings­
graad in de diverse kunstmatige
nestgelegenheden een matig of
succesvol percentage? Zal het be­
zettingspercentage stijgen/dalen in
de volgende jaren, gaat de diversi­
teit in soorten toenemen/afnemen,
zullen de volgende generaties van
de vastgestelde soorten hun intrek
nemen in dezelfde nestgelegenheid
en/of boorgaten?
Er is weinig literatuur beschikbaar
over bijen monitoring en opvolging
in kunstmatige nestgelegenheid.
Ieder jaar de monitoring en waar­
nemingen uitvoeren zal helpen om
op de gestelde vragen een mogelijk
antwoord te vinden.
5. Praktische tips
• Maak de kunstmatige nestgele­
genheid in betrekkelijk kleine een­
heden (o.a. mini-bijenhotelletjes,
modules). Ze kunnen gemakkelijk
vervangen of geoptimaliseerd
worden, na monitoring.
• Boorgaten moeten zuiver zijn.
Gebruik boren die een glad gat
(geen hout vezels) maken. Kops
op de houtdraad boren.Gebruik
geen zachte houtsoorten, bij
voorkeur droge houtblokken van
eik, es of beuk.
• Dikte van de houtblok minstens
15 cm. Voorkom scheurvorming
(gebruik een gekliefd boomstuk of
aparte kleinere houtblokken).
• Boor verschillende diameters (van
2 mm tot 10 mm). Nooit
de houtblok doorboren,
het boorgat moet langs één kant
dicht zijn. De diepte van het
boorgat speelt niet zoveel rol, wij
gebruiken gewoon
de fysische lengte van de boor.
• Naast hout kunnen ook stengels
gebruikt worden van vlier, fram­
bozen, bamboe, fluiten­
kruid (sommige soorten willen
zelf nog een nestgang uitknagen,
volle stengels mag je er dus ook
tussen steken).
24 ANTenne | APRIL - JUNI 2016 | NR 2
• Geen verf of vernis gebruiken
omdat deze giftige stoffen bev­
atten.
• Glazen of plastieken buisjes liever
niet gebruiken omdat
ze niet ademen
(i.e. schimmelen binnenin).
• Hang de module met de vlieginrichting (boorgaten ingangen)
naar het zuiden of zuid oosten.
Optimaal is dat de module
een flink deel van de dag door
de zon wordt beschenen (bijen
zijn zeer warmteminnend).
• Er is geen specifieke hoogte vere­
ist, ca. 1 tot 1,5 meter hoogte is al
voldoende.
• Hang de module(s) binnen
een gebiedslocatie waar genoeg
voorraad nectar- en stuifmeelp­
lanten aanwezig zijn van maart
tot september. Wil je deze hangen
in de tuin voorzie dan genoeg
nectar- en stuifmeelplanten
(voorjaar tot nazomer).
6. Onderhoud van
kunstmatige
nestgelegenheden
In principe vragen nestblokken geen
onderhoud. De bijen die er voed­
sel in brengen voor hun larven zijn
daar in het voorjaar of in de zomer
mee bezig, afhankelijk van de soort.
Hun nageslacht dient er dan vrijwel
een jaar lang in alle rust in te kun­
nen doorbrengen tot in het nieuwe
jaar hun tijd is aangebroken om uit
te komen. Het opboren van oude
nestgangen is daarom onverstan­
dig. Er kunnen bovendien andere
insecten in overwinteren, ook al is
de voorkant niet afgesloten. Meestal
zijn bewoonde gangen keurig dicht­
gemaakt aan de voorkant. Oude
gangen worden vaak weer schoon­
gemaakt en opnieuw gebruikt. Maar
veel soorten geven de voorkeur aan
niet te oude of zelfs nieuwe gan­
gen. In oude gangen kunnen soms
schimmels een negatieve rol spe­
len. Daarom neemt het succes van
een nestblok in de loop van de tijd af.
De eerste twee jaren gaat het ge­
woonlijk nog heel goed, daarna
wordt het minder. Voorzie daarom
modules of eerder kleinere bijen
hotelletjes. Verdere monitoring van
de bezettingsgraad zal uitwijzen dat
bepaalde nestmodules zullen moe­
ten vervangen worden.
Meer info (over solitaire bijen):
• De Nederlandse bijen en
hun relaties
(http://www.wildebijen.nl/)
Een website dit je helpt tot op
soort te determineren.
Heel handig vonden wij
de vliegkalender. Die aangeeft
in maanden wanneer je welke soort kan vinden.
• http://www.solitairebijen.ugent.
be/index_SBP.html - Project studie
Universiteit Gent 2004
• Natuurpunt educatie – raadgeving
Joeri Cortens en bijenwerkgroep
Natuurpunt (www.aculea.be)
• D’Haeseleer J, 2014. ‘Bijen en
vlinders in de educatieve tuin­
en’. Rapport Natuurpunt Studie,
2014/8, Mechelen, Natuurpunt
i.o.v. LNE, 239 blz. (http://www.lne.
be/themas/natuur-en-milieuedu­
catie/docs-in-de-kijker-invisible/
Bijen_vlinders_educatieve%20tuin­
en_eindrapport.pdf )
Literatuur
• Pieter Van Breugel, 2014: Gasten van
Bijenhotels http://bestuivers.nl/Portals/5/
Publicaties/Gasten_van_bijenhotels.pdf). Zeer
interessant werk, met een integrale studie
over alles wat met solitaire bijen te maken
heeft.Verkrijgbaar in pdf, alsook in boekvorm
te kopen.
• Theo M.J. Peeters, e.a., 2012: De Nederland­
se bijen (Natuur van Nederland II) (http://
www.bestuivers.nl/publicaties/de-neder­
landse-bijen) Wil je meer weten over ieder
voorkomende bijensoort in Nederland moet
je zeker dit werk onder de loep nemen. In
pdf formaat, alsook in boekvorm verkrijgbaar.
• Laget D, 2005:, Determinatietabel voor soli­
taire bijen in aangeboden nestgelegenheden
– Bertram 2.
6 Ranst: een hotspot voor vleermuizen
Auteur: Sven Verkem, N8 GCV, e-mail: [email protected]
Er is de afgelopen jaren wel wat
intensief vleermuisonderzoek uit­
gevoerd in de gemeente Ranst (zie
figuur 1) waaruit blijkt dat er in Ranst
heel wat vleermuizen te vinden zijn.
Is er nu veel gevonden omdat er veel
onderzoek is gedaan of heeft er veel
onderzoek plaatsgevonden omdat
er veel vleermuizen zitten?
Welnu Ranst heeft alles in huis wat
vleermuizen nodig hebben: mooie
bosgebieden voor boombewonende
vleermuizen, oude kasteeldomeinen
voor vleermuizen die graag op grote
zolders zitten, twee forten voor win­
terslapende vleermuizen en vooral
veel water. Water dat een belangrijk
jachtgebied vormt tijdens de zo­
merperiode, maar dat ook een hele
belangrijke migratieroute vormt.
Het Albertkanaal, het Netekanaal,
de Antitankgracht, het Groot Schijn
zijn de wat grotere waterlopen,
maar ook een heleboel kleinere
waterlopen zoals de Tappelbeek,
Merriebeek, Kapelbeek, … vormen
een netwerk dat de gemeente Ranst
verbindt met de ruime omgeving.
Ranst heeft het allemaal en daarom
vinden we daar veel vleermuizen.
In totaal werden 11 verschillende
soorten waargenomen (tabel 1),
een aanzienlijk deel van de soorten
die in Vlaanderen voorkomen.
De conclusie is dus dat de vleer­
muisdiversiteit behoorlijk hoog is.
Uit figuur 1 blijkt anderzijds dat er
nog heel wat gebieden niet onder­
zocht werden en er dus nog wat
werk aan de winkel is om het beeld
helemaal volledig te maken.
Omdat vleermuizen hun levens­
wijze en ook landschapsgebruik
sterk verschilt van seizoen tot sei­
zoen, overlopen we de gegevens op
die manier.
1. Winter – forten
doen dienst als
surrogaatgrotten
Fort Oelegem: Jaarlijkse wintertellingen,
Zwermonderzoek 2010, 2011 & 2013
Zomeronderzoek Vrieselhof
in 1996, 2000 en 2011
Onderzoek zwaaikom
en spaarbekken 2010
Fort Broechem:
Jaarlijkse wintertellingen
Onderzoek fort Broechem
en omgeving 2015
Figuur 1: Overzicht van de plaatsen waar intensief vleermuisonderzoek werd uitgevoerd.
Het feit dat vleermuizen in de win­
ter een winterslaap houden is alge­
meen geweten. Vleermuizen scha­
kelen hun lichaamstemperatuur uit,
en gaan dan op zoek naar plaatsen
waar de temperatuur rond 5°C ligt
en niet teveel schommelt. Verder
houden ze van een hoge luchtvoch-
ANTenne | APRIL - JUNI 2016 | NR 2
25
Download