Over ‘helpen’, incomplete puzzels en betekenis Het ongemak van de sociale professional BESCHOUWING TEKST Martijn van Lanen Wanneer er op een open dag bij Sociale Studies aan potentiële studenten wordt gevraagd waarom ze deze opleiding willen doen, dan is het antwoord meestal: ‘omdat we mensen willen gaan helpen’. Deze ‘helpdrift’ is zeer nauw verbonden met de sector. Professionals willen graag dat hun werk zin heeft, dat hun werk ertoe doet. Wat doen ze tegen een dreigend verlies aan zingeving? 44 Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken WINTER 2013 nummer 4 W e kunnen stellen dat het helpen van mensen, het aanpakken en oplossen van de problemen van anderen betekenis geeft aan het werk van de sociale professional. Zo woonde ik in Eindhoven een intervisiebijeenkomst bij van maatschappelijk werkers waarin een aantal methoden geopperd werd om een complexe huisverbodzaak aan te pakken. De discussie ging vooral over de vraag wat er eventueel voor de vrouw in kwestie kon worden gedaan: ‘Wellicht een emancipatoir traject bij haar opstarten?’ zo oppert een collega. Ook dat lijkt lastig, werpt een ander tegen. De vrouw is bepaald niet geïntegreerd, spreekt zeer gebrekkig Nederlands, en tijdens het overleg rijst zelfs de vraag of ze misschien (semi-)- analfabeet is. Toch zou het goed zijn, zo wordt gezegd, om te kijken of ze ‘iets met empowerment kan aangaan’. De professionals zoeken dus naar een oplossing; ze willen de puzzel oplossen. Volgens de Amerikaanse sociaal psycholoog Baumeister, die veel onderzoek heeft gedaan naar dit thema, is het echter maar de vraag of er zoiets bestaat als een puzzel die opgelost kan worden. Onze levens, zegt hij, zijn gecompliceerde puzzels die we gaandeweg in elkaar proberen te zetten. De gedachte dat ons leven op deze manier geordend kan worden in een betekenisvol patroon, is volgens hem een illusie. We worden voortdurend geconfronteerd met het feit dat er opeens stukjes uit deze puzzel ontbreken, of dat het plaatje aan de hand waarvan we de puzzel wilden leggen niet blijkt te kloppen. Baumeister gaat nog een stap verder: hij betoogt dat het bestaan van dit plaatje als zodanig een illusie is. Ons leven is volgens hem niet te ordenen in een betekenisvol patroon, en verloopt in essentie chaotisch. Mensen doen echter alsof dit niet zo is, en zoeken voortdurend naar betekenis. Ze hebben de neiging om te denken dat er altijd een antwoord is op bestaansvragen, dat hun leven uiteindelijk zal leiden tot vervulling (fulfilment) en dat we belangrijke doelen van nu over tien jaar ook nog belangrijk vinden (Baumeister 1991, p. 58 e.v.). We krijgen tijdens ons leven echter voortdurend te maken met stressvolle situaties, die deze aannames ter discussie stellen en gevolgen hebben voor de betekenis van ons leven. Problematiek van een cliënt Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken WINTER 2013 nummer 4 45 BESCHOUWING Het is maar de vraag of er zoiets bestaat als een puzzel die opgelost kan worden of een casus die zeer complex is en waarbij het maar de vraag is in hoeverre deze opgelost kan worden, is een typisch voorbeeld waarbij professionals zich geconfronteerd zien met puzzelstukjes die opeens wegvallen of met een plaatje dat niet meer klopt; met verlies van betekenis dus. Anders geformuleerd: ook sociale professionals willen – bewust of onbewust – dat hun werk betekenis heeft. De manieren waarop we betekenis geven, zijn in een aantal categorieën in te delen (Baumeister 1991): het hebben van een doel (purpose); de wens dat de eigen daden rechtvaardig zijn en nobele doelen dienden (value); controle hebben over de gebeurtenissen in het eigen leven (efficacy). Purpose De acties en daden van vandaag moeten gericht zijn op een doel in de toekomst. Volgens Baumeister beschouwen we onze daden alleen als betekenisvol wanneer deze een oriëntatie kennen richting een toekomstige toestand of plek. We hebben het ook nodig dat we onze daden en de gebeurtenissen in ons leven kunnen interpreteren in relatie tot definieerbare doelen. Dit maakt dat de dagelijkse dingen die we doen samenhang en zin krijgen, omdat ze getrechterd worden in de richting van een toekomstig doel. Dit kan op twee manieren tot problemen leiden. Dit geldt uiteraard wanneer we niet in staat zijn onze acties in dienst te stellen van dit doel, wat consequenties heeft voor de betekenis en zingeving die we kunnen verlenen aan deze acties. Maar – en dat heeft grotere gevolgen – het is ook mogelijk dat het doel waarnaar we streefden, wegvalt. Op dat moment verliezen onze daden in onze eigen ogen (een deel van) hun betekenis. De midlifecrisis bijvoorbeeld, waarin mensen ineens kunnen ervaren dat waar ze sinds hun twintigste naar streefden (carrière, huis, gezin) van veel minder waarde blijkt dan waarop ze al die jaren anticipeerden. Sociale professionals willen ook dat hun acties naar een doel leiden; ze willen een verschil maken in het leven van hun cliënt, of de cliënt helpen om dit verschil zelf te maken. Dat leidt soms tot ingewikkelde keuzes, bijvoorbeeld de afweging of een ex-dakloze die in de maatschappelijke opvang zit wel of niet klaar is voor een eigen appartement: ‘Aan de ene kant weet ik dat het met het appartement fout gaat lopen, en wil ik hem het liefst tegenhouden. Maar aan de andere kant: ik heb 46 nu anderhalf jaar met hem gewerkt, en ook wel wat bereikt. En je probeert hem steeds te stimuleren om zijn eigen verantwoordelijkheid te pakken, om zelfstandiger te worden. Dan ga je niet zeggen: “Jij mag dat appartement niet”.’ Deze hulpverlener wil graag de cliënt een kans bieden, misschien wel juist omdat ze al anderhalf jaar met hem aan het werk is. Wat zou anders de zin, de betekenis van haar werk zijn? Value Niet alleen moeten onze daden gericht zijn op een doel, we hebben het ook nodig dat we deze kunnen rechtvaardigen in termen van goed en kwaad. Value als need of meaning verwijst daarmee naar de motivatie om onze acties als juist, rechtvaardig en goed te ervaren. Dit geldt zowel voor onze hedendaagse acties, als voor die in het verleden. Ook, beargumenteert Baumeister, wanneer mensen hun daden in eerste instantie laten ingeven door egoïsme of winstbejag, dan nog – of juist dan – zal men ernaar streven deze daden langs andere wegen te rechtvaardigen. Mensen zullen altijd trachten om, indien nodig, hun handelingen te herinterpreteren of zelfs te vergeten, op zoek naar rechtvaardiging. Bij de dak- en thuislozenzorg in Eindhoven was er tijdens een teamvergadering discussie over het tijdschrijven en dan vooral over de vraag: Moet/mag er voor de ‘gangpraatjes’ en de ‘koffiedrinkmomenten’ ook tijd geschreven worden, en zo ja: hoe? De meningen waren verdeeld: ‘Jazeker moet je dat noteren. Niet zozeer om aan je uren te komen, maar wel omdat er dan een beter overzicht is van hoeveel aandacht verschillende bewoners krijgen en wat voor aandacht.’ Een ander werpt echter tegen: ‘Oké, maar misschien wordt er daarmee ook wel te veel gepraat, om zo aan de uren te komen. We kennen allemaal Tim, die de hele dag in de woonkamer zit en met wie veel mensen graag een praatje maken. Ik zie hem dan zitten, met zijn baard van twee weken, vuile kleren en ongewassen en dan lees ik in de rapportage: een kwartiertje hier met hem gepraat, en kwartiertje daar met hem gepraat. En dan denk ik: die Tim, daar moet niet mee gepraat worden, die moet gewassen worden!’ Doelmatig werken en dit kunnen verantwoorden, is niet voldoende voor deze professional. Prima dat er een systeem is dat goed registreert wie er hoeveel zorg krijgt, maar de vraag of dit de juiste zorg is, is voor hem veel belangrijker. Hij wil hetgeen hij doet niet alleen verantwoorden in termen van doelmatig; hij hanteert zijn eigen ‘normatieve thermostaat’ (Van Lanen 2013) en wil er zelf ook achter kunnen staan. Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken WINTER 2013 nummer 4 Efficacy Efficacy gaat over controle. We willen dat hetgeen we doen verschil maakt, we willen een verschil maken in de wereld om ons heen. Simpel gezegd: het is belangrijk voor ons dat we onszelf als capabele en sterke personen beschouwen, die de gebeurtenissen in hun leven op gepaste, effectieve en adequate wijze kunnen adresseren en waar gewenst kunnen beïnvloeden. Interessant is dat het hierbij niet uitmaakt of we daadwerkelijk controle hebben of dat we alleen de illusie hebben dat w e in control zijn. Volgens sociaal pychologen als Baumeister is dat ook juist de grote kracht van religies en andere ‘grote verhalen’.* Wanneer we ervaren – al dan niet terecht – dat onze daden geen verschil maken, dat we geen controle uitoefenen op onze omgeving, dan vormt dit een serieuze bedreiging voor de betekenis die we aan onze handelingen kunnen geven, en dit kan zelfs leiden tot aangeleerde hulpeloosheid. Sociale professionals vinden dit, om diverse redenen, spannend. Neem bijvoorbeeld het concept empowerment, waarmee in de Eindhovense dak- en thuislozenopvang wordt gewerkt. Vanuit deze gedachte was de visie van de instelling: ‘de cliënt aan het stuur’. Een medewerkster geeft deze visie een eigen invulling: ‘De cliënt aan het stuur – oké – maar ik zit er dan als hulpverlener wel naast, met een aantal extra spiegels en een rem.’ Deze uitspraak kan geïnterpreteerd worden vanuit verantwoordelijkheidsgevoel, en zal daar hoogstwaarschijnlijk ook deels door zijn ingegeven. Tegelijkertijd is de uitspraak te interpreteren vanuit een bepaalde behoefte om in control te zijn. Juist het feit dat de cliënt af en toe ‘losgelaten’ moet worden om zijn of haar zelfstandigheid, zijn of haar eigen regie te borgen, vormt in deze context een bedreiging voor de door de professional beleefde zingeving ten opzichte van het werk. de aard van het werk, dat ze de verantwoordelijkheid van hun cliënten altijd zo snel mogelijk ‘terug moeten geven’, ertoe dat ze wellicht lang niet altijd ervaren in control te zijn over hun werk. De professionals moeten kunnen omgaan met deze situaties; ze moeten leren omgaan met incomplete puzzels. Sterker: ze moeten leren omgaan met puzzels waarbij er onder de diverse stakeholders groot verschil van mening bestaat wanneer deze als compleet beschouwd kunnen worden; wat het doel van interveniëren eigenlijk is. Bijvoorbeeld bij dakloze verslaafden: willen we dat deze minder overlast veroorzaken, of willen we hun verslaving aanpakken? Een hulpverlener moet als gevolg hiervan in staat zijn bepaalde existentiële reflexen (‘de puzzel moet opgelost worden’) uit te stellen. Sterker nog: de hulpverlener zal ook in staat moeten zijn de cliënt en de omgeving ervan te overtuigen dat er geen ‘hapklare’ oplossing is. Tegelijkertijd heeft de cliënt wel aan aantal puzzelstukjes tot zijn of haar beschikking, en kan deze persoon gefaciliteerd worden in het (terug)krijgen van de regie over deze puzzel. Noot * We zouden kunnen beargumenteren dat hieruit ook deels de aantrekkingskracht van ‘bewezen methodieken’ vandaan komt. Literatuur • Baumeister, R.F., Meanings of life. New York: The Guilford Press, 1991 • Kunneman, H., Sociaal werk als laboratorium voor normatieve professionalisering. Ethische Perspectieven, 17 (2), p. 92-107, 2007 • Lanen, M. van, Wat doen sociaal werkers wanneer ze sociaal werk doen? Een etnografie van professionaliteit. Proefschrift. Delft: Eburon, 2013 • Weggeman, M.C.D.P., Leidinggeven aan professionals? Niet doen: over kenniswerkers, vakmanschap en innovatie. Schiedam: Scriptum, 2007 Zingeving Sociale professionals begeven zich beroepshalve regelmatig in situaties die in de sociale psychologie worden geassocieerd met een (dreigend) verlies aan zingeving. Het is vaak maar zeer de vraag of hetgeen ze doen, de interventies die ze plegen, daadwerkelijk een merkbaar effect zullen hebben. Ook zijn ze gedwongen zichzelf voortdurend vragen te stellen naar de wenselijkheid van deze effecten. Verder leidt Ons leven is niet te ordenen in een betekenisvol patroon, en verloopt in essentie chaotisch Martijn van Lanen is docent, onderzoeker en beleidsadviseur bij Fontys Hogeschool Sociale Studies. Dit artikel is mede gebaseerd op zijn proefschrift Wat doen sociaal werkers wanneer ze sociaal werk doen? Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken WINTER 2013 nummer 4 47