De geschiedenis van de klassieke talen op het JvO, door Bram

advertisement
DE KLASSIEKE TALEN OP HET JVO IN HET VERLEDEN EN NU
In de zestiende eeuw hadden de leerlingen van de Latijnse School van Amersfoort (de
voorloper van het JVO) de aardige gewoonte om in het Latijn liederen te zingen. Zij deden
dat op school en op verschillende plekken in de stad. Deze liederen waren zo populair dat
zelfs de dienstboden ze vertolkten.
In het begin van de zeventiende eeuw had de school een bijzondere leerling. Deze leerling,
Elias Gifford geheten, beheerste in de hoogste klas het Grieks zo perfect dat hij een epos in
Homerische hexameters schreef over de slag bij Nieuwpoort en het heroïsch optreden van
Prins Maurits. Dit werk werd vervolgens keurig in perkament gebonden en aan de broer van
Maurits, Frederik Hendrik, ten geschenke gegeven.
Later waren er geduchte en gedreven docenten die de klassieke traditie hoog hielden. Vele
oud-leerlingen hebben de heren Blok, Boneschanscher en Steenstra nog meegemaakt. Ik
zelf heb hun illuster optreden persoonlijk ook mogen ervaren. Wat was de dagelijkse praktijk
toen?
Iedere leerling kende de Latijnse grammatica grondig. Alles werd geleerd tot en met de fijne
kneepjes van het Supinum I en Supinum II. Er werd een grote woordenschat opgebouwd.
Aan de hand van het nuttige boekje Kanters toetsten de docenten de grammatica en de
woordenschat in de bovenbouw. Teksten werden gelezen uit Romanitas, een boek zonder
ook maar één plaatje. Aantekeningen waren eigenlijk beneden de waardigheid van een
gymnasiast maar werden als een soort genade sporadisch gegeven. Het eindexamen
bestond uit een proefvertaling van pittig niveau. Zo herinner ik mij een jaar waarin de tekst
een passage uit de Dialogus van Tacitus was. Bijna de hele tekst stond in de irrealis. Wie dat
niet doorhad, was reddeloos verloren. Elk jaar verscheen er een bloemlezing van kolderieke
fouten die dat jaar weer door kandidaten gemaakt waren, bijvoorbeeld de halzen die nate
dea vertaald hadden met zwem godin! Deze cynische publicatie zou in onze tijd ondenkbaar
zijn. Voor het vak Grieks gold in die oude (gouden?) tijden mutatis mutandis
(gerundivumconstructie) het zelfde.
Ik zelf bewaar goede herinneringen aan het mondeling Grieks en Latijn (allang afgeschaft).
Je kon op zo’n mondeling wat dieper op de stof ingaan en er achter komen wie er nu
werkelijk iets van Grieks en Latijn afwist. Alleen het scanderen door de leerling van een
tiental verzen van Vergilius of Homerus maakte je als docent veel wijzer.
Dit duidelijke en diepgaande onderwijs is snel veranderd. De voornaamste veranderingen
kwamen bij de invoering van de zogenaamde Tweede Fase. Zelden heb ik zoveel collectief
gehuichel en beate na-aperij meegemaakt als bij de introductie van dit nieuwe
onderwijssysteem. Van de leerling werd verwacht dat hij zich voortaan zelfstandig de leerstof
ging eigen maken. De docent werd een begeleider op afstand, die voornamelijk teksten en
aantekeningen moest kopiëren en zich vooral niet te veel met de inhoud van de te lezen
teksten moest bemoeien. Huiswerk werd zelden gecontroleerd, getoetst werd er slechts drie
of vier keer in het jaar. Het eerste jaar van deze Tweede Fase keek iedereen nog even de
kat uit de boom en waren de resultaten aanvaardbaar. Het tweede jaar was dramatisch.
Toetsen werden zo bedroevend slecht gemaakt dat een normering van zes fouten een punt
heel normaal werd. En dan nog had de helft van de leerlingen een onvoldoende....
Wij worden nog steeds geconfronteerd met de uitwassen van dit onzalige systeem, hoewel
er gelukkig veel verbeterd is. Laat ik als voorbeeld de klas nemen die het hoogtepunt moet
zijn voor een gymnasiumleerling: de zesde klas, de eindexamenklas.
Bij Latijn staat dit jaar de Pro Caelio van Cicero op het programma. In deze redevoering
verdedigt Cicero Caelius die van moord beschuldigd is. De complete redevoering wordt
gelezen, deels in het Latijn en deels in het Nederlands.
6
De leerlingen hebben een tekstboek waarin de tekst van de Pro Caelio staat en waarin
tevens allerlei informatie staat over de politiek in de eerste eeuw voor Christus, het leven van
Cicero, de retoriek en hoe Romeinse schrijvers van honderden retorische middelen gebruik
maakten om hun gehoor te overtuigen.
Daarnaast zijn in het tekstboek een aantal gedichten van Catullus afgedrukt, omdat Catullus
en Cicero dezelfde minnares Clodia hadden. In het hulpboek staan uitgebreide
aantekeningen om de tekst te kunnen vertalen. Een woordenlijst en vragen over de gelezen
stof zijn in het hulpboek opgenomen om de tekst voor de leerling beter toegankelijk te
maken. Op deze manier krijgt de leerling een aardig overzicht van een redevoering uit de
oudheid en krijgt hij allerlei informatie over het leven in Rome in de eerste eeuw vóór
Christus.
Zowel op de drie schoolexamens als op het centraal examen worden passages uit de Pro
Caelio getoetst. Bij beide types examens mag een woordenboek gebruikt worden waarin
achterin een katern met de Latijnse grammatica is opgenomen. Alle rijtjes kunnen dus tijdens
het examen opgezocht worden!
Voor het vak Grieks lezen de leerlingen in de eindexamenklas dit jaar de Oedipus Tyrannus
van Sophocles. Van dit hoogtepunt uit de Griekse literatuur worden 600 regels in het Grieks
gelezen en de rest in vertaling. De kandidaten krijgen ook veel informatie over de culturele
en politieke situatie in Athene in de vijfde eeuw en over de praktijk van de
toneelopvoeringen. Als vergelijkingsmateriaal wordt ook een stukje uit de Phoenissae van
Euripides gelezen.
Ook bij Grieks mag bij de schoolexamens en het centraal examen een woordenboek gebruikt
worden met een grammaticakatern achterin het boek. Er staat ook een handige lijst in waarin
onregelmatige werkwoordsvormen snel opgezocht kunnen worden.
Wie oude eindexamens eens wil bekijken moet de site www.examenblad.nl raadplegen.
Uit dit korte overzicht zal duidelijk zijn dat de grammaticale kennis van de huidige generatie
leerlingen veel geringer is dan die van twintig of dertig jaar geleden. Ook de actieve
beheersing van het Griekse en Latijnse vocabularium is sterk achteruitgegaan.
Daartegenover staat het positieve feit dat Griekse en Latijnse teksten niet meer uitsluitend op
grammaticaal niveau gelezen worden. Bij de behandeling van de literatuur wordt een tekst
ingebed in de historische en filosofische context van de tijd waarin de tekst geschreven werd.
De huidige generatie leerlingen weet meer dan vroeger over de geschiedenis en
kunstgeschiedenis van de oudheid. Dat zijn de resultaten van een langdurige
onderwijsvernieuwing. Maar dit is niet de eindpaal die bereikt is.
Een verkenningscommissie heeft onlangs een rapport uitgebracht waarin gepleit wordt om in
de onderbouw een nieuw vak GLTC (Griekse en Latijnse Taal en Cultuur) aan te bieden en
in de bovenbouw daarnaast twee keuzevakken Grieks en Latijn. Het is de bedoeling dat in
de bovenbouw gelezen wordt uit tweetalige edities, dus dat het gebruik van vertalingen bij
het lezen van Griekse en Latijnse teksten sterk bevorderd wordt. Wie het interessante
rapport wil lezen raadplege de site www.vcnonline.nl
Zo blijft een eeuwenoude traditie zich steeds vernieuwen.
drs. Bram Boers, leraar klassieke talen
Leusden, oktober 2009
7
Download