Beter weer bestaat niet

advertisement
Beter weer bestaat niet !
Onderzoek naar de hoeveelheid neerslag en de temperaturen over Nederland
en vervolgens toegespitst op Asten-Heusden.
Voor alle onderzoeken is gebruik gemaakt van de klimatologische gegevens
van het KNMI, in het bijzonder de langjarige gemiddelden van 1981-2010.
Tevens heb ik gebruik gemaakt van een onderzoek/analyse naar de
neerslaggegevens van de afgelopen eeuw door de universiteit van
Amsterdam.
Ook de gebruikte afbeeldingen zijn ‘geleend’ van bovenstaande instanties.
Hoe staat het met het gevoel dat men de mening is toegedaan dat er steeds
meer neerslag valt. Dat het vroeger allemaal anders was. De winters waren
koud, de rivieren waren zelfs bevroren, het sneeuwde altijd met Kerst, elke
meimaand was het warm als we vroeger met school te voet naar Ommel
gingen.
Heel veel van deze “overtuigingen” zijn terug te voeren op sentimenten, op
leefomstandigheden, op veranderde natuur en noem maar op.
Als je weet dat er in Nederland sinds 1735 weermetingen worden verricht en
dat de winter van 1962-1963 als koudste is geregistreerd…. Dus was het heel
vroeger niet echt kouder.
De beleving vroeger was wel anders. Huizen hadden geen verwarming en de
wind blies door elke kier. We waren minder goed gekleed. Natuurlijk voelt
alles dan kouder aan.
Op de rivieren lag ijs, want ze waren minder diep dan nu. Ze waren bochtiger
waardoor het water minder snel stroomde. Er was minder scheepvaart, en er
waren zeker geen ijsbrekers.
Nederland was minder bebouwd waardoor de wind meer vrij spel had.
Oh ja, het klopt dat als we naar Ommel gingen dat het dan altijd mooi weer
was. Als het regende in mei gingen we namelijk nooit, je zou wel gek zijn.
Nederland ligt nog steeds waar het vroeger ook lag, aan de Noordzee. En
omdat we nu eenmaal overwegend meer zuidwestelijke en westelijke winden
hebben wordt de lucht over zee aangevoerd. Het zeewater is in de zomer nog
koel vanwege de voorafgaande winter en tempert de extreme zomerhitte, en
omdat het zeewater in de winter niet bevriest wordt er dan juist relatief
warme lucht aangevoerd.
Dus nooit te warm en nooit te koud. Beter weer bestaat niet.
Of je moet echt een liefhebber zijn van Siberië: in juli een gemiddelde van 20
graden (lekker warm dus), maar in de winter – 50° C, dan weet je zeker dat de
Elfstedentocht doorgaat, of juist niet vanwege die extreme kou.
Er wordt bij ons nog steeds gesproken over de hel der tochten en dan
bedoelen wij die van 1963, gewonnen door Reinier Paping. Onder barre
omstandigheden bereikten, met een temperatuur van 18 !! graden onder nul,
slechts 1 % de finish.
De enige die echt reden tot klagen heeft over ons klimaat is de minister van
financiën, omdat wij vinden dat het op een ander beter is en we dus massaal
naar het buitenland trekken om daar de zon of de sneeuw op te zoeken om
daar het geld uit te geven.
Is er dan niets veranderd?
Er wordt namelijk steeds meer neerslag waargenomen in Nederland.
Dat lijkt te kloppen als we naar de rangorde van de droogste en natste jaren
gemiddeld over heel Nederland kijken. We zien dan inderdaad dat de droge
jaren globaal voor 1960 liggen en de natste jaren na 1960.
Rangorde
Droogste jaren
Jaar Neerslag
Natste jaren
Jaar Neerslag
1
1921 421
1998 1071
2
1933 518
1966 1060
3
1959 524
1965 995
4
1976 539
1994 959
5
1904 567
1961 953
6
1911 578
1960 936
7
1971 580
1974 904
8
1953 585
1988 903
9
1929 588
1993 882
10
1996 602
1950 877
Alhoewel het beeld inderdaad klopt moeten we wel rekening houden met een
aantal factoren.
Beter gezegd: er is in Nederland gedurende de afgelopen eeuw steeds meer
neerslag waargenomen, maar is er ook meer neerslag gevallen?
Was het vroeger niet natter dan dat we nu aannemen?
Er zijn nl. nogal wat meetstations bijgekomen. Meer meetstations betekent
automatisch meer gegevens.
Bovendien zijn de waarnemingsmethoden de afgelopen eeuw uiteraard sterk
gewijzigd.
Zo is tussen 1945 en 1950 op de meeste weerstations de hoogte van de
regenmeter verlaagd van 1.50 m naar 0.40 m.
Wind heeft een negatief effect op de efficiëntie van een regenmeter en
aangezien het dichter bij de grond minder hard waait mag je aannemen dat
de windfout voor een regenmeter op 0.40 m hoogte geringer is.
Verder komen, door de toenemende verstedelijking, steeds meer
weerstations binnen de invloedssfeer van de grote steden te liggen.
Door het warmte-eilandeffect zou daar wel eens wat meer neerslag kunnen
vallen.
Je ziet dat bijvoorbeeld bij een zuidelijke aanvoer. Waar wij in Asten en
Heusden verstoken blijven van regen, blijkt het regelmatig juist in Eindhoven
wel te regenen.
Zoals gezegd verstedelijken steeds meer gebieden in Nederland. Met
bovenstaande aannames maakt het dus blijkbaar uit waar weerstations
worden geplaatst. Er is blijkbaar een groot verschil of ze binnen of buiten de
invloedssfeer van grote steden zijn geplaatst en dat heeft mogelijk invloed
op de gemeten waardes.
En wat denk je van inpoldering zoals bij de voormalige Zuiderzee.
Volgens de statistieken, en statistieken liegen niet, wordt het natter, maar
wordt deze statistieken wel beïnvloed door bovenstaande factoren.
Ook al wijzen alle gegevens erop dat ons land de afgelopen jaren steeds
natter is geworden, toch zien we in bovenstaande afbeeldingen dat wij (lees
zuidoost Brabant) er goed van af komen. Al zullen met deze laatste bewering
mogelijk niet alle boeren het eens zijn.
En met bovenstaande kaartjes voor ogen komen we vanzelf waar we wezen
moeten: zuidoost Brabant of nog preciezer Asten, Heusden en het Woold.
Precies: als je goed kijkt naar de hoeveelheid neerslag tussen bijvoorbeeld
1961 en 1990 en tussen 1981 en 2010 dan zien we dat zuidoost Brabant en
midden Limburg een stuk droger zijn dan de rest van het land.
Neemt niet weg dat het wel heel bijzonder is dat in een (schijnbaar) steeds
natter wordend land er toch een enkel stukje droger is dan de rest van het
land.
Het lijkt een beetje op Asterix en Obelix: Heel Gallia wordt door de Romeinen
bezet….heel Gallia ??
Heel Nederland wordt natter…..heel Nederland ?
En Asten dan….?
Waarom wij minder neerslag krijgen is niet helemaal met zekerheid te
zeggen. Natuurlijk speelt bij een zuidelijke aanvoer zowel de Hoge Venen in
België als ook de Eiffel in Duitsland een rol. Deze gebieden liggen beduidend
hoger dan ons stukje. De lucht zal dalen en worden opgewarmd. Warme lucht
kan nu eenmaal meer vocht bevatten zodat het hier minder regent.
Eenzelfde effect zien we bijvoorbeeld ook in Frankrijk. De plaats Saint Malo in
Bretagne ligt ten noorden van een bergketen. Bij een zuidwestelijke stroming
zal de lucht, na een eerdere stijging, opgewarmd worden en ziehier: ook daar
regent het minder.
Verder speelt de Peel een belangrijke rol. In de zomer is het water koeler dan
ons stukje Woold en in de winter is er, vanwege het ondiepe water al snel
sprake van ijs. Beide keren wordt daar de lucht afgekoeld en zal de
bewolking al een flink deel van zijn vochtige lading kwijt zijn voor hij de
golfbaan bereikt.
Met een westelijke en noordelijke aanvoer is de meeste neerslag ook al elders
gevallen, terwijl met een oostenwind met name droge lucht wordt
aangevoerd.
Alleen in de zomer hebben we wat extra last van onweer. Daar waar in de
andere jaargetijden zeker de kustprovincies “profiteren” van het onweer,
omdat de lucht dan via relatief warm water naar kouder land gaat, krijgen wij
in de zomermaanden vaker een plensbui, al of niet met onweer, op ons dak.
Dit ontstaat op een warme (zomer)dag. Vaak begint het met het onstabieler
worden van de atmosfeer: de onderste lagen worden steeds warmer en
vochtiger terwijl de bovenste lagen steeds kouder worden. Zo ontstaan er
kleine "cumuluswolken" die uitgroeien tot (stevige) buien.
Wanneer de warme lucht gaat stijgen zal deze ook gaan afkoelen. Daardoor
treedt er op ongeveer 2 km hoogte condensatie op van het vocht in de lucht
en krijgen we kleine waterdruppeltjes..
Bij het condenseren komt er (veel) warmte vrij waardoor de temperatuur weer
oploopt waardoor de lucht nog sterker gaat stijgen.
De lucht kan zo wel stijgen tot een hoogte van wel 6 à 8 km. Daar is de
temperatuur ongeveer 40 graden onder 0. Bij die temperatuur zullen de
waterdruppeltjes bevriezen. Deze vallen door de wolk naar beneden, smelten
weer en worden weer naar boven gevoerd. Daar bevriezen ze weer (ze
groeien dus een stukje aan), worden zwaarder en vallen weer naar beneden.
Door die bewegingen van de lucht omhoog en omlaag kunnen de druppels
aangroeien tot flinke hagelstenen (als je een hagelsteen doorsnijdt kun je aan
het aantal ringen zien hoe vaak deze omhoog en omlaag is gegaan).
Uiteindelijk kan de bui niet meer hoger komen. De bovenkant van de bui
bestaat dan helemaal uit ijskristallen. Nu heeft de bui zijn eindstadium
bereikt. De koude neerslag valt en werkt zo de warme luchtstroom naar
boven tegen, waardoor er elektrische lading ontstaat.
Zie hier de meest voorkomende onweersbui bij ons.
Overigens kun je een bui niet alleen zien aankomen, maar je kunt het ook
voelen.
Omdat er door eerder genoemde warmte sprake is van opstijgende lucht
ontstaat er onderin een tekort. Dit moet weer worden opgevuld, oftewel de
lucht onderin wordt verplaatst…..het waait, en dat voel je.
Wij krijgen niet alleen minder neerslag dan de rest van het land maar in
bovenstaande kaarten is te zien dat ook de gemiddelde temperatuur bij ons
hoger is dan elders in het land; dat we de meeste dagen hebben met
maximumtemperaturen van 20° C of hoger en dat we daarnaast het grootst
aantal warme dagen hebben met een temperatuur boven de 25° C.
Dan kan de conclusie nauwelijks anders zijn dan: die daar, die hebben het
goed. Beter weer bestaat niet.
Op zich is het niet zo vreemd dat het rondom onze golfbaan gemiddeld
warmer wordt dan elders. Uit het gegeven dat er bij ons minder neerslag valt,
zou je al snel kunnen concluderen dat het er dus relatief droog is. Uit een
droge bodem kan namelijk geen water verdampen, wat anders voor afkoeling
zou zorgen.
Zie hier: het blijft/wordt dus warmer.
Conclusie van bovenstaand verhaal: wij hebben hier zo slecht nog niet, op
het Woold is het bijna altijd golfweer.
Ter illustratie zijn de neerslaggegevens van 1981-2010 per maand
toegevoegd. Misschien wel handig als je wilt kijken in welke maand je de
minste kans hebt dat je golfdag in het water valt.
Download