Inleiding - Kinderopvang De Veldwachter

advertisement
Pedagogisch beleidsplan
Buitenschoolse Opvang
De Veldwachter
April 2017
Pedagogisch beleid BSO april 2017
Inhoudsopgave
Inleiding
Hoofdstuk 1 De Visie op Kinderopvang
Hoofdstuk 2
Doelstelling Buitenschoolse opvang
Hoofdstuk 3 De locatie
3.1
Kennismaken met de buitenschoolse opvang
3.2
Contracten
3.3
Ruilen van dagen
3.4
Extra dagdelen
3.5
Openingstijden
3.6
Sluitingsdagen
Hoofdstuk 4 De groep
4.1
Pedagogisch medewerker-kind ratio
4.2
Pedagogisch medewerkers
4.3
Dagindeling
Hoofdstuk 5
Pedagogische uitgangspunten
5.1
Pedagogische competenties
5.2
Het bieden van fysieke en emotionele veiligheid
a. Wennen
b. Brengen en halen
c. Vaste pedagogische medewerkers
d. Communicatie tussen de pedagogisch medewerkers en kinderen
e. Duidelijke regels
f. Hygiëne
g. Structuur
h. Protocol vermoeden huiselijk geweld en kindermishandeling
5.3
Het bieden van gelegenheid tot ontwikkelen van persoonlijke competenties
a. Motorische ontwikkeling
b. Zelfredzaamheid en zelfvertrouwen
c. Interesse en talenten
d. Creativiteit
e. Initiatief.
5.4
Het bieden van gelegenheid tot ontwikkelen van sociale competenties
a. Samen spelen
b. Begrijpen van emoties
c. Verantwoordelijkheid dragen
d. Voorkomen en oplossen van conflicten
e. Pesten tegengaan
5.5
Het meegeven van waarden en normen en cultuur
Hoofdstuk 6 Diverse activiteiten
Hoofdstuk 7 Samenwerking en overleg met ouders
7.1
Uitwisselen van informatie
7.2
Informatie over het eigen kind
Pedagogisch beleid BSO april 2017
7.3
Oudercommissie
Hoofdstuk 8 Veiligheid en gezondheid
8.1.Wet- en regelgeving
8.2.Gezondheid
Hoofdstuk 9 Zieke kinderen
9.1
Chronisch zieke kinderen
9.2
Gehandicapte kinderen
Hoofdstuk 10 Ontwikkelingsproblemen
10.1
Signaleren van ontwikkelingsproblemen
10.2
Houding leiding bij ontwikkelings- of gedragsproblemen
10.3
Houding leiding in geval van mogelijke ernstige verwaarlozing/mishandeling
Hoofdstuk 11 Kwaliteit personeel
11.1
Ondersteuning door andere volwassenen
Hoofdstuk 12 Klachtenregeling
Tot slot
Pedagogisch beleid BSO april 2017
Inleiding
In dit pedagogisch beleidsplan beschrijven we hoe we binnen Buitenschoolse Opvang De
Veldwachter met kinderen omgaan. We beschrijven welke mogelijkheden we creëren en bieden
voor de ontwikkeling van persoonlijke en sociale competenties van de kinderen.
Ook wordt de wijze waarop wij de sociale en emotionele veiligheid van kinderen waarborgen
beschreven, evenals de manier waarop wij normen en waarden aan hen overdragen.
Maar vooral ook beschrijven wij wat wij zien als de meerwaarde van kinderopvang, hoe we deze
vormgeven in een veilige omgeving en met welke activiteiten we dat doen.
We handelen naar de eisen die de Wet Kinderopvang heeft geformuleerd met betrekking tot de
kwaliteit van de kinderopvang.
In het gezamenlijke convenant dat hiervoor is afgesloten door werkgeversorganisaties binnen de
kinderopvang en de belangenvereniging van ouders BOINK is geformuleerd aan welke criteria
verantwoorde kinderopvang moet voldoen en hoe de kwaliteit de komende jaren nog verder
verbeterd kan worden.
Voor gebruikers, maar ook voor de organisatie intern is het belangrijk dat de visie, de
uitgangspunten, de doelen en de werkwijze vastgelegd worden. Alleen dan kan de organisatie erop
aangesproken worden.
Hoofdstuk 1
De visie op kinderopvang
De kinderopvang van Kinderopvang De Veldwachter staat open voor haar maatschappelijke
omgeving, hierin participeert zij door flexibel in te springen op de nieuwste ontwikkelingen.
Het is gericht op het stimuleren en vergroten van de leef - en werkmogelijkheden van ouders.
Anderzijds is het gericht op het verruimen van ontwikkelings -, ontplooiingskansen en
leefmogelijkheden van kinderen. Kinderen willen spelen en ontdekken en hebben daarbij onze
stimulans en sturing nodig . Het zelf laten ontdekken is voor ons een belangrijk uitgangspunt in
het begeleiden van jonge kinderen en hun ontwikkeling. Door positieve aandacht te geven
proberen wij hun nieuwsgierigheid en enthousiasme te voeden en ze te leren om vertrouwen te
krijgen in hun eigen mogelijkheden. Door veel en goed naar hen te kijken en te luisteren ervaren
zij dat ze serieus worden genomen. Kinderen ontwikkelen zelfvertrouwen als je ze de ruimte
geeft om met elkaar bezig te zijn, maar ook als je ze zelf hun eigen problemen laat oplossen.
Door een aanbod van kinderopvang in de vorm van Kinderdagverblijf, peutergroep en
Buitenschoolse opvang hebben ouders de keuze de soort kinderopvang te kiezen die zij het meest
ideaal voor hun kind(eren) achten en die past binnen hun eigen behoeften.
Goede kinderopvang draagt bij aan een verantwoord evenwicht bij de verdeling van arbeid en
zorgtaken in de maatschappij. Kinderopvang De Veldwachter ziet opvang als een aanvulling op de
thuissituatie, waarbij professionaliteit en kwaliteit voorop staat.
Hoofdstuk 2
Doelstelling Buitenschoolse opvang
De doelstelling die is vastgesteld is samengesteld en gebaseerd op de visie op kinderopvang.
Doelstelling
Kinderopvang heeft tot doel (flexibele) opvang te bieden voor kinderen in de leeftijd van 4 tot 13
jaar. Hierbij in acht genomen dat de opvang op een professionele en pedagogisch verantwoorde
wijze plaats vindt, waarbij de ontplooiingsmogelijkheden van het kind als individu en in
groepsverband centraal staan. Voorop staat dat Buitenschoolse opvang vrije tijd moet zijn. Niets
moet, buiten de normale (omgangs) regels. Deelname aan activiteiten is vrijblijvend.
Dagelijks kan er opvang afgenomen op verschillende tijden; Dit kan op vaste dagen zijn maar ook
flexibele opvang is mogelijk. De opvangtijden vinden plaats op dagen en tijden dat de scholen
gesloten zijn.
Pedagogisch beleid BSO april 2017
Spelen is voor kinderen niet alleen een manier om zich te uiten, maar ook de manier om te leren
en zich te ontwikkelen. De kinderen moeten zichzelf kunnen zijn in een voor hen veilige,
vertrouwde omgeving, om van daaruit te kunnen komen tot ontwikkeling. Door mee te doen met de
groep leren kinderen razendsnel belangrijke (sociale) vaardigheden aan. Een kind dat
spelervaring opdoet, kan met meer zelfvertrouwen beginnen aan de toekomst. De Veldwachter
voorziet in de behoefte van het kind aan veiligheid en geborgenheid door hen samen te brengen
in groepsverband en subgroepen afgestemd op de leeftijd en daarin te laten spelen onder
deskundige leiding.
De omgeving waarin het kind wordt opgevangen moet veilig en hygiënisch zijn. Bij de opvang
wordt de veiligheid van de kinderen bevorderd door de fysieke omgeving aan te passen, de
kinderen regels te leren en door goed toezicht te houden. Hierbij wordt een zo groot mogelijke
bewegingsvrijheid van het kind nageleefd. Hygiëne is van belang ter voorkoming van het
(overdragen van) ziekten. De leiding draagt daarom zorg voor een hygiënische omgeving en leert
kinderen hygiënisch te handelen. Hoe dit in de praktijk wordt uitgevoerd wordt uitgebreid
beschreven in het protocol hygiëne en veiligheid.
De opvang is deels gericht op het stimuleren en vergroten van leef- en werkmogelijkheden van
ouders, anderzijds is het gericht op het verruimen van ontwikkelingskansen en leefmogelijkheden
van kinderen.
Niet alles kan besproken/vastgelegd worden in een pedagogisch beleid, daarom zal voor bepaalde
genoemde onderdelen verwezen worden naar verschillende protocollen.
De 4 competenties uit de Wet Kinderopvang;
1. Bieden van emotionele veiligheid
2. Verwerven van sociale en persoonlijke competenties
3. Het overdragen van waarde en normen
4. Samenwerking met ouders
Zullen in dit pedagogische beleid uitgebreid omschreven worden
Hoofdstuk 3
De Locatie
Buitenschoolse opvang de Veldwachter is gevestigd aan de Europaweg 78-82 te Schoonebeek. In
het gebouw is ook het kinderdagverblijf gehuisvest. De naam van De Veldwachter is gekozen
omdat in het gebouw het voormalig politiebureau van Schoonebeek gevestigd was.
De locatie is zo aangepast dat zowel jonge kinderen als oudere kinderen er op een veilige manier
kunnen verblijven of deel kunnen nemen aan activiteiten. Met alle veiligheidseisen van de Wet
Kinderopvang en kinderopvang zijn rekening gehouden en het speelgoed en de materialen zijn
aangepast aan alle leeftijden van de kinderen. De Veldwachter maakt voor het buiten spelen
gebruik een grote geheel afgesloten tuin met verschillende speelplekken. De speelplaats bestaat
voor een deel uit gras en een deel uit tegels. Er zijn verschillende mogelijkheden tot spel, zoals
een zandbak, glijbaan, en een speelhuisje. Tevens zijn er verschillende materialen waarmee
buiten gespeeld mag worden, hieronder verstaan we bijvoorbeeld fiets, bal loopfietsen,
kinderwagen, kruiwagen etc.
Tijdens het vrijspelen en de momenten waarin activiteiten geboden worden, kunnen de
pedagogisch medewerkers en de kinderen optimaal gebruik maken van de ruimtes in en om het
gebouw. Men biedt zo variatie, ruimte om te spelen en afwisseling. We verlaten de basisgroep als
er een uitstapje wordt gemaakt en enkelen mogen meehelpen als er bijvoorbeeld iets uit de
Buitenschoolse groep gehaald moet worden.
De andere activiteiten zoals het aan tafel gaan om te eten en drinken en de spelmomenten op de
groep bieden rust in de eigen vaste basisgroep.
Pedagogisch beleid BSO april 2017
Het samen zijn met de eigen groep en vaste pedagogisch medewerkers per groep is veilig en
vertrouwd.
3.1
Kennismaken met de buitenschoolse opvang
Voordat een ouder zijn kind aanmeldt, kunnen zowel de ouder als het kind uitgebreid
kennismaken met de medewerkers (en de directeur). Wij leiden de geïnteresseerden rond op de
locatie. Voor de start van de opvang krijgt een ouder bovendien een intakegesprek met een
pedagogisch medewerker. Alle praktische zaken rondom de opvang van het kind komen in dat
gesprek aan de orde. Voor het maken van een afspraak kunnen ouders contact opnemen met de
directie. We hanteren een wenperiode voor de kinderen; Als zij voor het eerst bij de
Buitenschoolse opvang komen, zal dat ongeveer twee uurtjes zijn. Meestal is het in de week
voorafgaande aan de week waarin de opvang daadwerkelijk start. Dit gebeurt zonder de ouder,
zodat het kind direct weet dat dit in de toekomst ook zo zal zijn. Het wenmoment is meestal
maar 1x nodig. Mocht het kind veel moeite hebben dan zal er een tweede moment worden
afgesproken.
Kinderen die vanuit onze kinderopvang komen mogen , voor zij naar de BSO gaan, ook een aantal
keren “meedraaien” met de BSO groep. Als alle kinderen op de BSO gearriveerd zijn brengt de
leidster van het kinderdagverblijf het kind naar de BSO waar het dan door de ouder weer wordt
opgehaald. Meestal zal dit zo’n twee a drie keer gebeuren voor het daadwerkelijk overgaat naar
de BSO
3.2
Contracten
Er zijn twee contractmogelijkheden:
- Een vast contract (VSO en/of BSO): ouders kiezen vooraf welke dagen van de week zij gaan
afnemen.
- Een flexibel contract (VSO en/of BSO): ouders kiezen vooraf een gemiddeld aantal dagen per
week, deze dagen kunnen flexibel ingezet worden. Deze opvang is bedoeld voor ouders die
maandelijks van werkrooster veranderen. Vijf werkdagen voor het begin van de opvang wordt
door ouders het rooster ingeleverd, zodat de kinderen ingepland kunnen worden.
De minimale afname, voor vast en flexibel, bedraagt 1 dagdeel per week voor BSO en een half uur
voor VSO.
Uiteraard zijn er altijd wel omstandigheden waarop ouders ineens extra opvang nodig hebben, dit
is altijd bespreekbaar. In overleg is er veel mogelijk!
De vaste en flexibele contracten kennen een aantal mogelijkheden:
- Het basiscontract is een contract dat geldt voor de schoolweken (gemiddeld 40 weken per
jaar).
- Het 51 weken contract is het basiscontract aangevuld met gemiddeld 11 vakantieweken. Dit
betekent dat ouders gedurende het hele jaar recht op opvang hebben op de contractdagen.
3.3
Ruilen van dagdelen
Er bestaat de mogelijkheid om te ruilen van vaste dagdelen. Dit mag, in een jaar, naar rato dat
men opvang afneemt. Ruilen mag ook als de vaste opvangdag een feestdag is. Verder kan ruilen
alleen als:
- er in de eigen groep plaats is ;
-Vanwege feestdagen de ruiling plaatsvindt in dezelfde week, een voorafgaande of aansluitende
week;
-er geen extra pedagogisch medewerker ingezet hoeft te worden;
Aan ruilen zijn geen kosten verbonden.
Pedagogisch beleid BSO april 2017
3.4
Extra dagdelen
Een extra dagdeel/dag kan maximaal één week van te voren worden aangevraagd bij de
pedagogisch medewerker of de directeur. (Buiten gebeurtenissen die men niet in de hand heeft,
denk daarbij aan extra opvang bij een begrafenis).
3.5
Openingstijden
De Veldwachter is 52 weken per jaar geopend.
Openingstijden van 7.00 tot 18.00 uur.
Op aanvraag kan er opvang vanaf 6.30 uur of tot 18.30 plaats vinden.
3.6
Sluitingsdagen
Op nationaal erkende en/of door de CAO Kinderopvang verplicht gestelde vrije dagen is De
Veldwachter gesloten. Onze locatie is gesloten op de volgende dagen:
- Nieuwjaarsdag
Op oudejaarsavond zijn wij om 16.30 gesloten
- 2e Paasdag
Op 5 december zijn wij om 16.30 gesloten
- Koninginnedag
Op Kerstavond zijn wij om 16.30 gesloten
- Hemelvaartsdag
- 2e Pinksterdag
- 1e Kerstdag
- 2e Kerstdag
Hoofdstuk 4
De Groepen
De Buitenschoolse opvang van Buitenschoolse opvang De Veldwachter heeft de beschikking over
een groep.
De Bende van Daar is onze basisgroep, waarin we altijd aanwezig zijn.
De maximale omvang van beide groepen is 20 kinderen. De vaste en flexibele kinderen zitten bij
elkaar in de groep.
Bij inschrijving worden ouders geïnformeerd over deze twee groepen en hoe wij hiermee omgaan.
Op de dagen dat het bij de ander BSO locatie ( De Boswachter) heel rustig is kan het voorkomen
dat alle kinderen bij De Veldwachter zijn.
Op woensdag- en vrijdagmiddag en in de vakantie zijn de kinderen van BSO De Boswachter
sowieso op De Veldwachter.
Er zijn verschillende opvangmomenten mogelijk.
Voorschoolse opvang van 7.00 tot 8.30 uur.
Naschoolse opvang op maandag, dinsdag en donderdag van 15.00-18.00 uur.
Op woensdag en vrijdag van 12.00-18.00 uur.
In de vakanties is de Buitenschoolse opvang geopend van 7.00-18.00 uur. Naast deze vaste
openingstijden is de Buitenschoolse opvang ook geopend op de dagen dat de scholen gesloten
zijn, denk daarbij aan sportdagen of studiedagen.
Tijdens de Voorschoolse opvang (van 7-8.30) en op woensdag- en/of vrijdagmiddag kunnen de
BSO kinderen te maken krijgen met kinderdagverblijf kinderen. Afhankelijk van het aantal
kinderen zal er op woensdag- en/of vrijdagmiddag 1 groep worden gedraaid met zowel de
kinderen van de BSO als kinderen van het kinderdagverblijf.
Wij houden ten alle tijden het leidster-kind ratio in acht.
Pedagogisch beleid BSO april 2017
4.1
Pedagogisch medewerker – kind ratio
De leidster kindratio is vastgelegd in de Convenant Kwaliteit Kinderopvang en regelt de maximale
groepsgrootte op de BSO in relatie tot het aantal aanwezige pedagogisch medewerkers.
Een groep mag nooit groter zijn dan 20 kinderen. Verder gelden op de groepen de volgende
verhoudingen tussen pedagogisch medewerkers en kinderen:
1 pedagogisch medewerker op 10 kinderen in de BSO leeftijd.
4.2
Pedagogisch medewerkers
Vaste pedagogisch medewerkers zijn belangrijk voor het gevoel van veiligheid van het kind. Een
goede band opbouwen gaat dan gemakkelijker. Bovendien leert de pedagogisch medewerker de
kinderen goed kennen zodat ze beter op hen kan inspelen. We streven er naar dat er wekelijks
niet te veel wisselingen van pedagogisch medewerkers per groep zijn. Per dag van de week is
minimaal één van deze pedagogisch medewerkers werkzaam op de groep van dat kind (dit geldt
voor het structurele rooster, behoudens ziekte, verlof en vakantie).
Pedagogisch medewerkers spelen een belangrijke rol bij de ontwikkelingsmogelijkheden van
kinderen. Zij bieden als volwassenen de mogelijkheden en uitdagingen aan kinderen om zich in
meer of mindere mate te ontplooien en hun eigen weg te zoeken in de samenleving en in de
buitenschoolse opvang. Zij zijn ook degenen die de veiligheid bewaken en zorgen voor een
prettige sfeer in de groep.
Pedagogisch medewerkers zullen door middel van overleg met de ouders zorgen voor een op
elkaar afgestemde pedagogische aanpak. Zij zullen in overleg met collega’s de signalen van
individuele kinderen of vanuit de groep bespreken en waar nodig de pedagogische aanpak
aanpassen of bijstellen om bovenstaande visie te bereiken.
Dit vraagt een professionele houding van alle medewerkers, maar in hoge mate van pedagogisch
medewerkers . Dat betekent dat naast de verzorging en begeleiding van de kinderen, plezier
maken met kinderen, enthousiast en vernieuwend zijn, plezier in het werk hebben en dit
uitstralen, voorwaarden zijn.
4.4
Dagindeling
We hebben in de groepen een vaste dagindeling om verschillende redenen.
Organisatorische redenen: Kinderen worden gehaald en gebracht binnen vastgestelde tijden. De
pedagogisch medewerksters stellen hun organisatie daarop af. Wanneer de ouders de kinderen
graag eerder op willen halen dan kan dit mits van tevoren aangegeven. Daarnaast biedt het
houvast aan kinderen zodat zij weten waar zij aan toe zijn , maar ook aan een nieuwe collega’s en
inval pedagogisch medewerksters.
Om een idee te geven van hoe wij de pedagogische uitgangspunten vertalen hieronder een
globale dagindeling
Afhankelijk van de groepsgrootte zijn er een of twee pedagogisch medewerkers om 7.00-8.30 en
om 15.15 tot 18.00 uur om de kinderen op te vangen. Om 15.15 u worden de kinderen van de
verschillende scholen opgehaald .
Het brengen en halen van kinderen naar en van school wordt door de pedagogisch medewerkers
gedaan. Sommige kinderen komen zelfstandig naar de groep. Voor de scholen in de buitendorpen
gebeurt dit met de Veldwachter auto.
De kinderen van de 3 scholen in Schoonebeek worden lopend of met de fiets vervoerd. Meer
details en de werkwijze hierover staat beschreven in het protocol vervoer.
Voordat de kinderen en leidsters compleet zijn maakt de eerste aanwezige leidster het fruit
klaar en doet zij eventuele voorbereidingen voor de groep.
15.30 – 15.45 drinken en een koekje
- De kinderen drinken water of limonade met een koekje en fruit naar keuze.
Pedagogisch beleid BSO april 2017
- Het doel is tot rust komen en op verhaal komen
- De oudere kinderen helpen de jongere, zo zijn zij samen verantwoordelijk voor de groep.
- De pedagogisch medewerker zorgt voor een goede groepssfeer:
- de pedagogisch medewerker stimuleert de kinderen te vertellen en hun hart te luchten als dit
nodig is.
-de pedagogisch medewerker zorgt ervoor dat ze naar elkaar leren luisteren.
-de pedagogisch medewerker vraagt of ze al weten wat ze gaan doen en suggereert een activiteit
(de geleide activiteit)
-de pedagogisch medewerker let op de omgang met elkaar, het taalgebruik en corrigeert waar
nodig door positief/ gewenst gedrag te belonen en ongewenst gedrag te corrigeren/negeren.
-de pedagogisch medewerker heeft haar ogen en oren constant gespitst om de emotionele
veiligheid van de kinderen te waarborgen.
15.45 – 16.45 vrij spelen of deelnemen aan een (geleide) activiteit
- De kinderen kiezen uit:
- vrij spelen binnen de eigen groep
-geleide activiteit
- de pedagogisch medewerker voorkomt dat ze verloren lopen of zichzelf voorbij lopen door goed
te observeren, te luisteren en te praten. mogelijkheden zijn o.a. diverse voorstellen doen, mee
spelen, iets starten waardoor het kind wordt uitgedaagd mee te doen of een andere draai geven
aan een spel.
- het aantal pedagogisch medewerkers is afhankelijk van het aantal kinderen.
- de pedagogisch medewerkers zijn verspreid over binnen en buiten bij aanwezigheid van 10 of
meer kinderen.
-de pedagogisch medewerker zijn daar waar de kinderen zijn.
16.30 – 18.00 Afronding dag
Afhankelijk van de afspraak met de ouders: Kinderen die van de ouders zelfstandig naar huis
mogen wordt op dit tijdstip gewezen om naar huis te gaan.
Afhankelijk van het ophaaltijdstip:
- vervolg spel, als het licht is kan dit ook buiten
of: ander, rustiger spel binnen. in de praktijk kiezen we vaak voor rustiger (bord)spel binnen,
even televisie kijken, spelletje of werken met klei.
- kinderen moeten altijd vertellen wat ze gaan doen en waar.
Bij het ophalen hebben de ouders gelegenheid om een pedagogisch medewerker te spreken en
vind overdracht van de dag plaats.
Hoofdstuk 5
Pedagogische uitgangspunten
Algemeen : ontspanning en ontwikkeling
Bij de Buitenschoolse opvang draait het op de eerste plaats om de kinderen. Het belangrijkste is
dat de kinderen die bij ons opgevangen worden het leuk en gezellig hebben, dat ze zich veilig en
geaccepteerd voelen en dat ze zo goed mogelijk worden ondersteund in hun ontwikkeling. Ouders
zijn de klant en kinderen zijn de gebruikers. Samen met de ouders draagt De Veldwachter
opvoedingsverantwoordelijkheid.
Pedagogisch beleid BSO april 2017
Bij de BSO ligt de nadruk meer dan op school op ontspanning, maar de ontwikkeling van een kind
gaat natuurlijk altijd door. In de omgeving van een BSO kan een kind zich juist op andere punten
ontwikkelen dan op school, bijvoorbeeld sociaal of creatief.
5.1
Pedagogische competenties
We nemen als uitgangspunten voor onze aanpak de vier pedagogische competenties uit de Wet
kinderopvang;
1. Het bieden van emotionele veiligheid
2. Het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties
3. Het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competentie
4. Het meegeven van waarden en normen en cultuur
In de volgende paragrafen werken wij uit hoe wij deze doelen in onze BSO in vullen.
5.1.1 Het bieden van fysieke en emotionele veiligheid
Een kind moet zich veilig en geborgen voelen; de Buitenschoolse opvang moet voor de kinderen als
een tweede thuis zijn. Wij vinden het belangrijk om een sfeer te scheppen waarin het kind zich
geaccepteerd en gewaardeerd voelt. We bieden continuïteit in de opvang om het kind in de
gelegenheid te stellen zich volledig te kunnen ontplooien. De leidster zal nieuwe kinderen wat
extra in de gaten houden en kijken hoe het in de groep wordt opgenomen en eventueel wat
begeleiden. Als een kind wat vaker komt zal dit gewenningsproces wat sneller verlopen, dan
wanneer het maar een korte middag in de week komt. In de praktijk blijkt dat de meeste
kinderen vrij snel een eigen plekje in de groep vinden. De leidster zal in de gaten blijven houden
hoe het met de kinderen gaat en er op in spelen als een kind zich minder goed voelt in de groep.
Door het kind te benaderen als een eigen individu met zijn persoonlijk mogelijk- en
onmogelijkheden dragen de leidsters bij aan de vorming van een positief zelfbeeld en optimale
ontwikkelingskansen van het kind. De groepsleidster schept voorwaarden tot ontplooiing en
ontwikkeling, geeft structuur aan en begeleidt het kind.
Onmisbaar bij een goede ontwikkeling van een kind is een positieve interactie tussen leiding en
kind. Dit kan alleen als er een vertrouwensband is tussen leidster en kind. De leidsters staan
open voor een hechtingsproces en geeft de kinderen hiervoor de gelegenheid. Sommige kinderen
vinden het prettig om door een leidster te worden aangehaald of bij haar op schoot te zitten,
anderen willen dat niet. De leidster laat het knuffelen en aanhalen afhangen van de behoeften
die het kind zelf aangeeft, maar neemt ook eigen initiatief wanneer zij denkt dat dit nodig is. Dit
zal altijd staan in het licht wat met de ouders hierover is afgesproken.
We streven er naar dat alle kinderen zich emotioneel veilig voelen, zodat ze zich zo optimaal
mogelijk kunnen ontspannen en ontwikkelen. Binnen De Veldwachter wordt gesproken over
welbevinden.
a. Wennen
Afhankelijk van de behoefte van ouder en kind hanteren we op de BSO een vergelijkbare
wenprocedure als bij de kinderopvang . Een kind komt een keer met de ouder ‘om het hoekje
kijken’ of vanuit het kinderdagverblijf een aantal keren proefdraaien. .
Tijdens de intake zijn al een aantal zaken die van belang voor de opvang zijn besproken;
Bijzonderheden met betrekking tot de gezondheid of de ontwikkeling van het kind kunnen aan de
orde zijn gesteld en hoe de pedagogisch medewerkers omgaan met het wennen van het kind. De
aanwezigheid van klasgenootjes of vriendjes in de groep maakt dat de wenperiode redelijk snel
verloopt.
De ouder gaat tijdens het wenmoment weer weg en het kind mag een uurtje meespelen.
b. Brengen en halen
Pedagogisch beleid BSO april 2017
Vooral voor jonge kinderen is het moment van afscheid nemen van de ouders op de
voorschoolseopvang meestal het moeilijkst. Om die reden wordt de manier van afscheid nemen
goed met de ouders doorgenomen tijdens het intakegesprek. We adviseren ouders om bij het
brengen even met het kind op de groep te komen. Het kind kan ondertussen in de aanwezigheid
van de ouder iets kiezen waar het mee gaat spelen. Daarna is het belangrijk dat ouders heel
duidelijk zeggen dat ze weggaan en dan ook direct daarna gaan. Deze voorspelbaarheid biedt
houvast.
Als het kind moet huilen zal de pedagogisch medewerkster het kind van de ouders overnemen en
met het kind mama of papa uitzwaaien. De ouders kunnen altijd later even bellen of alles goed
gegaan is.
Ook na de wenperiode blijft deze werkwijze bij het verwelkomen en afscheid nemen.
Aan het eind van de dag is er weer het moment van verwelkomen en afscheid nemen. Dat kan met
name voor jonge kleuters weer een verwarrend moment zijn. Naar wie moet ik nu luisteren? Naar
mama/papa of naar de pedagogisch medewerkster?
Over het algemeen volgen we de volgende gedragslijn:
Papa of mama doet de jassen en de schoenen aan en verzamelen de spulletjes, en zijn vanaf het
moment dat ze binnen stappen gewoon weer de autoriteit. Dat is voor de kinderen het
duidelijkst. Ouders en pedagogisch medewerksters houden daarbij rekening met elkaar zo dat
een en ander zo soepel mogelijk verloopt voor iedereen, ook i.v.m. de nog niet opgehaalde
kinderen.
Natuurlijk zijn pedagogisch medewerksters en stagiaires ondersteunend aanwezig als er meer
kinderen uit een gezin zijn aan te kleden of zodra er iets even met een pedagogisch
medewerkster besproken moet worden in de mondelinge overdracht. Dit is een korte overdracht,
bij grotere bespreekonderwerpen wordt een afspraak gemaakt omwille van privacy en
onverdeelde aandacht.
Tijdens de haalperiode worden kortdurende activiteiten aangeboden i.v.m. organisatie en om te
zorgen dat het gemakkelijk is voor de kinderen zich los te rukken uit het spel om mee naar huis
te gaan. Een kort spelletje/puzzeltje kan altijd even afgemaakt worden met de ouders. Soms
wordt er een liedje gezongen, een kringspel gedaan of een verhaaltje voorgelezen als activiteit
op het einde van de dag. Ouders en kinderen voelen zich tot het laatste moment welkom.
Zo lijken het begin en het eind van de dag op elkaar, zij het in omgekeerde volgorde. We bieden
op die manier structuur en voorspelbaarheid.
c. Vaste pedagogische medewerkers
Op de groep staat een vast team. Eventuele invallers komen regelmatig op de groep zodat zij ook
een band met de kinderen kunnen opbouwen. Elke dag dezelfde gezichten geeft vertrouwen en
regelmaat. Kinderen en leidsters kennen elkaar goed. We streven ernaar om de kinderen een
veilig gevoel te geven bij de pedagogisch medewerkers.
Het uitgangspunt van de pedagogisch medewerkers in de omgang met de kinderen is dat we
kinderen serieus nemen en behandelen met respect. Het zijn stuk voor stuk persoontjes met hun
eigen karakter. Kinderen hebben allemaal een eigen benadering nodig.
d. Communicatie tussen de pedagogisch medewerkers en kinderen
Wij hebben duidelijke richtlijnen voor de communicatie met de kinderen, gericht op een goede
band tussen kind en pedagogisch medewerker en een gevoel van emotionele veiligheid. De
pedagogische medewerkers kennen deze richtlijnen en kunnen ze toepassen.
- Een pedagogisch medewerkster heet elk kind welkom bij binnenkomst op de groep.
- De pedagogisch medewerkers maken tijd om 1-op-1 met de kinderen te praten. Ze vragen hoe
het gaat, hoe het op school is gegaan en wat hen thuis bezighoudt.
Pedagogisch beleid BSO april 2017
- Pedagogisch medewerksters benoemen emoties vanuit de ik-vorm : “Ik zie dat jij het niet leuk
vindt dat…. “.
- Er is, zeker met oudere kinderen, overleg over de dagindeling en de activiteiten. Op deze
manier voelen kinderen zich gehoord en begrepen
e. Duidelijke regels
Er zijn zoals eerder genoemd duidelijke regels waar iedereen zich aan dient te houden. Kinderen
en hun ouders weten waar ze aan toe zijn, pedagogisch medewerksters geven duidelijke grenzen
aan, en zijn hierin consequent, maar geven met grenzen nooit angst of schuldgevoelens mee aan
het kind. Ook is er een vast dagritme. Regels en ritme geven veiligheid aan jonge en oudere
kinderen.
Voor de buitenschoolse opvang geldt altijd een van deze regels:
1) we luisteren naar elkaar
2) samen spelen, samen delen
3) we ruimen samen op
4) we hebben respect voor elkaar
De pedagogisch medewerker kan zeggen: “We gaan dadelijk buiten spelen, maar eerst ruimen we
alles op”. Door duidelijk aan te geven wat de regels zijn en grenzen te stellen, weten kinderen
waar zij aan toe zijn en zullen zich daardoor veilig voelen.
f. Hygiëne
Hygiëne speelt een grote rol en maakt dat kinderen in een gezond milieu kunnen eten en spelen.
We houden alles zo goed mogelijk schoon. Alle kinderen leren we een gezonde hygiëne aan (bv.
handen wassen voor het eten, na het buiten spelen of na toiletbezoek. (zie ook protocol
Veiligheid en hygiëne).
g. Structuur
Elk kind gedijt het best in een omgeving die duidelijke grenzen en regels heeft, doordat hij zich
daar veiliger in voelt. Zo bieden we structuur aan in de indeling van de ruimtes door duidelijk aan
te geven bij hoeveel kinderen er sowieso twee groepen zijn, er zijn duidelijke regels en een vaste
dagindeling.
h. Protocol vermoeden huiselijk geweld en kindermishandeling
Signalering van huiselijk geweld en kindermishandeling bij (jonge) kinderen is uiterst lastig en
zorgvuldigheid is uiteraard een vereiste. De Veldwachter beschikt over een protocol vermoeden
kindermishandeling. Als er ernstige aanwijzingen zijn dat een kind mishandeld of verwaarloosd
wordt, worden de stappen gevolgd uit dit protocol wat onder andere inhoudt dat betreffende
vermoedens met directeur worden besproken.
Indien de vermoedens concreet zijn, wordt De Veldwachter vanuit haar signaleringsfunctie
geacht contact op te nemen met het AMK (Algemeen Meldpunt Kindermishandeling). De Wet op
de jeugdzorg geeft De Veldwachter in geval van een vermoeden van kindermishandeling een
meldrecht. Voor deze melding is geen toestemming nodig van de ouders/verzorger of het kind.
5.1.2. Het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties
Wij vinden dat het kind zo jong mogelijk zijn eigen mogelijkheden moet leren kennen en
benutten. Dit bevordert het zelfvertrouwen en is stimulerend om initiatieven te nemen. Door een
kind iets zelf te laten doen wat het zelf kan en hem hierin te prijzen wordt dit bevorderd. Er
worden niet direct oplossingen aangedragen, maar we laten de kinderen de eigen creativiteit
gebruiken. Bijvoorbeeld; als samen iets doen op problemen uitloopt, kinderen zelf naar een
Pedagogisch beleid BSO april 2017
oplossing laten zoeken en niet te snel ingrijpen (afhankelijk van leeftijd en ontwikkeling en
behoeftes van kinderen). Daarbij wordt in de gaten gehouden dat er niet teveel wordt gevraagd
van de kinderen.
Om op te kunnen groeien tot een evenwichtige volwassene is het van essentieel belang dat het
kind zichzelf leert waarderen. Dit is ook van belang in de sociale relaties met andere mensen: het
kind moet leren beseffen dat het de moeite waard is en gelijkwaardig aan andere kinderen. Dit
wil niet zeggen dat alle kinderen gelijk zijn; ieder kind heeft zijn eigen sterke en zwakkere
kanten. Dit betekent niet dat de ene minderwaardig is aan de ander. Het gevoel van eigenwaarde
wordt gestimuleerd door het aanbieden van een stimulerende en uitdagende omgeving waar elk
kind zich op zijn plaats voelt, door kinderen de ruimte te geven waardoor ze zich goed kunnen
ontwikkelen. We vinden het belangrijk de kinderen individueel te benaderen en ze te
complimenteren met hun eigen kunnen. Bij het complimenteren letten we er op niet te
overdrijven. Het kind moet het idee hebben er iets voor gedaan te hebben. We zijn ons er
echter wel van bewust dat een kind niet alle aandacht moet "verdienen', en zich er niet voor in
allerlei bochten moet wringen.
Elk kind is een individu met eigen mogelijkheden, afhankelijk van aanleg en ontwikkelingsfase. Er
wordt rekening gehouden met het ontwikkelingsstadium/tempo van het kind: wanneer kan het
kind wat aan.
Er wordt met woord en daad getracht een sfeer te scheppen waarin ieder kind zich geborgen,
veilig en geaccepteerd voelt zoals hij is. Door het kind positieve aandacht te geven, laat je
blijken dat je hem serieus neemt. Kinderen mogen voor hun eigen mening uitkomen. Dit moet wel
op een manier gebeuren die niet kwetsend is voor anderen. Als het kind bijvoorbeeld zegt dat
het iets lelijk vindt, accepteren we zijn mening, maar geven er een positieve draai aan: Je vindt
de tekening van Jeroen niet mooi. Jeroen heeft er wel hard aan gewerkt, vind je niet?
Ook wordt er rekening gehouden met de aanleg van het kind: is hij leergierig, heeft hij broers of
zussen thuis (voorbeeldfunctie), is het kind verlegen of juist 'haantje de voorste'. Hier proberen
we op in te spelen door voor elk kind een goed aanbod te hebben.
We passen onze verwachtingen aan, aan de ontwikkelingsfase en de mogelijkheden van het kind
op dat moment. Buitenschoolse opvang moet iets extra’s toevoegen. Kinderen willen uitdaging en
vaak ook iets leren. We observeren de kinderen en proberen zo goed mogelijk in te schatten wat
de behoeften zijn van het kind en stimuleren het daar ook in. Zo bieden we speelgoed en
activiteiten aan die aansluiten bij de (ontwikkelings) behoefte en de mogelijkheden van de
kinderen zodat zij steeds een stapje verder komen.
a. Motorische ontwikkeling
Om de ontwikkeling en beheersing van zowel de grove als de fijne motoriek te stimuleren wordt
op de BSO verschillende situaties, activiteiten en materialen aangeboden.
De grove motoriek: Tijdens het buitenspelen kunnen de kinderen klimmen, rennen, voetballen of
andere balspelletjes doen, fietsen, steppen en in de zandbak scheppen of met diverse andere
materialen spelen. Ook doen we spelletjes, zoals liedjes zingen waarbij de kinderen kunnen
dansen of meebewegen in de groepsruimte, of bijv. een balspel waarbij ze de bal op verschillende
manieren kunnen doorgeven of naar elkaar toe rollen.
De fijne motoriek: oog – hand coördinatie We stimuleren dit door verschillende activiteiten
zoals:
- Tekenen en kleuren met kleurpotloden of wascokrijt of het schrijven met krijt op het
tekenbord.
- Verven met kwasten of met de vingers.
- Plakken met kleine en grote plakkers, knippen, prikken en scheuren.
Pedagogisch beleid BSO april 2017
- Kralen rijgen, kleien, puzzelen en hamertje tik.
- Spelen met grote en/of kleine blokken en constructiemateriaal, bijv. lego, nopper en dergelijke.
- Het zelf smeren van een boterham.
Tijdens de vrije speelmomenten zoals bijv. in de poppenhoek, het aan- en uitkleden van de
poppen, het zichzelf verkleden met kleren uit de verkleedkist en het spelen met auto’s,
treinbaan, garage op het speelkleed.
b. Zelfredzaamheid en zelfvertrouwen
Het zichzelf kunnen redden is goed voor het zelfvertrouwen van elk kind in elke
leeftijdscategorie. Het ene kind wil het liefst alles zelf doen, de ander laat zich graag overal bij
helpen.
Het is voor de ontwikkeling van kinderen, van belang zoveel mogelijk ruimte te krijgen om
zelfstandig te worden. Hoe meer ze zelf kunnen ondernemen, hoe meer moed en zelfvertrouwen
ze ontwikkelen. En dat laatste is de beste stimulans om weer verder te groeien. Om groot te
worden, zich gelukkig te voelen en plezier in het leven te hebben, is een positief gekleurd
zelfbeeld onmisbaar. Om dit positieve zelfbeeld te stimuleren prijzen wij de kinderen veelvuldig.
We sluiten aan bij wat de kinderen al zelf kunnen en proberen dat uit te bouwen door bijv. jonge
kinderen te stimuleren zelf naar het toilet te gaan, zelf handen te wassen en de kleding in orde
te brengen, zelf zijn jas aan te doen etc.
Ook wordt kinderen geleerd voor zichzelf op te komen. Weerbaarheid begint al op een jonge
leeftijd, door kinderen bijvoorbeeld te leren zeggen tegen elkaar wat ze willen of niet leuk
vinden. Bijvoorbeeld: ”Mag ik even op jouw fiets” of “Niet afpakken, dat vind ik niet leuk.”
Opruimen en iets afmaken zijn onderdeel van zelfredzaamheid. Om iets af te maken is
doorzettingsvermogen nodig en voor je iets kan opruimen moet je weten waar iets hoort te
liggen/staan. We stimuleren dit door kinderen afgeronde opdrachten te geven afgestemd op de
leeftijd. Voor jonge kinderen zal dat zijn: ”doe het autootje maar in de autobak “, en oudere
kinderen helpen met de afwas of het inschenken van limonade. En elke geslaagde opdracht wordt
natuurlijk geprezen. We zeggen “Dank je wel, dat heb je goed gedaan”. Bij alle activiteiten geldt
dat we hierbij rekening houden met de leeftijd van het kind en wat het kind eventueel al zelf
kan.
Door de kinderen complimenten te geven voor positief gedrag vergroten we het zelfvertrouwen.
Negatief gedrag negeren we of geven we zo weinig mogelijk aandacht. Juist bij de oudere
kinderen blijven we wel in gesprek over hun gedrag, waarom wordt het gedrag niet
geaccepteerd. In de vroege puberteit zijn de kinderen hun grenzen aan het verleggen en hun
socialisatie aan het verkennen.
c. Interesse en talenten
We volgen de interesses van het kind en helpen hem te ontdekken waar zijn interesses liggen.
Juist in een situaties als een BSO waar kinderen vrij hun activiteiten kunnen kiezen, kunnen
kinderen hun interesses ontdekken. We proberen door middel van bijvoorbeeld thema/of
activiteiten kinderen uit te dagen.
d. Creativiteit.
Om de creativiteit te stimuleren leggen wij materiaal op tafel waarmee zij bijvoorbeeld kunnen
plakken, tekenen of kleuren. Zowel de jonge als de oudere kinderen kunnen zelf bepalen of ze er
aan deel willen nemen.
Pedagogisch beleid BSO april 2017
e. Initiatief.
De eigen inbreng van kinderen vinden wij belangrijk bij de keuze van het speelgoed en
activiteiten. Willen ze met iets spelen wat niet is klaargelegd, dan kunnen ze erom vragen. We
stimuleren, zeker bij de grote kinderen, dat ze zelf met ideeën komen over wat ze willen doen
aan activiteiten of welk materiaal ze graag willen hebben.
5.1.3 Het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competenties
BSO De Veldwachter leert kinderen "sociale competenties", dat wil zeggen een scala aan sociale
kennis en vaardigheden, zoals zich in een ander kunnen verplaatsen, kunnen communiceren,
samenwerken, anderen helpen, conflicten oplossen en verantwoordelijkheid dragen.
Het uitgangspunt in de sociale omgang bij De Veldwachter is dat iedereen zichzelf kan en mag
zijn. Iedereen is anders maar wel even waardevol.
a. Samen spelen
De pedagogisch medewerkers stimuleren de interactie tussen kinderen onderling. De pedagogisch
medewerkers hebben extra oog voor kinderen die verlegen zijn of niet lekker mee lopen met de
groep. Het mee spelen en een steuntje in de rug geven hoort erbij. Eerst samen ergens op af
stappen voelt vaak voor een kind een stuk veiliger. Of juist een leuke activiteit doen met een kind
dat even alleen is, dat trekt vaak andere kinderen aan.
Natuurlijk kennen jonge kinderen van de kleutergroep nog niet alle regels van het sociale verkeer
en daarom gaat er af en toe wel eens iets mis. Wij vinden het in elk geval heel belangrijk dat wij
een kind nooit het gevoel geven dat hij zelf als persoon wordt afgekeurd. We kunnen alleen
bepaald gedrag afkeuren. We zeggen nooit “ik vind je stout” of “ik vind je vervelend”, maar we
zeggen “ik vind slaan niet goed” of “ik vind het niet leuk als je de puzzels op de grond gooit”.
b. Begrijpen van emoties
Door tijdens het spelen gedrag van kinderen en pedagogisch medewerkers te benoemen en te
verklaren, zullen met name de jonge kinderen dit begrijpen en ermee om leren gaan. Als een kind
erg huilt als zijn moeder weg gaat bij de voorschoolse kan de pedagogisch medewerker zeggen:
”Dit kind vindt het niet leuk dat zijn mama weg gaat. Hij weet nog niet dat zijn mama straks weer
terug komt”. Zo begrijpen de andere kinderen dat er niets ernstigs aan de hand is en soms wordt
er zelfs geholpen met troosten.
c. Verantwoordelijkheid dragen
We leren kinderen leren om samen verantwoordelijkheid te dragen voor hoe het gaat op de
groep. Samen tafel dekken, samen opruimen, maar ook hoe het loopt (heeft iedereen het naar
zijn zin) op de groep wordt besproken en wordt gezien als een gedeelde verantwoordelijkheid.
Ook leren we de kinderen elkaar te helpen, de ouderen de jongsten, maar ook als een kind iets
heel goed kan dit laten uitleggen aan de rest. Hierbij wordt wel opgelet wat er uitgelegd wordt,
algemene zaken zoals bijvoorbeeld een spel uitleggen en of leiden kunnen wel, maar gaat het om
pedagogische zaken dan zal de leidster dit op zich nemen.
d. Voorkomen en oplossen van conflicten
De pedagogisch medewerkers ondersteunen de kinderen bij het voorkomen en oplossen van
conflicten. Kinderen van dezelfde leeftijd bieden we eerst zelf de mogelijkheid om hun conflict
op te lossen, om op die manier de grens van de ander te kunnen ervaren. Wij grijpen in wanneer
een ander pijn of onrecht wordt aangedaan en proberen dan samen met de beide kinderen over
het gebeuren te praten.
Ook als de pedagogisch medewerker op een gegeven moment “boos” is, is het goed als zij
duidelijk maakt waar zij precies boos om is. Ze zegt bijv.: “Ik ben boos, omdat dit kind steeds
Pedagogisch beleid BSO april 2017
gaat slaan”. Dat geeft de kinderen de gelegenheid de regel goed te begrijpen en wat precies de
reden van het boos zijn is. Het begrijpen van de oorzaak van de emotie geeft een gevoel van
veiligheid: de boosheid kwam niet zomaar uit de lucht vallen.
e. Pesten tegengaan
De BSO treedt streng op tegen pestgedrag. Pesten komt in de leeftijd van vier tot dertien jaar
regelmatig voor. De pedagogisch medewerk(st)ers zijn hier alert op en ondernemen direct actie
wanneer het zich voordoet. Allereerst maken we het bespreekbaar in de groep, zonder dat er
namen worden genoemd. Meestal werkt dit voldoende. Mocht het niet zo zijn, volgt er een
gesprek met gepeste en pester en worden er duidelijke afspraken gemaakt. Ouders worden hier
vanzelfsprekend over ingelicht. Wanneer een kind regelmatig een ander kind pest en zorgt dat
het zich onveilig voelt, is dat een probleem. De ouders zullen er bij betrokken worden om te
onderzoeken waarom het kind zich zo gedraagt en om een oplossing te zoeken. Ieder kind moet
zich immers veilig voelen op de BSO.
5.1.4
Het meegeven van waarden en normen en cultuur
Ook een BSO speelt, naast school en ouders een belangrijke rol in het kinderen aanleren van hoe
het hoort in de sociale omgang. Om goed in de samenleving te kunnen functioneren is het nodig
dat kinderen de waarden, normen, regels van de maatschappij waarin zij leven, leren kennen en
zich eigen maken. BSO De Veldwachter is een bredere samenlevingsvorm dan het gezin.
Kinderen ontmoeten er veel verschillende mensen en maken kennis met een diversiteit aan
normen, waarden en vaak ook verschillende culturen. Binnen De Veldwachter is expliciete
aandacht voor de overdracht van maatschappelijke omgangsregels, beleefdheidsregels, en
normen en waarden in de sociale omgang.
Als Buitenschoolse Opvang doen we onze best om kinderen vertrouwd te maken met onze
waarden en normen. Dit doen we door het te bespreken maar vooral door zelf het goede
voorbeeld te geven. De pedagogisch medewerksters realiseren zich dat ze “model” staan. De
basis is bij ons respect voor elkaar. Iedereen mag er zijn. We luisteren naar elkaar, geven elkaar
ruimte, doen elkaar geen pijn. Zo leren kinderen om ook op latere leeftijd respect en begrip te
tonen voor hun omgeving.
Onze normen en waarden komen tot uiting in regels en omgangsvormen die aanwezig zijn op De
Veldwachter. Deze zijn duidelijk en worden ook aan de kinderen uitgelegd. De sfeer op de groep
wordt positief beïnvloed wanneer iedereen weet wat er van hem of haar verwacht wordt en hoe
het hoort. Door consequent op gedrag te reageren, zullen kinderen weten waar de grens ligt, wat
ze duidelijkheid en een veilig gevoel geeft.
Hoofdstuk 6
Soorten activiteiten
Eten en drinken
Het fruit en de limonade wordt tijdens het fruitmoment om 15.30 uur verstrekt door De
Veldwachter. Er wordt een schaal met fruit klaargemaakt en deze gaat rond aan tafel. De
kinderen mogen hier telkens een stukje vanaf pakken en de schaal doorgeven. Het fruit zal
bestaan uit appels, bananen, peren en er zal ook regelmatig een stuk seizoensfruit bij liggen. Dit
om de smaakontwikkeling van de kinderen te stimuleren en ze kennis te laten maken met andere
soorten fruit. Hierna krijgen alle kinderen een beker limonade en een koekje. Wanneer een kind
een allergie heeft of een dieet volgt, kan een ouder dit aangeven op het inschrijfformulier en
tijdens het intakegesprek. Hier wordt dan uiteraard rekening mee gehouden.
Vrij spelen
BSO is vrije tijd. Dat betekent dat de kinderen zelf mogen beslissen waar ze mee spelen, met
wie en waar. Soms hebben (oudere)kinderen geen zin om te spelen, maar ook chillen of zich
Pedagogisch beleid BSO april 2017
vervelen kan soms zinnig zijn. De kinderen zijn vrij om te spelen waar ze zelf willen, maar
spreken dit wel af met de pedagogisch medewerker. Dit geldt voor zowel binnen als buiten. Ook
tijdens het vrij spelen zijn er regels, zoals opruimen voordat je aan iets nieuws begint.
Geplande activiteiten
De kinderen kunnen zelf kiezen of ze mee willen doen aan georganiseerde activiteiten. De
pedagogisch medewerker heeft een scala aan mogelijkheden achter de hand en daagt de kinderen
regelmatig uit mee te doen: voorlezen, (bord-)spelletjes, buitenspelen als touwtjespringen en
annemaria koekkoek, natuur- knutsel- en kunstactiviteiten of koekjes bakken. Door het jaar heen
wordt elke maand een programma (thema) opgesteld waarin de activiteiten opgenomen zijn die
passen bij de samenstelling van de groep.
Vakantieactiviteiten
In de vakanties bieden we een aangepast programma aan, met andere, uitgebreidere activiteiten,
zoals bezoek aan een speeltuin, museum of picknicken in het weiland tussen de koeien en schapen.
Zo ervaren de kinderen duidelijk het verschil tussen schoolweken en vakantie.
Clubjes, partijtjes, vriendjes en vriendinnetjes
We willen kinderen de mogelijkheid bieden om naar clubs te gaan. Ze mogen daar alleen heen,
mits de ouders er toestemming voor hebben gegeven. Dit geldt ook voor verjaardagspartijtjes en
andere activiteiten buiten de opvanglocatie. De kinderen mogen in de week dat er vriendjes en
vriendinnetjes week is, een vriend(innet)je meenemen naar de BSO.
Rituelen en vieringen binnen De Veldwachter
Er wordt op algemene wijze aandacht besteed aan de gebruikelijke Nederlandse feestdagen,
zoals Sinterklaas, Kerstmis en Pasen. De geloofsachtergrond van de kinderen speelt hierbij in
principe geen rol. Bij andere specifieke feestdagen wordt alleen stilgestaan als er kinderen zijn
die deze feestdagen vieren en hieraan ook in de groep aandacht willen besteden. Wanneer een
kind jarig is of afscheid neemt, mag hij of zij trakteren. Een traktatie hoeft niet groot of veel
te zijn, de beleving om even aandacht te besteden aan het kind wordt meestal al als fijn ervaren.
Ouders kunnen voor de keuze van een traktatie de pedagogisch medewerker altijd om tips
vragen.
Uitstapjes
Het maken van uitstapjes is een onderdeel van de activiteiten van de BSO. Om uitstapjes veilig
te laten verlopen en om eenduidigheid over de afspraken tijdens uitstapjes hanteren we een
Protocol Vervoer.
6.2
Rol van de pedagogisch medewerkster bij activiteiten
De pedagogisch medewerker let erop dat de activiteiten aansluiten bij het niveau en welbevinden
van het kind zodat hij zich optimaal kan ontwikkelen. De pedagogisch medewerker reageert
positief en aanmoedigend op wat een kind onderneemt en stimuleert om zijn ervaringen uit te
breiden en steeds nieuwe dingen te proberen.
6.3
Thema’s
De kinderen werken (vrijblijvend) bij ons ongeveer 4 weken aan een thema. We bespreken van
alles over het thema, knutselen, zoeken dingen op, lezen boeken en lezen voor. De
groepsinrichting wordt eventueel aangepast aan het thema van dat moment .
Pedagogisch beleid BSO april 2017
Hoofdstuk 7 Samenwerking en overleg met ouders
Om kinderen zo optimaal mogelijk te begeleiden in hun ontwikkeling en groei, is de samenwerking
met ouders van groot belang. Op de groep is de situatie voor kinderen natuurlijk anders dan
thuis. Overleg tussen ouders en groepsleiding is dan ook noodzakelijk.
Samen met ouders bespreekt zij hoe we de achtergrond, het ritme, de ontwikkeling, het tempo
en de interesses van het kind in onze opvang kunnen integreren. Ouders daarentegen dienen
rekening te houden met het feit dat het kind in een groep wordt opgevangen. Door overleg en
samenwerking worden de ervaringen van beide partijen samengevoegd en komen we tot een goede
manier van
handelen.
Uitgangspunten m.b.t. samenwerking met ouders
-Er vindt een open en respectvolle communicatie plaats tussen ouders en medewerkers van De
Veldwachter.
-Ouders zijn eerste verantwoordelijken in de opvoeding van hun kind;
-Er wordt vertrouwelijk en respectvol omgegaan met privacygevoelige informatie;
-Ouders en medewerkers van De Veldwachter zijn betrokken bij de opvoeding/ ontwikkeling van
het kind;
-Afstemming van behoeften en wensen van ouders en De Veldwachter vormt de basis voor een
veilige relatie met het kind;
-Iedere cultuur en achtergrond wordt door De Veldwachter gerespecteerd, zolang de normen en
waarden van De Veldwachter nageleefd worden;
-Ouders en kinderen van alle achtergronden en culturen voelen zich thuis bij De Veldwachter .
7.1
Uitwisselen van informatie
De Veldwachter staat voor een goede communicatie met ouders. Het is zelfs een randvoorwaarde
om de opvang van kinderen goed te laten verlopen. Communicatie vindt plaats richting en door De
Veldwachter als organisatie, medewerkers, ouders en de oudercommissie. De Veldwachter maakt
voor de communicatie gebruik van verschillende communicatiemiddelen:
-Nieuwsbrief;
-Email;
-Website;
-Facebook
-Telefoon;
-Mailings;
-Brieven;
-Mededelingenbord;
-Mondelinge communicatie.
7.2
Informatie over het eigen kind
Communicatie over het kind naar de ouders toe kan gaan over dagelijkse dingen, maar het kan ook
een evaluatie van een opvangperiode van het kind zijn. De volgende manieren van informatieuitwisseling zetten wij in:
-Breng en haal contacten;
-oudergesprekken/kindgesprekken;
-Memoborden ;
7.3
Oudercommissie
We betrekken ouders actief bij het beleid van De Veldwachter. Medewerkers staan open voor
opmerkingen en ideeën van ouders. Daar hebben wij belang bij: zo kunnen wij hen zo goed
Pedagogisch beleid BSO april 2017
mogelijk bedienen. Dit gebeurt in eerste instantie door in gesprek te gaan met de
oudercommissie (OC). De oudercommissie vertegenwoordigen zo alle ouders, behartigen de
belangen van de kinderen en ouders en delen hun bevindingen over de kwaliteit van de
dienstverlening van De Veldwachter. De oudercommissie heeft een adviserende functie richting
de directie van De Veldwachter. De commissie adviseert op het gebied van pedagogisch beleid,
gezondheid, klachten en hygiëne en veiligheid. Ouders van kinderen, die gebruik maken van
opvang bij De Veldwachter, kunnen deelnemen aan de oudercommissie.
De oudercommissie komt een aantal keer per jaar samen.
Hoofdstuk 8
Veiligheid en gezondheid
8.1
Wet- en regelgeving
Voor het onderdeel veiligheid en gezondheid geldt dat we voldoen aan de Wet Kinderopvang en
andere van toepassing zijnde wet- en regelgeving. De GGD is, in opdracht van de gemeente,
toezichthouder op het naleven van de wet Kinderopvang.
We houden jaarlijks een risico-inventarisatie (veiligheid en gezondheid). Naar aanleiding van de
bijbehorende veiligheids– en gezondheidsverslagen evalueren wij jaarlijks of er aanpassingen
gedaan moeten worden op het gebied van veiligheid en/of gezondheid. De GGD komt jaarlijks een
inspectie uitvoeren. Het bijbehorende inspectierapport is openbaar. Via onze website kunt u de
meest recente versie van het inspectierapport downloaden.
Naast de risico-inventarisatie (RI), inclusief plan van aanpak, vindt er jaarlijks een evaluatie
plaats:
- wat kan kinderen overkomen;
- hoeveel en welke ongevallen er met de kinderen zijn geweest;
- wat we hieraan doen of hebben gedaan;
- wat hebben de acties van ons opgeleverd?
Deze gegevens zijn openbaar en bespreken we jaarlijks, of eerder indien nodig,met de
oudercommissie. Voor de RI gebruiken we de Risico Monitor( een online hulpmiddel om de
risicoinventarisatie te maken en acties te ondernemen).
De gemeente Emmen heeft De Veldwachter opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang.
Deze registratie is een voorwaarde voor ouders om in aanmerking te komen voor de
kinderopvangtoeslag van de belastingdienst.
Er is een ontruimingsplan opgesteld en wordt jaarlijks op verschillende momenten geoefend. Het
ontruimingsplan is aanwezig op de groep.
8.2
Gezondheid
In de praktijk betekent ‘veiligheid en gezondheid´ dat er duidelijke afspraken moeten zijn.
-De kinderen wassen hun handen voordat ze zich verzamelen bij de groep;
-Na school drinken de kinderen samen limonade of water (afwisselend) met een koekje,
rijstwafel of iets dergelijks;
-Gedurende de middag krijgen de kinderen (zelf of samen schoongemaakt) fruit en/ of groente
(wortel, paprika, komkommer);alleen in geval van allergieën of diëten nemen de kinderen eigen
eten en drinken mee;
-Als een kind of de leiding jarig is, trakteert het naar eigen keus; BSO De Veldwachter
adviseert een gezonde of hartige traktatie;
-De leiding stimuleert de kinderen te bewegen, binnen of buiten door het aan te moedigen en/ of
mee te doen en/of het voortouw te nemen;
-De pedagogisch medewerker houdt in de gaten of de kinderen zich welbevinden en onderneemt
indien nodig actie naar het kind en/of de ouders toe;
-We streven ernaar dat kinderen, uitgezonderd extreem weer, minimaal 30 minuten buiten zijn.
Pedagogisch beleid BSO april 2017
-Bij de beoordeling van overige ziektegevallen gaan we uit van het welbevinden van het kind. Als
een kind ziek wordt onder BSO-tijd dan nemen de pedagogisch medewerkers contact met de
ouder op. In geval deze niet bereikbaar is, is het belangrijk dat er beschikking is over één of
twee telefoonnummers van personen die in de plaats van de ouder gebeld kunnen worden. In
overleg met de ouder wordt besloten of het kind moet worden opgehaald. Indien het kind direct
medische hulp nodig heeft, zal de eerste zorg uitgaan naar het kind. Vervolgens wordt zo spoedig
mogelijk contact met de ouder of de plaatsvervangende contactpersonen opgenomen.
-Wanneer een kind ziek is en niet komt, dient de ouder ons hiervan op de hoogte te stellen via
het telefoonnummer van de groep. De pedagogisch medewerker van de BSO wil dan graag weten
wat er aan de hand is. Indien van toepassing zullen andere ouders worden geïnformeerd bij
eventueel besmettingsgevaar. Wij hanteren hierin de richtlijnen opgesteld door de GGD.
-In geval van de aanwezigheid van besmettelijke ziektes of parasieten heeft de BSO het recht
om een kind de toegang te weigeren. Er wordt ook hierbij uitgegaan van de richtlijnen die de GGD
hiervoor geeft.
-Als een kind medicijnen gebruikt, dient er van tevoren een formulier te worden ingevuld waarin
de ouder toestemming geeft het medicijn toe te dienen. De ouders blijven in alle gevallen
verantwoordelijk. Ook voor zelfzorg medicijnen dient een formulier ondertekend te worden.
Hoofdstuk 9
Zieke kinderen
Een ziek kind kan niet verzorgd worden op de Buitenschoolse Opvang . Daarvoor zijn er
onvoldoende faciliteiten aanwezig. Het is voor een ziek kind ook niet plezierig om in een groep
lawaaierige kinderen te verblijven. De leidster belt dan ook de ouders op wanneer een kind ziek is
of wordt en vragen hen het kind op te halen.
In geval van een besmettelijke ziekte/luizen of aandoening worden de andere ouders
geïnformeerd door een kennisgeving op het infobord of op de deur. Wanneer ouders kunnen
aantonen dat het besmettingsgevaar niet (meer) aanwezig is, kan het kind weer naar de BSO.
Wanneer op de BSO een kind een ongeval krijgt, zal er zo adequaat mogelijk gehandeld worden;
eerste hulp verlenen en eventueel een arts inschakelen. De ouders worden hiervan zo spoedig
mogelijk op de hoogte gebracht.
9.1
Chronisch zieke kinderen
Zover het mogelijk is kunnen chronisch zieke kinderen ook bij De Veldwachter geplaatst worden.
In samenspraak met ouders, leidsters en leidinggevende zal gekeken worden in hoeverre de
leidsters deze kinderen kunnen begeleiden. In hoeverre is de kennis aanwezig bij de leidsters om
deze kinderen te kunnen begeleiden en zijn de faciliteiten die op de opvang aanwezig zijn voor
de verzorging van deze kinderen toereikend. (verschonen etc.) Het moet niet zo zijn dat de
chronisch zieke kinderen als een zware belasting op de leidster en op de groep drukken.
9.2
Gehandicapte kinderen
Over plaatsing van gehandicapte kinderen wordt vooraf overleg gepleegd. Het al dan niet
plaatsen is afhankelijk van de aard van de handicap en van de mogelijkheden in de groep en van de
leiding.
Hoofdstuk 10
Ontwikkelingsproblemen
10.1 Signaleren van ontwikkelingsproblemen
De BSO heeft een belangrijke functie in het vroegtijdig onderkennen van gedrag en/of
ontwikkelingsproblemen. De leiding heeft veel ervaring hoe de ontwikkeling van een kind normaal
gesproken verloopt en is door middel van vergelijking met andere kinderen in staat opvallend
gedrag te signaleren. Zo kunnen gedragsproblemen of handicaps tijdig worden erkend. Ook
kunnen er kinderen zijn die anderszins bedreigd worden in hun ontwikkeling, bijvoorbeeld door
Pedagogisch beleid BSO april 2017
mogelijke verwaarlozing of mishandeling. De BSO is zich bewust van de verantwoordelijke taak
die op hen rust.
De BSO heeft als doelstelling een positieve bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van kinderen
die de opvang bezoeken en hecht daarom belang aan een zo vroeg mogelijke signalering van
problemen bij kinderen.
Omdat er een andere procedure geldt bij de aanpak van ontwikkelings- of gedragproblemen aan
de ene kant en die van mogelijk verwaarlozing of mishandeling aan de andere kant, is er ten
aanzien van de houding van de leiding een splitsing gemaakt.
10.2 Houding leiding bij ontwikkelings- of gedragsproblemen
Ten eerste is het van belang dat de leiding zich steeds bewust is van het feit dat bepaald
zorgwekkend gedrag niet altijd afwijkend hoeft te zijn. Om eventuele stoornissen en problemen
te signaleren en vervolgens actie te kunnen ondernemen, zullen de volgende stappen doorlopen
worden:
- De leiding is op de hoogte van de ontwikkelingsfasen van kinderen, zodat eventuele
stoornissen/problemen kunnen worden gesignaleerd;
- De leiding heeft een open contact met de ouder/verzorger en zal proberen deze steeds
op de hoogte te houden van het beeld dat van het kind bestaat;
- Als een kind opvalt dan zal het gedrag van het kind door de leiding een tijd worden
aangezien.
- Indien het gedrag toch als zorgwekkend wordt gezien zal de leiding, eventueel na overleg
met de ouders / verzorgers, het kind gericht en systematisch observeren.
- De leiding bespreekt de resultaten van de observatie met elkaar, met de leidinggevende
en mogelijk met de ouders.
- Indien de zorg onderling wordt gedeeld, zal het kind, na toestemming van de
ouders/verzorgers, door een extern deskundige worden geobserveerd. Hier kunnen
afspraken uit voortvloeien met betrekking tot de aanpak van het kind;
- De leiding volgt en helpt de ouders bij hun eventuele verdere stappen en verleent de
ouders ondersteuning op weg naar hulpverlenende instanties.
10.3 Houding leiding in geval van mogelijke ernstige verwaarlozing/mishandeling
Ten eerste is het van belang dat de leiding zich steeds bewust is van het feit dat signalen kunnen
wijzen op verwaarlozing of mishandeling. Om bij een vermoeden hiervan actie te kunnen
ondernemen zullen de volgende stappen worden doorlopen:
- De leiding is op de hoogte van de ontwikkelingsfasen van de kinderen, zodat eventuele
stoornissen/problemen kunnen worden gesignaleerd.
- Wanneer de leiding zich zorgen maakt over een kind dan zal zij dit bespreken met de
leidinggevende. De leiding zal het kind observeren en hierover rapporteren.
- De leidinggevende zal contact opnemen met de ouders en bespreekbaar maken van wat er
gesignaleerd is.
- Als deze gegevens de zorgen niet kunnen wegnemen dan wordt Advies en Meldpunt
Kindermishandeling geraadpleegd.
Hoofdstuk 11
Kwaliteit personeel
De opvang zoals deze bij ons vormgegeven wordt, vraagt van de leidsters dat ze zelfstandig
kunnen functioneren en naar elkaar een gezonde kritische houding hebben. Daarnaast wordt van
hen verwacht dat ze voor elkaar klaarstaan en met elkaar de dagelijkse zaken regelen. Beide
eigenschappen vormen tevens een basis voor het onderling hebben van inzicht in wat door de dag
Pedagogisch beleid BSO april 2017
gebeurt (vier-ogen-principe); samenwerken maar niet iets als vanzelfsprekend accepteren. Als
een leidster bijvoorbeeld iets opvalt bij een collega, dat vragen oproept, dan wordt dit direct ter
sprake gebracht en opgehelderd. In elke situatie van twijfel dient er adequaat gereageerd te
worden.
Wij nemen alleen gekwalificeerd ervaren personeel aan. Dat wil zeggen pedagogisch medewerkers
met minimaal SPW3 en in bezit van een verklaring omtrent het gedrag. (VOG). Jaarlijks /twee
jaarlijks worden alle medewerkers bijgeschoold voor het EHBO en BHV diploma. Ook zijn
sommige pedagogisch medewerkers in het bezit van een VVE (Voor en Vroegschoolse Educatie)
diploma of certificaat. Bij voorkeur hebben de medewerkers enkele jaren werkervaring in de
kinderopvang, peuterspeelzaal, onderwijs of buitenschoolse opvang. Het kind, de ouder en wij
hebben een groot belang bij voldoende en goed opgeleid personeel.
De medewerkers krijgen voldoende, indien nodig dagelijkse begeleiding door de directeur of
naaste collega. Het kan dan gaan om al dan niet kleine vragen op materieel gebied en/of
´problemen´ met kinderen, ouders of collega´s.
11.1 Ondersteuning door andere volwassenen
Naast de pedagogisch medewerker kan het team mede bestaan uit leidster(s) in opleiding (BBL)
en/of stagiaires. Deze stagiaires kunnen afkomstig zijn van diverse beroepsopleidingen en zij
hebben een vaste werkbegeleider. Stagiaires functioneren altijd onder verantwoordelijkheid van
de (vaste) pedagogisch medewerker, hun inzetbaarheid wordt bepaald conform art. 9.5 en 9.6
CAO Kinderopvang.
Alle werknemers, freelancers, stagiaires, invalmedewerkers, vrijwilligers en uitzendkrachten die
regelmatig werkzaam zijn op de groepen beschikken over een verklaring omtrent het gedrag
aanwezig in het personeelsdossier op de locatie.
Hoofdstuk 12
Klachtenregeling
We hechten eraan om een korte lijn te hebben met de ouders. Alleen in nauwe samenwerking
kunnen we voldoen aan onze pedagogische plicht en het recht van het kind op opvoeding. Daarom
willen wij laagdrempelig zijn voor de ouders/ verzorgers.
De pedagogisch medewerker van de groep is het eerste aanspreekpunt voor ouders. Indien de
gesprekken met haar/ hem niet naar tevredenheid verlopen, is de directeur het aanspreekpunt.
Indien die er niet uit komen is er nog de mogelijkheid om samen met de directeur in gesprek te
gaan. Mocht dit niet naar tevredenheid verlopen, kan een ouder een klacht indienen bij de
Stichting Klachtencommissie Kinderopvang . Zie hoe de klachtenprocedure precies werkt en wat
u hiervoor moet doen op onze site www.kinderopvangdeveldwachter.nl
Ouders kunnen zich wanneer zij een klacht hebben ten alle tijden direct wenden tot de
externe klachtenregeling. Dit geld ook voor de oudercommissie.
Belangrijk is dat ouders en leden van de oudercommissie op de hoogte zijn dat zij altijd vrij
zijn om direct naar Stichting Klachtencommissie Kinderopvang te stappen. Zij zijn dus nooit
verplicht een klacht eerst bij de pedagogisch medewerker of directeur neer te leggen. De
Veldwachter neemt iedere ingediende klacht uiterst serieus, en zal proberen de klachten
naar tevredenheid af te handelen. Ouders worden geïnformeerd over de interne
klachtenregeling via nieuwsbrieven, de website en informatieboekje.
Tot slot
We benadrukken dat het ontwikkelen van dit pedagogische plan een proces is. Regelmatig zullen
delen ter sprake komen bij de oudercommissie of bij de medewerkers op grond waarvan we
besluiten tot wijzigingen, aanvullingen of verduidelijkingen.
Pedagogisch beleid BSO april 2017
Download