vrouw, kind en gezondheid

advertisement
Commerciële Bijlage
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
augustus 2015
Alles over gynaecologie en seksuele gezondheid
Schaam jij je voor je genitaliën?
Nieuwe behandelmethode voor aandrangincontinentie
Minder jongens en meisjes zullen (voorstadia van) kanker
ontwikkelen als beiden worden ingeënt
Het belang van ketenzorg en lifestyle bij de zorg van kinderen
Getraumatiseerde kinderen hebben hulp nodig
Ontwikkelingen rondom
baarmoederhalskanker
Veel werk aan de winkel
Kinderwens gaat over zingeving
Er spelen verschillende ontwikkelingen in de preventie en
behandeling van baarmoederhalskanker.
Veel peuters krijgen via de voeding niet de noodzakelijke
hoeveelheid vitaminen, vezels en ijzer binnen die zij nodig
hebben.
Wensouders die niet spontaan zwanger raken,
alleenstaande vrouwen en lesbische stellen, kunnen in
Nederland terecht bij een van de dertien klinieken in
Nederland met een eigen IVF-laboratorium.
Lees verder op pagina 4
Lees verder op pagina 9
Lees verder op pagina 15
2
Vrouw, kind en gezondheid
Deze onafhankelijke publicatie van Pulse
PULSE MEDIA GROUP
VOORWOORD
|
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
BERT BOS & MARLIES BOSCH
Media Group verschijnt op 4 augustus bij de
Volkskrant en op 5 september in een oplage
van 30.000 stuks bij Arts & Auto. De bijlage
valt niet onder de verantwoordelijkheid van
de Volkskrant.
De zorg is ingrijpend veranderd
INHOUD
maar ook in de ouders. Kind en ouders
vormen een twee-eenheid.”
5 Genezen van baarmoederhalskanker
Marlies Bosch is voorzitter van de
Patiëntenvereniging
Gynaecologie
Nederland (PGN). “Samenwerking is
een woord dat van toepassing is op de
ontwikkelingen in de gynaecologie.
Vroeger was het verwijderen van de
baarmoeder
een
veelvoorkomende
oplossing voor menstruele problemen
bij vrouwen die geen kinderwens
hadden. Een ingrijpende oplossing,
medisch wellicht doeltreffend, maar
niet voor iedere vrouw wenselijk. Nu
geldt dat de beslissing van de vrouw
daarin voorop staat; er is intensief
overleg tussen gynaecoloog en patiënt.
De Patiëntenvereniging Gynaecologie
Nederland (PGN) is ontstaan vanuit
een
zwartboek
over
de
30.000
baarmoederverwijderingen per jaar. Dat
was in 1985. Maar van actiegroep is PGN
inmiddels verworden tot gelijkwaardige
gesprekspartner van de medici en
farmaceutische industrie. Altijd met het
belang van de vrouw voorop.
7 Onderzoek naar geneesmiddelen bij
kinderen
8 Overgewicht is niet alleen een fysiek
probleem
9 Peuters krijgen niet de juiste voeding
11 Toen onze zoon achttien jaar werd, liet hij
ons rigoureus vallen
12 Het belang van een goede ouder-kind
hechting
12 Nog veel winst te behalen
13 De roze wolk was ver weg
14 Verminderde vruchtbaarheid
15 De brug van IVF toch over
16 Ontvangen én zelf doneren maakt het
geluk compleet
17 Vrouwenbesnijdenis, hoe staat Nederland
ervoor?
19 Bedplassen is best een taboe
COLOFON
Media Advisor Annemijn van der Veer
Editorial Manager Chloé Otten Commercial Director Maarten le Fevre Publishing
Director Paul van Vuuren Productie/LayOut Gydo Veeke Redactie Cor Dol, Ellen
Kleverlaan, Rachel Visscher, Kitty Rotteveel
Annemiek de Waard Foto’s Wioleta Brynkus
,Bigstockphoto.com Drukker Janssen/Pers
Rotatiedruk
PULSE MEDIA GROUP
De inhoud van de commerciële bijdragen
zoals profielen, expertinterviews,
expertbijdrage en advertorials beschrijven
de meningen en standpunten van de
geïnterviewden. De redactie van PMG tracht
alle fouten te voorkomen, maar de redactie
kan niet instaan voor eventuele fouten of
onvolkomenheden in deze bijdragen. PMG
aanvaardt hierdoor geen aansprakelijkheid.
Pulse Media Group B.V.
www.pulsemedia-group.com
[email protected]
KENNISPARTNER
Dr. Bert Bos
De gezondheidszorg is in de laatste 30
jaar enorm veranderd. Nemen we de
kindergeneeskunde en de gynaecologie,
dan zien we dat veel meer naar het kind
respectievelijk de vrouw als geheel wordt
gekeken, in plaats van een louter medischfysieke benadering van de mens.
Dr. Bert Bos is kinderartsintensivist en
voorzitter van de Nederlandse Vereniging
voor Kindergeneeskunde (NVK). In 2014
ging hij met emeritaat.
“In de kindergeneeskunde zijn de afgelopen 30 jaar de nodige veranderingen
zichtbaar. Acute ontstekingsziekten als
hersenvliesontsteking en epiglottitis
zijn veel zeldzamer geworden dankzij
de vaccinatieprogramma’s. Ook de
preventieve strategie van de overheid
heeft daaraan bijgedragen, waardoor
kinderen helmen zijn gaan dragen in
het verkeer. De prenatale zorg tenslotte
is verbeterd door de introductie van
echoscopie, waardoor we aangeboren
afwijkingen al tijdens de zwangerschap
opsporen.
zie ook dat de maatschappij in dat opzicht
verandert. Onze gezondheid voor later,
houdt ons nu meer bezig.
“De kindergeneeskunde is dan ook
veranderd. Waar vroeger een grote
nadruk lag op de fysieke gesteldheid van
het kind, is er nu meer aandacht voor het
kind als geheel. Inclusief zijn psychische
gesteldheid. Een kind heeft geen stempel
op het voorhoofd waarop staat wat
in hem of haar omgaat. Als een kind
zich meldt met buikklachten, kan het
goed om een fysieke aandoening gaan.
Maar het kan ook een vertaling van een
psychische gesteldheid zijn. We kijken nu
veel meer naar het hele kind dan vroeger.
Kinderartsen moeten het vermogen
hebben om zich in kinderen in te leven,
“Toch voelen vrouwen zich niet altijd
een gelijkwaardige gesprekspartner
in de spreekkamer van de arts.
Het
bespreekbaar
maken
van
gynaecologische problemen is nou
eenmaal niet voor iedereen gemakkelijk,
terwijl de meeste vrouwen in hun leven
wel met gynaecologische aandoeningen
te maken krijgen, hoe klein die ook
kunnen zijn. Angst of schaamte om
daar met een zorgverlener over te
praten, kunnen ertoe leiden dat een
vrouw niet goed weet over te brengen
wat haar klachten zijn. Een goede
communicatie met de arts is essentieel.
Vaak is het gemakkelijker om met een
ervaringsdeskundige te praten. Dat kan
helpen om het gesprek met een arts als
een gelijkwaardige gesprekspartner aan
te gaan.”
“Het
resultaat
is
veel
minder
kindersterfte, maar ook meer kinderen
met complexere aandoeningen dan
vroeger. Hoe dat komt? Omdat we beter in
staat zijn kinderen met ernstige ziekten te
behandelen, blijven deze kinderen leven
maar hebben ze wel blijvende zorg nodig.
Neem taaislijmziekte; vroeger overleden
kinderen voor hun 18e levensjaar. Nu
bereiken zij een leeftijd van 40.
“Een andere ontwikkeling is minder
rooskleurig: obesitas. Waar dat 20 jaar
geleden vooral in de VS voorkwam, is
het inmiddels uitgewaaid over de hele
wereld. Europa en Azië zijn gevolgd.
Te dikke kinderen nu krijgen op latere
leeftijd vaak diabetes II, aderverkalking
en hoge bloeddruk. We zien dat zelfs al
bij kinderen van 16, 17. Preventief beleid
is het antwoord; de basis voor een gezond
volwassen leven ligt in de kindertijd. Ik
“Het tekent de verandering in de
gynaecologische praktijk. Gynaecologen
zoeken de samenwerking. Gynaecologen
vragen PGN advies over de ervaringen
en vragen van vrouwen om de hiaten in
het aanbod van zorg te kennen. Overmatig bloedverlies, matjesproblematiek,
behandelopties bij vleesbomen, HPV,
en het pessarium bij verzakkingen, zijn
onderwerpen waarover veel vragen
bestaan.
Marlies Bosch (fotograaf: Heike Meyers)
SPONSOR
PULSE MEDIA GROUP
|
3
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
INTERVIEW
Nieuwe behandelmethode voor aandrangincontinentie
De ontwikkelingen van de behandeling van aandrangincontinentie gaan snel.
A
–een ontvanger van zenuwsignalen- en
acetylcholine, een stof die de overdracht
van signalen regelt. Als deze stof op de
muscarinereceptor komt, krijg je een
samentrekking van de gladde spiercel die
daaronder ligt. Deze samentrekking kun
je remmen door de ontvanger, met name
de M3 receptor, te blokkeren. Dat gebeurt
met anticholinergica. Ten tweede
werken deze middelen ook in op het
gevoel van de blaas: de overgevoeligheid,
plus bijbehorende klachten, verdwijnen
vaak ook. Dit is de grootste groep van
middelen die we tot nu toe hadden.
Er zijn verschillende soorten, maar
in de essentie werken ze min of meer
hetzelfde. Inmiddels werken we met de
derde generatie van deze medicijnen,
wat betekent dat de effectiviteit van de
middelen ten opzichte van de mogelijke
bijwerkingen (droge mond, obstipatie en
soms bijwerkingen in de hersenen, zoals
sufheid) gunstiger is dan voorheen.”
andrangincontinentie wordt, na
een blaastraining, ook aangepakt
met medicatie. Sinds kort zijn er nieuwe
behandelmogelijkheden.
Op
welke
manier
onderscheidt
aandrangincontinentie zich van stressof inspanningsincontinentie?
“Het is in feite een andere aandoening.
Aandrangincontinentie is een probleem
van de blaas, terwijl stressincontinentie
een probleem is van de sluitspier, of
het afsluitmechanisme van de blaas.
Aandrangincontinentie
kent
twee
belangrijke oorzaken. De blaas is te
actief, hij knijpt te vaak samen omdat op
een of andere manier de controle over
dat samenknijpen verloren is gegaan.
Of de blaas is te actief omdat het gevoel
in de blaas verhevigd is, waardoor deze
mensen eerder de neiging hebben om te
gaan plassen. Aandrangincontinentie
is in feite een gevoelskwestie, maar we
weten niet helemaal zeker of dat gevoel
veroorzaakt wordt door de zintuiglijke
organisatie van de binnenzijde van de
blaas, of door het knijpen. Dus: krijg je
door het knijpen aandrang, of krijg je
aandrang waardoor je gaat knijpen? De
intensiteit van dit gevoel verschilt per
patiënt, maar meestal moeten ze zich
wel naar het toilet haasten.”
Zijn er ook middelen die op een andere
manier werken?
“Sinds kort zijn er Beta 3-agonisten
die de natuurlijke ontspanning van
de gladde spiercellen in de blaas
stimuleren. Ze remmen dus niet de
contractie, maar werken daarentegen
op de natuurlijke ontspanning van de
blaasspiercellen. In de blaas heb je de
sympathische actie, waarbij de blaas in
rust is, en de parasympathische actie
waarbij de blaas moet knijpen als je
naar het toilet gaat. Beta 3-agonisten
versterken de ontspanning. Ze werken
dus anders dan de anticholinergica en
hebben dus ook een ander profiel voor
wat betreft werking en bijwerking. De
werking is vergelijkbaar met die van
anticholinergica. De bijwerkingen zijn
mild.”
“Aandrangincontinentie is
een probleem van de blaas,
terwijl stressincontinentie een
probleem is van de sluitspier”
Stressincontinentie wordt tegenwoordig
veel behandeld met een zogenoemd
bandje om de urinebuis te ondersteunen.
Welke mogelijkheden heeft u voor
behandeling van aandrangincontinentie?
“Zo’n bandje heeft bij aandrangincontinentie geen zin. De behandeling
voor aandrangincontinentie begint
bijna altijd met een training van de blaas.
Dat is bedoeld om de aandrang wat
meer te kanaliseren. Dat gebeurt onder
begeleiding van een verpleegkundige
of fysiotherapeut. Zij geven uitleg en
daarmee inzicht. Patiënten schrijven
op hoe vaak ze moeten plassen, hoeveel
en wanneer. Gezamenlijk worden die
gegevens doorgenomen en geanalyseerd.
Als iemand bijvoorbeeld elke ochtend
tussen 7 en 9 uur vijf keer naar het toilet
moet, zou je kunnen voorstellen om te
proberen uit te stellen. Met vijf minuten,
of tien minuten. Dat is blaastraining en
zo doorbreek je het automatisme om
maar direct naar het toilet te gaan op
het moment dat je aandrang voelt. Je
kunt proberen de patiënt zelf iets meer
controle te geven. Daar is dat inzicht voor
nodig. De vraag is nu of deze stap van
blaastraining altijd wordt gevolgd door
behandelaars. Je moet iemand hebben
die de training kan geven en het vraagt
tijd en geduld. Het is daardoor niet voor
iedereen weggelegd. De tweede stap is
altijd een behandeling met medicijnen.
Deze stap wordt meestal snel gemaakt.
Mocht de medicamenteuze behandeling
niet werken, of niet goed werken, dan
kunnen we nog een volgende stap maken
met meer gespecialiseerde behandeling.
Denk daarbij aan botox-injecties in de
blaas, waardoor de blaasspiercellen
wat verlamd worden. De aandrang
wordt daardoor wat minder, zodat deze
Wat is de indicatie voor het voorschrijven
van de Beta 3-agonisten? Of is er een
verschil in de indicatie ten opzichte van
de anticholinergica?
“Dat is nog aftasten. Het is logisch om te
denken dat als het effectief gelijk is en de
bijwerkingen milder, je als eerste keus
zou kiezen voor een Beta 3-agonist. Het
is een afweging per patiënt. Patiënten
waarvan je verwacht dat ze veel klachten
van bijwerkingen zullen ondervinden
van anticholinergica, kun je nu een
alternatief bieden.”
Dr. John Heesakkers is uroloog in het Radboudumc te Nijmegen (foto: Paul Lagro)
“Het gaat bij vrouwen
bijna nooit om obstructieve
klachten waardoor men vaak
naar het toilet moet, maar om
overactiviteit van de blaas”
mensen meer tijd hebben om het toilet
te halen. Neuromodulatie is eveneens
een mogelijkheid. Dat wil zeggen dat
we proberen de aansturing van de blaas
te beïnvloeden, zodanig dat er meer
controle komt. Als dat allemaal niet
werkt en de aandrangincontinentie
is heel ernstig, dan kun je een forse
operatie overwegen waarbij je probeert
de blaas als het ware te bypassen. Dit
is een uiterst middel en komt eigenlijk
zelden voor.”
Als we inzoomen op de medicatie, welke
ontwikkelingen ziet u daar?
“Anders dan bij mannen is de
blaasuitgang meestal niet het probleem.
Het gaat bij vrouwen dus bijna nooit om
klachten door een gehinderde afsluiting
waardoor men vaak naar het toilet
moet, maar om overactiviteit van de
blaas. Daar is de medicatie dan ook op
gericht. Allereerst kun je denken aan
een anticholinergicum, een middel dat
twee dingen doet. Het belangrijkste is
dat het de motorische activiteit van de
gladde spiercellen van de blaas remt.
Deze spiercellen worden aangestuurd
door zogenoemde muscarinereceptoren
MEER INFO
Radboudumc
Afdeling Urologie
Geert Grooteplein 10
6525 GA Nijmegen
www.radboudumc.nl/zorg/afdelingen/urologie
024 361 3803
Tussen 8:00 - 16:30 uur
4
PULSE MEDIA GROUP
|
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
INTERVIEW
Baarmoederhalskanker: screenen en vaccineren
Baarmoederhalskanker is heel goed te voorkomen.
V
oorkomen is beter dan genezen. Als
het om baarmoederhalskanker gaat,
zijn een goed screeningsprogramma
en vaccin dat nog voortdurend wordt
verbeterd de belangrijkste wapens in de
strijd.
Preventie is enorm belangrijk bij de
bestrijding van baarmoederhalskanker.
Kunt u dat toelichten?
“Jaarlijks krijgen in Nederland 600-700
vrouwen baarmoederhalskanker. Qua
aantal is dat relatief gezien niet heel veel,
maar daar staat tegenover dat ongeveer
5.000 vrouwen jaarlijks behandeld
moeten worden aan een afwijking aan
de baarmoederhals om deze kanker te
voorkomen. In Nederland hebben we
een uitstekend screeningprogramma en
een kleine 70 procent van de vrouwen
in deze doelgroep neemt daar aan deel.
Buiten de screening om wordt nog 10
procent gecontroleerd met een uitstrijkje.
Al met al een bescherming van bijna
80 procent van de bevolking. Toch
voorkomen we met het programma maar
50 tot 60 procent van alle gevallen van
baarmoederhalskanker.”
Hoe valt dat te verbeteren?
“We screenen nu op het voorstadium
van de kanker. Dit voorstadium is met
een simpele behandeling te verwijderen
en zo wordt baarmoederhalskanker
voorkomen. Verschillende andere landen
gaan screenen op de aanwezigheid
van het HPV-virus [Humaan Papilloma
Virus], dat het voorstadium van
baarmoederhalskanker kan veroorzaken.
De screening op het virus heeft een
veel hogere gevoeligheid en zo ontstaat
een grotere kans op het opsporen van
afwijkingen. Dat gaat in Nederland ook
komen. Het uitstrijkje vangt 60 tot 70
procent van de afwijkingen, maar HPVscreening zit rond de 90 procent. Ook de
leeftijdsgrens is een punt. Wij beginnen
met screenen op dertigjarige leeftijd, veel
landen om ons heen beginnen al eerder.
Dat lijkt ideaal, maar je gaat dan ook heel
vroeg jonge vrouwen behandelen voor een
afwijking die misschien vanzelf weg zou
gaan. Met deze behandeling stijgt de kans
op vroeggeboortes wanneer de vrouw
zwanger is. Momenteel zou ik persoonlijk
liever zien dat de leeftijd wordt verlaagd
naar 25 jaar. Als straks de meisjes die
nu gevaccineerd worden, ouder worden,
daalt het aantal behandelingen op jonge
leeftijd. Ten slotte is het een idee om meer
aan zelfafname te doen: vrouwen nemen
zelf een monster uit de vagina om het
op te sturen naar een laboratorium voor
HPV-detectie.”
Hoe belangrijk is vaccinatie?
“Het
voorstadium
van
baarmoederhalskanker wordt veroorzaakt
door bepaalde varianten van het HPVvirus. Infecties door de twee belangrijkste
varianten van het virus worden door het
vaccin voorkomen. Inmiddels worden er
ook vaccins ontwikkeld die tot op negen
verschillende varianten gericht zijn.
Dr. Ruud Bekkers is gynaecologisch oncoloog in het Radboudumc te Nijmegen en voorzitter van de DGOG
(Dutch Gynaecological Oncology Group).
Hiermee kan vaccinatie op termijn meer
dan 90% van baarmoederhalskanker
voorkomen.”
Hoe
ziet
de
behandeling
van
baarmoederhalskanker eruit?
“Dat is afhankelijk van het stadium van
de ziekte. We maken al een onderscheid
bij heel kleine tumoren, van 5 tot 7
millimeter. Vervolgens is er een groep
tot maximaal 2 centimeter; dit zijn
vrouwen die in aanmerking komen voor
een baarmoedersparende behandeling.
Tot 4 centimeter is een chirurgische
behandeling mogelijk. Alles groter
dan 4 centimeter of wat in het weefsel
rondom de baarmoeder groeit, betekent
al dat ook radiotherapie noodzakelijk is.
Tot slot, als de tumor verspreid is naar
andere organen, is alleen palliatieve
therapie mogelijk met chemotherapie
+/- angiogenese remming. In een
internationale studie, waar we als DGOG
in participeren, wordt een minder
agressieve behandeling ontwikkeld. Doel
is een minder schadelijke behandeling
met hetzelfde resultaat en minder kans
op complicaties.”
Kunt u preventie tegen behandeling
afzetten?
“Preventie komt altijd eerst.”
MEER INFO
www.radboudumc.nl
INTERVIEW
Ontwikkelingen rondom baarmoederhalskanker
Baarmoederhalskanker is in veel gevallen te voorkomen.
E
dat er in de komende tien jaar geen
baarmoederhalskanker zal ontstaan. “
Welke aspecten spelen een rol bij de
preventie van baarmoederhalskanker?
“Baarmoederhalskanker
heeft
een
oorsprong in het HPV-virus. Tachtig
procent van de vrouwen raakt tijdens
het leven besmet met dit virus. Meestal
is het lichaam zelf in staat het weer kwijt
te raken maar als dat niet lukt kan het
aanleiding geven tot het ontwikkelen
van baarmoederhalskanker. Het virus is
seksueel overdraagbaar en een besmetting
is niet te voorkomen met condooms, maar
door meisjes te vaccineren voordat ze
seksueel actief worden, zijn ze beschermd
tegen de belangrijkste vormen van
HPV. Ook screening is succesvol: er
zijn goed behandelbare voorstadia van
baarmoederhalskanker die met een
uitstrijkje gevonden kunnen worden.”
Wat kunt u vertellen over de behandeling?
“Die
is
afhankelijk
van
de
uitgebreidheid bij de diagnose. Wanneer
baarmoederhalskanker
beperkt
is,
bestaat de behandeling uit een operatie
waarbij de baarmoeder verwijderd
wordt. Wanneer er een kinderwens is,
kan soms gekozen worden voor een
baarmoedersparende behandeling. Bij
verspreiding van kankercellen naar
lymfeklieren of doorgroei buiten de
baarmoeder, is een behandeling met
radio- en chemotherapie nodig. Bij een
vergevorderd stadium met uitzaaiingen
door het lichaam bestaat de behandeling
uit chemotherapie om de ziekte zo lang
mogelijk te remmen. Sinds kort kunnen
we de aanmaak van nieuwe bloedvaten in
de tumor remmen waardoor uitzaaiingen
een aantal maanden langer onder
controle blijven.”
r spelen verschillende ontwikkelingen
in de preventie en behandeling van
baarmoederhalskanker.
Welke ontwikkelingen spelen in dat
kader?
“De screening wordt vanaf 2016
technisch verder verbeterd: er wordt
dan in eerste instantie gekeken naar de
aanwezigheid van de belangrijke vormen
van HPV en alleen als die aanwezig zijn
wordt verder gezocht naar voorstadia
van baarmoederhalskanker. Hierdoor
kan baarmoederhalskanker nog vaker
in een vroeg stadium worden ontdekt.
Als de belangrijke vormen van HPV
niet aanwezig zijn weet je bovendien
Dr. Gabe Sonke is internist-oncoloog in het Antoni
van Leeuwenhoek te Amsterdam.
Is de kwaliteit van leven goed te
handhaven?
“Een
behandeling
is
ingrijpend,
bijvoorbeeld als dat een verminderde
vruchtbaarheid tot gevolg heeft. Het
gaat vaak om jonge vrouwen met een
zwangerschapswens. Na uitgebreide
behandelingen
kan
bovendien
verlittekening optreden, pijn, vernauwing
en droogheid, met belangrijke invloed
op seksualiteit en kwaliteit van leven.
Hoe minder uitgebreid de behandeling
hoe minder gevolgen er zullen zijn en
ook daarom is voorkómen of vroege
ontdekking zo belangrijk. Daarnaast is
er veel aandacht voor voorlichting van
patiënten (en hun partners) en eventueel
ondersteuning door een seksuoloog of
psycholoog.”
Wat kunt u betekenen in een palliatieve
fase?
“Met chemotherapie kunnen klachten
worden verminderd en de ziekte voor
gemiddeld enkele maanden worden
teruggedrongen. Nieuwe behandelingen
zijn dus hard nodig. Hoopvol zijn
we over nieuwe immuuntherapie,
waarbij we met vaccinaties het eigen
immuunsysteem
stimuleren
om
uitgezaaide kankercellen die met HPV
zijn besmet te doden. Momenteel loopt
een studie om te zien hoe de combinatie
chemotherapie
en
immuuntherapie
werkt. Als die resultaten goed zijn, hopen
we uiteindelijk immuuntherapie ook toe
te passen in een eerder stadium om te
zien of dat genezend werkt.”
MEER INFO
Plesmanlaan 121
1066 CX Amsterdam
020 512 9111
www.avl.nl
PULSE MEDIA GROUP
|
5
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
INTERVIEW
Gynaecologische kanker verdient aandacht
Het taboe op kanker lijkt wat te verdwijnen, maar dat geldt (nog) niet voor gynaecologische kankervormen.
H
Hoe ver gaat shared decision making?
“De patiënten kunnen met informatie
goede keuzes maken en zich sterk
genoeg voelen om hun stem te laten
horen en de regie te nemen in hun leven
of levenseinde. Om die informatie te
krijgen en up-to-date te houden, zitten
we in heel veel overlegstructuren. Zo
is met artsen en verzekeraars is een
indicatorenlijst ontwikkeld om af te
spreken wat indicatoren voor goede zorg
zijn. Dat geeft ook transparantie en zo een
meer geïnformeerde patiënt en bewuste
keuze. We willen graag meer werken met
zorgverleners als onze ambassadeurs,
zowel voor de zorgverlener als de patiënt.
Zo assisteren we in het ontwikkelen
van een richtlijnen, zorgpaden, apps,
patiëntenfolders of wat dan ook. We lenen
onze expertise uit aan andere organisaties
om de kwaliteit van zorg en nazorg,
onderzoek en preventie te verbeteren. En
samen met andere kankerorganisaties
behartigen we belangen van patiënten
vanuit Leven met Kanker.”
et vaccinatieprogramma
en
screening
rondom
baarmoederhalskanker zijn bekend, maar
gynaecologische kanker in het algemeen
vraagt om meer aandacht. Voorzitter
Fenneke van Swigchum van Stichting
Olijf legt uit waarom.
Waarom is een netwerk voor vrouwen
met gynaecologische kanker belangrijk?
“Elk jaar horen ongeveer 4.500 vrouwen
in Nederland dat ze een vorm van
gynaecologische kanker hebben. Toch is
het verrassend en verontrustend stil rond
het onderwerp. We zijn blij met Angelina
Jolie, maar er lijkt nog altijd een taboe te
rusten op kanker van geslachtsorganen.
Mannen met bijvoorbeeld zaadbalkanker
hebben daar ook last van. Stichting Olijf
vormt een netwerk voor vrouwen met
(aanleg voor) gynaecologische kanker.
Deze vormen van kanker hebben vaak
een enorme impact op het leven van
deze vrouwen. Denk aan ongewenste
kinderloosheid, vervroegde overgang,
lichamelijke en emotionele klachten.
Gynaecologische kanker kan
grote
gevolgen hebben voor je lijf, je zelfbeeld,
hoe je in het leven staat, je relatie en
je seksleven. Informatie, steun en het
uitwisselen van ervaringen helpen
om het onderwerp bespreekbaar te
maken en patiënten te helpen. We
zetten ons in voor preventie, onderzoek,
voorlichting,
lotgenotencontact
en
belangenbehartiging. De zorg en nazorg
kunnen sterk worden verbeterd.”
Fenneke van Swigchum is voorzitter van de
Stichting Olijf, het netwerk voor vrouwen met
gynaecologische kanker.
Hoe belangrijk is preventie?
“Het is een van de speerpunten in ons
beleid. Met andere partners in het veld
kijken we waar verbeterpunten liggen.
Op basis daarvan maken we jaarlijks een
programma om te zien wat we gaan doen
op het gebied van preventie, maar ook van
onderzoek, zorg etcetera. Preventie is heel
belangrijk, maar patiënten die er nu zijn
verdienen ook aandacht. Natuurlijk zijn
we enorm blij dat er veel aandacht voor
preventie is, we zouden graag een veel
grotere daling van het aantal patiënten
zien. Bij baarmoederkanker stijgt het
aantal juist behoorlijk, waarschijnlijk
omdat we steeds ouder worden. Er valt
dus nog wel wat werk te verrichten. Ik
denk dat dat ook te maken heeft met een
gebrek aan zichtbaarheid, dus daar ligt
een taak voor ons.”
Baarmoeder
Vulva
Eierstok(ken)
Overig
Baarmoederhals
MEER INFO
www.olijf.nl
PATIËNTENVERHAAL
Genezen van baarmoederhalskanker
Negatieve tests en toch baarmoederhalskanker. Het overkwam Petra Hopman.
P
etra Hopman was 30 jaar toen bij haar
de diagnose baarmoederhalskanker
werd gesteld, maar ze had al jaren
klachten. “Bloedverlies, ook buiten
de menstruatie om, bijvoorbeeld na
seksueel contact. Het bloedde heel snel.
Daarbij had ik ook vaak onrust in de
buik, een beetje buikpijn of opgezwollen
buik”, vertelt ze.
gladder en minder onrustig en gevoelig
te maken. Vlak voor die procedure kreeg
ik een telefoontje of ik langs wilde komen.
Ik verwachtte niets ernstigs.” De waarheid
was anders: door nog nauwgezetter een
biopt te onderzoeken, waren alsnog
kankercellen gevonden. Een nieuwe
Je weet niet wat je te wachten staat. En ik
ben altijd al bang voor kanker geweest, van
kinds af aan.”
Wachten en angst
Petra
werd
uitgebreid
geïnformeerd en kreeg verschillende
Auteur: Cor Dol
Met haar klachten ging ze ook meermalen
naar de huisarts, die verschillende
keren
een
uitstrijkje
maakte.
Baarmoederhalskanker wordt veroorzaakt
door het HPV-virus. Als het lichaam dit
virus niet zelf opruimt kunnen afwijkende
cellen ontstaan. Op de lange termijn kan
dit leiden tot baarmoederhalskanker.
Hierbij is vrijwel altijd sprake van een
bepaald type cel, waar het uitstrijkje zich
dan ook op richt. “Achteraf bleek dat er bij
mij sprake was van een zeldzamer soort
cel, waardoor de tests steeds negatief
uitvielen. Domme pech dus.”
Alsnog kanker
Maar toen Petra zich voor de zoveelste keer
met haar klachten bij de huisarts meldde
en hij ook schrok van de heftige bloeding
bij het afnemen van het uitstrijkje, werd
ze verwezen naar een specialist. “Die vond
aanvankelijk ook niets verontrustends.
Ik kwam in aanmerking voor een
behandeling om de baarmoederhals wat
Petra Hopman
doorverwijzing volgde: naar het AMC
in Amsterdam, waar een tumor van 3
centimeter grootte werd vastgesteld.
“Gelukkig nog zonder uitzaaiingen”, kijkt
Petra terug op die woelige periode. “Het
was een tijd met veel angst en onzekerheid.
behandelmogelijkheden voorgelegd. Ze
koos uiteindelijk voor een rigoureuze
verwijdering van de baarmoeder. Dat
impliceerde dat ze geen kinderen meer
zou kunnen krijgen. “Ik heb nooit een
grote kinderwens gehad, voor mij maakte
het die keuze wel makkelijker. Maar voor
anderen in dezelfde situatie ligt dat vaak
heel anders, voor hen valt een toekomst
in duigen.” Petra werd ingepland voor een
operatie en moest daarvoor vijf weken
wachten. “Dat was klinisch verantwoord,
maar psychisch duurde dat eeuwen. Je
bent ziek en je wilt het uit je lijf hebben.”
Ook kort na de operatie was er nog
angst. “Pas dan blijkt of en in hoeverre
er uitzaaiingen zijn. Dat duurde nog tien
dagen. Als er in die tijd nog uitzaaiingen
in lymfeklieren gevonden zouden worden,
zou ik nog chemotherapie krijgen. Dat
was een moeilijk moment: de dag dat je
ontslagen wordt, krijg je nog te horen of
je schoon bent of niet. Ik was ontzettend
bang.” De angst bleek gelukkig ongegrond.
Kwaliteit van leven
Het eerste half jaar na de operatie voelde
Petra zich beter dan ooit. “En toch kwam
er nog een dip. Op een gegeven moment
is het leven weer min of meer normaal
en dan ga je toch reflecteren. Wat is er
precies gebeurd?” Petra zocht hulp bij
een psycholoog. “Je leven heeft op scherp
gestaan en alles wat verborgen zat,
komt dan naar boven. Maar het heeft me
sterker gemaakt, het heeft me ook nog wat
opgeleverd”, beschrijft ze haar kwaliteit
van leven nu. “Ik kon het wel erg waarderen
dat mijn huisarts me nog uitnodigde voor
een consult om een en ander toe te lichten.
Ik kon goed begrijpen wat hij uitlegde, ik
ben gewoon die ene met pech geweest.”
6
PULSE MEDIA GROUP
|
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
EXPERTBIJDRAGE
Vaccinatie mogelijk ook voor jongens
Minder jongens en meisjes zullen (voorstadia van) kanker ontwikkelen als beiden worden ingeënt.
D
e opkomst van meisjes bij het
landelijke
vaccinatieprogramma
tegen het HPV-virus is vanaf het begin
niet zo hoog als verwacht. Dat is niet
in het belang van de gezondheid van
de meisjes in onze maatschappij, legt
Gemma Kenter uit. Kenter is hoogleraar
gynaecologische oncologie en lid van
de commissie die de Gezondheidsraad
adviseert over dit onderwerp.
Vanaf de invoering ruim tien jaar
geleden is er discussie geweest over nut,
noodzaak en veiligheid van de HPVvaccinatie voor meisjes in het jaar dat
zij 13 worden. De actiegroep Kritisch
Prikken waarschuwde via sociale media
voor de gevaren van deze vaccinatie, de
industrie zou de Gezondheidsraad en de
commissie die erover adviseert, hebben
beïnvloed zonder dat er keihard bewijs
voor zou zijn en dan is er nog het idee
dat besmetting met HPV zou duiden
op een seksueel losbandig leven. Wat
vindt Kenter van de argumenten van de
actiegroep Kritisch Prikken? Er zijn op
sociale media en daarbuiten veel verhalen
te vinden over de onveiligheid van deze
vaccinatie. Kenter: “Kinderen zouden er
doodziek en kaal van kunnen worden en
bovendien onvruchtbaar. Dat is onjuist.
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM) houdt al jarenlang bij
wat aan bijwerkingen wordt gemeld.
Incidenteel heeft een meisje wel eens last
van bijwerkingen. Dat geldt voor iedere
vaccinatie. Onvruchtbaarheid treedt
van de daadwerkelijke infecties, ook
zou beschermen tegen andere vormen
van HPV. Hierover verwachten we de
komende jaren meer duidelijkheid.”
wel op na baarmoederhalskanker, als de
baarmoeder verwijderd moet worden.”
Wetenschappelijk onderzoek
Dan is er het verwijt dat de commissie
die de Gezondheidsraad adviseert, zich
zou laten beïnvloeden door de industrie.
De leden zijn echter
onafhankelijk
en baseren zich op wetenschappelijk
onderzoek; om die reden is het aantal
vaccinaties al teruggegaan naar twee
in plaats van drie prikken. Wat is er aan
hard medisch bewijs voor de vaccinatie
tegen HPV? “Belangrijk is dat medisch
wetenschappelijk is aangetoond dat
preventieve vaccinatie tegen HPV
effectief is. Er is berekend dat als 80
procent van de meisjes zich laat inenten,
dit tot de helft minder gevallen van
baarmoederhalskanker
leidt.
Maar
bovendien ook van de voorstadia
daarvan, waarvoor in Nederland jaarlijks
17.000 vrouwen worden behandeld. Ook
de sterfte aan baarmoederhalskanker
zal dan met de helft afnemen. Daarnaast
is zeer waarschijnlijk sprake van
kruisbescherming. Dat betekent dat de
HPV-vaccinatie, die nu tegen de meest
voorkomende virussen beschermt die
verantwoordelijk zijn voor 70 procent
Ook voor jongens
En het losbandige seksuele leven dan
waarmee de besmetting met HPV
wordt geassocieerd? Kenter wijst erop
dat voor de besmetting met HPV één
partner al voldoende is. “De gevolgen
van een HPV-infectie kunnen immens
zijn, tot baarmoederhalskanker en het
overlijden daaraan. Daarvoor kan die ene
besmette partner al zorgen.” Inmiddels
is er de nodige aandacht voor een andere
ontwikkeling: de vaccinatie tegen HPV
voor jongens. In de Verenigde Staten en
Australië gebeurt het al. Kenter: “Het
heeft twee mogelijke effecten als ook
jongens ingeënt worden. Ten eerste
kunnen zij meisjes niet meer besmetten.
De groepsimmuniteit neemt zo toe. Ten
tweede kan HPV ook bij mannen kanker
veroorzaken: keelkanker en kanker
aan de geslachtsorganen.” Een verschil
met kanker bij vrouwen is er wel, legt
zij uit. “Waar HPV bij 99 procent van
de vrouwen verantwoordelijk is voor
baarmoederhalskanker, is HPV bij
de genoemde vormen van kanker bij
man-nen voor ongeveer 50 procent de
oorzaak.” De gezondheidsraad zal zich
over deze kwestie buigen en met een
advies komen.
INTERVIEW
Concentratie gynaecologische oncologie
Je moet altijd optimaal zijn toegerust om zeer specialistische ingrepen te kunnen doen.
O
mdat de gynaecologische oncologie
een betrekkelijk klein aantal
patiënten betreft, is concentratie
van zorg in gespecialiseerde centra
vanzelfsprekend. De kwaliteit van zorg
heeft daardoor een belangrijke sprong
voorwaarts gemaakt, vertelt Gemma
Kenter, overkoepelend hoofd van het
Centrum Gynaecologische Oncologie
Amsterdam (CGOA) en hoogleraar
gynaecologische oncologie.
Hoeveel komt kanker aan de vrouwelijke
geslachtsorganen voor?
“In heel Nederland betreft het zo’n
4.500 vrouwen per jaar. Vergeleken met
veelvoorkomende
kwaadaardigheden
aan darm, borst of long zijn het nog
bescheiden
aantallen.
Dat
maakt
concentratie van zorg ook zo logisch.”
Wat bedoelt u met concentratie van zorg?
“Concentratie van zorg betekent dat
vrouwen bij wie een gynaecologische
kanker wordt vermoed door omliggende
ziekenhuizen worden verwezen naar
één van de ziekenhuizen binnen
het CGOA. Het CGOA bestaat uit de
drie Amsterdamse instituten waar
academische oncologische zorg wordt
geboden: AMC, Antoni van Leeuwenhoek
en VUmc. Zorg dus waar patiëntenzorg,
wetenschappelijk
onderzoek
en
opleidingen hand in hand gaan. Het
adherentiegebied van het CGOA loopt
van de kop van Noord-Holland tot
Zutphen, een vrij groot gebied dus. We
te voren niet altijd wat we tegenkomen
tijdens een operatie. Je moet eigenlijk
altijd optimaal zijn toegerust om zeer
specialistische ingrepen te kunnen doen.
Ook dergelijke ingrepen doen we nu dus
hier. Een ander voorbeeld is dat we voor
alle behandelingen dezelfde procedure
volgen. Neem baarmoederhalskanker.
Voorheen konden bij AMC, Antoni van
Leeuwenhoek of VUmc verschillende
behandelingen
worden
voorgesteld,
van uitgebreid opereren tot alleen een
kijkoperatie. Dat is verwarrend voor
de patiënt, want wat is dan het beste?
Vergeet ook het wetenschappelijk
onderzoek niet; door de zorg voor deze
patiënten te concentreren, kunnen we
veel beter onderzoek doen.”
hebben daardoor 20-25 procent van
de Nederlandse patiënten onder onze
hoede.”
Welke consequenties heeft het om met
elkaar de zorg te organiseren?
“Het
betekent
dat
we
intensief
samenwerken met de specialisten die
naar ons verwijzen. Zodra in een van de
ziekenhuizen in de regio een verdachte
kwaadaardigheid aan de vrouwelijke
geslachtsorganen
wordt
vermoedt,
gaan de patiëntengegevens naar het
CGOA. Via een videoconsult bespreken
we de patiënt met de gynaecoloog in
het regionale ziekenhuis. Als we de
kwaadaardigheid bevestigd zien, stellen
we een behandelplan op. Ingewikkelde
operaties gebeuren allemaal bij het CGOA.
Waar mogelijk geven we de behandeling
in het ziekenhuis waar de patiënt is
binnengekomen, dus in de buurt.”
Wat is het voordeel van deze concentratie
van zorg?
“Het is veel efficiënter om de oncologische
zorg met elkaar te organiseren en de
kwaliteit van zorg wordt er beter door.
De gehele voorafgaande diagnostiek
gebeurt in het regionale ziekenhuis;
wij doen die onderzoeken niet weer
opnieuw. Dat zou zonde zijn. Een
multidisciplinair team van medischoncologen, radiotherapeuten, pathologen
en radiodiagnosten, bespreekt iedere
patiënt opdat we optimale kwaliteit van
zorg kunnen bieden.”
Gemma Kenter
Wat zijn concrete voorbeelden van deze
optimale kwaliteit van zorg?
“Ingewikkelde operaties doen we altijd
bij het CGOA. Voorheen wilden we voor
bijvoorbeeld eierstokkanker nog wel eens
opereren in het regionale ziekenhuis waar
de patiënt onder viel. Maar we weten van
Het CGOA bestaat nu vijf jaar; ziet u
uitdagingen voor de komende vijf jaar?
“We hebben de afgelopen vijf jaar veel
bereikt voor de kwaliteit van zorg. Maar
het zou heel goed zijn als we nog verder
zouden centraliseren. Nu werken we
vanuit drie locaties, die samenvallen
met de drie locaties van het CGOA.
Het liefst gaan we alles op een plek
organiseren. Dat zou heel goed zijn voor
de gynaecologische oncologie.”
MEER INFO
www.cgoa.nl
PULSE MEDIA GROUP
|
7
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
VAN DE REDACTIE
Onderzoek naar geneesmiddelen bij kinderen
Ook van een zogeheten niet-therapeutische behandeling kan het kind positieve effecten merken.
W
etenschappelijk onderzoek naar
medicijngebruik bij kinderen is
moeilijk in Nederland. Het is in principe
verboden, tenzij het onderzoek mede
aan het kind zelf ten goede kan komen.
De consequenties hiervan ondergraven
het doel van de wet om kinderen te
willen beschermen, vinden emeritus
hoogleraar Jaap Doek en kinderarts
Maroeska te Loo.
Auteur: Ellen Kleverlaan
Dr. te Loo heeft zich als kinderarts bij
Radboudumc niet alleen gespecialiseerd in
de kinderoncologie en kinderhematologie
maar ook in de klinische farmacologie. Het
was haar namelijk opgevallen dat binnen de
kindergeneeskunde veel geneesmiddelen
off label worden voorgeschreven omdat
er geen wetenschappelijk onderzoek naar
is gedaan. “Wetenschappelijk onderzoek
naar geneesmiddelen voor kinderen is in
principe verboden, tenzij het onderzoek
mede aan het kind zelf ten goede kan
komen. ”Medicijnen die kinderen krijgen
voorgeschreven, voldoen daardoor vaak
niet aan eisen van bewezen effectiviteit en
veiligheid die we vanzelfsprekend vinden
voor volwassenen. Te Loo: “Een te lage
dosis kan onvoldoende effect geven, een te
hoge dosis vergroot de kans op schadelijke
effecten en bijwerkingen. Doseringen
voor kinderen zijn vaak geëxtrapoleerd
vanuit dosering voor volwassenen.”
Wetgeving die dus bedoeld is om kinderen
te beschermen, brengt onbedoeld de
kinderen in gevaar.
Bloedspiegels
Als voorbeeld beschrijft Te Loo de situatie
van jaren geleden toen kinderen met een
schimmelinfectie een bepaald medicijn
kregen. “We gingen er allemaal vanuit
dat we de goede dosering gaven door
die van volwassenen te extrapoleren
naar kinderen. Totdat er onderzoek
plaatsvond waaruit bleek dat kinderen
bij die dosering veel te lage bloedspiegels
hadden. De infectie werd daardoor
niet goed behandeld en veel kinderen
overleden er aan. Tegenwoordig weten
we welke dosering we wel moeten geven
aan kinderen omdat het wetenschappelijk
onderzocht is. En we weten daardoor ook
dat we tijdens de behandeling goed de
bloedspiegels in de gaten moeten houden.
Het aantal kinderen dat beter wordt, is
enorm gestegen door dat onderzoek.”
Randvoorwaarden
Als ouders de diagnose hebben gehoord
dat hun kind een ziekte heeft, dan zitten
zij met tal van vragen over behandelingen
en risico’s. De belangrijkste vraag is of
hun kind weer helemaal beter zal worden.
Medisch-wetenschappelijk
onderzoek
kan antwoord geven op die vragen.
Dergelijk onderzoek bij kinderen moet
“De gevolgen van de
behandeling, de alternatieven
die er zijn; kinderen vanaf 7, 8
jaar zijn daar heel goed van op
de hoogte te brengen”
de effectiviteit van het geneesmiddel
bij kinderen nog niet vaststaat; net als
dosering en bijwerkingen. In die studies
mag een kind niet meedoen omdat het
geen direct therapeutisch voordeel zou
hebben. De discussie spitst zich toe op
het onderscheid tussen therapeutische
versus niet-therapeutische behandeling
met geneesmiddelen. Bij therapeutische
behandeling komt het de patiënt zelf
ten goede. Bij niet-therapeutisch is de
patiënt proefpersoon; hij zal er zelf niet
(meer) van profiteren, maar werkt aan
het onderzoek mee zodat de effecten van
de geneesmiddelen gemeten kunnen
worden. Het onderscheid is echter niet zo
makkelijk te maken, zegt Te Loo. “Ook van
een niet-therapeutische behandeling kan
het kind positieve effecten merken. Dat is
van te voren niet goed te zeggen.”
vanzelfsprekend voldoen aan essentiële
randvoorwaarden en het belang van
het kind moet centraal staan. Daar nu
ontstaat de discussie. Jaap Doek, emeritus
hoogleraar familie- en jeugdrecht, vindt
dat die gedachte onvoldoende ruimte
biedt aan de eigen opvattingen van het
kind. “De grote mensen maken dat dus
uit, terwijl er heel veel ervaring is met
tamelijk jonge kinderen die worden
betrokken bij beslissingen over hun
medische behandeling. De gevolgen van
de behandeling, de alternatieven die er
zijn; kinderen vanaf 7, 8 jaar zijn daar
heel goed van op de hoogte te brengen.”
Ethische aspecten
Het is heel erg moeilijk om in zo’n geval een
wetenschappelijke studie goedgekeurd te
krijgen. Er doet zich een cirkelredenering
voor: het geneesmiddel is nog niet
goedgekeurd voor kinderen, daarom
moet onderzoek met kinderen worden
gedaan, maar kinderen mogen er niet aan
meedoen omdat het immers nog niet is
goedgekeurd. Er is een ethische commissie
waar een dergelijk onderzoeksvoorstel
moet worden ingediend, de CCMO
(Centrale Commissie Mensgebonden
Onderzoek). Deze commissie beoordeelt
onderzoeksvoorstellen op de ethische
aspecten zoals of het voordelen biedt
voor het kind. Daar gaat onder de huidige
wetgeving vaak zoveel tijd overheen, dat
tegen de tijd dat het eventueel mag, de
industrie allang naar het buitenland is
uitgeweken waar de wetgeving minder
streng is en het dus gemakkelijker is om
onderzoek te doen.
Therapeutisch voordeel
De huidige wetgeving maakt het
bijvoorbeeld moeilijk om kinderen met
een oncologische aandoening en volgens
de reguliere protocollen uitbehandeld,
mee te laten doen met onderzoek waarbij
Onder de loep
Emeritus hoogleraar Doek is voormalig
voorzitter van de Commissie medischwetenschappelijk
onderzoek
met
minderjarigen. Deze Commissie Doek is
in 2009 door de minister ingesteld. Ook
zij was van mening dat de Wet inzake
medisch wetenschappelijk onderzoek
met mensen (WMO) problemen oplevert
voor het goedkeuren van onderzoek met
kinderen en daarom onder de loep moest
worden genomen. De Commissie Doek
kwam na rijp beraad met voorstellen om
de wetgeving aan te passen. Doek: “De
essentie van de voorstellen is dat het
absolute karakter van de voorwaarden
in de wet moest worden losgelaten.
De minister zou met een voorstel tot
wijziging van de WMO komen. Zij is
daar later echter op terug gekomen,
waarschijnlijk vanwege de bezwaren van
de CCMO en gezondheidsrechtjuristen.”
Veel expertise
Te Loo benadrukt dat bij het voorschrijven
van geneesmiddelen aan kinderen en
bij wetenschappelijk onderzoek heel
bewust moet worden omgegaan met
de veiligheidsaspecten en de ethische
vraagstukken rondom kinderen. Niet
ieder ziekenhuis kan dit dus doen. “De
onderzoekers moeten gespecialiseerd
zijn in zowel de zorg omtrent het kind
als het geneesmiddelenonderzoek en
de wet. We moeten goed uitleggen wat
de effecten kunnen zijn, of het kind er
baat bij heeft of dat het andere kinderen
kan helpen in hun behandeling. En als
een kind het niet wil, dan gebeurt het
niet.” Bovendien moeten de ouders meer
worden betrokken. “Zij hebben ook een
stem, maar worden wel eens onvoldoende
gehoord.”Dat er vanuit de medische
hoek ongeoorloofde druk op kinderen
zou worden uitgeoefend, doet wat Doek
betreft geen recht aan de zorgvuldigheid
waarmee medici in deze kwestie
opereren. In het voorjaar van 2015 heeft
de minister het voorstel tot wijziging
van de WMO aangepast om meer aan te
sluiten bij nieuwe Europese richtlijnen
die voorbereid worden. Deze aanpassing
levert een verbetering op, vinden zowel
Doek als Te Loo. Doek: “Het voorstel gaat
niet zo ver als wij zouden willen, maar het
is onder de huidige omstandigheden het
best haalbare.”
8
PULSE MEDIA GROUP
|
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
VAN DE REDACTIE
Overgewicht is niet alleen een fysiek probleem
Het gaat om het welzijn van kinderen voor de rest van hun leven.
K
inderen die in een ongezonde omgeving opgroeien, hebben minder
kansen op gezondheid en welzijn
tijdens de rest van hun leven. Daarom
is preventie, eerdere behandeling en
gezondheidsbevordering
belangrijk.
Aandacht
voor
waarom
kinderen
ongezond eten en weinig bewegen in
plaats van zeggen wat niet goed is. Dat
weten ze zelf ook wel en werkt soms
averechts.
Auteur: Annemiek de Waard
Toch heeft het bevorderen van gezond
gedrag pas sinds kort een prominente
plek in de zorg- en welzijnssector, terwijl
preventie van obesitas zo belangrijk is.
“Overgewicht is meer dan een verhoogd
risico op hart- en vaatziekten. Het is een
symptoom dat er iets niet goed is in de
samenleving. Een makkelijk te meten
symptoom, want je ziet het meteen”,
zegt
gezondheidswetenschapper
Jaap Seidell van de Vrije Universiteit
Amsterdam. Wat is de beste zorg voor
kinderen met overgewicht en obesitas?
Bij de totstandkoming van de richtlijn
en zorgstandaard zijn circa dertig
beroepsgroepen en patiëntenorganisaties
betrokken. Het ministerie van VWS gaf
de opdracht van de multidisciplinaire
behandelrichtlijnen een zorgstandaard
te maken. Dat heeft het Partnerschap
Overgewicht Nederland gedaan.
Verdriedubbeld
Overgewicht is de laatste dertig jaar bij
volwassenen verdubbeld en bij kinderen
zelfs verdriedubbeld. “Niet het erfelijk
materiaal is veranderd of de aandacht,
maar wel de omgeving”, zegt Tommy
Visscher. Hij is gezondheidswetenschapper,
epidemioloog en associate lector bij
Hogeschool Windesheim. Een ongezondere
omgeving met veel eten en weinig
beweging. Kinderen worden met de auto
“Het moet lukken om samen
de omgeving weer gezond te
maken en een gezonde keuze
logisch te laten zijn”
naar school gebracht, sportverenigingen
verhuizen steeds vaker naar de randen van
de stad en op school kost een appel meer
dan een reep chocola. “En als een dikkerd
een appel eet en de rest van de klas niet,
dan is hij weer de uitzondering. Het kind
wordt vaak al gepest of als laatste gekozen.
Alleen in een gezondere omgeving heeft
behandeling zin. Die appel in de klas moet
een logische keuze zijn.”
Factoren
Er spelen veel factoren een rol zoals
de opleiding, cultuur en wijk. Zijn er
speelmogelijkheden, is het veilig, is er
veel verkeer? Daarnaast is goede voeding
belangrijk en het stimuleren van gezond
gedrag door de buurt, school en familie.
Denk aan gezondere schoolkantines en
meer beweging. Behandel het kind in
de context en in de eigen omgeving in
plaats van als een zieke in een ziekenhuis.
Overgewicht is meer dan een fysiek
probleem. Uit drie internationale studies
blijkt dat overgewicht bij kinderen het
sterkst stijgt bij bevolkingsgroepen met
een relatief laag sociaaleconomische
achtergrond.
Omslag
Om preventie en zorg te verbinden is er
het nationale initiatief JOGG (Jongeren
op Gezond Gewicht), met als doel
overgewicht en obesitas bij kinderen en
jongeren op een integrale manier aan te
pakken. En dat is succesvol, steeds meer
dorpen en steden doen mee. Visscher:
“Het ondersteunen van de familie bij
het veranderen van gedrag in plaats
van het behandelen van de ziekte, vergt
moed en een omslag in het denken
van de zorgprofessional. Vergelijk het
met tips van de brandweer om brand
te voorkomen. Maar in de omgeving
van het kind zit de expertise om écht te
helpen. Het moet lukken om samen de
omgeving weer gezond te maken en een
gezonde keuze logisch te laten zijn. Het
gaat hier tenslotte om het welzijn en de
ontwikkeling van kinderen!”
Fotograaf: Wioleta Brynkus
INTERVIEW
Overgewicht: preventie in plaats van reparatie
Het belang van ketenzorg en lifestyle bij de zorg van kinderen.
E
en van de grootste aandachtsgebieden van het Jeroen Bosch
Ziekenhuis is het samenwerken met
zorgpartners in de regio en in de
zorgketen. Peter Langenbach, voorzitter
Raad van Bestuur, legt uit waarom.
Samen met Jaap de Witte, medisch
manager kindergeneeskunde en Edgar
van Mil, kinderarts-endocrinoloog.
Hoe werkt de integrale aanpak?
Langenbach: “Onze visie is dat patiënten
steeds meer zelf gaan doen en de zorg
steeds dichter bij huis krijgen aangeboden.
Het gaat straks niet meer alleen om
opereren of medicatie,maar om het
voorkomen dat iemand ziek wordt. Daarbij
wordt de directe (zorg)omgeving van
patiënten nadrukkelijk betrokken. Met ons
kinderobesitasproject zijn we voorloper
in Nederland. Onze kinderartsen zijn de
wijken ingegaan en hebben bijvoorbeeld
met huisartsen, scholen en GGD de handen
ineengeslagen. Doel is ervoor te zorgen
dat er minder kinderen met overgewicht
op het spreekuur in het ziekenhuis
komen. Zulke leefstijlinterventies doen
we ook op het gebied van geriatrie,
diabetes en verloskundige zorg. Doordit
soort goede zorg te leveren met onze
ketenpartners,kunnen we zorgkosten
reduceren en ook op dat gebied onze
maatschappelijke verantwoordelijkheid
nemen. Het mes snijdt dus aan veel
kantenen dat maakt dat we blijven
investeren in dit soort innoverende
projecten. En zo in kwaliteit van zorg.”
Kinderartsen Edgar van Mil (links) en Jaap de Witte met Peter Langenbach, Raad van Bestuur (midden)
Waarom een netwerkomgeving obesitas?
De Witte: “Chronische aandoeningen
zoals diabetes, astma of reuma komen
steeds vaker voor bij kinderen. Het is
belangrijk hen te behandelen in de context
van gezin, school en hobby’s en niet
alleen naar hun aandoening of ziekte te
kijken. Hun gezondheid bevorderen is net
zo belangrijk als hun ziekte behandelen.
Een kind is niet alleen patiënt, maar
gaat naar school, wil sporten en
heeft toevallig ook een aandoening.
Onze
vakgroep
Kindergeneeskunde
houdt van vernieuwen en volgt de
landelijke en regionale trends. Toen
collega Van Mil met het idee kwam een
netwerkomgevingvoor kinderen met
obesitas op te bouwen, wilden wij daarin
graag investeren. We willen kinderen en
hun gezinnen zelf de regie over hun ziekte
geven. Om dat mogelijk te maken, zorgen
we dat het netwerk in hun leefomgeving
daarbij helpt. Zo’n netwerk bestaat
uithuisartsen, jeugdartsen,leerkrachten
en begeleiders op sportclubs, maar ook
wijkcoaches. Logisch vervolg is dat een
diabetesverpleegkundige uitleg komt
geven in de klas of dat we bij huisartsen
aan tafel zitten.”
’s-Hertogenbosch als voorbeeld voor
Nederland?
Van Mil: “Ja, dat durf ik volmondig te
beweren. De basisgedachte van netwerk-
zorg ‘eenvoudig waar het kan en intensief
waar het moet’ maken wij in de praktijk
waar. Laagdrempelige zorg dichtbij huis is
aangetoond effectiever. Voor de complexe
problemen levert het expertisecentrum
kinderobesitas topklinische zorg op maat
voor kinderen bij wie therapieresistentie
lijkt te bestaan. We blijven ons continu
ontwikkelen om de zorg nog effectiever en
doelmatiger te maken. Eigen onderzoek
naar de langetermijneffecten van leefstijlcoaching in de wijk voor gezinnen met
kinderen met ernstig overgewicht is daar
een goed voorbeeld van. We zijn met een
‘Proeftuin ketenaanpak overgewicht bij
kinderen’ door het ministerie van VWS
gevraagd onze kennis toepasbaar te maken
voor de rest van Nederland. Ons doel is
hoogkwalitatieve, duurzame en betaalbare
zorg te ontwikkelen. In het Obesity
Lifestyle
Intervention Centre (OLIC)
verbinden we zorg, wetenschappelijk
onderzoek en kennisdeling met elkaar
in de strijd tegen kinderovergewicht en
obesitas. En dat werkt!”
MEER INFO
Henri Dunantstraat 1
5223 GZ ‘s-Hertogenbosch
073 553 2000
www.jeroenboschziekenhuis.nl
www.olic.nl
PULSE MEDIA GROUP
|
9
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
VAN DE REDACTIE
Peuters krijgen niet de juiste voeding
De eerste 1000 dagen in het leven van kinderen zijn essentieel voor de rest van hun leven.
A
ls kinderen te veel van de ene
voedingsstof en te weinig van
de andere binnenkrijgen, kunnen
de gevolgen verstrekkend zijn. Op
latere leeftijd zal zich dat openbaren,
maar ook voor jonge kinderen is er
invloed op IQ en gedrag en zien we
een ontwikkeling naar kinderen met
overgewicht, vertellen kinderartsen
Koen Joosten en Hans van Goudoever.
van voeding. “De eerste 1000 dagen in
het leven van een baby beginnen al vanaf
het moment dat de vrouw zwanger is”,
zegt Van Goudoever, “en zijn essentieel
voor de rest van het leven van het
kind.” De gevolgen van een verkeerd
eetpatroon zullen vooral op de langere
termijn zichtbaar worden, zeggen beide
kinderartsen. Joosten: “We zadelen de
maatschappij over 40 of 50 jaar op met de
gevolgen van een slecht voedingspatroon
nu. Wat we veel zien is dat ouders blij zijn
als een kind veel eet van bijvoorbeeld het
vlees maar de groenten niet eet, omdat
het kind anders helemaal niet eet. Maar
voor de gezondheid kan een eenzijdig
voedingspatroon verstrekkende gevolgen
Auteur: Ellen Kleverlaan
Er is in Nederland veel aandacht voor
voeding. Het is zelfs een beetje een hype,
zegt Joosten, die belangstelling voor
gezonde voeding. Dat stemt hem hoopvol.
Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek van
TNO peuters (van 10 maanden tot 4
jaar) geen evenwichtig voedingspatroon
hebben. Het onderzoek is gehouden op
kinderdagverblijven, maar de overige
maaltijden thuis zijn ook in het onderzoek
meegenomen. Een van de bevindingen
is dat we onze jonge kinderen te veel
suiker geven. Joosten: “Een kind dat op
een dag 2,5 glas frisdrank of fruitdrank
drinkt, krijgt 10 klontjes suiker binnen.
Dat is idioot veel. Ook pakjes drinken en
aanlenglimonade zitten vol met suiker.
Niet alleen qua calorieën is dat slecht, ook
tandbederf, cariës met name, is feitelijk
volksziekte nummer 1.”
Tekort aan vezels en ijzer
Een andere bevinding is het tekort aan
vezels dat vooral in volkorenbrood en
andere granen en vers fruit en groente
zit. Het gevolg kan zijn dat kinderen
met buikpijn rondlopen; obstipatie
kan een direct gevolg van een tekort
aan vezels zijn. Een tekort aan ijzer,
visvetzuren (DHA) en vitamine D hebben
onze peuters ook. Ze eten gemiddeld
maar eens in de tien dagen vis, in plaats
van de aanbevolen twee keer per week.
Gewone koemelk drinken, betekent dat
maar 4 procent van deze peuters de
noodzakelijke ijzerinname haalt. Het
tekort aan ijzer is een Europees probleem
legt Van Goudoever uit. “In de Verenigde
Staten krijgen kinderen wel genoeg ijzer
binnen omdat zij cereals als ontbijt eten,
waaraan het is toegevoegd.” Een tekort
aan ijzer en vetzuren heeft invloed op
de hersenontwikkeling van kinderen.
Van Goudoever: “Het is lastig te meten
hoeveel een kind met ijzertekort inlevert
op het IQ, maar we weten dat het op de
populatie als geheel invloed heeft. Ook
gedragsproblemen bij kinderen kunnen
een direct gevolg zijn van een tekort aan
ijzer.”
Lekker in je vel
Een groot Europees onderzoeksproject
naar ‘early nutrition’ moet antwoord
gaan geven op de vraag naar de invloed
“We zadelen de maatschappij
over 40 of 50 jaar op met
de gevolgen van een slecht
voedingspatroon nu”
hebben.” Obesitas bijvoorbeeld, zegt Van
Goudoever. “Er ligt in onze maatschappij
wel erg de nadruk op lekker in je vel zitten,
terwijl we ondertussen dikker worden.
Nu al is 12 procent van de bevolking in
Nederland obees.” Maar recent bleek
toch dat dit stabiliseert? “Ja, dat is goed
nieuws. Nu moeten we ervoor zorgen
dat deze mensen weer dunner worden
en die verandering moet beginnen op de
kinderleeftijd.”
INTERVIEW
Veel werk aan de winkel
Alle betrokkenen hebben een rol in het veranderen van ongebalanceerd voedingspatroon peuters.
V
eel peuters krijgen via de voeding
niet de noodzakelijke hoeveelheid
vitaminen, vezels en ijzer binnen die zij
nodig hebben. Een brede aanpak van dat
probleem is geboden, stelt kinderarts
Angelika Kindermann van het Emma
Kinderziekenhuis,
waarbij
alle
betrokkenen hun verantwoordelijkheid
moeten nemen.
De meeste jonge kinderen in Nederland
eten te veel van het een en te weinig van
het ander. Wat is de precies het probleem?
“De meerderheid van de peuters krijgt te
veel calorieën, vooral door te veel suiker
en eiwit en te weinig goede vetten. Verder
eten zij niet genoeg fruit en groente.
Zij krijgen daardoor een te kort aan
vitaminen en vezels binnen. 86 procent
van de peuters krijgt bovendien te weinig
ijzer binnen.”
Welke oplossingen ziet u daarvoor?
“Kritisch kijken naar wat wij zelf eten
en aan onze kinderen geven en andere
keuzes maken. Geef kinderen bijvoorbeeld
water in plaats van gezoete drankjes. In
pakjes en frisdrank zit heel veel suiker.
Snoeptomaatjes en andere snoepgroente
als komkommer en worteltjesgeven,
scheelt veel in de suikerinname en
kinderen krijgen bovendien vitamines
en vezels binnen. We weten ook dat
kinderen die groeimelk of opvolgmelk
drinken in plaats van gewone melk, meer
ijzer, gezondere vetten en minder eiwit
binnenkrijgen.”
Wat merkt u als kinderarts van kinderen
die een te kort aan voedingsstoffen
binnenkrijgen?
“Tot
mijn
aandachtsgebied
vallen
jonge kinderen die een probleem
hebben met eten. Moeite met specifieke
producten, heel eenzijdig eten of niet en
sondevoeding krijgen. Op een speciale
eetpoli zien we kinderen met een viertal
zorgverleners tegelijk: kinderarts, diëtist,
logopedist en psycholoog. Kinderen
die gewoon lijken te eten maar echt te
kort voedingsstoffen binnenkrijgen,
ontwikkelen meestal pas op latere leeftijd
problemen met hun gezondheid. Ik
maak mij wel zorgen over de grote groep
kinderen die in een welvarend land als
Nederland niet de goede voedingsstoffen
binnenkrijgen.”
Ouders kunnen door dergelijke kleine
veranderingen dus al veel doen. Ziet u ook
een rol voor het bedrijfsleven weggelegd?
“Ja; voor een deel neemt het ook haar
verantwoordelijkheid. Werk aan de
winkel is er zeker. Sinds 2011 bestaat
het Platform Gezonde Voeding 0-4
jarigen
waarin
de
Nederlandse
Vereniging van Kindergeneeskunde, het
voedingscentrum en TNO samenwerken
met Nederlandse Fabrikanten van
Kinderen
Dieetvoedingsmiddelen,
artsen, diëtisten en verpleegkundigen
uit de Jeugdzorg en de groente- en
fruitsector en oliën- en vettenindustrie.
Er is een breed gedragen besef van een
groot maatschappelijk belang bij gezonde
voeding voor jong kinderen. Nieuwe
producten maken die wel gezond zijn, met
minder suiker bijvoorbeeld en gezonde
producten bij de kassa in de supermarkt
in plaats van snoep en snacks: er is veel
mogelijk.”
Heeft de overheid daarin niet ook een rol?
“De overheid kan nog meer informatie
verstrekken over het belang van goede
voeding en wat gezonde voeding inhoudt.
Consultatiebureaus
en
huisartsen
weten het, maar kunnen er nog meer
op wijzen. De overheid kan ook een rol
spelen bij het goedkoper maken van
gezonde voeding en duurder maken
van ongezonde voeding en regelgeving
maken waardoor de warme maaltijd op
kinderdagverblijven gangbaar wordt.
We weten uit onderzoek dat als kinderen
MEER INFO
Angelika Kindermann
zowel op het kinderdagverblijf als thuis
een warme maaltijd krijgen, zij veel beter
scoren op de noodzakelijke nutriënten
dan metéén warme maaltijd per dag.”
Academisch Medisch Centrum
Meibergdreef 9
1105 AZ Amsterdam
020 - 566 9111
www.amc.nl
10
PULSE MEDIA GROUP
|
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
INTERVIEW
Getraumatiseerde kinderen hebben hulp nodig
Als de omgeving van het kind rustig reageert, krijgt het kind de kans om het te verwerken.
I
Wanneer kunnen ouders het zelf
opvangen?
“Bij kinderen met een posttraumatische
reactie is het systeem om het kind heen
enorm belangrijk. Een kind is heel
veerkrachtig, het is belangrijk om ons
dat te realiseren. Als de omgeving van
het kind rustig reageert, krijgt het kind
de kans om het te verwerken. Ook ouders
hebben vaak begeleiding nodig na een
traumatische ervaring van het kind. Zeker
als er sprake is van geweld in het gezin, is
het van groot belang ouders te leren hoe
ze het kind een veilige omgeving kunnen
bieden.”
eder kind dat na een traumatische
ervaring zorg nodig heeft om de draad
weer op te pakken, dient passende hulp
te ontvangen. Margreet Visser, klinisch
psycholoog en coördinator van het
Kinder- en Jeugdtraumacentrum (KJTC)
van Kenter Jeugdhulp, vertelt waarom
het belangrijk is dat getraumatiseerde
kinderen hulp krijgen.
Wat is een traumatische ervaring?
“Als een gebeurtenis zo ingrijpend
is dat ieder kind daar wel angstig of
paniekerig van wordt en dat ook voelt.
Een gebeurtenis die ingrijpt op lijf en
leden, van jezelf of iemand om je heen. Er
zijn eenmalige traumatische ervaringen,
zoals een ongeluk en er zijn traumatische
gebeurtenissen die zich telkens herhalen,
zoals mishandeling of seksueel misbruik.”
Wanneer heeft een kind hulp nodig?
“Als
de
traumatische
gebeurtenis
resulteert in posttraumatische stress
klachten of als de ontwikkeling stagneert.
Van alle kinderen maakt tussen de 40 en
68 procent een traumatische gebeurtenis
mee. Een klein deel daarvan ontwikkelt
een posttraumatische stressstoornis,
tussen de 10 en 35 procent van hen.
Kinderen die chronisch getraumatiseerd
zijn, hebben een hoger risico.”
Waaraan merk je dat een kind een
posttraumatische reactie heeft?
“Aanhoudende nachtmerries, boze buien,
teruggetrokken gedrag en buikpijn
Margreet Visser
kunnen erop wijzen dat het kind ergens
mee zit. Maar hoe kleiner het kind, hoe
diffuser de signalen kunnen zijn. Niet
buiten willen spelen, moeilijk slapen of
eten, zich vastklampen aan volwassenen
of zelfs een groeiachterstand, zijn
allemaal signalen die ouders, leerkrachten
of de omgeving van het kind alert moeten
maken.”
Welke vorm van begeleiding en
therapie biedt het Kinder- en Jeugdtraumacentrum?
“Naast cognitieve gedragstherapie en
EMDR bieden wij ouderbegeleiding aan,
juist om de omgeving erbij te betrekken.
Zich herhalend trauma heeft vaak
gevolgen voor de ouder-kind relatie
en op de hechting van kinderen. We
doen veel lichaamsgericht werk, omdat
deze kinderen vaak het contact met
hun lichaam kwijt zijn. Verder werken
we veel met kinder- en oudergroepen,
bij groepstherapie voelen kinderen en
ouders er- en herkenning en ze kunnen
veel van elkaar leren.”
Hoe belangrijk is samenwerken met
andere organisaties voor jullie?
“Bij het behandelen van moeilijke
gezinnen werken we veel samen met
partners met aanvullende expertise, zoals
forensische hulpverlening. Wij kijken
breed naar het gezin en leggen verbanden
tussen verschillende signalen. Bovendien
zijn we altijd op zoek naar nieuwe
behandelmogelijkheden, naar wat werkt
en wat niet, en vormen de Academische
Werkplaats Aanpak Kindermishandeling
met de VU. Dat stelt ons in staat om veel
wetenschappelijk onderzoek te doen.
Recentelijk is het KJTC opgegaan in een
nieuwe organisatie: Kenter Jeugdhulp.
Daardoor zijn we nog beter in staat
om vanuit een brede scope hulp te
bieden. Met opvoedingsondersteuning
in de thuissituatie aan de ene kant
en behandeling van traumatische
ervaringen aan de andere kant.”
MEER INFO
Middenduinerweg 44
2071 AN Santpoort-Noord
023 520 2500
www.kenterjeugdhulp.nl
PROFIEL
Mijn familie heeft mijn vriend vermoord
Honderden jongeren in Nederland slachtoffer van eerdreiging.
H
et lijkt erop dat ze slachtoffer zijn
van de spagaat tussen Oost en
West: Nederlandse jongeren met hun
roots in het buitenland. Hun ouders zijn
geboren in landen als Turkije, Marokko,
Somalië en Irak, zelf zijn ze dat niet.
Thuis maken ze deel uit van de cultuur
van ‘het moederland’, daarbuiten – op
school, op straat – staan ze middenin de
westerse maatschappij. En dat botst.
Jaarlijks worden honderden jongens
en meiden in Nederland slachtoffer
van eergerelateerd geweld. Ze worden
bedreigd, mishandeld en verstoten
omwille van de eer van hun familie. Net
als Yasmin. Haar familie vermoordde
haar vriend toen zij erachter kwamen dat
Yasmin een relatie met hem had. ‘Mijn
familie heeft me afgenomen wat me het
liefste was en daardoor ben ik ook hen
kwijt’, zegt Yasmin. ‘In welke spiegel ik
ook kijk, ik zie alleen maar verliezers.’
En dan zijn er nog jongeren zoals Shira,
die door haar broer werd neergestoken
omdat ze zich te westers gedroeg. ‘Mijn
broer vond een foto van mij op internet,
een heel onschuldige foto. Maar hij werd
woest, noemde me een hoer en ineens
had hij een mes in zijn handen. Hij bleef
maar op me insteken.’ Ook de 16-jarige
Seyran heeft te maken met eergeweld.
Hij werd door zijn familie verstoten toen
ze ontdekten dat hij homoseksueel is.
Seyran: ‘Dat ik op jongens val, kunnen
ze bij mij thuis niet accepteren. Ze zien
homoseksualiteit als een ziekte. Mijn
problemen voorkomen. Signalen kunnen
zijn: vrijheidsbeperking en controle door
familie, lichamelijk letsel, problemen op
school, gesprekken over uithuwelijking,
plotselinge aankondiging van een
verloving of vakantie, verandering van
kleding, niet deelnemen aan schoolactiviteiten, dubbelleven, belediging,
vernedering, depressie en radicalisering.
Let op: onderneem nooit zomaar actie!
Vraag altijd advies van een specialist.
Fier en Kompaan en De Bocht trainen
professionals in onder andere zorg en
onderwijs en hebben een landelijke
advies- en consultfunctie.
MEER INFO
moeder denkt dat de duivel in mij zit. Wat
ze niet begrijpen, is dat het niet om een
ziekte gaat, maar om gevoelens. Om iets
wat je niet kunt veranderen.’
Specialistische aanpak
Fier en Kompaan en De Bocht bieden
jongeren als Yasmin, Shira en Seyran
een gespecialiseerde behandeling in een
veilige/beschermde opvangvoorziening.
Omdat de situatie van deze jongeren
vaak zeer dreigend is zijn er specifieke
veiligheids- en beschermingsmaatregelen
nodig, zónder dat zij in een gesloten
instelling geplaatst moeten worden.
De manier van hulpverlenen aan deze
jongeren en hun families vergt een nietwesterse aanpak; het is essentieel om de
betekenis van familie, eer, eerverlies en
eerherstel vanuit het perspectief van alle
betrokkenen te bekijken.
Signaleren
In een vroeg stadium de signalen zien
en bespreken met deskundigen op
het gebied van eerproblemen kan veel
Fier en Kompaan en De Bocht zijn dé
landelijke expertise- en behandelcentra
op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Twee van onze expertises
zijn eergerelateerd geweld (ook: radicalisering) en jeugdprostitutie. Slachtoffers
hiervan bieden we een gespecialiseerde
behandeling in een veilige/beschermde
opvangvoorziening. Deze zorgprogramma’s
zijn door het ministerie van VWS, de VNG
en GGZ Nederland erkend als landelijk
gespecialiseerd aanbod. Politie, openbaar
ministerie en (huis)artsen mogen direct
doorverwijzen bij deze problematiek.
Fier
www.fier.nl
Kompaan en De Bocht
www.kompaanendebocht.nl
PULSE MEDIA GROUP
|
11
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
PATIËNTENVERHAAL
Toen onze zoon achttien jaar werd, liet hij ons rigoureus vallen
Angelique de Laat is adoptiemoeder van een zoon met een reactieve hechtingsstoornis.
“
Al een paar dagen na de adoptie in
Colombia merkte ik dat er iets met
mijn zoontje aan de hand was. Het
duurde lang voordat ik dat werkelijk
durfde toe te geven. Na een lange
adoptieprocedure was ik zo dankbaar
om mijn vierjarige adoptiekind Duvan
eindelijk in mijn armen te kunnen
nemen. Duvan ontwikkelde zich alleen
niet zoals de andere kinderen. Mijn
man en ik moesten op een gegeven
moment toegeven dat er iets aan hem
scheelde. Pas in Duvans puberteit
ontdekten we wat precies: een reactieve
hechtingsstoornis.”
Auteur: Rachel Visscher
“De eerste jaren na de adoptie was ik
voortdurend bij Duvan. Ik wilde zijn
integratie in Nederland zo goed mogelijk
begeleiden en ik realiseerde me dat hij
een achterstand in te halen had. Toch
wilde het maar niet vlotten met zijn
ontwikkeling. Via een IQ-test ontdekten
we dat hij een licht verstandelijke
beperking heeft. Er bleek meer aan de
hand. Als ik Duvan bij anderen achterliet,
ging het altijd mis. In het huis van een
vriendje kon hij de autosleutels van diens
ouders pakken waarna hij zijn vriendje in
de kofferbak stopte. Dergelijk gevaarlijk
gedrag leidde tot veel onbegrip vanuit
de omgeving. Ouders vroegen zich af
waarom we Duvan niet beter in de hand
hadden.”
Traumatische ervaringen
“De adoptie-organisatie vertelde ons dat
Duvan nare dingen had meegemaakt
in de eerste vier jaar van zijn leven.
Dat zijn jaren waarin er belangrijke
hechtingsprocessen plaatsvinden bij een
“Ik zou adoptieouders willen
aanraden om zich goed te
verdiepen in datgene wat hen
mogelijk te wachten staat”
kind. Er werd ons ook verteld dat het beter
was om deze traumatische ervaringen
niet met derden te delen. Het was moeilijk
dat mijn man en ik Duvans gedrag
hierdoor niet goed naar de buitenwereld
toe konden uitleggen.”
Zoektocht
“Er waren steeds vragen: wat is er
nou precies met Duvan aan de hand?
Hulpverleners wisten het meestal niet. Als
ouders zijn we zelf op zoek gegaan naar
oplossingen. Een stichting die mensen
met een beperking en hun omgeving
bijstaat, hielp ons op een bepaald moment
goed op weg. Uiteindelijk stelde een
observatiecentrum op basis van zorgvuldig
onderzoek een diagnose. Duvan lijdt aan
een reactieve hechtingsstoornis, vertelden
zij ons.”
Basisvertrouwen
“Vanwege die slechte start in de eerste
Angelique de Laat
vier jaar van zijn leven, heeft Duvan geen
basisvertrouwen kunnen ontwikkelen.
Een van de gevolgen is dat Duvan mensen
alleen ziet staan als ze een functie voor
hem hebben. Wanneer iemand Duvan
niet van dienst kan zijn, kan hij degene
koud laten vallen. Dat gebeurde ons
ook als ouders. Duvan woont sinds zijn
dertiende jaar niet meer thuis. Toen
hij achttien werd, liet hij ons rigoureus
vallen. Duvan verblijft nu in een
zorginstelling. Volledig zelfstandig kan
hij nooit leven. Regelmaat en structuur
zijn noodzakelijk voor hem. In een gezin,
waar het draait om wederkerigheid en
emotionele verbinding, kan hij niet goed
functioneren.”
Verwerking
“Ik heb een boek geschreven over
onze ervaringen met een reactieve
hechtingsstoornis: ‘De schaduw van
Duvan’. Ik zou adoptieouders willen
aanraden om zich goed te verdiepen in
datgene wat hen mogelijk te wachten
staat. Daarnaast zou het nuttig zijn als
er begeleiding komt voor ouders na de
adoptie. Dan sta je er als ouders minder
alleen voor.”
INTERVIEW
Jeugdigen met complexe gedragsproblemen
Specialistische zorg blijkt effectief.
J
eugdigen
met
een
(licht)
verstandelijke beperking of een
vermoeden daarvan die last hebben
van complexe, vaak psychiatrische,
problemen vinden niet altijd de juiste
hulp. Indien een diagnose ontbreekt
en men daardoor nog geen passend
behandelplan heeft kunnen opstellen,
kunnen
jeugdigen
doorverwezen
worden naar een observatiecentrum. De
Hondsberg in Oisterwijk, onderdeel van
de Koraal Groep, is een specialistisch
observatiecentrum
voor
jeugdigen
uit heel Nederland met complexe
gedragsproblemen. Directeur Annemiek
van Latum en behandelcoördinator
Janneke Kolsters lichten de werkwijze
van het observatiecentrum toe.
Hoe ziet de doelgroep eruit?
Van Latum: “Het gaat om jeugdigen van nul
tot achttien jaar met problemen die zich
uitstrekken over meerdere levensgebieden
en
ontwikkelingsdomeinen.
Er
is
sprake van een lager intellectueel
functioneren
in
combinatie
met
meerdere problemen, zoals bijvoorbeeld
autisme, hechtingsproblematiek, ADHD
en stemmingsstoornissen. Het is niet
duidelijk hoe het probleemgedrag is
ontstaan en wat er precies aan de hand
is. Ook is het niet bekend wat de jeugdige
en diens ouders op dat moment nodig
hebben en wat het toekomstperspectief is.
Door middel van observatie, diagnostiek
en exploratieve behandeling worden
jeugdigen behandeld.”
aanpak werkt voor de jeugdige en zijn
ouders. Gezamenlijk wordt er gekeken naar
ontwikkelkansen en groeimogelijkheden.
Dit wordt de ‘exploratieve behandeling’
genoemd. De thuissituatie en de
toekomstmogelijkheden van de jeugdige
op het gebied van onderwijs of toeleiding
naar arbeid worden hierbij betrokken.
Hiervoor wordt er intensief samengewerkt
met P.I. School Hondsberg, een school
voor zowel lager als voorgezet speciaal
onderwijs.”
Janneke Kolsters
Hoe ziet een behandeling eruit?
Kolsters: “Door middel van intensieve
observatie
en
diagnostiek
wordt
onderzocht wat er aan de hand is.
Vervolgens wordt er een diagnose gesteld
op basis van de bevindingen van een
multidisciplinair team. Het team bestaat
uit behandelaars afkomstig uit diverse
disciplines. Het wordt voor elke jeugdige
op maat samengesteld, afhankelijk
van de specifieke hulpvragen. Daarbij
onderzoeken de behandelaars welke
Welk doel staat tijdens een behandeling
voorop?
Kolsters: “Bij deze groep jeugdigen
is de ontwikkeling vastgelopen. De
problematiek is dermate ernstig of
complex, dat regionaal beschikbare
hulpverlening onvoldoende in staat is om
deze op te lossen of te verminderen. Het
multidisciplinaire team is erop gericht om
de ontwikkelingsmogelijkheden van de
jeugdige weer op gang te brengen. Hierbij
is een goede samenwerking met ouders en
het wijkteam, artsen en / of gecertificeerde
instellingen belangrijk. Deze aanpak
leidt tot positieve veranderingen bij een
jeugdige en bij ouders.”
Wat is de meerwaarde van een
behandeling door een multidisciplinair
team?
Van Latum: “Het betekent dat de
problematiek van een jeugdige vanuit
diverse ontwikkelingsdomeinen bekeken
kan worden, onder andere cognitieve,
Annemiek van Latum
sociaal-emotionele en lichamelijke. De
problematiek van de jeugdige bevindt zich
op het snijvlak van de GGZ, verstandelijk
gehandicaptenzorg en de Jeugd- en
Opvoedhulp en vraagt om specialistische
deskundigheid. Een multidisciplinair
team heeft deze kennis in huis. Dergelijke
expertise maakt goede diagnostiek en
exploratieve behandeling mogelijk.”
MEER INFO
Hondsberg 5
5062 JT Oisterwijk
013 52 32 828
www.dehondsberg.nl
12
PULSE MEDIA GROUP
|
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
VAN DE REDACTIE
Het belang van een goede ouder-kind hechting
Veilig gehechte kinderen onderzoeken hun omgeving meer dan onveilig gehechte kinderen.
A
ls het goed is voelt een kind
zich thuis geborgen, veilig en
geliefd. Dat is ook een belangrijke
voorwaarde voor een goede start in
het leven. Kinderen die een hechte
band met ouders of opvoeders hebben,
functioneren in het eerste jaar van hun
leven sociaal-emotioneel beter dan
kinderen waar de thuissituatie minder
optimaal is. Wat zijn obstakels die een
goede ouder-kind hechting tegengaan?
En kun je iets doen om de hechting met
je kind te bevorderen?
Gastauteur: Franca
Gezondheidsnet.nl
van
Dalen
van
Een kind met een hechte band met zijn
ouder of opvoeder heeft niet alleen op
sociaal-emotioneel vlak een voorsprong.
Onderzoek laat zien dat kinderen die
een goede, hechte band hebben met
de opvoeders een beter gevoel van
eigenwaarde hebben, weerbaarder en
leergieriger zijn en tegenslagen beter het
hoofd kunnen bieden. Bovendien zijn ze
minder angstig.
Daarbij is er een verband geconstateerd
tussen veilige gehechtheid en sociale
relaties:
vriendschappen
en
de
ontwikkeling naar intieme relaties. Veilig
gehechte kinderen onderzoeken hun
omgeving meer dan onveilig gehechte
kinderen. Hierdoor worden ook andere
ontwikkelingsgebieden gestimuleerd.
Wisselwerking
Kinderen zijn er van nature op ingesteld
om hechting te zoeken. Door middel van
hun gedrag zorgen ze ervoor dat de ouder
of opvoeder reageert; de zogenoemde
hechtingssignalen. Denk hierbij aan
lachen, huilen, het volgen met de ogen,
naar iemand reiken en brabbelen. Het gaat
hier echter niet om eenrichtingsverkeer,
“Kinderen zijn er van nature
op ingesteld om hechting te
zoeken”
de opvoeder reageert door terug te lachen,
te praten. Beiden spelen dus een actieve
rol in het hechtingsproces. Hechting
gaat dus verder dan het geven van eten
en drinken. Huid-op-huidcontact en
emotioneel contact is veel belangrijker.
Gevolgen van slechte hechting
Wanneer deze wisselwerking niet
aanwezig is, kan het gebeuren dat een
kind zich slecht hecht; een zogenoemde
onveilige hechting. Dit kan zich
bijvoorbeeld uiten in het vermijden van
contact met de ouders of opvoeders
(angstig-vermijdende hechting). Over het
algemeen ontbreekt ook het vertrouwen
in andere mensen. Vaak belandt het kind
in een isolement.
Angstig-afwerende hechting
Wanneer ouders of opvoeders enkel
op het kind reageren vanuit de eigen
behoefte, kan dit leiden tot iets wat we
angstig-afwerende hechting noemen.
Hierbij hangt het kind extreem aan de
ouders omdat het niet weet of en zo ja hoe
de opvoeder op hem zal reageren. Denk
aan opvoeders die geen reactie geven
wanneer het kind naar hen toekomt voor
een knuffel maar wel met het kind willen
spelen wanneer het kind geen zin heeft of
wil slapen.
Gedesorganiseerde hechting
Een gedesorganiseerde hechting – de
meest onveilige hechtingsvorm – ontstaat
meestal door een traumatische ervaring.
Denk hierbij aan het overlijden van een
ouder/opvoeder. Ook een psychiatrische
ziekte bij de ouder kan het veroorzaken.
Zo’n ouder reageert op soms wel op de
behoeften van het kind en soms helemaal
niet. Kinderen in deze situatie klampen
zich vast aan de ouder, maar weren ze ook
af. Het heeft het vertrouwen in de ouder
of opvoeder verloren.
Er is therapie voor kinderen en hun
opvoeders die een verhoogd risico lopen
op of signalen laten zien van verstoord
hechtingsgedrag en het niet alleen
aankunnen. Hierbij wordt, met behulp
van video feedback, psycho-educatie
en
huiswerkopdrachten,
verstorend
en beangstigend opvoedgedrag van
de ouders afgeleerd en sensitief
opvoedgedrag aangeleerd.
Fotograaf: Wioleta Brynkus
VAN DE REDACTIE
Nog veel winst te behalen
Met vaccinatie tegen HPV en screening op baarmoederhalskanker is deze vorm van kanker uit te roeien.
I
eder jaar wordt in Nederland
bij
ongeveer
600
vrouwen
baarmoederhalskanker geconstateerd.
Van hen zullen uiteindelijk zo’n 200
vrouwen overlijden. 200 te veel, zegt
Lex Peters, gynaecologisch-oncoloog
en oprichter van de FemaleCancer
Foundation. “Als ieder meisje zich
laat inenten en alle vrouwen vanaf 30
jaar zich laten screenen, kunnen we
baarmoederhalskanker in Nederland
uiteindelijk uitroeien.”
Auteur: Ellen Kleverlaan
Na zijn opleiding tot arts werkte Peters drie
jaar als tropenarts in Kenia en kwam hij
in aanraking met medische instellingen
in Zuid-Afrika, Indonesië en Suriname.
Baarmoederhalskanker is een armoede
gerelateerde ziekte, zegt hij. “Het heeft
met lifestyle te maken, promiscuïteit,
maar ook met het immuunsysteem.
Een sterk immuunsysteem kan het
Humaan Papillomavirus (HPV) soms zelf
opruimen.” Van alle vrouwen die sterven
aan baarmoederhalskanker, woont 85
procent in een ontwikkelingsland. Toch
komt baarmoederhalskanker nog steeds
ook in Nederland voor. Een ernstige
ziekte. Met een vaccinatieprogramma
voor meisjes in het jaar dat zij 13 worden
en een screeningsprogramma voor
vrouwen in de leeftijd van 30 tot 60
jaar, bindt de Nederlandse overheid de
strijd aan tegen deze vorm van kanker.
voor een uitstrijkje waarmee zij op
baarmoederhalskanker en de voorstadia
daarvan wordt gecontroleerd. Deze
screening herhaalt zij iedere vijf jaar
tot zij 60 is. Ongeveer 80 procent van de
vrouwen in de doelgroep geeft gehoor aan
de oproep. Ook daar wordt de 100 procent
dus niet aangetikt. Peters: “Factoren die
kunnen meespelen zijn het ervaren van
Maar vaccinatie noch screening zijn
verplicht en daardoor is het uitroeien van
baarmoederhalskanker nog niet in zicht.
Effectief vaccin
Het virus dat verantwoordelijk is voor
baarmoederhalskanker is het HPVvirus. Tegen dat virus laat ongeveer 59
procent van de Nederlandse meisjes zich
preventief vaccineren. Dat is niet hoog;
toen het vaccinatieprogramma alweer
bijna 10 jaar geleden werd ingevoerd,
maakte dat veel discussie los. Peters:
“Onder meer of deze vaccinatie wel
veilig is. De vaccinatie is veilig, maar die
discussie is toen onderschat. Evenals
de kracht van internet, waarop veel
onjuiste berichtgeving is te vinden.
De
voorlichtingscampagne
rondom
de invoering is dan ook niet adequaat
genoeg geweest.” Lastig daarbij is
wel dat de vaccinatie niet tegen alle
soorten HPV beschermt. Er zijn wel
honderd verschillende HPV-soorten. De
“Baarmoederhalskanker
is 100 procent te
voorkomen”
“De vaccinatie is heel
effectief. Zeker in
combinatie met het
screeningsprogramma”
twee belangrijkste daarvan, HPV16 en
HPV18, veroorzaken samen 70 procent
van
alle
baarmoederhalskankers.
Tegen deze twee beschermt het vaccin
wel. Peters: “De vaccinatie is heel
effectief. Zeker in combinatie met het
screeningsprogramma.”
Ontwikkelingen gaande
Iedere Nederlandse vrouw krijgt op
haar dertigste de eerste uitnodiging
schaamte voor een dergelijk onderzoek,
angst en onzekerheid voor het ziekenhuis
en de mogelijke uitslag, onbekendheid
of desinteresse. Door de screening door
huisartsen te laten doen, is een deel van
de drempels al weggenomen. Er zijn ook
wel ontwikkelingen in de richting van
een thuistest om het nog gemakkelijker te
maken om mee te doen met de screening.”
Een ontwikkeling die gaande is op het
vlak van vaccinatie, is het voornemen van
de Nederlandse overheid om ook jongens
te gaan inenten. Want hoewel zij geen
baarmoederhalskanker kunnen krijgen,
kunnen zij het HPV-virus immers wel
degelijk overdragen. Bovendien kunnen
zij ook soorten kanker ontwikkelen die
door het HPV worden veroorzaakt.Peters:
“Baarmoederhalskanker is 100 procent te
voorkomen. Maar vaccinatie en screening
zijn daarvoor wel een voorwaarde.”
PULSE MEDIA GROUP
|
13
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
PATIËNTENVERHAAL
De roze wolk was ver weg
Als een bevalling traumatisch verloopt en incontinentie van ontlasting het gevolg is.
O
p de laatste dag van het jaar 2003
beviel Jolanda Spek van haar eerste
kind. De bevalling was traumatisch
zoals dat heet. Spek hield er onder meer
een totaalruptuur aan over. Later bleek
dat door de opgelopen beschadigingen
ook verzakkingen van de voor- en
achterwand waren opgetreden. Na de
bevalling bleek Spek haar ontlasting
niet meer te kunnen ophouden en
tekenen van incontinentie te vertonen.
Spek moest een brief schrijven aan de
zorgverzekeraar, want vergoeding van
de behandeling is niet vanzelfsprekend.
“Ik moest voor en tijdens de
proefstimulatie een dagboek
bijhouden. Vanaf de eerste dag
was mijn toiletbezoek met de
helft verminderd”
Auteur: Ellen Kleverlaan
Met haar kindje was gelukkig alles
goed. Maar de spreekwoordelijke roze
wolk was ver weg. “Ik wilde er zo snel
mogelijk wat aan doen en werd daarom
in eerste instantie doorverwezen naar
een
bekkenbodemfysiotherapeut.
Ik
deed trouw mijn oefeningen, maar het
had geen enkel effect.” Spek, werkzaam
op een grote containerrederij waar zij
zich bezighoudt met het allocatiebeheer
van grote containerschepen, was na
haar bevallingsverlof weer aan het werk
gegaan. Ze vertelde op haar werk meteen
wat er aan de hand was. Door haar
aandoening moest ze immers veelvuldig
naar het toilet. “Juist door open kaart te
spelen, ontmoette ik veel begrip. Als je
het niet vertelt, dan begrijpen mensen
bijvoorbeeld niet dat je naar het toilet moet
rennen terwijl je met elkaar in gesprek
bent.” Maar veel activiteiten werden
lastiger te ondernemen. “Winkelen ging
Jolanda Spek
eigenlijk niet. Ik had steeds de angst dat
ik naar het toilet zou moeten en te laat
zou zijn.”
Tientallen afspraken
Na een half jaar bekkenbodemtherapie
werd zij doorverwezen naar het
ziekenhuis. Spek: “De kringspier bleek bij
mij voor een deel weggescheurd te zijn en
niet meer goed te kunnen functioneren.
Daarnaast was het aandranggevoel er wel
maar kwam het signaal erg laat waardoor
ik het vanwege die slechte kringspier
niet kon ophouden.” Het ziekenhuis
vermoedde dat door een elektrode in het
bekkengebied te plaatsen, die verbonden
met een pacemaker zou worden, controle
over de ontlasting mogelijk zou zijn. Een
methode die sacrale neurostimulatie of
sacrale zenuwstimulatie heet.
Dagboek
Na tientallen onderzoeken, volgde een
vier weken durende proefstimulatie. Een
verbluffend effect: “Ik moest voor en
tijdens de proefstimulatie een dagboek
bijhouden. Vanaf de eerste dag was mijn
toiletbezoek met de helft verminderd.”
Dat baarde haar op dat moment zorgen,
maar haar man verzekerde haar ervan
dat ze het desnoods zelf bij elkaar zouden
sparen als het niet anders kon. Met groen
licht van de zorgverzekeraar is de echte
neurostimulator in mei 2005 geplaatst.
“Vanaf dat moment had ik mijn leven
terug. Zonder die stimulator zouden
mijn werk en sociale activiteiten op
een gegeven moment onmogelijk zijn
geworden. Dan was ik weggekwijnd.”
Tweede kindje
In 2007 heeft Jolanda Spek een tweede
kindje gekregen. Onder begeleiding van
gynaecoloog en internist heeft ze via
een keizersnede een dit keer minder
traumatische ervaring beleefd. “Op
voorstel van de medisch specialisten ben
ik niet onder narcose gegaan, maar heb de
bevalling bewust meegemaakt. Daardoor
heb ik deze periode in mijn leven op een
positieve manier kunnen afsluiten. Daar
ben ik heel dankbaar voor.”
INTERVIEW
Vraag hulp bij incontinentie en obstipatie
Er zijn verschillende behandelingen mogelijk voor patiënten met ontlastingsproblemen.
V
eel mensen hebben problemen met
hun ontlasting. Zowel incontinentie
als
obstipatie
zijn
hinderlijke
aandoeningen, die mensen zelfs in een
sociaal isolement kunnen brengen. Met
een speciaal spreekuur voor hen, het
defecatiespreekuur, wil Het Groene Hart
Ziekenhuis (GHZ) de drempel verlagen
om het bespreekbaar te maken, vertelt
chirurg Coen Baeten.
Wat is de oorzaak van niet kunnen
ophouden van de ontlasting?
“Er zijn verschillende oorzaken. Een
veelvoorkomende is wel een traumatische
bevalling,
waardoor
beschadigingen
kunnen optreden. Het gevolg kan zijn dat
het seintje in de hersenen om te moeten
ontlasten, ontbreekt.”
Welke consequenties heeft dat?
“Ontlasting niet kunnen ophouden,
betekent een levensgrote angst voor het
verliezen ervan en dat anderen het ruiken.
Mensen met dergelijke klachten kennen
op een gegeven moment alle wc’s in een
stad uit hun hoofd. Naar een feestje of
sportwedstrijd gaan, wordt heel lastig.
Langzamerhand trekken zij zich terug uit
het sociale leven. De kwaliteit van leven
gaat hiermee ernstig achteruit.”
Wat beoogt u met een speciaal spreekuur
voor mensen die problemen hebben met
hun ontlasting?
“Het niet goed kunnen kwijtraken of het
niet kunnen ophouden van de ontlasting
is een veelvoorkomend probleem. Mensen
blijven vaak onnodig lang rondlopen met
klachten omdat het een lastig bespreekbaar
onderwerp is. Met een speciaal spreekuur,
het defecatiespreekuur, wil het GHZ die
drempel verlagen.”
Het idee is ook wel dat je er maar mee
moet zien te leven…
“Dat is echt niet meer nodig. We hebben
inmiddels jarenlange ervaring met
dergelijke klachten. Uiteindelijk kunnen
we de meeste patiënten met fecale
incontinentie en obstipatie helpen met
een behandeling op maat, zoals sacrale
neurostimulatie bij incontinentie.”
Hoe werkt sacrale neurostimulatie?
“We plaatsen een elektrode door het
heiligbeen heen, dichtbij de bekkenbodem.
Die sluiten we aan op een pacemaker.
Hierdoor is het in de regel weer mogelijk
om de ontlasting op te houden.”
Kan iedere chirurg het doen?
“De ingreep zelf is niet ingewikkeld, maar
er komt heel wat bij kijken om het goed te
doen. Het Groene Hart Ziekenhuis is één
van de vier ziekenhuizen in Nederland waar
sacrale neurostimulatie wordt toegepast en
veelal worden patiënten naar ons verwezen.
Alle informatie uit eerdere onderzoeken
elders verzamelen we van te voren. Dan
volgen de noodzakelijke extra onderzoeken,
allemaal op één dag. De resultaten
bespreken we in een multidisciplinair
team. Betrokken kunnen zijn de MDL-arts,
Chirurg Coen Baeten
chirurg, uroloog, gynaecoloog, psycholoog
en seksuoloog. ’s Middags gaat de patiënt
naar huis met een plan van aanpak, waarna
de behandeling volgt.”
Het Groene Hart Ziekenhuis kent een hoge
succesratio voor sacrale neurostimulatie.
Hoe verklaart u dat?
“Het goed selecteren van de patiënt is onder
meer verantwoordelijk voor een succesvol
verloop. We doen veel testen om te weten
of dit een passende behandeling is voor de
patiënt. Na het plaatsen van de pacemaker
komt het aan op fine-tunen. Iedere patiënt
is verschillend en reageert anders op
de elektrische stroompjes. De literatuur
spreekt van een succespercentage van 80
tot 85 procent. Wij realiseren 92 procent
geslaagde behandelingen. Bovendien:
mocht het onverhoopt niet aanslaan, zijn
er nog andere mogelijkheden. Uiteindelijk
kunnen we vrijwel alle patiënten met
fecale incontinentie succesvol helpen.”
Staan er nieuwe ontwikkelingen op stapel?
“Ook bij obstipatie hebben we de
verwachting dat neurostimulatie goed
werkt. Met de Universiteit van Maastricht
gaan we dat onderzoeken.”
MEER INFO
Leulandweg 10
2803 HH Gouda
www.ghz.nl
0182 50 50 50
14
PULSE MEDIA GROUP
|
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
VAN DE REDACTIE
Verminderde vruchtbaarheid
Omgaan met een onvervulde kinderwens.
H
et krijgen van een kind is niet voor
iedereen vanzelfsprekend. Mede
omdat veel vrouwen het krijgen van
kinderen uitstellen, wordt verminderde
vruchtbaarheid een steeds groter
probleem in Nederland. Verschillende
fysieke oorzaken kunnen tot beperkte
fertiliteit leiden. Afhankelijk van de
medische indictie zijn er behandelingen
of oplossingen om de kinderwens alsnog
in vervulling te laten gaan.
Auteur: Rachel Visscher
Gemiddeld een op de zes paren blijken
elk jaar niet zwanger te kunnen
worden. Mensen met een onvervulde
kinderwens kunnen voor hulp en advies
terecht bij verschillende klinieken en
ziekenhuizen die gespecialiseerd zijn in
vruchtbaarheidsproblemen en ongewilde
kinderloosheid.
Emotionele impact
Mensen met een onvervulde kinderwens
hebben behoefte aan steun van anderen.
Een (nog) niet vervulde kinderwens kan
voor veel verdriet zorgen. Een groot
aantal mensen ervaart geen steun uit
hun eigen sociale omgeving wanneer
ze met dit verdriet geconfronteerd
worden. Het krijgen van kinderen wordt
in de samenleving over het algemeen
beschouwd als een eigen keuze. Het niet
kunnen krijgen van een kind wordt veelal
opgevat als iemands eigen probleem. Dit
kijken. Daar kunnen de wachtlijsten door
commerciële aanbieders korter zijn. Freya
waarschuwt mensen voor de risico’s van
behandeltrajecten in sommige landen.
Marjolein Grömminger: “Er kunnen zich
in het buitenland bij bijvoorbeeld het
draagmoederschap tal van problemen
voordoen. We adviseren mensen om dit
traject zeer weloverwogen aan te gaan.”
UITGELICHT
kan leiden tot een schuldvraag. Reacties
als: het is je eigen schuld, omdat je zo
lang hebt gewacht, komen regelmatig
voor. Marjolein Grömminger is werkzaam
bij Freya, een patiëntenvereniging die
mensen met een onvervulde kinderwens
hulp en advies biedt. Grömminger:
“Dergelijke reacties zijn buitengewoon
pijnlijk voor mensen wier leven draait
om de vraag: zal het een keer lukken om
zwanger te worden?” Voor partners kan
een onvervulde kinderwens voor frictie
binnen de relatie zorgen. Het gebrek
aan begrip vanuit de sociale omgeving
en de vaak intensieve behandelingen bij
fertiliteitsproblemen kunnen leiden tot
spanningen. Evengoed zijn er stellen die
meer naar elkaar toegroeien wanneer ze
moeilijk zwanger kunnen worden.
Behandelingen en oplossingen
Mensen met vruchtbaarheidsproblemen
kunnen proberen een kind te verwekken via
geassisteerde voortplanting. Daaronder
vallen intra-uteriene inseminatie (IUI)
en reageerbuisbevruchting (IVF). Eicel- of
zaaddonatie kunnen andere oplossingen
zijn. Daarbij kan men proberen zelf een
donor te vinden binnen de eigen sociale
omgeving. Een bezoek aan een sperma- of
eicelbank vormt een andere mogelijkheid.
Het aanbod van vooral eicellen is
echter zeer beperkt in Nederland. Het
invriezen van eicellen is een optie om
de vruchtbaarheid te verlengen. Dit
kan echter een schijnoplossing zijn. De
kansen dat de eicellen later bevrucht
kunnen worden, zijn relatief laag.
Bovendien is het kostbaar eicellen weg te
laten halen. Adoptie, pleegouderschap of
het vinden van een draagmoeder, behoren
tot andere mogelijkheden bij verminderde
vruchtbaarheid. Een aantal stichtingen
in Nederland bemiddelt bij het vinden
van donorzaad of een draagmoeder voor
lesbisch of homo-ouderschap. Er zijn
tegenwoordig veel keuzes als het gaat
om mogelijkheden en behandeltrajecten
bij vruchtbaarheidsproblemen. Mensen
kunnen daarbij ook over de grenzen
•
Paren met een normale vruchtbaarheid hebben een kans van 85% om
binnen een jaar zwanger te worden. Bij
ongeveer 1 op de 12 paren duurt dit
langer dan twee jaar.
•
De leeftijd van de vrouw is een van
de belangrijkste voorspellers van de
vruchtbaarheid. Hoewel veel vrouwen
zwanger raken na hun dertigste, is
een vrouw van midden 20 het meest
vruchtbaar. De vruchtbaarheid
vermindert tot ze de leeftijd van 30
jaar bereikt en neemt daarna snel af
naarmate ze midden dertig en achter
in de dertig wordt.
•
Bij mannen vermindert de vruchtbaarheid langzaam tot rond het veertigste
levensjaar en begint daarna sneller
af te nemen. De meest algemene
redenen voor mannelijke onvruchtbaarheid zijn afwijkingen in het aantal,
de beweeglijkheid en/of de vorm van
de zaadcellen.
Bron: www.kinderwens.nl
INTERVIEW
Goede begeleiding bij fertiliteitsproblemen
De moderne mens stelt het krijgen van kinderen steeds langer uit.
D
r. Crooij is gynaecoloog in MC
Kinderwens in Leiderdorp, een
kliniek die mensen begeleidt bij
fertiliteitsproblemen. In de kliniek
staat het persoonlijke contact tussen de
behandelaar en de patiënt centraal.
ook een iets hogere vergoeding voor hun
donatie. Toch is deze vergoeding nog
altijd laag in vergelijking tot die in andere
landen.”
Op welke manier begeleiden jullie
mensen met vruchtbaarheidsproblemen?
“Patiënten worden in onze kliniek
begeleid door een vaste arts en een vast
team van behandelaars. Dat schept een
vertrouwensband tussen arts en patiënt.
Doordat we een speciale kliniek zijn,
zitten vrouwen die een behandeling
ondergaan in onze wachtkamer niet bij
vrouwen die zwanger zijn. Dit ervaren
veel vrouwen als prettig.”
Wat valt jullie op aan de doelgroep die
zich bij jullie kliniek meldt?
“Vruchtbaarheidsproblemen zijn van
alle tijden. Toch zijn er wel degelijk
maatschappelijke ontwikkelingen die van
invloed zijn op de manier waarop mensen
met hun vruchtbaarheid omgaan. Het
krijgen van kinderen wordt in deze tijd
uitgesteld. Mensen denken pas over hun
vruchtbaarheid na op het moment dat ze
een kind willen. Ze gaan er veelal vanuit
dat het met hun vruchtbaarheid wel goed
zit. Soms is dat helaas niet het geval. Wie
hier laat achterkomt, heeft nog lagere
kansen om alsnog een kind te krijgen.
Een groep die zich in grotere mate in onze
kliniek meldt, is die van alleenstaande
vrouwen. Voor deze vrouwen zijn er
Dr. Crooij
verschillende oplossingen om ook zonder
partner of op latere leeftijd een kind te
krijgen.”
Via bijvoorbeeld zaaddonatie?
“Zaaddonatie
behoort
tot
een
mogelijkheid, net als het laten invriezen
van de eicellen. Daarbij is het wel
belangrijk om zich te realiseren dat deze
opties beperkingen kennen. Zo is het
aanbod van zaad bij een spermabank laag.
Dit geldt overigens in nog grotere mate
voor eiceldonatie. Wij zijn de enige kliniek
in Nederland die een eigen spermadonor-,
eiceldonor- en embryobank heeft. Er
melden zich echter relatief weinig
donateurs bij ons. De geringe hoeveelheid
donateurs onder mannen is vermoedelijk
te verklaren doordat het zaaddonorschap
niet meer anoniem kan plaatsvinden.
Er zijn ook relatief weinig vrouwen die
eicellen afstaan. Het doneren van eicellen
is een intensief proces. Vanwege deze
grotere belasting ontvangen vrouwen
Hoe kun je er voor zorgen dat meer
mannen en vrouwen gaan doneren?
“Als kliniek stellen we ons proactief op
door mensen voortdurend op te roepen
te doneren. We proberen goed zichtbaar
te zijn in de media en adverteren om
de zo veel tijd in dagblad Metro. Vooral
jonge mensen die op weg zijn naar hun
studie of werk lezen deze advertenties.
Gezonde, jonge mensen vallen onder
de doelgroep die we zoeken. We letten
daarbij altijd goed op de kwaliteit van
het aanbod. We willen mensen met een
vruchtbaarheidsprobleem niet nog eens
extra belasten door zaad of eicellen
aan te bieden die niet tot een goed
resultaat kunnen leiden. Uiteindelijk
proberen we als kliniek mensen
met
vruchtbaarheidsproblemen
op
verschillende manieren bij te staan en te
helpen bij het zoeken naar oplossingen.”
Dr. Crooij is per 30 juni met pensioen. Dr. Arne
van Heusden is zijn opvolger bij MCK.
MEER INFO
Simon Smitweg 16
2353 GA Leiderdorp
(071) 581 23 00
www.mckinderwens.nl
PULSE MEDIA GROUP
|
15
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
PATIËNTENVERHAAL
De brug van IVF toch over
Zwanger worden en een kind krijgen: voor velen een grote wens. Maar wat als dat niet op de natuurlijke manier wil lukken?
I
VF staat voor In Vitro Fertilisatie, wat
wil zeggen dat de bevruchting van een
eicel door zaadcellen buiten het lichaam
heeft plaatsgevonden. Na bevruchting
in het laboratorium worden maximaal
twee bevruchte eicellen teruggeplaatst
in de baarmoeder om zo een ‘normale’
zwangerschap door te maken.
Auteur: Cor Dol
Maaike van Amstel (35) had al een
zoon (inmiddels 7 jaar), waarvan de
bevruchting op de natuurlijke manier
gebeurde. Na een lange weg van
proberen en miskramen kwamen Maaike
en haar partner uiteindelijk in het
Fertiliteitscentrum van Isala in Zwolle
terecht. Het verlangen naar een tweede
kind bleef bestaan en lukte het om via IVF
zwanger te worden. In januari van dit jaar
beviel Maaike van een gezonde zoon.
Alles aan gedaan
“We hebben lang gewacht om deze stap
te zetten”, kijkt Maaike terug. “Ook
al omdat ik meestal sterk reageer op
hormonale veranderingen. Ik had er
altijd een beetje angst voor: tijdens het
IVF-traject krijg je van alles ingespoten.
Wat doet dat met je lichaam? Het is en
blijft een niet natuurlijke manier en we
hebben geprobeerd dat zo lang mogelijk
op afstand te houden. Maar op een
gegeven moment is de wens zo groot
en is duidelijk dat het op de natuurlijke
manier niet lukt. Inmiddels waren we
ook weer een paar jaar verder. En we
wilden het gevoel hebben dat we er in
ieder geval alles aan hadden gedaan.”
Eenmaal in het traject merkte Maaike
dat ze de grenzen steeds weer een beetje
verlegde. Een IUI-behandeling, waarbij
geoptimaliseerd zaad van de partner
wordt geïnsemineerd, was voor Maaike
al behoorlijk zwaar omdat ze sterk op
de hormonen reageerde. “Het vraagt
veel energie en ook van je inzetbaarheid
op je werk en je omgeving. We vonden
IVF aanvankelijk een brug te ver, maar
uiteindelijk zijn we die brug toch
overgegaan.”
Kwaliteit van leven
Nu met de bevalling het verhaal zo’n
beetje achter de rug is, kan Maaike het
verschil in de kwaliteit van leven bepalen.
“Voordien hield het ons enorm bezig.
Het zit altijd in je achterhoofd. Zwanger
zijn en kinderen krijgen speelde ook
bij onze familie en vrienden een grote
“Zodra je zelf open bent,
krijg je dat ook terug en die
uitwisseling levert je veel op”
komst van de baby is de rust weergekeerd.
“De onrust die we hadden en die alles
overschaduwde, is verdwenen. Ik stond er
mee op en ging er mee naar bed. Het was
een heel emotioneel proces.” De rol van
andere gezinsleden was groot. “We waren
er altijd open over, er was geen geheim
en iedereen wist in welke fase we zaten.
Soms was extra opvang nodig. En door de
openheid was er begrip voor hoe ik soms
reageerde.” De zwangerschap zelf was
ook nog eens een zware, wat opnieuw om
de nodige ondersteuning vroeg. “Zodra je
zelf open bent, krijg je dat ook terug en
die uitwisseling levert je veel op.”
Medaille
“In alles in het leven kun je je best doen,
zoals een opleiding, maar hier heb je
bijna geen invloed op. Het voelt als een
overwinning dat het is gelukt, anders had
ik moeten accepteren dat het niet anders
was. Deze kant van de medaille is zoveel
mooier.” Oftewel: het had ook anders
kunnen aflopen en het was een lang en
moeizaam proces. Dat realiseert Maaike
zich ook: “We hebben op een gegeven
moment begeleiding gezocht om met
elkaar in gesprek te blijven als partners
tijdens het IVF-traject. Dat was belangrijk
om elkaar te kunnen blijven steunen.”
rol, er werden voortdurend kinderen
geboren of mensen kondigden aan dat ze
zwanger waren. Dat vond ik wel heftig.
Dan vergeet je ook wel eens te kijken naar
wat je al hebt: een gezonde zoon.” Met de
Maaike van Amstel en haar gezin
INTERVIEW
Kinderwens gaat over zingeving
De impact van een traject om een kinderwens in vervulling te laten gaan, kan immens zijn.
W
ensouders die niet spontaan
zwanger raken, alleenstaande
vrouwen en lesbische stellen, kunnen in
Nederland terecht bij een van de dertien
klinieken in Nederland met een eigen
IVF-laboratorium. Een dergelijk traject
kan met veel verdriet en pijn gepaard
gaan, zegt dr. Ben Cohlen. Cohlen leidt
met embryoloog Max Curfs het Isala
Fertiliteitscentrum in Zwolle, onderdeel
van het Isala Vrouw-kindcentrum.
Welke oorzaken zijn er voor verminderde
vruchtbaarheid?
“Bij ongeveer 25 procent van de stellen
is sprake van onverklaarde verminderde
vruchtbaarheid. Bij ongeveer 75 procent
is de man of vrouw of zijn allebei
verminderd vruchtbaar. Vrij vaak komen
eisprongproblemen voor, zoals de veel
voorkomende hormoonstoornis PCOS.
Ook endometriose en verklevingen zien
we regelmatig. De leeftijd van de vrouw
is een heel belangrijke factor. Is zij
ouder dan 38, dan is de kans na een jaar
proberen fors verminderd dat het alsnog
spontaan gebeurt. In Nederland hebben
vrouwen gemiddeld een hoge leeftijd als
zij hun eerste kind krijgen.”
Welke behandelingen zijn er?
“Bij onverklaarde verminderde vruchtbaarheid beginnen we meestal met de
vruchtbaarheid van man en vrouw wat
te vergroten. Bij de vrouw door een lichte
hormonale stimulatie te geven, waardoor
maximaal twee eitjes tot rijping komen.
traject als dit gaat soms dan ook met veel
verdriet en pijn gepaard. En is het vaak
lang wachten tussen hoop en vrees. Wij
weten heel erg goed wat de impact van
een dergelijk traject kan zijn. Daar moet
je als kliniek optimaal op zijn toegerust.
Wij zijn een van de meest patiëntgerichte
klinieken, dat krijgen we ook van de
patiëntenvereniging terug.”
Dr. Ben Cohlen
Bij de man door het sperma op te werken
en dat rond de eisprong te insemineren
bij de vrouw. Donorinseminatie passen
we met name bij alleenstaande vrouwen
of lesbische stellen toe. Ovulatieinductie is geschikt voor vrouwen die
geen eisprong hebben. Tenslotte zijn er
IVF en ICSI, waarbij de bevruchting in
het laboratorium plaatsvindt, waarna
het bevruchte eitje in de baarmoeder
geplaatst wordt.”
Wat is de gangbare weg voor mensen met
vruchtbaarheidsproblemen?
“Voor de heteroseksuele stellen die niet
spontaan zwanger raken, is de eerste stap
naar de huisarts. Na een intakegesprek
en enkele testen, waaronder een
spermaonderzoek, verwijst de huisarts door
naar een van de vruchtbaarheidsklinieken
in Nederland. Het Isala Fertiliteitscentrum
is daar een van. Wij brengen met deze
mensen eerst in kaart welke onderliggende oorzaken aan de verminderde
vruchtbaarheid ten grondslag kunnen
liggen. Wij berekenen dan de kans dat het
alsnog spontaan lukt. Is die groter dan 30
procent, dan hebben we met de minister
afgesproken dat het paar het minstens nog
een half jaar zelf probeert.”
Worden mensen die een traject ingaan
daarin mentaal begeleid?
“Een kinderwens gaat over zingeving. Een
Vruchtbaarheid is van zo veel factoren
afhankelijk; zijn daarin ontwikkelingen?
“Er is veel onderzoek gaande. We gaan in
Nederland pas over op een nieuwe techniek
als die techniek zich heeft bewezen en
veilig is, in tegenstelling tot veel andere
landen waar nieuwe technieken zonder
gedegen onderzoek ingezet worden. Zo
is er de techniek assistedhatching, dat
de embryo uit zijn schilletje ‘helpt’. Het
Isala Fertiliteitscentrum heeft dat thema
opgepakt; wij onderzoeken of dat veilig
is en meer zwangerschappen realiseert.
Sowieso zijn wij binnen het Isala Vrouwkindcentrum continu bezig met wat wij
kunnen verbeteren.”
MEER INFO
Dokter van Heesweg 2
8025 AB Zwolle
www.isala.nl/fertiliteit
16
PULSE MEDIA GROUP
|
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
VAN DE REDACTIE
Ontvangen én zelf doneren maakt het geluk compleet
Als je om zwanger te worden afhankelijk bent van een donor, geeft zelf doneren aan een ander een dankbaar gevoel.
A
ls kinderen krijgen niet vanzelfsprekend is maar wél een
vurige wens, ga je op zoek naar
mogelijkheden die bij je passen. Die
hebben Marjolijn en Sarah van Teeffelen
gevonden middels een zaadceldonor en
interrelationele eiceldonatie. Maar niet
alleen dat, ze kunnen uiting geven aan
de dankbaarheid jegens hun donor door
zélf te doneren. En dat is mooi.
Auteur: Kitty Rotteveel
Adoptie?
Marjolijn en Sarah zijn inmiddels tien
jaar getrouwd en heel gelukkig met
hun zoontje van 21 maanden. “Maar
daar ging een zoektocht aan vooraf”,
zegt Sarah. ‘Ik kom uit Amerika en had
daar van mijn gynaecoloog al een lijst
meegekregen van zaadceldonoren. Maar
ik voelde me daar niet goed bij, alsof ik
een derde wiel aan de wagen zou zijn.
Toen ik eenmaal in Nederland woonde
hebben we gekeken naar zowel adoptie
als ook pleegouderschap. Een kindje dat
niet méér van de een of de ander was,
een kindje van ons beiden. Adoptie en
pleegouderschap kosten veel geld en
tijd. Onze spaarcentjes zaten echter in
onze reizen op en neer naar Amerika. We
kwamen uit op de gedachte: misschien
blijven we kinderloos?’
Partner
Totdat ze toevallig hoorden van
interrelationele eiceldonatie. Hierbij
doneert, binnen een lesbische relatie, de
ene vrouw een eicel. Vervolgens vindt
IVF plaats en wordt de bevruchte eicel
teruggeplaatst bij de andere vrouw. Sarah
vervolgt: “dat dit bestáát, dachten we
beiden, wat geweldig! Zo kan je zwanger
worden van je partner.” Ze zochten
contact met de kliniek en gingen het
traject in. Tijdens gesprekken met een
psycholoog werd gevraagd naar hun
onderbouwing en motivatie. Maar óók
de mogelijkheid van zelf doneren kwam
ter sprake. Vrouwen die vervroegd in
de overgang raken, of door bijvoorbeeld
chemotherapie geen eicellen meer
produceren, zijn afhankelijk van donatie.
Marjolijn vervolgt: “wij waren zo blij
dat iemand ons wil helpen, dat we het
idee om iets terug te kunnen doen voor
een ander gezin heel fijn vonden. Zelf
doneren, we hebben er niet lang over
hoeven nadenken. In het traject voor IVF
onderga je een hormoonbehandeling om
meerdere eicellen tegelijk te laten rijpen.
Bij de eisprong zijn vervolgens ongeveer
tien eicellen geschikt. De eerste vier
eicellen gaan naar jezelf, de volgende vier
gaan naar een ontvanger en als er meer
zijn dan acht gaat de rest om en om naar
jezelf en een andere vrouw.” Bij Marjolijn
en Sarah kwam het tot tweemaal toe tot
een zwangerschap van Marjolijn. Deze
eindigden in een miskraam. “Omdat wij
de luxe hebben van twee baarmoeders”,
zoals Sarah zegt, “is de volgende poging
tot een zwangerschap bij mij gedaan. En
ruim twintig maanden geleden is onze
zoon geboren.”
Open
Een eicel- of zaadceldonatie is sinds
2004 niet meer anoniem. De kliniek
matcht de donoren en de ontvangers,
en registreert dit. Dit gebeurt op basis
van uiterlijke kenmerken. Sarah: “onze
zaadceldonateur heeft aangegeven dat
een lesbisch stel geen probleem was. Dat
gaf ons een goed gevoel. Ook werd ons
direct gevraagd of we meerdere kinderen
willen. In dat geval wordt deze donor
voor ons ‘gereserveerd’ tot de kinderwens
vervuld is. En ja, de eicellen die wíj
gedoneerd hebben kunnen ertoe leiden
dat een kind op zoek gaat naar zijn donor.”
In de puberteit kan een kind sociaalmaatschappelijke gegevens opvragen als
werk of hobby’s. Vanaf zijn zestiende
kan het de gegevens die bekend
zijn bij de gemeente opvragen.
Sarah en Marjolijn zullen er
tegenover hun zoon open
over zijn. “Dat kan ook
niet anders met twee
vrouwen
als ouders!”, aldus Marjolijn.
“Voor ons staat voorop dat we andere
mensen kunnen helpen en dat is goed.
Wij zijn nu zo gelukkig, mijn leven heeft
rust en invulling door dit kindje. We
willen graag nog een broertje of zusje
voor onze zoon, dus we gaan verder
in dit traject. We hopen erop dat ik nu
de zwangerschap kan dragen met een
bevruchte eicel van Sarah.” Marjolijn
geeft aan dat als hun kinderwens
eenmaal vervuld is, zij ervoor open staat
om nogmaals te doneren, ook al zit daar
een hormonaal traject aan vast. Iedereen
heeft het recht om geholpen
te worden in zijn of haar
kinderwens, maar in
het zelf doneren kun je
dankbaarheid kwijt om
anderen te kunnen helpen.
En de reacties uit de omgeving?
Die waren allemaal positief. Veel
nieuwsgierigheid of onwetendheid,
zoals die bij Marjolijn en Sarah in eerste
instantie ook aanwezig was. Maar het
feit dat je met je partner op deze manier
een kindje op de wereld kan zetten, is
prachtig.
INTERVIEW
Oplossing voor tekort aan donoren
Wensouders die voor donatie willen kiezen, krijgen de mogelijkheid iets terug te doen.
W
ensouders kunnen afhankelijk
zijn van eicel- of zaadceldonatie,
waaraan een tekort is en waarvoor een
wachtlijst bestaat. Wensouders voor
Wensouders kan daarvoor een oplossing
zijn, zegt Marloes Verhulst, psycholoog
bij vruchtbaarheidskliniek Nij Geertgen.
Hoe is het idee voor Wensouder voor
Wensouders ontstaan?
“Ongeveer de helft van de 800 wensouders
die zich ieder jaar bij ons melden, is
afhankelijk van een zaad- of eiceldonor:
alleenstaande vrouwen, lesbische stellen
of man-vrouwkoppels bij wie sprake is van
verminderde vruchtbaarheid. Er is een
tekort aan donoren en voor de zaadcel- en
eicelbank bestaat een wachtlijst. Wij willen
wensouders meteen kunnen helpen.”
Wat houdt Wensouders voor Wensouders in?
“De wensouders die zich bij ons melden,
Marloes Verhulst
vragen wij of zij willen overwegen ook
zelf donor te zijn. Denk aan een manvrouwkoppel dat eiceldonatie vraagt
en een zaadceldonatie kan doen. Of een
lesbisch stel dat eiceldonatie doet. Mensen
die met donatie te maken krijgen, hebben
er meestal al veel over nagedacht. Zij weten
goed wat het is om afhankelijk te zijn van
een donor. Nadat we de onderwerpen
hebben besproken die met donatie
samenhangen, komt de mogelijkheid om
zelf te schenken aan bod. Een psycholoog
bespreekt met hen wat er bij komt kijken.
Denk aan de situatie dat een donatie bij
jou niet lukt, maar de schenking die je
deed, wel slaagt. En hoe kijk je aan tegen
het afstaan van jouw genen? Allemaal
kwesties om van te voren goed bij stil te
staan. Het is bovendien essentieel om goed
te weten wat de medische impact van een
traject als IVF is.”
Hoe reageren wensouders op dit initiatief?
“Mensen hebben daar of nog niet over
nagedacht, of ze komen juist naar ons toe
omdat ze het belangrijk vinden om wat
terug te doen voor de donatie die zij zelf
ontvangen. Meedoen aan Wensouder voor
Wensouders is vrijwillig. Mensen krijgen
bijvoorbeeld geen korting op hun eigen
traject of voorrang.”
Is een psycholoog standaard aan iedere
vruchtbaarheidskliniek verbonden?
“Nee, dat is niet standaard. Maar wij vinden
dat wie als wensouder een donor nodig heeft,
op begeleiding van een psycholoog mag
rekenen. Mensen zitten soms met een stukje
rouwverwerking. Bijvoorbeeld omdat ze
afscheid moeten nemen van het idee dat zij
een kind met hun eigen genen op de wereld
zullen zetten. Er spelen daarnaast heel veel
vragen bij mensen met een kinderwens.
Wij vinden het essentieel dat wij hen daarin
begeleiden.”
MEER INFO
NijGeertgen, Centrum voor vruchtbaarheid
Ripseweg 9, 5424 SM Elsendorp
(Gemeente Gemert-Bakel)
0492 366634
[email protected]
PULSE MEDIA GROUP
|
17
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
VAN DE REDACTIE
Vrouwenbesnijdenis, hoe staat Nederland ervoor?
Een actieve opstelling leidt tot een attitudeverandering.
S
inds de jaren 90 heeft Nederland
te maken met immigranten uit
Afrikaanse landen waar besnijdenis
gemeengoed is. Toen een nieuw
fenomeen, inmiddels een onderwerp
dat op meerdere fronten stevig op de
kaart is gezet.
sleutelpersonen uit de gemeenschappen
zelf cruciaal is.” Deze sleutelfiguren
zijn getraind om voorlichting te geven,
bijvoorbeeld over gezondheidsgevolgen
van besnijdenis, waar kun je terecht voor
gezondheidsklachten of reconstructies,
de strafbaarheid in Nederland. Zij zijn
onmisbaar om een attitudeverandering
binnen te gemeenschap zelf tot stand te
brengen.
Auteur: Kitty Rotteveel
VGV, vrouwelijke genitale verminking, is
de term die gebruikt wordt voor vrouwenof meisjesbesnijdenis. Eerst wat feiten:
wereldwijd zijn er tussen de 100 en 140
miljoen vrouwen besneden, waarvan in
Nederland 30.000. Er lopen 3 miljoen meisjes
de kans besneden te worden, waarvan 40 á
50 in Nederland. Deze kans wordt realistisch
wanneer ze hun land van herkomst
bezoeken. Er zijn geen aanwijzingen dat in
Nederland besnijdenissen voorkomen.
Sleutelfiguren
Pharos, expertisecentrum gezondheidsverschillen,
is
door
de
overheid
aangewezen als landelijk kenniscentrum
meisjesbesnijdenis.
Diana
Geraci,
VGV projectleider, vertelt waarom de
Nederlandse aanpak werkt: “we hebben
hier een goede keten neergezet van
preventie, signalering en wetshandhaving.
De crux is samenwerking tussen alle
partijen, waarbij de betrokkenheid van
Vakantie
Deze ketenbenadering is internationaal
bekend als de Dutch Chain Approach.
Zo is er ook vanuit het buitenland
interesse voor de
‘verklaring tegen
meisjesbesnijdenis’ die ondertekend
is door het ministerie van Justitie
en VWS. Deze verklaring wordt door
jeugdverpleegkundigen gegeven aan
families die op vakantie gaan naar het
land van herkomst. Zij kunnen dit als
argument gebruiken naar familie toe, om
te tonen dat dit in Nederland strafbaar is.
Hersteloperatie
Vrouwen die in Nederland kiezen voor
een hersteloperatie, moeten deze meestal
zelf betalen, omdat alleen verminkingen
die ‘in het oog springen’ worden vergoed.
Een werkgroep op initiatief van de
beroepsgroepen
voor
gynaecologen
en plastisch chirurgen is bezig met
een protocol over reconstructieve
chirurgie. In een kamerbrief van april
2014 geeft minister Schippers van WVS
aan dat, zodra dit protocol is afgerond,
zij
hersteloperaties
van
genitale
verminkingen onder de zorgwet zal
brengen.
ADVERTORIAL
Schaam jij je voor je genitaliën?
Een luisterend oor maakt het verschil!
O
p tv lijkt een genitale ingreep zo
makkelijk, maar dat is het niet. Een goede
intake, voorlichting, degelijke procedures en
goede artsen zijn essentieel. Plastisch chirurg
Refaat Karim is bij het VUmc in Amsterdam
gepromoveerd op Vaginoplasty in Transsexuals en was jarenlang afdelingshoofd van
een groot perifeer ziekenhuis in Amsterdam,
voordat hij Kliniek Amstelveen startte.
Hij is een van de weinigen ter wereld die
reconstructie na vrouwenbesnijdenis kan
uitvoeren en geeft daar ook lezingen over.
Waarom van ziekenhuis naar kliniek?
“In een ziekenhuis is de tijd voor een gesprek
tussen arts en patiënt gelimiteerd. Ondanks
de gelijkwaardige verhouding geef je je
als patiënt toch over. Genitale chirurgie
kent een hoge drempel om te bespreken,
daarom moet een arts sensitief zijn en in
een kleine setting persoonlijke aandacht
geven. In een ziekenhuis draait het vaak om
productiecijfers in plaats van om mensen
met een probleem. Hoe klein of groot dan
ook. Daarom moet je rust nemen en de tijd.
Goed luisteren om te adviseren een ingreep
wel of niet te doen. Verzekerde zorg of
niet, wij helpen iedereen. Mensen kunnen
laagdrempelig en snel terecht, het gaat hier
om de menselijke maat.”
Welke behandelingen zijn mogelijk?
“Behalve schaamlipcorrecties doen we
bijvoorbeeld borst corrigerende operaties,
handchirurgie en huidprobleem oplossende
operaties. Ook hebben we een complicatiespreekuur om problemen veroorzaakt door
niet-afbreekbare fillers te behandelen.Verder
kan door veroudering of na een bevalling
een structurele verandering in de vagina en
ondersteuning van de urinebuis optreden.
Hiervoor bieden we als enige in Nederland
een inwendige laserbehandeling die de
vaginawand verstrakt en urineverlies door
Dr.Karim te midden van het medisch team Kliniek Amstelveen
stressincontinentie vermindert (FemiLift).
Mannen kunnen terecht voor herstel van een
niet goed uitgevoerde besnijdenis.”
Wat brengt de toekomst?
“We verspreiden onze kennis over
genitale reconstructie naar artsen over
de hele wereld, via ons internationale
opleidingscentrum Desert Flower Surgical
Trainings Center. Zo helpen we nog meer
besneden vrouwen. Daarnaast hoop ik dat
ziekenhuizen en klinieken elkaar gaan
versterken in plaats van beconcurreren. Ik
vind de tucht van de marktwerking in de
zorg soms gevaarlijk en ook niet des dokters.
Het gaat toch om kennisdelen en de zorg
voor mensen!”
MEER INFO
Kliniek Amstelveen
www.kliniekamstelveen.nl
020 – 53 00 393
[email protected]
INTERVIEW
Bekkenbodemproblemen en seksuele klachten
Goede zorg door een multidisciplinaire aanpak.
H
onderdduizenden vrouwen hebben
bekkenbodemproblemen. Toch is
het nog een groot taboe: mensen praten
niet gemakkelijk over incontinentie of
problemen met seksualiteit. Dit is spijtig,
omdat er goede behandelingen mogelijk
zijn. De Bekkenbodemkliniek in Medisch
Centrum Wilhelmina (MCW), onderdeel
van het Wilhelmina Ziekenhuis Assen,
is hierin gespecialiseerd. Diverse
specialisten werken er samen tijdens
gezamenlijke spreekuren. Gynaecoloog
Peet
Stienstra
en
gynaecoloog/
seksuoloog Esther Scheers zijn twee van
hen.
Wat is de meerwaarde van een multidisciplinaire aanpak?
Peet Stienstra: “De samenwerking met
verschillende behandelaars: gynaecologen,
urologen,
bekken-fysiotherapeuten,
seksuologen en een colorectaal chirurg.
zelf ook niet altijd volledig op de hoogte
van de nieuwste behandelmogelijkheden.
Vooral bij incontinentie van ontlasting
is de gêne groot.” Scheers vult aan: “Dit
geldt ook voor seksuele problemen. Vrijen
moet vanzelf gaan, vindt men vaak. Als
dat niet zo is, wordt er niet snel om hulp
of advies gevraagd. In onze praktijk
maken we deze klachten bespreekbaar.”
Onderling zijn er korte lijnen die het
mogelijk maken om snel een diagnose te
stellen en patiënten van een behandeladvies
te voorzien.” Esther Scheers: “Voor elke
behandeling geldt dat het belangrijk is
patiënten zo goed mogelijk te informeren.
Zij hebben een belangrijke stem in de
keuzes die worden gemaakt.”
Welke aandoeningen vallen onder
bekkenbodemproblemen en seksuele
klachten?
Stienstra:
“Bekkenbodemgerelateerde
klachten zijn verzakkingsklachten van
blaas, baarmoeder of darm, al dan niet in
combinatie met ongewenst urineverlies of
verlies van ontlasting. De aandoeningen
leiden tot ongemak en schaamte.”
Scheers: “Bij seksuele klachten gaat het
vaak om pijn tijdens de gemeenschap.
Dit komt het meest voor bij vrouwen
rond de twintig jaar en bij vrouwen na de
Esther Scheers en Peet Stienstra
overgang.” Voelen patiënten zich vrij om
hun klachten met een arts te bespreken?
Stienstra: “Veel vrouwen schamen zich.
Het kan soms lang duren voordat men
voor deze klachten naar een arts gaat. Men
vindt het moeilijk om de klachten met de
huisarts te bespreken. Huisartsen zijn
MEER INFO
Wilhelmina Ziekenhuis Assen
Europaweg-Zuid 1
9401 RK Assen
0592 32 55 55
www.wza.nl
18
PULSE MEDIA GROUP
| VROUW, KIND EN GEZONDHEID
INTERVIEW
Onzeker over je uiterlijk?
Daar mag je best iets aan laten doen!
E
r wordt veel geschreven over
cosmetische behandelingen en ook
op tv barst het van de make-overs.
Door de media verwachten sommige
mensen wonderen, terwijl anderen
juist een schrikbeeld van wanprestaties
hebben. Ook bij Medisch (MC) en
Esthetisch centrum (EC) Jan van Goyen
in Amsterdam-Zuid krijgen ze veel
vragen over dit onderwerp. Hoe gaat
de kliniek met deze ontwikkeling om?
“Vakmanschap,
goede
voorlichting
en
verwachtingsmanagement
zijn
essentieel bij esthetische chirurgie,”
vindt directeur Jolanda Wakkerman.
Naast de klassieke plastisch-chirurgische
behandelingen zoals borstvergrotingen
en facelifts worden bij het esthetisch
centrum ook behandelingen gedaan
met botox, fillers en huidtherapie.
Plastisch chirurgen Mark-Bram Bouman
en Marlon Buncamper houden naast hun
praktijk bij het VUmc ook spreekuur bij
de kliniek aan het Concertgebouwplein.
Ook zij geloven in het managen van
verwachtingen. Ze zijn beiden actief lid
van het kennis- en zorgcentrum voor
genderdysforie (genderteam) van het
VUmc en leiden plastisch chirurgen op in
deze gespecialiseerde chirurgie.
Wat zijn de aandachtsgebieden?
Bouman, die studeerde aan de Vrije
Universiteit en in het VUmc is opgeleid tot
plastisch reconstructief genderchirurg:
“Ik doe de meeste plastisch chirurgische
behandelingen,
maar
ik
heb
als
belangrijkste aandachtsgebieden genitale
chirurgie, reconstructief en transgender,
en borstchirurgie. We kunnen zowel
reconstructief als cosmetisch vergroten,
verkleinen en verstevigen. Als plastisch
chirurg word je opgeleid om te kijken naar
vorm in relatie tot functie. Gecombineerd
met anatomische kennis en vaardigheden
kom je tot chirurgische mogelijkheden.
Dit geldt voor de genitaliën, maar ook voor
andere delen van het lichaam. ”Hij merkt
in zijn praktijk een toename aan verzoeken
voor genitale chirurgie: “Vrouwen worden
steeds zelfbewuster. Moeders die na de
bevalling naar de plastisch chirurg gaan,
hebben vaak jarenlang met hun probleem
sportschool en zien dan de verschillen. Het
is onze taak om daar doorheen te kijken
en te achterhalen waarom iemand iets
wil laten doen en wat we voor hen kunnen
betekenen.”
Buncamper (l) en Bouman (r) in gesprek met een patiënt
rondgelopen. Het is niet een gril van
jonge meiden in strakke stringetjes, er is
een grote groep die er last van heeft. De
partners zitten er niet mee, het is puur
voor de vrouwen zelf. Wij moeten ons
kunnen verplaatsen in wat iemand wil. Het
probleem moet objectiveerbaar zijn en we
moeten er een chirurgische oplossing voor
hebben, zonder dat de patiënt daarbij teveel
risico’s loopt. Als iemand niet reëel is in z’n
verwachtingspatroon, is dat voor ons een
grens. Dat geldt voor álle ingrepen, maar
zeker als het om dit soort ingrepen gaat.
We hebben allebei het Europees Fellowship
Examen Medische seksuologie afgerond
en zijn als medisch seksuoloog expert op
dit gebied. Als iemand een problematische
seksuele relatie heeft en dit volledig
toeschrijft aan een incorrecte schaamlip,
dan kunnen wij deze wel repareren, maar
dat wil niet zeggen dat de seksuele relatie
dan meteen goed is.”
Niet zomaar snijden dus?
Bouman: “Het gaat zeker niet alleen om
snijden in gezond vlees. Soms is een operatie
gewoon medisch noodzakelijk. Zo had ik
laatst een patiënt die vroeger haar buitenste
schaamlippen had laten verkleinen. Daar is
toen zoveel weggehaald, dat de vulva continu
open stond. Dat is ontzettend vervelend,
want de uitgang van de plasbuis en vagina
is minder bedekt. Dat voelt onprettig en
geeft klachten. Dit was duidelijk een niet
goed uitgevoerde cosmetische ingreep, die
een functioneel probleem oplevert. En je ziet
ook dat als vrouwen ouder worden, zij vet
verliezen uit hun buitenste schaamlippen
en dan kan zo’n probleem erger worden.
Door onze specifieke kennis en chirurgische
ervaring is zo’n probleem toch op te lossen
met een corrigerende operatie.” Buncamper
beaamt wat Bouman zegt. Hij studeerde
in Maastricht en is in Gent opgeleid tot
plastisch reconstructief genderchirurg. Zijn
specialismen zijn genderreconstructie en
genitale chirurgie, maar voornamelijk ook
borstreconstructie en esthetische chirurgie.
Hij werkt sinds vijf jaar bij het Jan van Goyen.
Hoe zit het met vergoedingen?
Buncamper: “Als het om genitale chirurgie
gaat, worden sommige behandelingen
vergoed. Maar bij een schaamlipcorrectie
is het lastig vast te stellen of iemand
minder goed functioneert of dat het
om een aangeboren afwijking gaat. Van
iemand met te zware borsten is bekend dat
zij nek- en rugklachten kan krijgen, dan
kan een borstverkleining helpen. Sommige
vrouwen hebben al van jongsaf aan last
van iets en jarenlang getobd om de stap te
nemen het te laten behandelen. Gelukkig
wordt esthetische plastische chirurgie wel
steeds beter bespreekbaar. En natuurlijk
spelen trends ook een rol. Vrouwen kijken
naar andere vrouwen in tijdschriften, op
internet, tijdens de yogales, in de sauna of
Wat kunnen mensen bij MC en EC Jan van
Goyen verwachten?
Wakkerman: “De kliniek richt zich niet
alleen op esthetische zorg, maar is breder
georiënteerd. Opgericht in 1996 als
buitenpoli van twee ziekenhuizen en bedoeld
als aparte plek voor laagdrempelige en
planbare zorg dichtbij. En dichtbij betekent
dan: dicht bij de patiënten. In AmsterdamZuid, makkelijk bereikbaar en middenin de
wijk. Door de kleinschaligheid kan de kliniek
kwalitatief goede zorg bieden op een prettige
en persoonlijke manier. Hier ben je een
naam in plaats van een nummer. Daarnaast
zijn er korte wachttijden. Een spoedeisende
hulp of een intensive care is niet aanwezig,
maar je kunt hier wel terecht voor veel
gangbare aandoeningen en behandelingen.
De specialisten in het medisch centrum
doen bijvoorbeeld veel staaroperaties,
orthopedische behandelingen op het
gebied van voet en enkel, schouder
en
knie,
spataderbehandelingen
en
pijnbehandelingen. Deze kwalitatief goede
zorg is mogelijk, omdat in de kliniek ervaren
specialisten werken. Veel van de specialisten
werken ook in ziekenhuizen zoals het
OLVG en VUmc. Het grootste deel van de
zorg die de kliniek levert, is verzekerde
zorg. Daarnaast zijn ook onverzekerde
alternatieven mogelijk voor zorg die niet in
het basispakket zit. Het esthetisch centrum
biedt een groot palet aan mogelijkheden
om mensen snel en professioneel op weg te
helpen.”
MEER INFO
Medisch Centrum Jan van Goyen
Jan van Goyenkade 1
020 - 305 58 00
www.jvg.nl
Esthetisch Centrum Jan van Goyen
Concertgebouwplein 1
020 - 3055847
www.ecjanvangoyen.nl
INTERVIEW
Gynaecologische klachten zijn intiem
Daarom zijn intimiteit, vertrouwen en discretie belangrijke aspecten.
V
rouwen
met
gynaecologische
klachten bespreken deze liever
in een kleine, vertrouwde setting. Bij
gynaecoloog Carla van der Wijden
staat betrokkenheid, luisteren en
persoonlijke aandacht centraal. Haar
speciale aandachtsgebieden zijn anticonceptie, de bekkenbodem (inclusief
incontinentie) en endocrinologie.
Waarvoor komen vrouwen naar een
polikliniek gynaecologie?
“Eigenlijk voor allerlei algemene
gynaecologische
klachten
zoals
menstruatieproblemen,
seksuele
problemen, verzakkings- en/of incontinentieproblemen,
vruchtbaarheidsproblemen,
overgangsklachten
of voor een second opinion. Vrouwen
met zulke problemen kunnen zich
verloren voelen in een groot ziekenhuis.
Daarom ben ik vanuit het ziekenhuis
Carla van der Wijden
in een kleiner centrum gaan werken.
Om vrouwen meer tijd te bieden en
op een laagdrempelige manier persoonlijke aandacht te geven. Intimiteit,
vertrouwelijkheid en discretie zijn
belangrijke aspecten.”
Vertel eens over het principe ‘shared
decision making’?
“Patiënten worden steeds zelfredzamer
en komen soms met een complete
uitdraai van internet om hun probleem
te bespreken. De gynaecoloog sluit dan
aan bij wat de patiënt weet en belangrijk
vindt, treedt op als counselor en geeft
een advies. Vrouwen kunnen hierna
een bewuste keuze maken om iets
wel of niet te doen. Dat wordt ‘shared
decision making’ genoemd. Huisartsen
spelen ook een belangrijke rol, want die
verwijzen patiënten naar ons. Daarnaast
komen vrouwen binnen via internet,
een andere specialist of door mond-totmondreclame.”
Wat is er anders dan in de bestaande
zorg?
“Iedereen is welkom, voor zowel
verzekerde als onverzekerde zorg.Er
is ook een avondspreekuur, want tijd
voor vrouwen en de menselijke maat
is belangrijk. Verder is het een gewone
polikliniek met twee gynaecologen, een
echoscopist en een verpleegkundige.
Er wordt nauw samengewerkt met
een fysiotherapeut, seksuoloog en
psycholoog. Ik denk dat het verdiepen in
de vrouw en de een-op-een benadering
een aangename aanvulling is op de
bestaande zorg.”
MEER INFO
Medisch Centrum Jan van Goyen
Locatie Emmastraat
020 - 305 58 00
www.jvg.nl
PULSE MEDIA GROUP
|
19
VROUW, KIND EN GEZONDHEID
VAN DE REDACTIE
Bedplassen is best een taboe
Hoe ga je daarmee om als kind, maar ook als ouder?
A
ls een kind van vijf jaar of ouder ’s
nachts de plas niet kan ophouden,
dan spreken we over bedplassen. Dat
doet een kind niet met opzet en komt
niet door veel drinken of te diep slapen.
Hoe ga je daarmee om, ook als ouder?
Auteur: Annemiek de Waard
Marjan is 16 jaar en heeft last van
bedplassen: “Thuis is het geen probleem.
En als vriendinnen vragen of ik kom
logeren, verzin ik altijd een smoesje.”
Eén goede vriendin weet het wel en een
nichtje, dat het zelf ook heeft gehad.
Toen ze naar een nieuwe school ging en
nieuwe vriendinnen kreeg, is het acht
maanden goed gegaan. “Maar ineens ging
het toch weer mis, super stom.”Ze heeft
“Eigenlijk ben je telkens
smoesjes aan het verzinnen.
De kinderen kunnen niet
bij vriendjes logeren of op
zomerkamp”
medicijnen en plaswekkers geprobeerd.
Die hielpen even, daarna ging het weer
mis.“Nu heb ik een bedplastraining van
vier dagen en drie nachten gedaan en op
dit moment gaat het goed. Het is fijn om
er met anderen over te praten. Het was
een groepje van zes personen, onder wie
mijn broer Jim van 14 jaar.”
Smoezen
Moeder Susan: “Eigenlijk ben je telkens
smoesjes aan het verzinnen. De kinderen
kunnen niet bij vriendjes logeren of
op zomerkamp.” Ze heeft destijds op
internet gezocht, maar kon geen goede
tips of producten vinden. Toen dochter
Marjan vijf jaar was, heeft ze haar eerste
onderzoek in het ziekenhuis gehad.
Er is een echo van de buik gemaakt
en urine afgegeven, maar er was niks
te vinden. Een plaswekker hielp niet:
Marjan sliep zo diep dat ze ‘m niet hoorde,
maar de rest van het gezin wel. Daarna
heeft ze twee weken medicijnen voor
urinevermindering geprobeerd, dat hielp
ook niet. Susan: “Ik wilde haar ook niet zo
jong al aan de medicatie hebben.” Ze zijn
bij de osteopaat geweest en zelfs bij een
paragnost. Toen Marjan twaalf of dertien
was ging het ineens goed, maar toen weer
niet. Susan vertelt dat haar man en zijn
zus het ook hebben gehad.
Luiers
Zoon Jim had een bedplastraining in het
ziekenhuis gedaan, maar na een maand
ging het weer mis. Susan heeft toen een
second opinion aangevraagd en het laatste
redmiddel was het bedplascentrum. “Bij
Marjan gaat het nu goed, maar bij Jim
niet. Het heeft denk ik ook met kracht
en wilsvermogen te maken, Marjan gaat
er honderd procent voor.” Jim droomt
en slaapt zo vast, dat het signaal van de
plaswekker bij hem niet binnenkomt. Hij
slaapt diep en de urineproductie blijft
hetzelfde als bij kleinere kinderen. Een
drankje om de urine te verminderen hielp
ook niet. Jim wil ook nooit ergens slapen
en zeker geen luier om. Susan: “Ik heb
altijd luiers moeten kopen en het viel me
op dat de grootste maat, dat wil zeggen
tot vijftig kilo, altijd uitverkocht was.
Volgens mij is het best nog een taboe en
zou het meer bespreekbaar moet worden.
Ik ben er zelf nuchter en open over en
praat er wel met vrienden over.”
Balen
Susan toont veel medeleven en begrip,
maar af en toe baalt ze ook als ze voor
de zoveelste keer het beddengoed moet
verschonen. “Soms heb ik iets van ‘Kom
op! We doen alles voor jullie, mag ik
dan ook even zeiken?’ Mijn man is veel
zorgzamer en vindt dat ik dan zeur, maar
het moet niet mijn probleem worden.
Daarom moeten de kinderen zelf hun
was naar de machine brengen.” Per
toeval kwam ze ongeveer anderhalf jaar
geleden in de winkel van het ziekenhuis
speciale flanellen hoezen met brede
insteekhoezen tegen. “Echt ideaal, want
soms is er lekkage naast de luier. Had ik
die hoezen maar eerder gevonden! Dat
had me een hoop werk gescheeld. Helaas
vergoedt de verzekeraar het beddengoed
en de luiers niet...”
INTERVIEW
Intensieve training bij bedplassen
De hoofdoorzaak van bedplassen is niet wakker worden van de plasaandrang.
A
ls bedplassen hardnekkig is en
niets helpt, kan een intensieve
groepstraining
uitkomst
bieden.
Continentieverpleegkundige
Zwaan
Mulder initieerde in 1997 zo’n
training voor kinderen en jong
volwassenen en dat kreeg een vervolg.
Zij coördineert nu al 12 jaar het
droogbed- en bekkencentrum van Isala
Diaconessenhuis, maar gaat nu met
pensioen.
Hoe werden hardnekkige bedplassers
twintig jaar geleden geholpen?
“Twintig jaar geleden werden er nog
bijna geen trainingen gegeven voor
bijvoorbeeld kinderen met terugkerende
blaasontsteking. Ook voor bedplassende
kinderen was er weinig aandacht. De
nadruk in de gezondheidszorg lag toen
op ziekte en deze kinderen zijn strikt
genomen natuurlijk niet ziek.”
aandrang te moeten plassen. Dat is dus
ook de insteek van de droogbedcursus; je
moet wat aan de manier van slapen doen.
De eerste nacht maken we ze ieder uur
wakker. Dan vertellen ze met de hand op
hun blaas of ze het nog een uurtje droog
kunnen houden. Dan drinken ze een glas
water en dat herhaalt zich ieder uur.
De training is inmiddels uitgegroeid tot
de huidige droogbedcursus; wat houdt
deze in?
“Kinderen en (jong-)volwassenen die
alles al hebben geprobeerd, verblijven in
groepjes van 6 voor drie nachten, waarin
zij een intensieve training krijgen. De
hoofdoorzaak van bedplassen is dat zij
’s nachts niet wakker worden van de
Lukt het ieder kind om van het bedplassen
af te komen?
“Nee; 70 procent plast een half jaar nadien
niet meer in bed. Nog eens 20 procent
verbetert en voor de overigen rest in ieder
geval het lotgenotencontact. Uiteindelijk
groeien zij er in veel gevallen overheen.”
Is zo’n training voor ieder kind geschikt?
“Er zijn ook trainingen voor kinderen met
zindelijkheidsproblemen in combinatie
met gedrags- of psychische stoornissen.
We doen dat samen met psychologen,
een multidisciplinaire benadering is
dan geboden. We doen daar onder meer
samen met het Radboudumc onderzoek
naar.”
Zijn er ook volwassenen die in bed
plassen?
“Jazeker, het betreft waarschijnlijk
tussen een half en één procent van
alle volwassenen. Ook voor hen zijn
er mogelijkheden om via training of
behandeling van het bedplassen af te
komen. Ons multidisciplinaire team
biedt naast de klinische trajecten,
ook
poliklinische
consulten
en
dagbehandelingen voor volwassenen met
bekkenbodem-problematiek.”
MEER INFO
www.droogbedcentrum.nl/vacature
Mijn Gezondheidsgids is hét online
kennisplatform over gezondheid en zorg.
Lees aangrijpende patiëntverhalen en heldere
expertbijdrages. Kom meer te weten over
ziekten zoals ADHD, COPD, depressie en
kanker. En blijf dagelijks op de hoogte over
innovaties in de gezondheidszorg.
Meld je aan voor onze nieuwsbrief
en ontvang elke 2 weken het laatste nieuws in je inbox
www.mijngezondheidsgids.nl
Download