Samenonderwijsmaken.nl is een initiatief van Pabo Arnhem en Pabo Groenewoud Nijmegen Titel les Themamiddagen Tweede Wereldoorlog Vakgebied Wereldoriëntatie (OJW), geschiedenis (tijd), aardrijkskunde (ruimte), taal en rekenen Doelgroep Tijdsduur Groep 7 en 8 90-120 minuten dag 1/60 minuten dag 2 Korte beschrijving/doel Oorzaken WOII benoemen, belangrijke momenten op tijdslijn plaatsen en uitleggen, betrokken ‘partijen’ benoemen Materiaal Digibord, PowerPoint, filmpjes Hoe richt je de omgeving in Voorbereiding Welke kennis moet je hebben voordat je aan deze opdracht begint Lesbeschrijving Introductie: Woordweb maken met de leerlingen om voorkennis te activeren, PowerPointpresentatie (interactie met leerlingen), sheets en filmpjes Werkvorm(en): PowerPoint presentatie, zes opdrachten in groepsverband, spelvariant t.b.v. individuele kennis Nabespreking (welke vorm kies je en welke doelen ga je checken) Mogelijke vervolgactiviteiten Dag 2: kennis terughalen van de vorige dag, spel; individueel inzetten van de lesstof Naam auteur(s) en e-mailadres Geplaatst d.d. Liselot van Rossem [email protected] 29 maart 2010 Bijlage: 1. Tijdbalk 2. Lesvoorbereiding Tijdbalk Tweede Wereldoorlog 1944 D-Day Normandië Slag bij Arnhem Hongerwinter in Nl 1942 Amerika wordt sterker (eilanden veroveren) 1940 10 mei: Dld valt Nl aan 1943 Geallieerden verslaan Duitsers en Italianen 1939 Start WO II Dld valt Polen binnen 1941 2 juni: Dld valt Rusland toch aan 7 dec: Japanse aanval op Pearl Harbor en Azië Februaristaking 1945 Hitler pleegt zelfmoord. Duitsland geeft zich over aan de geallieerden HET LESVOORBEREIDINGSMODEL Beginsituatie van de leerlingen Aan de hand van een woordweb ga ik samen met de kinderen de voorkennis activeren. Ik denk dat de meeste leerlingen wel iets van de Tweede Wereldoorlog afweten (een leerling heeft bijvoorbeeld laatst haar documentatieverslag over Anne Frank geschreven), maar ik denk dat de echte algemene kennis over de Tweede Wereldoorlog beperkt is. Ik denk wel dat de leerlingen het een leerzaam, interessant en goed onderwerp vinden, waar ze veel over kunnen en willen leren. Ze hebben in ieder geval nog niet eerder een les(senserie) over de Tweede Wereldoorlog gehad. Dit heb ik besproken met mijn mentor. De leerlingen krijgen niet elke week geschiedenisles. Vaak verdeeld mijn mentor het in projecten; of ze krijgen een project aardrijkskunde, of een project geschiedenis. Ze hebben de methode ‘de grote reis’, maar daar is mijn mentor niet enthousiast over. Doelstellingen voor de leerlingen (product en proces) - - De leerlingen kunnen de oorzaken van de Tweede Wereldoorlog benoemen (in Duitsland heerste chaos, en Hitler beloofde betere tijden. Hij wilde wraak nemen na de 1 e Wereldoorlog). De leerlingen kunnen belangrijke momenten in de Tweede Wereldoorlog op de tijdbalk plaatsen (onder andere: begin WO II, aanval op Polen, aanval op Nederland, aanval op Rusland, aanval op Pearl Harbor, jodenvervolging, februaristaking, concentratiekampen, Dday, slag bij Arnhem, hongerwinter, bevrijdingsdag) De leerlingen kunnen aangeven welke ‘partijen’ er tijdens de Tweede Wereldoorlog waren en waarom die op die manier gevormd zijn. De leerlingen kunnen belangrijke momenten in de Tweede Wereldoorlog benoemen en uitleggen wat er toen gebeurde (zie momenten bij leerdoel 2) De leerlingen kunnen de bezetting van Nederland en belangrijke momenten (zoals het bombardement op Rotterdam, de jodenvervolging (holocaust), februaristaking, het verzet, concentratiekampen, de bevrijding etc.) uitleggen (wat er gebeurde) en plaatsen op de tijdbalk. De leerlingen doen actief mee tijdens het activeren van de voorkennis (maken van een woordweb) en tijdens de powerpointpresentatie, waardoor ze de aangeboden stof kunnen inzetten tijdens de verschillende opdrachten. - De leerlingen kunnen vragen beantwoorden (open vragen en multiplechoice-vragen), zowel individueel als samen met andere leerlingen. - De leerlingen kunnen belangrijke informatie, bijvoorbeeld over Hitler, opzoeken en daarbij hoofdzaken en bijzaken onderscheiden. - De leerlingen kunnen geografisch aangeven waar de oorlog heeft plaatsgevonden en op welke manier die zich ontwikkelde. - De leerlingen kunnen beeldmateriaal begrijpen en aangeven wat er zich op de afbeelding afspeelt. - De leerlingen kunnen samenwerken. Door de verschillende werkvormen en opdrachten kan ik zien of de leerdoelen behaald zijn. De leerlingen moeten zowel individueel als in groepsverband aan de slag, zodat ze op verschillende manieren de stof eigen maken. Er komen tijdens deze les verschillende kerndoelen aan bod: Kerndoel 51: De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren > tijdens deze les moeten de leerlingen belangrijke gebeurtenissen die tijdens de WO II hebben plaatsgevonden, plaatsen op de tijdbalk. Kerndoel 52: De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer > tijdens deze les leren de leerlingen over kenmerkende aspecten van de Eerste Wereldoorlog en de holocaust. Kerndoel 53: De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis > de leerlingen leren deze les vooral over belangrijke gebeurtenissen (en ook over belangrijke historische personen) uit de Nederlandse geschiedenis (de Nederlandse bezetting en alles wat daarbij hoort) en kunnen dit verbinden met de wereldgeschiedenis over de Tweede Wereldoorlog. Beginsituatie van jezelf Ik vind de Tweede Wereldoorlog een belangrijk, interessant en leerzaam onderwerp. Tijdens VWO 6 had ik een erg goede docent die op een leerzame, goede manier erg veel over het onderwerp kon vertellen. Ik heb daar veel van geleerd en wil dat graag overbrengen aan mijn leerlingen. Daarnaast heb ik voor dit onderwerp gekozen, omdat ik vind dat leerlingen uit de bovenbouw (groep 7 en 8) moeten weten wat er in het verleden (en helaas nog in het heden) gebeurd is. Het hoort bij de geschiedenis van de wereld, van Nederland, van Tiel, van hun familie, etc. Deze les wordt een groot deel van de basis gelegd, dit onderwerp zal op het voortgezet onderwijs verder behandeld worden. Ik vond het wel lastig om een keuze te maken in de stof; er is zoveel over te vertellen. En ik wilde daarbij ook rekening houden met de beginsituatie en het niveau van de leerlingen. Sommige leerlingen weten al veel over het onderwerp (door verslagen die ze gemaakt hebben) en andere leerlingen weten iets minder over het onderwerp. Ook zijn er leerlingen in de klas die stof over een bepaald onderwerp snel oppikken en leerlingen die daar wat meer moeite mee hebben of het op een andere manier prettiger vinden om aangeboden te krijgen (auditief, visueel, ect.). Ik heb van verschillende bronnen gebruikt gemaakt en heb me erg goed in de stof verdiept. Ik heb niet alleen de informatie over de Tweede Wereldoorlog weer goed doorgenomen, maar ook over de Eerste Wereldoorlog, zodat het verband en de gebeurtenissen weer duidelijker en overzichtelijker zijn geworden. De themamiddagen heb ik zelf in elkaar gezet; ik heb de powerpointpresentatie gemaakt, de opdrachten bedacht (deels zelf, deels uit een methode) en uitgewerkt, en het spel bedacht en gemaakt. Ik heb ervoor gekozen om in de powerpointpresentatie de Tweede Wereldoorlog eerst in zijn algemeenheid te vertellen en te laten zien, met verschillende belangrijke momenten. Daarna zal ik ingaan op de bezetting van Nederland. Ook komt er aan bod wat er in Tiel gebeurd is tijdens de Tweede Wereldoorlog, om de situatie dichterbij te halen. Na het activeren van de voorkennis en het geven van informatie tijdens de powerpointpresentatie, gaan de leerlingen in groepsverband met de stof aan de slag door middel van verschillende opdrachten en werkvormen en zal er vrijdagmiddag een beroep gedaan worden op hun individuele kennis door middel van een spelvariant. Van te voren heb ik de groepen ingedeeld, zodat ik verschillende leerlingen zie samenwerken en de groepen 7 en 8 gemengd zitten. Door leerlingen zelf in te delen, krijg je niet de vaste groepjes en hoop ik weer andere kwaliteiten van leerlingen te zien. Ik heb gekozen voor zes opdrachten, zodat ik niet het gevaar loop dat een groepje geen opdracht kan kiezen, omdat er geen extra opdracht is of omdat ze die al gehad hebben. De didactiek die ik voor deze themamiddagen heb gebruikt, is de didactiek van thematisch, projectmatig en adaptief werken. Door de stof op verschillende manieren aan te bieden en door verschillende werkvormen te gebruiken, hoop ik dat alle leerlingen op hun eigen manier en hun eigen niveau kunnen leren. Ik heb ook nog gebruikt gemaakt van andere verschillende didactische aspecten 1; Grenzen aan voorstelling en inleving: door verschillend beeldmateriaal te gebruiken (videofragmenten, foto’s) maakt de gebeurtenissen ‘echter’ voor de leerlingen. Ze krijgen niet alleen te horen wat er is gebeurd, maar ze zien het ook (ik laat bijvoorbeeld een fragment zien van een bijeenkomst van de Nazi-partij van Adolf Hitler in de jaren ’30). Daarmee wil in het vermogen van kinderen om zich in te leven in het verleden vergroten. Ook door te vertellen wat er in/met Tiel (hun woonplaats) is gebeurd in de Tweede Wereldoorlog, komt het onderwerp dichterbij. De leerlingen krijgen ook de kans om te vertellen over wat zij over het onderwerp weten en misschien wel over opa’s en oma’s die de oorlog mee hebben gemaakt. Ik zou de volgende keer proberen iemand te regelen die het zelf heeft mee gemaakt, zodat de leeromgeving dan nog krachtiger wordt. Grenzen aan herhaalbaarheid: soms zeggen mensen wel eens ‘gebeurd is gebeurd, daar praten we niet meer over’, maar ik vind het juist belangrijk om over dit onderwerp wel te praten. Het is zo’n belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van de wereld, maar ook zeker van Nederland, dat ik vind dat leerlingen moeten weten wat er gebeurd is en waarom. Het staat ook in de kerndoelen (tule.slo.nl) beschreven. Basisschoolleerlingen worden door historische filmbeelden en foto’s tijdelijk een beetje in het verleden geplaatst. In het boek ‘Geschiedenis geven’ staat beschreven dat oude journaalbeelden en documentaires met historische beelden zijn hierbij de aansprekendste voorbeelden zijn. Daar heb ik tijdens deze les ook zeker gebruik van gemaakt (zie powerpoint met afbeeldingen en beeldfragmenten van beeldbank). De grenzenloze bron: door gebruik te maken van de tijdbalk worden de op elkaar volgende gebeurtenissen overzichtelijker voor de leerlingen. Door samen (na de powerpoint) de tijdbalk in te vullen, zijn de leerlingen met de stof bezig en leren ze de aangeboden stof toe te passen en zelf te verwoorden. Ook door bij één van de opdrachten de leerlingen een schema met het aantal doden per land tijdens de Tweede Wereldoorlog te laten analyseren, krijgen de leerlingen een duidelijker beeld van wat er is gebeurd en wat voor een invloed dat heeft gehad (zoveel burgers, joden, soldaten overleden per land, waarom geen burgers in Canada?, waarom geen Joden in Groot-Brittannië?). De leerlingen worden door verschillende bronnen aan het denken gezet en gaan zelf met de aangeboden stof aan het werk. Doelstellingen voor jezelf als leraar (product en proces) Het doel voor mezelf was om twee themamiddagen in elkaar te zetten over een onderwerp dat leerzaam en interessant is voor leerlingen uit groep 7 en 8. - Ik kan aan de hand van het niveau van groep 7 en 8 een themamiddag over de Tweede Wereldoorlog in elkaar zetten met verschillende werkvormen en verschillende opdrachten (krachtige leeromgeving creëren). Daarbij kan ik de informatie die ik wil overbrengen op het niveau van groep 7 en 8 aanpassen. - Ik kan de leerlingen begeleiden in hun leerproces door aanwezig te zijn en in te gaan op vragen, maar door de leerlingen wel zelfstandig aan het werk te laten gaan. - Ik kan verschillende leergebieden aan bod laten komen tijdens een themamiddag (vakoverstijgend werken). - Ik kan de leerlingen motiveren tijdens de les voor het onderwerp. Door veel kennis te hebben, kan ik deze ook overbrengen en doordat ik ‘enthousiast’ ben over het onderwerp kan ik de leerlingen stimuleren er ook meer over te willen weten. - Ik oefen met deze lessenserie met de toepassing van diverse OJW didactieken. Pagina 224 t/m 227, Boek ‘Geschiedenis geven, praktische vakdidactiek voor het basisonderwijs’, Bruin R. de, Bosua M., Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2004 1 De bronnen die je gebruikt hebt: - - - - Pagina 52 t/m 69 informatie WO I, pagina 70 t/m 95 informatie en opdrachten WO II, Methode ‘Alles in één, project moderne geschiedenis, niveau d-e-f’, Otterloo S., Gelder W. van, Damstra U., Stichting de Bloeiende Naboom, 2009. Pagina 22 t/m/31 informatie WO II, Methode ‘Wijzer door de tijd’, Lautenslager G., Driessen J-W., Educatieve Partners Nederland BV, Houten, 1997. Pagina 224 t/m 227 (didactiek), pagina 228 t/m 241 (informatie WO I en WO II), boek ‘Geschiedenis geven, praktische vakdidactiek voor het basisonderwijs’, Bruin R. de, Bosua M., Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2004 Verschillende internetsites voor informatie en beeldmateriaal, vooral… o www.entoen.nl o http://www.schooltv.nl/beeldbank/ o http://nl.wikipedia.org/wiki/Tweede_Wereldoorlog o http://www.tweedewereldoorlog.nl/ o http://members.home.nl/keesdebrouwer/wereldoorlog_II/10_begrippenlijst.htm o http://www.spreekbeurten.info/wo2.html Gesprekken met mentor en collega’s Eigen kennis van vroeger Tijdens deze themamiddagen komen ook nog andere leergebieden aan bod, dan alleen maar geschiedenis (tijd). Leergebieden die aan bod komen: Geschiedenis (tijd) > informatie over de Tweede Wereldoorlog, verschillende gebeurtenissen, de tijdbalk, belangrijke momenten, oorzaken – gevolgen, relatie tussen gebeurtenissen. Aardrijkskunde (ruimte) > landen waar de Tweede Wereldoorlog zich plaats vond, hoe ontwikkelde de Tweede Wereldoorlog zich topografisch gezien, kunnen de leerlingen dat op een kaart aangeven, geografische inzichten (volgende keer, bijvoorbeeld tijdens een vervolgles, zou ik ook ingaan op waar nu nog oorlogen zijn, waar mensen nog steeds elkaar niet accepteren en waar genocide nog steeds plaatsvindt en waarom dat zo is (geografische vierslag (waarnemen, herkennen en verklaren). Ook zou er op de mening van de leerlingen ingegaan kunnen worden (waarderen)). Taal: bij de verschillende opdrachten komen aspecten van taal aan bod > gedichten kunnen analyseren, eigen gevoel daarbij kunnen verwoorden en het opzoeken van informatie in boeken (leesmanier zoekend lezen > begrijpend lezen). Rekenen: bijvoorbeeld tijdens de opdracht met het schema over het aantal slachtoffers tijdens de Tweede Wereldoorlog > bijvoorbeeld percentages berekenen hoeveel joodse mensen er stierven. Planning Donderdagmiddag (90 min met uitloop tot 120 min) - woordweb maken met de leerlingen op voorkennis te activeren (digibord) - powerpointpresentatie (interactie met de leerlingen), verschillende sheets en filmpjes - in groepsverband opdrachten maken Vrijdagmiddag (60 min) - kennis terughalen van de vorige dag - spel; individueel inzetten van de stof Tijd (90 min) Onderwijsleerproces voor de leerlingen Onderwijsleerproces voor de leraar Wat doen de kinderen? Wat doe jij? Leerstof, instructie, vragen, opdrachten Groeperingsvorm (parallel aan de activiteiten van de leerlingen) 10 min 30 à 45 min 45 à 60 min Ik schrijf op het digibord (WOII) en ik luister naar de reacties van de kinderen. Ik geef De leerlingen zitten De leerlingen geven aan wat ze al van verschillende beurten aan kinderen die met aan hun eigen tafel. hun vinger opsteken aangeven dat ze iets willen de Tweede Wereldoorlog weten. Dit zeggen / iets weten over de Tweede wordt in een woordweb gezet en de Wereldoorlog. punten die genoemd worden, worden kort klassikaal besproken. De leerlingen geven door middel van het opsteken van de vinger aan dat ze iets weten. Als ze de beurt krijgen, Ik vertel over de Tweede Wereldoorlog aan de mogen ze het zeggen en uitleggen. hand van de powerpointpresentatie en de informatie uit de methode ‘Alles in één’. Ik maak hierbij wel de koppeling naar het De leerlingen zitten woordweb wat we samen gemaakt hebben. Ik De leerlingen luisteren en kijken aan hun eigen tafel. vertel veel uit mijn hoofd, maar af en toe kijk ik naar de powerpoint. Als ze iets willen in de methode wat ik er nog bij kan vertellen. zeggen / vragen / aanvullen dan Ik geef de leerlingen ruimte om vragen te steken ze hun vinger op en kunnen ze stellen en om hun verhaal te doen (misschien willen ze wat zeggen over hun opa’s / oma’s, als ze de beurt krijgen, hun verhaal over dingen die ze al weten etc.). Ik zorg dat het doen. niet teveel uitgeweken wordt, anders raken we de doelen van de les kwijt en is het moeilijker om terug te pakken. Ik laat het beeldmateriaal zien op de momenten dat het in de presentatie past (hyperlinks) en aangegeven staat. Ik verdeel de groepjes, ik vertel waar welk groepje moet zitten en ik geef de uitleg van de opdrachten. Persoonlijke aandachtspunten Materialen, leermiddelen Digibord; wit bord met in het midden WO II. Interactie met de leerlingen, kort opschrijven wat de leerlingen zeggen, niet te veel erop in gaan (komt later weer aan bod). Punten die er niet bij horen, schrijf ik niet op. Voorkennis van de leerlingen activeren. Powerpointpresenta tie op het digibord met beeldmateriaal. Rustige manier van vertellen, op een boeiende manier vertellen, openstaan voor de reacties van de leerlingen. De zes Rondlopen, hulp bieden opdrachtbakken met waar nodig is, zelf vragen de opdrachten en de stellen aan de leerlingen, De leerlingen worden in groepen verdeeld en gaan in deze groepsvorm aan het werk met de verschillende opdrachten. Er mag elke keer één leerling een opdrachtenbak pakken en die meenemen naar de tafel. Die leest de opdracht voor en de leerlingen gaan samen met de opdracht aan de slag. Als de opdracht af is en nagekeken, laten ze het resultaat nog even aan mij (de leerkracht) zien en mag een andere leerling een nieuwe opdracht pakken. Als ze tijdens het maken van de opdrachten vragen hebben, kunnen ze die aan mij vragen. Opdracht 1: opgaven maken (zinnen invullen). Eerst zelf proberen, dan pas opzoeken in de tekst en daarna nakijken. Opdracht 2: gedicht lezen, opdrachten maken en daarna nakijken. Opdracht 3: in 10 minuten zoveel mogelijk informatie over Hitler zoeken op de computer en in boeken. Opdracht 4: reacties op de WO II van verschillende personen bedenken en opschrijven. Opdracht 5: schema (aantal gestorven mensen) bekijken en opdrachten maken. Opdracht 6: puzzels maken, opplakken en opschrijven wat je ziet. Daarna geef ik aan dat ze aan het werk mogen gaan. Ik loop rond en bied hulp waar nodig is. Ik motiveer de kinderen, ik bespreek gebeurtenissen met ze, ik stel vragen zodat ze zelf moeten nadenken, ik geef hen het gevoel van competentie en autonomie (verantwoordelijk voor eigen leerproces). extra materialen erin (timer, boeken, lijm). De leerlingen werken in groepjes. Van te voren is aangegeven welk groepje waar moet zitten. Elke keer mag één leerling een opdrachtbak kiezen en meenemen naar het groepje. meedenken, motiveren. Terugblik Deel I van deze themamiddagen was een groot succes! Ik had aan het eind van de ochtend verteld wat we ’s middags gingen doen (onderwerp WO II) en de reacties waren erg goed. ’s Middags heb ik eerst de voorkennis van de leerlingen geactiveerd door middel van een woordweb, en ik kwam tot de ontdekking dat veel kinderen er al het één en ander vanaf wisten. Ze mochten uitleg geven bij lastige termen (NSB, hakenkruis, jodenvervolging, concentratiekamp, etc). Ik gaf dan aan dat we daar later verder op door zouden gaan. De kinderen werden hierdoor enthousiast en iedereen wilde aangeven wat hij/zij ervan wist. Na het woordweb ben ik gaan vertellen aan de hand van de powerpointpresentatie. Ik gaf van te voren aan dat leerlingen gewoon tijdens de presentatie vragen mochten stellen, aanvullingen mochten geven of dingen mochten vertellen. Dat gebeurde ook, waardoor het er veel interactie was. De leerlingen zaten erg geboeid te luisteren en te kijken. Door de afwisseling van informatie te vertellen, te lezen op de powerpoint, de afbeeldingen en de videofragmenten zorgde ervoor dat de leerlingen ook geboeid bleven; ze waren erg onder de indruk. De verschillende werkvormen vonden de leerlingen erg leerzaam en leuk om te doen, vertelden de leerlingen achteraf. Het was afwisselend en zorgde ervoor dat ze goed aan het werk waren. Ook de lastige dingen waren goed, vonden ze, omdat ze daarvan hebben geleerd. Het samenwerken ging in het ene groepje beter dan het andere groepje; sommige leerlingen moesten even gemotiveerd worden voor sommige opdrachten, maar ik zag dat leerlingen elkaar motiveerden en elkaar op elkaars gedrag aanspraken (> leerdoel ‘de leerlingen kunnen samenwerken’). Helaas heb ik het spel nog niet met de leerlingen kunnen doen. Die had ik voor vrijdagmiddag ingepland, maar donderdag werd besloten dat we vrijdags gingen schaatsen. Gelukkig kan ik het spel volgende week donderdag met de leerlingen doen. Misschien is dat ook wel goed; er zit dan een week tussen en dan kan ik ook bekijken in welke mate de stof is blijven hangen. Ik wil dan voor het spel aan de hand van de tijdbalk belangrijke gebeurtenissen herhalen (wanneer gebeurde iets, wat gebeurde er precies en welke gevolgen had dat). Daarna gaan de leerlingen hun individuele kennis toetsen aan de hand van open en meerkeuze vragen. Inmiddels heeft het spel plaatst kunnen vinden. Het spel was een groot succes. Eerst heb ik met de leerlingen belangrijke gebeurtenissen besproken aan de hand van de tijdbalk (dit verliep erg onrustig). Daarna zijn ze met het spel aan de slag gegaan. Ik zag dat sommige leerlingen toch wel moeite hadden met de vragen. De doelen van de leerlingen: - De leerlingen kunnen de oorzaken van de Tweede Wereldoorlog benoemen. - De leerlingen kunnen belangrijke momenten in de Tweede Wereldoorlog op de tijdbalk plaatsen. - De leerlingen kunnen aangeven welke ‘partijen’ er tijdens de Tweede Wereldoorlog waren en waarom die op die manier gevormd zijn. - De leerlingen kunnen belangrijke momenten in de Tweede Wereldoorlog benoemen en uitleggen wat er toen gebeurde. - De leerlingen kunnen de bezetting van Nederland en belangrijke momenten (zoals het bombardement op Rotterdam, de jodenvervolging (holocaust), februaristaking, het verzet, concentratiekampen, de bevrijding etc.) uitleggen (wat er gebeurde) en plaatsen op de tijdbalk. deze doelen zijn al wel behaald. De meeste leerlingen vinden het wel lastig om alle gebeurtenissen precies te omschrijven (wat er gebeurd is) en wanneer dat gebeurd is. Ze hebben samen verschillende opdrachten gemaakt en volgende week zullen ze hun individuele kennis testen. Dan zal ik verder evalueren op deze leerdoelen. Het beschrijven van de gebeurtenissen in Nederland vinden de leerlingen makkelijker te benoemen dan de gebeurtenissen in de andere landen. Door de leerlingen zelf een soort van ‘mindmap’ te laten maken, zou ik de leerlingen verder kunnen ondersteunen in het leerproces. Door het zelf op te schrijven en verbanden te leggen (visueel), kunnen de leerlingen de stof nog meer eigen maken. Doelen bij de opdrachten: - De leerlingen kunnen vragen beantwoorden (open vragen en multiplechoice-vragen), zowel individueel als samen met andere leerlingen. > de open vragen (in groepsverband) gingen goed. Sommige vragen waren lastig, maar dit zochten ze dan op in de tekst, waardoor ze het antwoord konden geven. Ze hebben geleerd hoe ze in een tekst snel dingen op kunnen zoeken (onder werk kopje zou het staan, rond wel jaartal was het ongeveer etc.). - De leerlingen kunnen belangrijke informatie, bijvoorbeeld over Hitler, opzoeken en daarbij hoofdzaken en bijzaken onderscheiden. > dit vonden de leerlingen erg leuk om te doen en dit deden ze dan ook goed. Het blad waarop ze het moesten opschrijven, stond vol met goede punten. Daarnaast konden ze ook nog aangeven waar ze het hadden gevonden. - De leerlingen kunnen topografisch aangeven waar de oorlog heeft plaatsgevonden en op welke manier die zich ontwikkelde. > Dit konden de leerlingen goed op de kaart aangeven. Alleen vonden ze Pearl Harbor lastig om te vinden (Hawaï). - De leerlingen kunnen beeldmateriaal begrijpen en aangeven wat er zich op de afbeelding afspeelt. > aan de hand van het beeldmateriaal werd de stof nog duidelijker voor de leerlingen. De leerlingen konden bepaalde verknipte afbeeldingen als puzzel plakken en aangeven wat erop stond afgebeeld. De leerlingen hebben actief meegedaan tijdens het activeren van de voorkennis (maken van een woordweb) en tijdens de powerpointpresentatie. Daardoor konden ze de aangeboden stof inzetten tijdens de verschillende opdrachten. Doelen voor mezelf: Het doel voor mezelf was om twee themamiddagen in elkaar te zetten over een onderwerp dat leerzaam en interessant is voor leerlingen uit groep 7 en 8. > dit is zeker gelukt. Het was een geslaagde middag; de leerlingen waren betrokken, vonden het een interessant en leerzaam onderwerp, hebben goed aan de opdrachten gewerkt waardoor ze met de aangeboden stof aan de slag gingen. - Ik kan aan de hand van het niveau van groep 7 en 8 een themamiddag over de Tweede Wereldoorlog in elkaar zetten met verschillende werkvormen en verschillende opdrachten (krachtige leeromgeving creëren). Daarbij kan ik de informatie die ik wil overbrengen op het niveau van groep 7 en 8 aanpassen. dit doel is behaald. Ik heb verschillende werkvormen ingezet, waardoor de leerlingen op verschillende manieren met de stof over de WO II aan de slag is gegaan en waardoor ze veel hebben geleerd. Dit zag ik doordat ze actief betrokken waren tijdens het woordweb en de powerpointpresentatie en dat ze goed aan het werk zijn gegaan met de opdrachten.Ik heb bij alle groepjes gekeken hoe het ging, vragen beantwoord, tegenvragen gesteld (zelf nadenken) en de leerlingen hebben veel opgestoken. Ze maakten de opdrachten goed. - Ik kan de leerlingen begeleiden in hun leerproces door aanwezig te zijn en in te gaan op vragen, maar door de leerlingen wel zelfstandig aan het werk te laten gaan. dit heb ik vooral gedaan tijdens de opdrachten; ze waren goed aan het werk, overlegden met elkaar en vroegen soms mijn hulp. Door tegenvragen te stellen, moesten de leerlingen weer zelf nadenken. Ik merkte dat ze dit prettig vonden. Ik vind het belangrijk dat ik niet alles voorzeg, maar dat ze, samen met elkaar, over dingen nadenken en samen tot een antwoord komen (gevoel van competentie en autonomie). Ik kan hen daarbij wel op weg helpen. - - Ik kan verschillende leergebieden aan bod laten komen tijdens een themamiddag (vakoverstijgend werken). er zijn verschillende leergebieden aan bod gekomen. Het was leuk om te zien/ te horen dat de leerlingen de opdrachten leuk, leerzaam en goed vonden. Daardoor werden de leerlingen gemotiveerder om de opdrachten te doen. Door de combinatie te maken worden verschillende gebieden bij leerlingen ontwikkeld en dit zorgt voor afwisseling. Ik kan de leerlingen motiveren tijdens de les voor het onderwerp. Door veel kennis te hebben, kan ik deze ook overbrengen en doordat ik ‘enthousiast’ ben over het onderwerp kan ik de leerlingen stimuleren er ook meer over te willen weten. Doordat ik deze middag goed heb voorbereid en zelf veel kennis over het onderwerp heb, kon ik dit ook op een krachtige manier overbrengen. Ik heb de juiste toon gevonden om de presentatie te geven (je kan niet lachend een foto van een concentratiekamp laten zien) en deze sfeer sloeg ook over op de kinderen. Ze waren serieus en wilde graag meer weten. Door mijn houding werden de leerlingen ook ‘enthousiast’, dat wil zeggen dat ze aandachtig zaten te luisteren, vragen stellen, iets vertelde over het onderwerp en dat ze graag meer over het onderwerp wilde leren. De motivatie kwam ook uit de leerlingen zelf (intrinsieke motivatie) en dit is natuurlijk erg belangrijk voor het leerproces. Feedback begeleider Hij geeft na het spel zijn feedback op de themamiddagen aan de hand van een kijkwijzer die ik heb gegeven. Hij heeft al wel mondelinge feedback gegeven: een erg geslaagde middag, de kinderen waren betrokken en dat kwam door je goede voorbereiding en je goede presentatie, de verschillende opdrachten en de manier waarop je het hebt gebracht. Andere feedback staat beschreven in de kijkwijzer. Kijkwijzer bij les: Themamiddagen Tweede Wereldoorlog januari 2010 d.d. 8 en 9 Beroepstaak 12: creëren van een krachtige leeromgeving Ik kan een krachtige leeromgeving creëren door verschillende middelen, materialen en bronnen in te zetten. Door het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van een les en het beargumenteren van mijn keuzes laat ik zien dat ik een krachtige leeromgeving creëer. Toen je aan de klas vertelde dat je het ’s middags over de tweede wereldoorlog ging hebben, waren de kinderen al dolenthousiast. De kinderen vinden dit een ontzettend boeiend onderwerp. Ik was benieuwd hoe je de les aan ging pakken, omdat het onderwerp nogal breed is. In het begin van de les, was het nog onrustig, maar al snel zat iedereen (en écht iedereen) heel boeiend naar het verhaal te luisteren en mee te doen. Het was voor mij echt mooi om te zien hoe zelfs de kinderen van groep 7 mee aan het doen waren. De les zat goed in elkaar. De PowerPoint met foto’s, belangrijke begrippen en filmpjes zorgden voor een goede afwisseling. Dit merkte je vooral aan de kinderen; ze konden ruim een uur lang naar de presentatie kijken. Door van te voren de kinderen al vragen de stellen over wat er in de presentatie gaat komen, zorgde je ervoor dat ze geprikkeld waren. Ik had zelf verwacht dat de kinderen ook veel zouden vertellen over wat ze zelf al wisten, maar dat viel mee. Je kon goed bij jouw gekozen onderwerpen blijven, zonder af te dwalen. Op het eind leek de aandacht wat te verslappen, totdat je de sheet liet zien waarop stond wat er met Tiel gebeurde in de Tweede Wereldoorlog. Meteen was de aandacht er weer bij. De verwerking in groepsvorm ging ook ontzettend goed. Goed dat je hebt gekozen om zelf van tevoren groepjes te maken, zodat de groepjes goed heterogeen waren. Het samenwerken in deze heterogene groepjes ging ook heel goed. Zelfs bij groepjes waarvan ik van tevoren dacht dat het misschien nog wel problemen op zou leveren, werd hard gewerkt. Wat ik ook goed vond is hoe je omging met de onverwachte situatie waarbij sommige kinderen van groep 7 naar de andere groep moesten om te oefenen voor een voorstelling waarin ze mee gaan doen. Je kon heel snel de groepjes omgooien en ervoor zorgen dat de groepjes weer goed verdeeld waren. De afwisseling in de opdrachten zorgde er voor dat de kinderen gemotiveerd bleven. De kinderen mochten kiezen welke opdrachten ze gingen maken en hierdoor konden ze de opdrachten kiezen die ze het leukst leken. Tijdens de verwerking hielp je de kinderen. Je verdeelde de tijd over de verschillende groepjes, zodat je bij elk groepje ongeveer even lang ondersteuning gaf. Door extra vragen aan de kinderen te stellen, motiveerde je de kinderen om weer verder te gaan. Een geslaagde middag; zelfs de kinderen die het moeilijkst te motiveren waren, vonden het een leuke middag! En als de kinderen het een leuke les vinden is het zeker een krachtige leeromgeving! Beroepstaak 9: adaptief onderwijs ontwerpen Ik stem mijn onderwijsactiviteiten af op de mogelijkheden en de behoeften van kinderen, hierbij rekening houden met de sociale en culturele herkomst van kinderen. Tijdens het ontwerpen van de activiteit houd ik rekening met het selecteren van leerinhouden uit een leerlijn en het inzetten van hulpmiddelen en modellen als ondersteuning van een didactische aanpak. Door de les te beginnen met een woordweb, activeerde je de voorkennis van de leerlingen. Ook kwamen er vragen van de kinderen over de tweede wereldoorlog. Deze vragen wist je vaak zelf te beantwoorden, of je liet ze opzoeken door de kinderen. Je liet geen enkele vraag open, zodat de behoeften van de kinderen bevredigd werden. Bij dit onderwerp moest je keuzes maken wat je de kinderen ging aanbieden. De keuze om de tweede wereldoorlog globaal te behandelen (van begin tot eind), zorgde ervoor dat de kinderen ook van de hele periode wat leerden. De verschillende opdrachten zorgde ervoor dat de kinderen op verschillende manieren de lesstof konden verwerken. In de heterogene groepjes konden de kinderen op hun eigen manier deelnemen aan de opdrachten. Het spel, wat een week later werd gespeeld, vonden de kinderen ook leuk. Het duurde wel even voordat de kinderen weer in het onderwerp zaten. Op een of andere reden was het tijdens de introductie van de spelles onrustig. De kinderen waren nu niet zo geboeid als een week geleden tijdens de presentatie. Vooral de kinderen uit groep 7 maakten flauwe opmerkingen. Ik zag dat je zelf ook merkte dat deze les moeizamer ging. Je probeerde de orde te herstellen door aan te geven dat de kinderen eerst hun vinger op moesten steken voordat ze iets mochten zeggen. Maar even later toen de kinderen van groep 8 door de klas riepen ging je hier wel op in. Belangrijk in dit soort situaties is dat je consequent blijft. Ook al zijn de beide groepen heel verschillend, je moet de regels gelijk houden. Bij groep 8 zou het misschien wel kunnen om de vinger niet op te steken, maar groep 7 weet hier niet mee om te gaan. Door het niet te accepteren van groep 7 en wel van groep 8 creëer je een oneerlijkheidgevoel, waardoor de situatie verslechterd. Probeer niet te geliefd te willen zijn. Kinderen vinden vaak een leerkracht aardig die eerlijk en consequent is, ongeacht hoe streng deze is. Het spel ging heel goed. De opdrachten waren duidelijk en de kinderen vonden het heel leuk om te spelen. Het was soms verwarrend welke kleuren kaartjes ze moesten pakken, maar eigenlijk maakte dat niet veel uit. Opdrachten Tweede Wereldoorlog 1. Maak de opgaven, zoek dan de opgaven die je niet weet op in de tekst en controleer daarna samen de antwoorden op het antwoordblad (in de envelop). 2. Lees het gedicht en maak de vragen. 3. Zoek in 10 minuten zoveel mogelijk belangrijke informatie over Hitler (in boeken en/of op de computer) en schrijf deze op dit blad. 4. Probeer je voor te stellen dat je een Amerikaan bent. Het is begin 1944. Alle jongen mannen zijn in militaire dienst. Schrijf kort een reactie op van verschillende personen. 5. Kijk naar het volgende schema en maak daarna de vragen. 6. Maak de puzzels uit de envelop, plak deze op een vel papier en schrijf op wat je ziet. ANTWOORDBLAD opdracht 1 1. Waardoor is de Tweede Wereldoorlog veroorzaakt? Doordat Duitsland na de Eerste Wereldoorlog meer moest betalen dan de mensen konden betalen. Daardoor ontstonden er wraakgevoelens. 2. Hitler kwam in het jaar 1933 aan de macht. 3. De Tweede Wereldoorlog begon in het jaar 1939 door de aanval van Duitsland op Polen. 4. De belangrijkste As-mogendheden waren: Duitsland, Italië en Japan. 5. Bij de geallieerde landen hoorden: Groot-Brittanië, Frankrijk en vanaf 1941 ook de Sovjet-Unie en Amerika. 6. Nazi-Duitsland kreeg de nekslag tijdens D-day, de geallieerde landing in Normandië op 6 juni 1944. 7. De Amerikanen deden mee aan de oorlog vanaf 1941 door een aanval van Japan op de marinebasis Pearl Harbor op het eiland Hawaï. 8. De Nederlandse kolonie Nederlands Indië werd bezet door Japan. 9. Het hoofd van de Japanse staat, de Japanse keizer gaf zich over nadat atoombommen de steden Hiroshima en Nagasaki hadden verwoest in het jaar 1945. 10. De Duitse bezetting van Nederland duurde van 10 mei 1940 tot 5 mei 1945. 11. Wat deden verzetsmensen? Die verborgen onderduikers, vervalsten persoonsbewijzen en pleegden verzet. 12. Wat betekenen de letters NSB? Nationaal Socialistische Beweging. 13. Wat was de Februaristaking? Een opstand tegen het wegvoeren van joden. 14. Razzia’s waren… Overvallen in een wijk of dorp en waarbij alle verdachten opgepakt werden. 15. Wat wordt er bedoeld met de holocaust? De moord op 6.000.000 joden door de nazi’s. ANTWOORDBLAD opdracht 2 a. Wat denk en voel je bij het lezen van dit gedicht. Ga hierover samen in gesprek en schrijf wat steekwoorden op. Eigen mening. b. Bij het eerste gedicht; waarom vergt vrijheid moed? Vaak is het niet gemakkelijk om jezelf te zijn en voor jezelf op te komen. c. Onvrijheid, onderdrukking en oorlog zijn tegengesteld aan vrijheid. Maak een woordveld (0p het andere blad) waarbij je aan de ene kant woorden opschrijft die tegengesteld zijn aan vrijheid en aan de andere kant woorden die passen bij het woord vrijheid. Eigen woordveld. d. Wanneer voelen jullie je vrij? En wat betekent vrijheid voor je? Eigen mening. e. Schrijf een gedicht over vrijheid. Eigen gedicht over vrijheid. ANTWOORDBLAD opdracht 5 1. Wat valt je op aan het schema? Wat jullie op viel aan het schema. 2. Het land Sovjet-Unie had de meeste doden te betreuren, namelijk 23.600.000. 3. In Canada zijn geen burgers omgekomen door de oorlog. Hoe kan dat? In Canada is geen oorlog gevoerd. 4. Er waren geen Joodse slachtoffers omgekomen in het Verenigd Koninkrijk (o.a. Engeland). Hoe komt dat? Het is de Duitsers niet gelukt om het Verenigd Koninkrijk te bezetten. 5. In welk land zijn de meeste burgers omgekomen? Hoeveel? In China zijn de meeste burgers omgekomen: 15.805.000. 6. Als je het aantal Nederlandse Joodse slachtoffers vergelijkt met de aantallen van België en Frankrijk, wat valt dan op? In Nederland zijn er meer joden omgekomen dan in België of in Frankrijk. 7. Hoeveel mensen zijn in totaal omgekomen door de Tweede Wereldoorlog? Totaal: 72.155.800 mensen 8. Nederland heeft het laagst aantal militaire slachtoffers. Hoe komt dat denk je? In Nederland zijn maar vijf dagen oorlog gevoerd, van 10 mei tot 15 mei 1940. 9. Schrijf van Nederland, België en Duitsland het % op van het aantal mensen dat omgekomen is door de oorlog. Nederland: 2% België: 1% Duitsland: 11% ANTWOORDBLAD opdracht 6 Foto 1: Joden in een concentratiekamp Foto 2: Foto van Adolf Hitler Spelregels - Bij dit spel gaat het om het geven van de juiste antwoorden.Bij elk goed antwoord krijg je een punt, deze moet je zelf goed bewaren. Het spel is afgelopen als alle vragen aan bod zijn gekomen. Wie op het eind de meeste punten heeft verzameld, heeft gewonnen! - Als je op 3 verschillende vragen goede antwoorden hebt gegeven, gaat de beurt door naar je linker buurman / buurvrouw. - Degene rechts van je leest de vraag voor (het stukje wat niet dikgedrukt is) en eventueel ook de keuzemogelijkheden. Denk eraan dat iedereen zijn/haar best doet bij het lezen van een vraag, maar dat er moeilijke woorden in de vragen en antwoorden voor kunnen komen. Je kan ook even iemand anders vragen om te helpen bij het uitspreken van een woord of de juf even vragen. - Op alle kaartjes staat het antwoord dikgedrukt onder de vraag beschreven. Bij de open vragen is het belangrijk dat je het gegeven antwoord vergelijkt met het beschreven antwoord. Als het erop lijkt, keur je het antwoord goed. Is het een heel ander antwoord, dan is het niet goed. - Met de ‘muntjes’ kan je een extra punt verdienen, maar daarna is je beurt wel afgelopen. - Als je op een dobbelsteen komt mag je nog een keer gooien. - Denk goed na en … veel succes!!! Vragenkaartjes ‘open vragen’ Wanneer vond de Tweede Wereldoorlog plaats? 1939 – 1945 (in Nederland 1940-1945) Hoe heette de baas van de bondgenoot van Duitsland? Wie was de baas van het land dat de oorlog begon? Adolf Hitler Wanneer werd het eerste land binnen gevallen? (datum en jaartal noemen) Waarom was Engeland lastig om te bezetten? Hoe heette de Nederlandse verraders? 1 september 1939 Mussolini NSB-ers Engeland is een eiland en daarvoor moesten de Duitsers het water over. Waarom gingen mensen onderduiken? Wat moesten de Joden dragen om ‘herkenbaar’ te zijn? De jodenster Hoe heet het bekendste concentratiekamp? Door wie werd Nederland bevrijd? Auschwitz Omdat ze niet veilig waren voor de Duitsers (anders werden ze opgepakt en naar concentratiekampen gebracht) De geallieerden Wat gebeurde er op ‘Dolle dinsdag’? Nederland was in een opgewonden feeststemming, ze dachten dat ze ook bevrijd werden net als Brussel en Antwerpen. Wat was het symbool van de nazi’s? Het hakenkruis Waarom is Amerika mee gaan doen met de Tweede Wereldoorlog? Hoe ziet het arische ras eruit? Dus hoe vond Hitler dat zuiver ras eruit zag? Waarom heeft de Blitzkrieg niet gewerkt tegen Rusland? Door de aanval op Pearl Harbor Door wie werd Pearl Harbor aangevallen? Japan Wanneer viel Duitsland Nederland binnen? Het Duitse leger was te laat, ze waren niet voor de winter Rusland binnengetrokken. Waarom werd Pearl Harbor aangevallen? Blond haar en blauwe ogen (het is een zuiver ras) Japan (bondgenoot van Duitsland) was bang voor een aanval van Amerika (dat wilde ze voor zijn). Waar was Hitler toen Duitsland zich over gaf aan de Geallieerden? Hij was dood, had zelfmoord gepleegd (een dag ervoor). Welke kleur had de ‘Jodenster’? (datum en jaartal noemen) 10 mei 1940 Geel Wat zeiden de Duitsers tegen de Joden dat ze in de concentratiekampen moesten gaan doen? Dat ze daar moesten werken. Wanneer is Nederland bevrijd? Wanneer is het bevrijdingsdag in Nederland? Op 5 mei Waarom is 4 mei een belangrijke datum? (datum en jaartal noemen) Op 5 mei 1945 Wie schreef het bekendste dagboek in Nederland over de oorlog? Waar stond het onderduikhuis van Anne Frank? Het Achterhuis Wanneer was de hongerwinter? In Amsterdam Anne Frank Hoe heette het onderduikhuis van Anne Frank? Dan is het dodenherdenking. Hoe werden de kampen genoemd waarin de Nederlanders moesten werken in OostIndië? Jappenkampen Door welke gebeurtenis ontstond de hongerwinter? 1944 – 1945 mislukte ‘slag bij Arnhem’ Vragenlijst ‘mc-vragen’ Welk land begon de oorlog? a. b. c. d. Oostenrijk Duitsland Engeland Italië Waarom is de Tweede Wereldoorlog ontstaan? a. Omdat Duitsland de schuld van alle ellende aan anderen wilden geven b. Omdat Duitsland daar zin in had c. Omdat er een belangrijk Duits persoon vermoord was d. Omdat Duitsland het land wilde vergroten. Welk land koos de kant van de Duitsers? a. Nederland b. Polen c. Italië d. Oostenrijk e. Rusland Welk land werd als eerste binnengevallen door Duitsland? a. Nederland b. Oostenrijk c. Engeland d. Polen Wat gebeurde er bij Normandië in 1944? (2 antwoorden zijn goed) a. Het werd benoemd als mooiste strand van WestEuropa b. Er was een stormvloed c. De Geallieerden zijn geland en binnengetrokken d. Het was de bekendste vluchtroute naar Engeland e. Het was de eerste grote nederlaag van Duitsland Waar staat D-day voor? a. Duitse feestdag b. Landing van de Geallieerden c. De dag dat Nederland bezet werd d. Verjaardag van Doris Day Wanneer kwam Hitler aan de macht? a. 1933 b. 1945 c. 1913 d. 1939 Wat betekent ‘Blitzkrieg’? a. Bliksemkroeg b. Bliksemoorlog c. Blikkenoorlog d. Blitse oorlog Hoe heette de vrouw van Hitler? a. Eva de Bruin b. Eefje Brau c. Evita d. Eva Braun Welke Japanse steden hebben de Amerikanen met atoombommen verwoest? (2 antwoorden) a. b. c. d. e. Hiroshima Tokyo Nagasaki Kyoto Hagashima Welke landen hoorden bij de Geallieerden? (meerdere antwoorden mogelijk) a. b. c. d. e. f. g. Nederland Frankrijk Engeland Duitsland Italië Amerika Canada Wie waren de belangrijkste Amogendheden? (meerdere antwoorden mogelijk) a. b. c. d. e. Japan Nederland Duitsland Italië Polen Welke Nederlandse stad werd als eerste ernstig gebombardeerd door de Duitsers? a. Rotterdam b. Amsterdam c. Den Haag d. Nijmegen Wat gebeurde er met mensen die niet mee wilden werken, toen Duitsland net binnengevallen was? a. Ze werden meteen vermoord b. Ze kregen rotklusjes c. Ze werden ontslagen d. Ze werden gevangen genomen Wat mocht je niet zijn zonder Duitse toestemming? (3 antwoorden) a. Artiest b. Clown c. Soldaat d. Schrijver e. Journalist f. Slager Waar staat NSB voor? a. Nederlandse Schaats Bond b. Nederlandse Socialistische Bond c. Nationaal Socialistische Beweging d. Nederlandse Slaap Bank Door wie kwam de februaristaking tot stand? a. De Joden b. Een vuilnisman en een stratenmaker c. Een bakker en een slager d. Het Nederlandse volk Wat zijn razzia’s? a. Italiaanse restaurants b. Mensen met rasta kapsels c. Overvallen op de Nederlanders d. Zoektochten naar Joden Hoe noem je uitroeiing op een volk? a. Genocide b. Regicide c. Pesticide d. Plasticide Hoe heette de genocide (uitroeiing) op het Joodse volk? a. Holle kast b. Joodse razzia c. Hitler’s Haat d. Holocaust Wie geeft zich over na de aanval op Hiroshima en Nagasaki? a. De Amerikanen b. De Japanse keizer c. De Duitsers d. De mensen in de Jappenkampen Naar welke radio luisterden veel mensen tijdens de oorlog? a. Radio Oranje b. Radio Nederland c. Radio Noordzee d. Q-music Welk deel van Nederland was langer bezet door de ‘mislukte slag om Arnhem’? a. Zuid-Nederland b. West-Nederland c. Oost-Nederland d. Noord-Nederland Hoe werden de wijken genoemd waarin de Joden moesten gaan wonen? a. Randwijken b. Voorsteden c. Getto’s d. Gotto’s