Moderne opvattingen over het geluk

advertisement
Samenvatting:
Moderne opvattingen over het geluk
Prof. Herman De Dijn
De spreker wilde in zijn uiteenzetting twee gedachten behandelen:
Het streven naar geluk evolueert met de tijd. In sommige tijden is het moeilijker om
het geluk te bereiken. Onze tijd is zo’n moeilijke periode.
Onze huidige “moderne cultuur” verschilt van alle vorige (premoderne). Er is een
revolutie te merken in het streven naar geluk.
Een derde element dat daarbij aansluit, is dat geluk tegenwoordig in verband wordt gebracht
met zingeving. Zingeving is een begrip dat slechts de jongste 100 jaar opduikt in verband
met het streven naar geluk.
De premoderne tijd
Geluk vinden was lange tijd zich inschakelen in een bepaalde orde, waarvoor men
voorbeschikt was. Bijvoorbeeld in de Chinese context: hemel – keizer – aarde, tot en met de
functies en beroepen die vastlagen. In het confucianisme is het vervullen van de taak
waartoe men voorbestemd is, de waarborg voor een gelukkig leven. Ook bij ons in de
middeleeuwen en het christendom vinden we deze opvatting van geluk terug. Men moet zijn
plaats vinden en invullen. Wanneer men dat goed doet, ligt de weg naar geluk open. Dit
betekent dat geluk kan samengaan met lijden, pijn en hard werken. Ze zijn een onderdeel
van “zijn bestemming vervullen”. Deze opvatting van geluk heeft niets te maken met “zoveel
mogelijk genieten”, “altijd meer willen hebben” of “hogerop willen geraken”. Het ongeluk ligt
niet in “het niet-rijk zijn” maar in “zijn bestemming mislopen”.
Bij Aristoteles wordt het geluk in verband gebracht met het begrip ευδαιµονια: “een goede
daimon/ziel hebben/realiseren”. Dat heeft alles te maken met “orde”, het Griekse begrip
“kosmos”. De orde is de beschikking van de goden. Wanneer men zijn leven in harmonie
doorbrengt met de doeleinden aanwezig in de wereld, wordt men gelukkig.
De moderne cultuur
De moderne cultuur is ontstaan onder invloed van de wetenschap en techniek. Het heeft
echter honderden jaren geduurd, vooraleer deze invloed doorgedrongen is op alle plaatsen
in het Westen en in alle bevolkingslagen. Tussen de twee wereldoorlogen kon men nog
geïsoleerde gemeenschappen vinden, zogenaamde “pockets”, die in het oude systeem
leefden. Vandaag is iedereen beïnvloed door de “moderne cultuur”, zelfs de Taliban in
Afghanistan, hoe hardnekkig ze er zich ook tegen proberen te verzetten.
In de 17de eeuw wordt de idee van de “kosmische orde” vernietigd en komt het “universum”
in de plaats: een oneindige ruimte, zonder centrum, zonder doel, enkel bepaald door
oorzaken en gevolgen. Pascal begreep dat zeer goed, zoals blijkt uit omschrijvingen als “de
1
horreur van de oneindige ruimte”. We leven in een uithoek, op een planeet draaiend rond
een uitstervende ster in het immense universum. Alles zal op een bepaald ogenblik
verdwijnen. We leven in een wereld die er niet is voor ons. De werkelijkheid is een doelloze
combinatie van toevallige factoren. Deze opvatting is volledig in tegenstelling met
bijvoorbeeld die van het “intelligent design” (creationisme), die ervan uitgaat dat God de
wereld en de mens daarin als hoogste wezen geschapen heeft met een duidelijk doel voor
ogen. Pascal zag toen reeds de consequenties van zijn visie. Volgens hem is de enige
oplossing: “de sprong in het geloof”. Die sprong berust op geen enkele wetenschappelijke
basis. Later zal Kierkegaard hetzelfde uitdrukken.
Max Weber heeft het over “de onttovering van de wereld”. Dit gaat gepaard met de
“ontluistering” van het diepste verlangen van de mens: dat we er niet zomaar zijn, dat we
gewild zijn, als soort en als individu. Als we de sprong in het geloof van Pascal niet wagen,
wat is er dan nog mogelijk?
Er zijn twee nieuwe methoden ontstaan voor het zoeken naar geluk:
* Een eerste manier is gebaseerd op een gedachte van Descartes, de tegenpool van Pascal:
de mens is “maître et possesseur de la nature”. Het geluk bestaat in het beheersen van de
dingen. Men moet een leven leiden dat gericht is op voortdurende actie en vooruitgang.
Geluk bestaat in het “doen om te doen”, in het “weten om te weten”. Dat kan ook vertaald
worden in “winst om de winst” of nog “als het niet vooruitgaat, stort alles in elkaar”. Op die
manier geraakt de mens geobsedeerd door de cijfertjes die op zijn bankrekening staan
(direct verband met het kapitalisme). Ook in het communisme vinden we deze idee terug,
bijvoorbeeld in het stachanovisme, waarin “werken om te werken” als levensdoel werd
vooropgesteld.
* Een tweede manier van geluk zoeken in de moderne tijd is gebaseerd op “het zich goed
voelen”. Deze opvatting bestond al in de Griekse oudheid (“hedonisme”). Men vindt
dergelijke levenshouding vaak terug in periodes van ineenstortende beschavingen (bv.
Romeinse beschaving).
In de moderne versie van het hedonisme wordt het geluk bereikt op een vertechniseerde
manier, met behulp van pillen, allerhande therapieën enz., die de spreker bestempelde als
“geluksmachientjes”. Iedereen kan zijn eigen cocktail van dergelijke middelen samenstellen.
Deze machientjes worden via de publiciteit aangeprezen in de media. Ze zijn zo goedkoop,
dat het verwonderlijk is dat er niet meer mensen aan verslaafd zijn. Doorgaans worden
vooral jonge mensen er het slachtoffer van (cf. drugsproblematiek), maar ze geraken er
meestal ook wel weer uit. Als men niet oplet, geraakt men in een negatieve spiraal van
“nooit genoeg hebben”, die dan weer vergelijkbaar is met het activisme van de eerste
methode.
Veel mensen proberen beide manieren van zoeken naar geluk uit, maar we ervaren
individueel en collectief dat het allemaal niet werkt. Dat blijkt ook uit het denken van
mensen als Milan Kundera in zijn bekende boek De ondraaglijke lichtheid van het bestaan,
Max Weber die het heeft over “het onbehagen in de cultuur” en auteur Michel Houellebecq,
die in zijn boek Les particules élémentaires (Elementaire deeltjes) van 1998 het leven van
mensen beschrijft als dat van doelloze deeltjes die botsen en weer uit elkaar gaan. Daaruit
ontstaat een pessimistische visie: “De mens is verloren.” Een mogelijke conclusie is dan: “Er
moet een nieuwe mens komen.” Nietzsche denkt de oplossing in termen van de
“Übermensch”. Men komt tot het begrip “transhumanism”, het overstijgen van de mens,
want de mens is een verloren soort.
2
Zingeving
Andere wegen van het zoeken naar geluk hebben te maken met zingeving. De benadering is
als volgt: wetenschap en techniek kunnen het geluk niet verschaffen. Mensen kunnen niet
leven in een strikt rationeel wetenschappelijk wereldbeeld. Iedereen ziet zichzelf als een
uniek persoon, met een waardigheid en zin voor zijn leven. Men heeft iets anders nodig dan
enkel de ratio. Men keert daarvoor terug naar een uitspraak van Pascal: “Le coeur a ses
raisons que la raison ne comprend point.” We leven in een wereld waarin mensen niet enkel
producten zijn van genen. Er is ook nog de visie van het hart, van de ethiek. Zingeving is
het terrein van het hart. Ethiek, kunst en religie kunnen niet via de wetenschap en techniek
worden benaderd. Ze behoren tot het domein van de menselijke relaties, waarin we elkaar
niet bejegenen als machientjes. We leven in twee werelden: die van het verstand en die van
het hart. Wittgenstein heeft dat grondig bestudeerd. Hij is een “moderne” Pascal en zegt:
“Zelfs wanneer de wetenschap alle problemen zou hebben opgelost, zouden we nog geen
begin hebben van een antwoord op de vraag naar de zin van het leven.” Wetenschap kan
geen antwoord geven op de meest fundamentele vragen van het leven: wetenschap zegt
ons alleen hoe de dingen in elkaar zitten, niet of ze goed of kwaad, zinvol of zinloos zijn. Ze
beschrijft de biologische mechanismen, bijvoorbeeld over het ontstaan van het leven
(zaadcel + eicel), maar zegt niets over het doel of de betekenis van het leven. De oplossing
van Wittgenstein voor het probleem van de zin van het leven: “Zo’n manier van leven
vinden, dat het probleem vanzelf verdwijnt.”
Pas wanneer men in een situatie zit waarin “het klikt”, zal het probleem van de zin van het
leven verdwijnen. Men vindt die oplossing in menselijke relaties, waarin men “van
betekenis” is voor de anderen, waarin men “aanvaard” wordt door anderen. Om van
betekenis te zijn voor anderen, moet je een betekenis hebben die interessant is voor
anderen. De vraag is dan: “Hoe kunnen we van betekenis worden voor andere mensen?”
Een voorbeeld: voor zeer veel mensen is een man/vrouw en kinderen hebben, zelfs met alle
miserie die daarbij komt kijken, een manier van leven die bevredigend is. Het moet “klikken”
tussen de betekenissen. In dat verband moet men erop wijzen dat mensen in een cultuur
altijd al “betekenissen” dragen en en in functie daarvan naar zin streven - zoals “een relatie
willen met een vrouw”, “kinderen willen hebben”... Dat zijn voorbeelden van “settings”,
levensvormen waarin het kan klikken. Er zijn ook andere settings, zoals werk en hobby’s.
Men kan slagen in de ene setting en niet in de andere. Het feit dat men dit niet helemaal in
de hand heeft, maakt het “geluk” juist zo fantastisch. Don Juan was eigenlijk een tragische
figuur, het duidelijkste bewijs dat geluk niet maakbaar is, niet afdwingbaar is. Huizinga
formuleerde het zo: “Men streeft naar geluk, zoals men kaart speelt. Men krijgt de kaarten:
man, vrouw enz. en daarmee moet men spelen, zin zoeken via het klikken met andere
betekenissen. Als men wint, heeft men geluk. Als men het kaartspel manipuleert, verbrodt
men zijn geluk. Het geluk is niet te koop, niet te manipuleren.”
3
Vragenronde
Tijdens de vragenronde ging de spreker nog dieper in op het vervolg van dit thema, onder
meer de vraag: wat met de “postmoderne mens”? De postmoderne mens heeft geleerd dat
het geluksprobleem niet oplosbaar is op een technische manier alleen. Men moet ook op
zoek gaan naar gelukkige menselijke relaties. Het voorvoegsel “post-” wijst erop dat men
niet helemaal de band met het “moderne” verliest. Er is bijvoorbeeld momenteel een
terugkeer naar de religie, maar er blijft iets moderns: er is geen vaste orde meer; er zijn
oneindig veel mogelijke ordes. De absoluutheid van de religie verdwijnt. De mens weet dat
zijn religie niet de enige is. We weten dat de manier waarop we naar geluk zoeken, bepaald
wordt door onze cultuur. In het postmodernisme gaan we het traditionele zoeken
manipuleren. We weten dat er fundamentele betekenissen zijn die vastliggen, zoals “man
zijn”, “vrouw zijn”. We gaan proberen er iets aan te doen om op die manier aanvaard te
worden door anderen. Bijvoorbeeld: ons uiterlijk bepaalt sterk onze aanvaarding door
anderen. We trachten dat uiterlijk op alle mogelijke manieren te manipuleren. We beginnen
onszelf “van buitenaf” te bekijken en er moet hard gewerkt worden aan het uiterlijk: de
lichaamscultuur, de “life style” zijn uitingen van die opvatting. We proberen alle facetten die
van betekenis zijn voor anderen, “te styleren”, bij te schaven waar nodig. Men leest
samenvattingen van boeken om te kunnen laten zien dat men ze gelezen heeft: zo komt
men als interessant over. De vroegere technische houding ten opzichte van de natuur
nemen we in het postmodernisme aan tegenover de zingeving zelf. We verbinden ons
slechts instrumenteel met de betekenissen. Alles wordt op die manier “fake”, geveinsd. Niets
is nog echt, maar iedereen doet alsof hij authentiek is. We kunnen niet verdragen dat een
betekenis ten opzichte van anderen zou mislukken. Men wordt “maître et possesseur de soimême”. Deze en nog vele andere vragen leidden tot een reeks interessante antwoorden van
de spreker.
Rudi Borms
Beerse, 15 feb 2008
4
Download