EUROPEES PARLEMENT 1999 2004 Zittingsdocument DEFINITIEVE VERSIE A5-0153/2002 25 april 2002 ***II AANBEVELING VOOR DE TWEEDE LEZING betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van het besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte (2002-2006) (15483/3/2001 – C5-0036/2002 – 2001/0053(COD)) Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie Rapporteur: Gérard Caudron RR\467671NL.doc NL PE 309.087 NL Verklaring van de gebruikte tekens * **I **II *** ***I ***II ***III Raadplegingsprocedure Meerderheid van de uitgebrachte stemmen Samenwerkingsprocedure (eerste lezing) Meerderheid van de uitgebrachte stemmen Samenwerkingsprocedure (tweede lezing) Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring van het gemeenschappelijk standpunt Meerderheid van de leden van het Parlement voor de verwerping of amendering van het gemeenschappelijk standpunt Instemming Meerderheid van de leden van het Parlement, behalve in de in de artikelen 105, 107, 161 en 300 van het EG-Verdrag en in artikel 7 van het EU-Verdrag bedoelde gevallen Medebeslissingsprocedure (eerste lezing) Meerderheid van de uitgebrachte stemmen Medebeslissingsprocedure (tweede lezing) Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring van het gemeenschappelijk standpunt Meerderheid van de leden van het Parlement voor de verwerping of amendering van het gemeenschappelijk standpunt Medebeslissingsprocedure (derde lezing) Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring van de gemeenschappelijke ontwerptekst (De aangeduide procedure is gebaseerd op de door de Commissie voorgestelde rechtsgrondslag.) Amendementen op wetsteksten Door het Parlement aangebrachte wijzigingen worden in vet cursief aangegeven. De markering in mager cursief is een aanwijzing voor de technische diensten en betreft passages in de wetstekst waarvoor een correctie wordt voorgesteld (bijvoorbeeld aperte fouten of weglatingen in een taalversie). Dergelijke correcties moeten worden goedgekeurd door de betrokken technische diensten. PE 309.087 NL 2/69 RR\467671NL.doc INHOUD Blz. PROCEDUREVERLOOP .......................................................................................................... 4 ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE ................................................................................. 5 TOELICHTING ....................................................................................................................... 66 RR\467671NL.doc 3/69 PE 309.087 NL PROCEDUREVERLOOP Op 14 november 2001 bepaalde het Parlement in eerste lezing zijn standpunt inzake het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte (2002-2006) (COM(2001) 94 – 2001/0053(COD)). Op 6 februari 2002 gaf de Voorzitter van het Parlement kennis van de ontvangst van het gemeenschappelijk standpunt en verwees hij dit document naar de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (15483/3/2001 – C5-0036/2002). De commissie benoemde reeds op haar vergadering van 9 januari 2001 Gérard Caudron tot rapporteur. Zij behandelde het gemeenschappelijk standpunt en de ontwerpaanbeveling voor de tweede lezing op haar vergaderingen van 18 en 26 februari, 18 maart, 17, 22 en 23 april 2002. Op laatstgenoemde vergadering hechtte zij met 45 stemmen voor en 1 tegen haar goedkeuring aan de ontwerpwetgevingsresolutie. Bij de stemming waren aanwezig: Carlos Westendorp y Cabeza (voorzitter), Peter Michael Mombaur, Yves Piétrasanta en Jaime Valdivielso de Cué (ondervoorzitters), Gérard Caudron (rapporteur), Gordon J. Adam (verving Massimo Carraro), Nuala Ahern, Konstantinos Alyssandrakis, Sir Robert Atkins, Bastiaan Belder (verving Yves Butel), Luis Berenguer Fuster, Guido Bodrato, Marco Cappato, Giles Bryan Chichester, Nicholas Clegg, Gianfranco Dell'Alba (verving Gian Paolo Gobbo overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement), Concepció Ferrer, Norbert Glante, Hans Karlsson, Bashir Khanbhai, Helmut Kuhne (verving Myrsini Zorba), Peter Liese (verving Umberto Scapagnini), Caroline Lucas, Minerva Melpomeni Malliori (verving Reino Paasilinna), Marjo Matikainen-Kallström, William Francis Newton Dunn (verving Colette Flesch), Giuseppe Nisticò (verving John Purvis), Josu Ortuondo Larrea (verving Claude Turmes), Paolo Pastorelli, Elly Plooij-van Gorsel, Samuli Pohjamo (verving Willy C.E.H. De Clercq), Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Daniela Raschhofer, Imelda Mary Read, Carlos Ripoll i Martínez Bedoya (verving Michel Hansenne overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement), Mechtild Rothe, Christian Foldberg Rovsing, Paul Rübig, Ilka Schröder (verving Roseline Vachetta), Konrad K. Schwaiger, Esko Olavi Seppänen, Gary Titley, W.G. van Velzen, Alejo Vidal-Quadras Roca, Dominique Vlasto en Olga Zrihen Zaari. De aanbeveling voor de tweede lezing werd ingediend op 25 april 2002. De termijn voor de indiening van amendementen op het gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in de ontwerpagenda voor de vergaderperiode waarin de aanbeveling wordt behandeld. PE 309.087 NL 4/69 RR\467671NL.doc ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van het besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte (2002-2006) (15483/3/2001 – C5-0036/2002 – 2001/0053(COD)) (Medebeslissingsprocedure: tweede lezing) Het Europees Parlement, – gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (15483/3/2001 – C5-0036/2002), – gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt1 inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2001) 942), – gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2001) 7093), – gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag, – gelet op artikel 80 van zijn Reglement, – gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0153/2002), 1. wijzigt het gemeenschappelijk standpunt als volgt; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie. 1 PB C nog niet gepubliceerd. PB C 180 E van 26.6.2001, blz. 156-176. 3 PB C 75 E van 26.3.2002, blz. 132-181. 2 RR\467671NL.doc 5/69 PE 309.087 NL Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Amendementen van het Parlement Amendement 1 Overweging 11 (11) Het is dienstig dat bijzondere aandacht uitgaat naar de behoeften van het middenen kleinbedrijf (MKB). (11) Het is dienstig dat bijzondere aandacht uitgaat naar de behoeften van het middenen kleinbedrijf (MKB), dat voor kleine bedrijven specifieke acties worden ontwikkeld op basis van het Europees Handvest voor kleine bedrijven van Feira, waarvan de beginselen en actielijn 8 de technologisch capaciteit van kleine bedrijven beogen te versterken, en dat de toegang tot het beste onderzoek en de beste technologie wordt vergemakkelijkt. (Amendement niet ingediend in eerste lezing maar het beoogt, overeenkomstig het Reglement, wijzigingen van passages in het gemeenschappelijk standpunt die nog niet in het in eerste lezing ingediende voorstel waren opgenomen) Motivering Actielijn 8 wenst versterking van de programma's die zijn gericht op verspreiding en promoting van technologieën, commerciële toepassing van kennis en technologie en technologische samenwerking tussen kleine bedrijven. Steun voor onderzoek en innovatie in en door kleine bedrijven is een van de doelstellingen. Daarnaast wordt in het Handvest uitdrukkelijk de noodzaak genoemd de innovatiegeest te bevorderen (6e principe) en de toegang tot het beste onderzoek en de beste technologie te vergemakkelijken (7e principe). Amendement 2 Overweging 21 bis (nieuw) (21 bis) De bevordering van het fundamenteel onderzoek zou een primaire doelstelling van het kaderprogramma moeten vormen. PE 309.087 NL 6/69 RR\467671NL.doc (Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van amendement 12, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Het belang van fundamenteel onderzoek moet duidelijk worden aangegeven. Amendement 3 Artikel 3 Alle onderzoeksactiviteiten uit hoofde van het zesde kaderprogramma moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen. 1. Alle onderzoeksactiviteiten die verricht worden uit hoofde van het zesde kaderprogramma moeten worden uitgevoerd met de gepaste inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, met inbegrip van de beginselen opgesomd in het Handvest van de grondrechten van de EU en de desbetreffende internationale verdragen, zoals de Verklaring van Helsinki, goedgekeurd in Edinburgh in oktober 2000, de Conventie inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde van de Raad van Europa, ondertekend in Oviedo op 4 april 1997, het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Aanvullende Protocol over het verbod op het klonen van mensen, ondertekend in Parijs op 12 januari 1998, de Universele Verklaring over het menselijk genoom en de mensenrechten van de UNESCO, en de desbetreffende resoluties van de Wereldgezondheidsorganisatie. 2. De volgende onderzoeksgebieden worden niet gefinancierd uit hoofde van het kaderprogramma: - onderzoeksactiviteiten gericht op het klonen van mensen voor voortplantingsdoeleinden; - het creëren van menselijke embryo's voor onderzoeksdoeleinden, met inbegrip van het klonen van lichaamscellen; - onderzoeksactiviteiten die resulteren in een wijziging van het erfelijk materiaal van mensen, waarbij deze wijzigingen erfelijk zouden kunnen worden (behandeling van kanker van de geslachtsklieren kan worden RR\467671NL.doc 7/69 PE 309.087 NL gefinancierd). 3. Onderzoek naar het gebruik van menselijke stamcellen kan worden gefinancierd, afhankelijk van zowel de inhoud van het wetenschappelijke voorstel als het wettelijk kader van de betrokken lidstaat of lidstaten; onderzoek waarbij gebruikt wordt gemaakt van stamcellen en geherprogrammeerde stamcellen krijgen voorrang bij de financiering; er worden geen beperkingen opgelegd aan de financiering van onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van stamcellijnen die reeds aanwezig zijn in wetenschappelijke laboratoria. Tevens wordt onderzoek gefinancierd naar embryonale of foetale stamcellen die verkregen zijn na een spontane of therapeutische abortus. 4. Onderzoek naar "overtollige" menselijke embryo's in een vroeg stadium (maximaal 14 dagen oud) (embryo's die zijn geproduceerd voor de behandeling van onvruchtbaarheid, teneinde de slaagkans van IVF te vergroten, maar die niet langer nodig zijn voor dat doel en voorzover bestemd voor vernietiging) kan worden gefinancierd op voorwaarde dat dergelijk onderzoek wettelijk is toegestaan in de lidstaat of lidstaten waar het zal worden uitgevoerd overeenkomstig de regels van de bevoegde autoriteit(en). 5. Tevens wordt onderzoek gefinancierd ten behoeve van een beter inzicht in de juridische, ethische en sociale implicaties van de nieuwe kennis op het gebied van menselijke genetica. 6. De beginselen als bedoeld in het Protocol inzake de bescherming en het welzijn van dieren gehecht aan het Verdrag van Amsterdam moeten in het kader van dit programma worden gerespecteerd. Voorzover mogelijk dienen dierproeven te worden vervangen door alternatieve methoden. PE 309.087 NL 8/69 RR\467671NL.doc (Identiek aan de amendementen 22, 332, 333 en 334, aangenomen in eerste lezing.) Motivering Hiermee worden de amendementen 22, 332, 333 en 334, die reeds in eerste lezing waren goedgekeurd, opnieuw ingediend. Amendement 4 Artikel 3 bis (nieuw) Artikel 3 bis Het zesde kaderprogramma is gebaseerd op de verplichting tot duurzaamheid uit hoofde van artikel 6 van het Verdrag van Amsterdam en de conclusies van de Europese Top van Göteborg. (Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van amendement 24, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering De beginselen van integratie van milieueisen en duurzaamheid moeten overal worden toegepast. Amendement 5 Bijlage I, Inleiding en grote lijnen, alinea 4 Het MKB wordt aangemoedigd in alle sectoren van het zesde kaderprogramma deel te nemen, in het bijzonder in het kader van de activiteiten die in de prioritaire thematische gebieden worden ondernomen. Ter ondersteuning van de ontwikkeling van het MKB in de kennismaatschappij en van het gebruik van het economische potentieel van het MKB in een grotere en meer geïntegreerde Europese Unie worden het MKB, alsmede de kleine en zeer kleine ondernemingen en ambachtelijke bedrijven aangemoedigd in alle sectoren van het zesde kaderprogramma deel te nemen, in het bijzonder in het kader van de activiteiten die in de prioritaire thematische gebieden worden ondernomen. Motivering Spreekt voor zich. Amendement 6 RR\467671NL.doc 9/69 PE 309.087 NL Bijlage I, deel 1, punt 1.1. 1.1. Thematische prioriteiten Het geïntegreerde onderzoeksprogramma bestaat uit een omvattend programma bestaande uit acht onderscheiden subonderdelen: Er zijn zeven prioritaire thematische gebieden vastgesteld, te weten: 1.1.1. Biowetenschappen voor gezondheid en veiligheid 1) genomica en biotechnologie voor de gezondheid; 1.1.1.1 Genomica en biotechnologie voor wereldwijde gezondheid en welzijn 1.1.1.2 De voornaamste ziekten 2) technologieën voor de informatiemaatschappij; 1.1.2. Technologieën voor de informatiemaatschappij 3) nanotechnologieën en nanowetenschappen, kennisgebaseerde multifunctionele materialen en nieuwe productieprocédés en -apparatuur; 1.1.3. Nanotechnologieën en nieuwe productieprocédés voor geavanceerde materialen; 4) lucht- en ruimtevaart; 1.1.4. Lucht- en ruimtevaart 5) voedselkwaliteit en -veiligheid; 1.1.5. Voedselkwaliteit, -veiligheid en gezondheidsrisico's en verbetering van de gezondheid 6) duurzame ontwikkeling, veranderingen in het aardsysteem en ecosystemen; 1.1.6. Energie, duurzame ontwikkeling, biodiversiteit en veranderingen in het aardsysteem 1.1.6.1 Energie 1.1.6.2 Duurzame ontwikkeling en veranderingen in het aardsysteem 1.1.6.3 Vervoer 7) burgers en bestuur in een kennismaatschappij. 1.1.7. Burgers, democratie, sociale en politieke instellingen 1.1.8. Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de EU Er is één enkele programmacommissie, die in verschillende samenstellingen bijeenkomt, overeenkomstig elk subonderdeel. Elk subonderdeel heeft een eigen management en coördinatiestructuur en een eigen adviescommissie en eigen begrotingslijnen.´ Het Europees Parlement wordt regelmatig op de hoogte gehouden van de activiteiten van de programmacommissie en de PE 309.087 NL 10/69 RR\467671NL.doc deskundige adviescommissies, alsmede door middel van jaarverslagen over de uitvoering. Motivering Herindiening van de amendementen 36 en 30 uit de eerste lezing. Amendement 7 Bijlage I, punt 1.1.1., titel 1.1.1. Genomica en biotechnologie voor de gezondheid 1.1.1. Biowetenschappen voor gezondheid en veiligheid (Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van amendement 39, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Spreekt voor zich. Amendement 8 Bijlage I, punt 1.1.1.1., ondertitel (nieuw) 1.1.1.1. Genomica en biotechnologie voor wereldwijde gezondheid en welzijn (Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van amendement 40, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Spreekt voor zich. Amendement 9 Bijlage I, punt 1.1.1.2., ondertitel (nieuw) 1.1.1.2. De voornaamste ziekten RR\467671NL.doc 11/69 PE 309.087 NL (Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van amendement 68, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Spreekt voor zich. Amendement 10 Bijlage I, punt 1.1.1.2., Doelstelling (nieuw) Doelstelling Onderzoek op het gebied van kanker, hart- en vaatziekten, suikerziekte, degeneratieve ziekten van het zenuwstelsel (zoals Alzheimer, Parkinson en Creutzfeldt-Jakob e.d.) en zeldzame aandoeningen; Het accent moet hier liggen op translational research op Europees niveau. (Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van de amendementen 69 en 71, die op 14 november 2001 in eerste lezing zijn aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Spreekt voor zich. Amendement 11 Bijlage I, punt 1.1.1.2., Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde (nieuw) Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde Het medisch onderzoek in Europa moet zich niet uitsluitend richten op het genoom. Er moeten ook gezamenlijke inspanningen worden verricht op andere onderzoekterreinen, vooral omdat het genoomonderzoek geen oplossing zal bieden voor alle gezondheidsproblemen in PE 309.087 NL 12/69 RR\467671NL.doc de komende twintig jaar. Bovendien kunnen in "niet-genoom"-onderzoek enorme vorderingen worden gemaakt dankzij Europese databanken voor diverse ziekten die het mogelijk maken vast te stellen wanneer en waar ziektegevallen zich voordoen en hoe zij zich verder zullen ontwikkelen. Dergelijke databanken kunnen ook informatie verschaffen over tendensen in het aantal patiënten, mogelijke oorzaken van ziekten en factoren die een zekere bescherming tegen ziekten geven. Op deze medische gebieden is de doelstelling van dit prioritaire thematische gebied de ontwikkeling van verbeterde patiëntgerichte strategieën om ziektes te voorkomen en te beheersen en mensen in staat te stellen gezond te leven en gezond ouder te worden. Het onderzoek zal daarom gericht zijn op het omzetten van nieuwe kennis op het gebied van de genomica en andere fundamentele onderzoeksgebieden in toepassingen die de klinische praktijk en de volksgezondheid kunnen verbeteren. Voor wat betreft kanker zal het prioritaire thematische gebied de financiering omvatten van een patiëntgericht Europees initiatief inzake kankeronderzoek, met drie onderling verbonden componenten: - ontwikkeling van topnetwerken en initiatieven ter coördinatie van de nationale onderzoeksactiviteiten en grensoverschrijdend onderzoek; - de ondersteuning van klinisch onderzoek, met name klinische proeven van algemeen belang, gericht op het valideren van nieuwe en verbeterde methodes; - de ondersteuning van translational research gericht op de toepassing van basiskennis in toepassingen in de klinische praktijk en de volksgezondheid. Voor het Europese initiatief inzake RR\467671NL.doc 13/69 PE 309.087 NL kankeronderzoek is een bedrag van € 400 miljoen vereist, om een redelijke zichtbaarheid en doeltreffendheid met betrekking tot het kankeronderzoek in Europa als geheel te waarborgen. Kinderziekten zijn een terrein waarop Europese samenwerking van vitaal belang is voor de studie van pathogene mechanismen die ten grondslag liggen aan ernstige kinderziekten en voor het vinden van nieuwe instrumenten ter preventie en behandeling daarvan. Ernstige kinderziekten komen gelukkig zeer zelden voor. Met het oog op de ontwikkeling van doeltreffende therapieën dient informatie over de enkele gevallen die zich voordoen dan ook op ruimere schaal te worden verspreid. (Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van de amendementen 72, 73, 74 en 76, die op 14 november 2001 in eerste lezing zijn aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Er bestaan radicaal van elkaar verschillende en vernieuwende terreinen die niet te maken hebben met het genenonderzoek en toch niet traditioneel te noemen zijn. Hier wordt gespecificeerd welke bijdrage op EU-niveau gedaan kan worden aan kankeronderzoek. Jaarlijks sterven tienduizenden mensen in de EU aan kanker. Alleen als de EU erin slaagt meer translational research, gecoördineerd op EU niveau uit te voeren dan zal de EU ook in staat zijn de competitie met de VS aan te gaan om topresearchers in de EU te houden. Bovendien wordt daardoor ook een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van medicijnen op dit gebied in de EU. Door een betere coördinatie tussen EU en de lidstaten kan het totale budget voor kankeronderzoek efficiënter worden gebruikt en krijgt de bestrijding van kanker in de EU een grotere impuls. De uitwisseling van informatie is essentieel voor de behandeling van kanker. Coördinatie tussen de desbetreffende centra op het gebied van informatievoorziening, screening, opleiding, onderzoek, behandeling, rehabilitatie en omzetting van de resultaten van het onderzoek in de klinische praktijk is van wezenlijk belang voor een goede en uniforme behandeling en snelle toepassing van de onderzoekresultaten, na het noodzakelijke beoordelingsproces waarbij de belangen van de patiënt voorop moeten staan. Amendement 12 Bijlage I, punt 1.1.1.2., Overwogen activiteiten, alinea's 1 t/m 5 (nieuw) PE 309.087 NL 14/69 RR\467671NL.doc Overwogen activiteiten Onderzoek op het gebied van kanker, hart- en vaatziekten, suikerziekte en met suikerziekte verband houdende aandoeningen, degeneratieve ziekten van het zenuwstelsel (zoals Alzheimer, Parkinson en experimentele behandelingen van de nieuwe variant van Creutzfeldt-Jakob die momenteel worden onderzocht), psychiatrische aandoeningen, virale hepatitis C, allergieën en metabolische aandoeningen als suikerziekte, en zeldzame aandoeningen; a) grensoverschrijdend onderzoek en vergelijkende studies, alsmede de gecoördineerde ontwikkeling van Europese databanken die een totaalbeeld geven van de bewuste ziekten; b) samenwerking met en ondersteuning van bestaande netwerken; c) invoering van interdisciplinaire netwerken, bij voorkeur in samenhang met bestaande netwerken; d) klinisch kankeronderzoek; e) uitwisseling van klinische praktijkervaring; f) klinisch onderzoek met nieuwe geneesmiddelen. Betere therapieën voor kinderen. Epidemiologie en preventie van ziekten: a) epidemiologische data, instrumenten en modellen om de invloed van milieu- en dieetfactoren op de verschillende bevolkingen en op de gezondheid te begrijpen, te analyseren en te voorspellen; b) beleidsmaatregelen ter voorkoming van ziekten; c) preventief ingrijpen in milieufactoren en beheersing van de milieurisico's; d) preventieve geneeskunde. RR\467671NL.doc 15/69 PE 309.087 NL Bestrijding van resistentie tegen geneesmiddelen en met name antibiotica, waarbij het onderzoek zich niet alleen moet uitstrekken tot de aspecten in verband met diervoeding, maar ook met de hygiënische praktijken (of het ontbreken daarvan) en de gewoonten met betrekking tot de receptuur en het gebruik van geneesmiddelen; Onderzoek naar alternatieve of nietconventionele geneeswijzen dat gericht is op het verwerven van inzicht in het "werkingsmechanisme" van nietconventionele therapieën; het evalueren van de kosten/batenverhouding en de effectiviteit ervan; het verwerven van inzicht in de gevolgen van de toepassing van niet-conventionele therapieën in de veeteelt voor de volksgezondheid en het dierenwelzijn. Beheersbaarheid van met ziekte verband houdende omstandigheden, bijvoorbeeld bevordering van de kennis op het terrein van de palliatieve geneeskunde en de palliatieve zorg. Met het beroep samenhangende huidziekten. (Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van de amendementen 77, 80, 81, 82, 83, 84 en 326 die op 14 november 2001 in eerste lezing zijn aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Spreekt voor zich. Het is van belang de begrippen epidemiologie en preventiebeleid op te nemen in het onderzoek op het gebied van genomica en biotechnologie. Resistentie tegen medicamenten, waarbij antibiotica de zwaarste problemen opleveren. Veel Europese burgers maken frequent gebruik van niet-conventionele therapieën. Dat maakt de ontwikkeling van een researchinfrastructuur die de effectieve invloed en relevantie van complementaire geneeswijzen in de gezondheidszorg weerspiegelt tot een essentiële noodzaak. Amendement 13 Bijlage I, deel I, punt 1.1.1 2. (nieuw), Overwogen activiteiten, alinea 6 (nieuw) PE 309.087 NL 16/69 RR\467671NL.doc Onderzoek naar de medische toepassingen van cannabis. (Amendement 84, aangenomen in eerste lezing op 14 november 2001 A5-0376/2001).) Motivering Komt overeen met amendement 10 van de rapporteur. Er komt steeds meer belangstelling voor de medicinale toepassingen van cannabis. Niet alleen in Nederland maar ook in andere EU-landen blijkt steeds meer interesse te bestaan voor het gebruik van cannabis voor medische doeleinden. Bij diverse gelegenheden heeft de Internationale Controleraad voor verdovende middelen (INCB) er bij de aangesloten landen op aangedrongen klinisch onderzoek naar cannabis te bevorderen. Hoewel er aanwijzingen bestaan dat het gebruik van cannabis bij bepaalde aandoeningen nuttig zou kunnen zijn, is het therapeutisch effect ervan nog niet bewezen. Tot nu toe zijn er ruim 40 indicaties gerapporteerd. Veelbelovend is daarbij met name het gebruik bij multiple sclerose, als eetlustopwekkend middel bij aids- en kankerpatiënten, de behandeling van misselijkheid en braken bij kankerchemotherapie, epilepsie, diverse soorten pijn en glaucoom. Amendement 14 Bijlage I, deel I, punt 1.1.2, Doelstelling, alinea's 1 bis, 1 ter en 1 quater (nieuw) De onderzoeksinspanningen uit hoofde van het zesde kaderprogramma zullen gericht zijn op de toekomstige generatie van technologieën voor de informatiemaatschappij (IST), die de doelstellingen in het kader van e-Europa, te weten het toegankelijk maken van ISTtoepassingen en -diensten voor iedereen, in ieder huis, in elke school en voor alle bedrijven, zal versterken. Het zal de ontwikkeling mogelijk maken van het Internet van de volgende generatie, dat meer op de gebruikers gericht zal zijn. Er komt een nieuwe generatie IST tot ontwikkeling die alle burgers en ondernemingen in staat zal stellen te profiteren van IST-diensten. Het doel is de technologie welhaast onzichtbaar te maken en een natuurlijk en moeiteloos gebruik mogelijk te maken, waarbij gedacht moet worden aan een radicale ommezwaai van de huidige op de pc gebaseerde systemen en van de combinatie "toetsenbord, muis en scherm" naar andere vormen. Hiervoor is grootschalig onderzoek nodig om elektronische componenten en RR\467671NL.doc 17/69 PE 309.087 NL apparaten in te bedden in dagelijkse voorwerpen en technologieën voor netwerken en computers te ontwikkelen met voldoende bandbreedte en prestaties om dergelijke componenten overal en op elk tijdstip aan elkaar te koppelen. Bovendien zijn interfaces nodig die gebruik maken van onze natuurlijke zintuigen (tast, reuk, spraak en gebaar) om een gemakkelijke en doeltreffende interactie mogelijk te maken met op kennis gebaseerde toepassingen en diensten. Deze benadering, die energiek gesteund wordt door de industrie en de onderzoeksgemeenschap, vormt een unieke mogelijkheid voor Europa om te profiteren van zijn technologische en industriële sterke punten op gebieden als mobiele communicatie, consumentenelektronica en geïntegreerde software. Mobiele systemen van de derde generatie en de huidige draadloze systemen zijn een belangrijke stap naar deze volgende generatie, aangezien ze toegang tot Internetdiensten vanaf elke locatie mogelijk maken zonder pc, voor de "man in de straat". Draagbare mobiele apparatuur met geïntegreerde interfaces, gebruikmakend van onze "natuurlijke" zintuigen, zoals spraak, worden momenteel ontwikkeld. Ze vormen een verdere stap naar het idee van een "intelligente omgeving", waarin de gebruikers (de mensen) het middelpunt vormen van de IST-ontwikkeling. (Identiek aan amendement 87, aangenomen op 14 november 2001.) Motivering Herindiening van amendement 87 uit de eerste lezing. Amendement 15 Bijlage I, deel I, punt 1.1.2, overwogen activiteiten, activiteit 1, letter b) b) "intelligente-omgevingssystemen" die iedereen, ongeacht leeftijd en situatie, toegang geven tot de informatiemaatschappij, alsmede PE 309.087 NL b) de ontwikkeling van besturingssystemen en hardware voor de productie van Europese computers en "intelligenteomgevingssystemen" die iedereen, ongeacht 18/69 RR\467671NL.doc interactieve en intelligente systemen ten behoeve van de gezondheid, mobiliteit, veiligheid, vrije tijd, toerisme, toegang tot en behoud van het culturele erfgoed, en milieu; leeftijd, eventuele handicap en andere bijzondere situaties, toegang geven tot de informatiemaatschappij, alsmede interactieve en intelligente systemen ten behoeve van de gezondheid, mobiliteit, veiligheid, vrije tijd, toerisme, behoud van het culturele erfgoed en bewaking van het milieu; Intelligente systemen dienen er in het bijzonder op gericht te zijn maatschappelijk uitgesloten en achtergestelde groepen in de samenleving, met inbegrip van gehandicapten, toegang te verschaffen tot en te betrekken bij alle op dit terrein bestaande mogelijkheden en ondersteunende technologieën; (Gebaseerd op amendement 93, aangenomen in eerste lezing, met wijzigingen) Motivering Het is van bijzonder groot belang dat de gehandicapten en personen met specifieke behoeften toegang hebben tot de nieuwe informatietechnologie. Daarbij moet met name worden gedacht aan gehandicapten, mede gezien de specifieke eisen die voor hen zijn verbonden aan de toegang tot de informatiemaatschappij en tot intelligente systemen. Ook in de conclusies van de Europese Raad van Lissabon en in de sociale beleidsagenda wordt specifiek verwezen naar de toegang tot informatie- en communicatietechnologieën voor gehandicapten. Gehandicapten moeten dan ook expliciet worden vermeld in het kader van deze activiteit. Amendement 16 Bijlage I, deel I, punt 1.1.2, overwogen activiteiten, activiteit 2, letter a) a) de nieuwe generaties systemen en netwerken voor draadloze en mobiele communicatie; satellietcommunicatiesystemen; zuiver optische technologieën; integratie en beheer van communicatienetwerken, inclusief interoperabele netwerkoplossingen; voorwaarden scheppende technologieën die nodig zijn voor de ontwikkeling van systemen, infrastructuren en diensten, met op name op audiovisueel gebied. Ook zal naar de ontwikkeling van een nieuwe internetgeneratie worden toegewerkt; RR\467671NL.doc a) de nieuwe generaties systemen en netwerken voor draadloze en mobiele communicatie; satellietcommunicatiesystemen; zuiver optische technologieën met inbegrip van beeldsystemen; integratie en beheer van communicatienetwerken; voorwaarden scheppende technologieën die nodig zijn voor de ontwikkeling van systemen en infrastructuren, met inbegrip van de verdere snelle uitbouw van GEANT, het panEuropese Gigabit-researchnetwerk van de volgende generatie, tot een netwerk met een capaciteit van 100Gb/s; 19/69 PE 309.087 NL (Dit amendement is identiek aan amendement 98 aangenomen op 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering Herindiening van amendement 98 uit de eerste lezing. Amendement 17 Bijlage I, deel I, punt 1.1.2, overwogen activiteiten, activiteit 3, letter b bis) (nieuw) b bis) innovaties om de milieugevolgen van ICT's in alle stadia - zowel bij fabricage en gebruik als aan het einde van de levenscyclus van een product - te beperken. (Dit amendement is identiek aan amendement 105, aangenomen in eerste lezing op 14 november 2001 (A5-0376/2001).) Motivering Het is van groot belang dat de gevolgen van ICT's uit een oogpunt van duurzame ontwikkeling goed worden geëvalueerd en dat ook rekening wordt gehouden met de effecten daarvan op degenen die deze technologieën gebruiken. Amendement 18 Bijlage I, deel I, punt 1.1.2, overwogen activiteiten, activiteit 3, letter b ter) (nieuw) b ter) onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe technieken voor het opruimen van antipersonenmijnen (Dit amendement is identiek aan amendement 100, aangenomen in eerste lezing op 14 november 2001 (A5-0376/2001).) Motivering De motivering van de Raad voor niet-overneming (dit punt was reeds onder de taken van het GCO opgesomd) is niet bevredigend. Het amendement werd ingediend en aangenomen daar de voor het GCO vermelde punten te wensen overlaten. Amendement 19 Bijlage I, deel I, punt 1.1.3, overwogen activiteiten, activiteit 2, titel Kennisgebaseerde multifunctionele materialen: Kennisgebaseerde en/of multifunctionele materialen en/of materialen met bijzondere eigenschappen Motivering PE 309.087 NL 20/69 RR\467671NL.doc Het begrip "intelligente materialen" lijkt zeer beperkt om het onderzoek naar innovatieve materialen te karakteriseren. Het gebruik van het adjectief "multifunctioneel" dat de Raad pas in zijn gemeenschappelijk standpunt toevoegde, perkt de omvang van het onderzoek naar innovatieve materialen definitief wel heel erg in. Er moet duidelijk vooropgesteld worden dat de begrippen "intelligent" en "multifunctioneel" ook als alternatieven in aanmerking komen en dat ook andere materialen met bijzondere eigenschappen onderzocht kunnen worden. Amendement 20 Bijlage I, deel I, punt 1.1.3, overwogen activiteiten, activiteit 2, letter b) b) technologieën in verband met de productie en de transformatie, inclusief de verwerking van kennisgebaseerde multifunctionele materialen en biomaterialen; b) technologieën in verband met de productie en de transformatie, inclusief de verwerking van kennisgebaseerde multifunctionele materialen en/of materialen met bijzondere eigenschappen, die bij voorbeeld bestand zijn tegen extreme belastingen, en biomaterialen; Motivering Het begrip "intelligente materialen" lijkt zeer beperkt om het onderzoek naar innovatieve materialen te karakteriseren. Het gebruik van het adjectief "multifunctioneel" dat de Raad pas in zijn gemeenschappelijk standpunt toevoegde, perkt de omvang van het onderzoek naar innovatieve materialen definitief wel heel erg in. Er moet duidelijk vooropgesteld worden dat de begrippen "intelligent" en "multifunctioneel" ook als alternatieven in aanmerking komen en dat ook andere materialen met bijzondere eigenschappen onderzocht kunnen worden. Amendement 21 Bijlage I, deel I, punt 1.1.3, overwogen activiteiten, activiteit 2, letter c bis) (nieuw) (c bis) de ontwikkeling van nieuwe processen en IT-instrumenten voor de procesindustrie, met inbegrip van simulatie, en de exploitatie ervan voor ontwikkelingswerkzaamheden . (Dit amendement is identiek aan amendement 120, aangenomen in eerste lezing op 14 november 2001 A5-0376/2001). Motivering Europa beschikt over specifieke kennis en een sterke traditie op het gebied van de basisprocesindustrieën. Deze sectoren hebben groot belang bij de ontwikkeling van nieuwe productieprocessen of deelprocessen, die het concurrentievermogen van de Europese procesindustrie kunnen verbeteren en die zowel economisch gezien als vanuit milieuoogpunt een verbetering vormen. Nieuwe productieprocessen in de basisprocesindustrie kunnen tevens leiden tot een effectiever gebruik van grondstoffen, energiebesparing en de ontwikkeling van nieuwe producten. RR\467671NL.doc 21/69 PE 309.087 NL Amendement 22 Bijlage I, punt 1.1.4., Doelstelling De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is tweeledig: consolidering, via de integratie van haar onderzoekinspanningen, van de positie van de Europese industrie op het gebied van lucht- en ruimtevaart, tegenover een steeds sterkere concurrentie op mondiaal niveau; bijdragen aan de exploitatie van het Europese onderzoekpotentieel in deze sector, ten behoeve van de verbetering van de veiligheid en de bescherming van het milieu. De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is drieledig: de Europese luchtvaart en luchtvaartindustrie te integreren in een modern, intermodaal duurzaam vervoerssysteem en, via de integratie van haar onderzoekinspanningen, de positie van de Europese industrie op het gebied van intermodale "korte afstand"systemen en verbindingen over land en water tegenover een steeds sterkere concurrentie op mondiaal niveau te consolideren; bijdragen aan de exploitatie van het onderzoekpotentieel in de Europese Unie en de kandidaatlanden in deze sector, ten behoeve van de verbetering van de veiligheid en de bescherming van het milieu. (Met is identiek aan amendement 123, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Het is niet alleen de bedoeling de Europese industrie de verstevigen en te consolideren, maar haar, ecologische en maatschappelijke omstandigheden in overweging nemend, met name op te nemen in een intermodaal totaalconcept dat is afgestemd op de toekomst. Op het terrein van het intermodale verkeer is de congestie in de lucht met alle gevolgen van dien voor veiligheid en milieu, een mondiaal probleem geworden. De transfer van binnenlandse "korte afstand"-vluchten is een mogelijkheid die geopperd wordt in het GVB en die zal afhangen van het welslagen van de intermodale lucht-grondverbindingsystemen. Hierdoor kan de Europese exportpositie bij deze geïntegreerde systemen, waarvoor wereldwijd de belangstelling toeneemt, worden ontwikkeld. Met het oog op de volgende uitbreiding van de Europese Unie moet een uniform gestructureerde Europese onderzoekruimte tot stand worden gebracht. Het is daarom van belang dat de kandidaat-landen in verband met elk van de prioritaire thematische gebieden uitdrukkelijk worden vermeld. Amendement 23 Bijlage I, punt 1.1.4., Overwogen activiteiten, Luchtvaart, letter b) b) het milieueffect van vliegtuigen, waaronder het brandstofverbruik, en de PE 309.087 NL b) onderzoek naar de gevolgen van de luchtvaart voor milieu en gezondheid, o.a. 22/69 RR\467671NL.doc milieubelasting (uitstoot van CO2 en NOx, lawaai), te beperken; ter beperking van de uitstoot van CO2 en NOx en van andere chemische stoffen die het milieu verontreinigen, van lawaai en van de drukte in het aanvliegverkeer; (Dit amendement is identiek aan amendement 126, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Spreekt voor zich. Amendement 24 Bijlage I, punt 1.1.4., Overwogen activiteiten, Ruimtevaart, letter c bis) (nieuw) c bis) ruimtevaartwetenschap en de studie van het zonnestelsel, met inbegrip van onderzoek naar de zon en het klimaat en de geologie van de aarde. (Dit amendement is identiek aan amendement 132, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering De ruimtevaartwetenschap is van vitaal belang bij de ondersteuning van andere gebieden van onderzoek. Zo is bijvoorbeeld het magnetisch veld van de zon van invloed op de telecommunicatiesystemen op aarde en zijn in de atmosfeer van andere planeten gedane waarnemingen bevorderlijk voor het inzicht in de klimatologische ontwikkelingen op aarde. Amendement 25 Bijlage I, punt 1.1.5, titel Voedselkwaliteit en -veiligheid RR\467671NL.doc Voedselkwaliteit, veiligheids- en gezondheidsrisico's en verbetering van de gezondheid 23/69 PE 309.087 NL (Dit amendement is identiek aan amendement 133, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Spreekt voor zich. Amendement 26 Bijlage I, punt 1.1.5, Doelstelling De doelstelling van de acties op dit gebied is een bijdrage te leveren aan de totstandbrenging van de geïntegreerde wetenschappelijke en technologische grondslagen die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van een productie- en distributiesysteem van veilige en gezonde levensmiddelen, de beheersing van de risico's in verband met voedsel, onder andere met behulp van de instrumenten van de biotechnologie, alsmede de risico's voor de gezondheid ten gevolge van veranderingen in het milieu. De doelstelling van de acties op dit gebied is een bijdrage te leveren aan de totstandbrenging van de geïntegreerde wetenschappelijke en technologische grondslagen teneinde in de Europese Unie en de kandidaatlanden de menselijke gezondheid te beschermen en de voedselveiligheid te waarborgen door: - de ontwikkeling van een productie- en distributiesysteem van veilige, hoogwaardige en gezonde levensmiddelen, overeenkomstig de eisen, gewoonten en ideeën van consumenten, - de beheersing en voorkoming van de risico's in verband met voedsel, onder andere door toepassing van HACCP (Hazard Assessment Critical Control Points) op de hele voedselketen voor de opsporing van contaminanten, toxinen en ziekteverwekkers in het algemeen (met inbegrip van besmettelijke prionen) in het voedsel, - de ontwikkeling van levensmiddelentechnologieën die beter beantwoorden aan de fundamentele rol die voeding, diëtetiek en levensstijl spelen voor de gezondheid en de preventie van ziekten en de consument in staat stellen makkelijker een keus uit de producten te maken, - de beheersing van de risico's voor de gezondheid ten gevolge van veranderingen PE 309.087 NL 24/69 RR\467671NL.doc in het milieu, de arbeidsomstandigheden en factoren in verband met het arbeidsmilieu. (Dit amendement is identiek aan amendement 134, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Zoals door de rapporteur in zijn amendementen wordt voorgesteld, heet dit gebied "gezondheid en veiligheid" en omvat het enkel de aspecten van de voedselveiligheid die geen verband houden met de biotechnologie. Derhalve wordt de nadruk gelegd op het verband tussen landbouw- en voedselonderzoek en de stijgende vraag van consumenten naar gezonde, veilige en hoogwaardige producten. In dit licht zijn het toezicht op en de preventie van risico's van voedingsmiddelen van fundamenteel belang dankzij het toepassen van geharmoniseerde wetenschappelijke parameters en analytische methoden voor de opsporing van contaminanten, toxinen en ziekteverwekkende micro-organismen welke in het algemeen in levensmiddelen voorkomen. Het is met name van belang de HACCP-methode (Hazard Assessment Critical Control Points) tijdens de gehele voedselketen algemeen toe te passen. Amendement 27 Bijlage I, punt 1.1.5, Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde, alinea 7 en 7 bis (nieuw) Hetzelfde geldt voor de verschillende aspecten van de problemen in verband met de gevolgen voor de gezondheid van de veranderingen in het milieu, waarover steeds meer Europese burgers zich zorgen maken, en waarbij internationale aspecten eveneens vaak een rol spelen. Om verschillende redenen, maar ook om te profiteren van de bundeling van de beste beschikbare bronnen van deskundigheid op complexe gebieden, moet het betrokken onderzoek worden uitgevoerd op Europees niveau en op zodanige wijze dat een volwaardige coördinatie van de nationale werkzaamheden kan worden gewaarborgd. Hetzelfde geldt voor de verschillende aspecten van de problemen in verband met de gevolgen voor de gezondheid van de veranderingen in het milieu en van dopingpraktijken, waarover steeds meer Europese burgers zich zorgen maken, en waarbij internationale aspecten eveneens vaak een rol spelen. Om verschillende redenen, maar ook om te profiteren van de bundeling van de beste beschikbare bronnen van deskundigheid op complexe gebieden, moet het betrokken onderzoek worden uitgevoerd op Europees niveau, en op zodanige wijze dat een volwaardige coördinatie van de nationale werkzaamheden kan worden gewaarborgd. Veiligheid en gezondheid zijn niet alleen van belang op voedingsgebied, maar ook in de werksfeer. Zaken zoals veilige RR\467671NL.doc 25/69 PE 309.087 NL productieprocessen en arbeidsomstandigheden die bevorderlijk zijn voor de bescherming van de gezondheid, kunnen gemeenschappelijk worden aangepakt. (Dit amendement is gebaseerd op amendement 137, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering De wijzigingen in de eerste alinea zijn louter technisch van aard. In de tweede alinea wordt nader ingegaan op het probleem van de veiligheid op het werk. Amendement 28 Bijlage I, deel I, punt 1.1.5, Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde, alinea 7 ter (nieuw) De invloed van het werk op de gezondheid en veiligheid van de werknemers is voor een groot aantal EU-burgers een belangrijke aangelegenheid. In de EU gebeuren elk jaar meer dan 4,5 miljoen arbeidsongevallen en overlijden meer dan 5.000 werknemers aan de gevolgen hiervan. In een recent gehouden Europees onderzoek was 77% van de ondervraagde consumenten van mening dat bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers een belangrijke kwestie is waaraan bedrijven dienen bij te dragen en mee te werken (gezondheid en veiligheid scoren hoger dan mensenrechten en het milieu). Met behulp van gericht en gecoördineerd onderzoek in Europa op het gebied van veiligheidsbeheer, veilige arbeidsomstandigheden en -praktijken, alsmede veilige gereedschappen en producten zouden veel ongevallen en ziektes kunnen worden voorkomen. Onderzoek is een van de prioritaire thema's in de nieuwe Europese strategie voor veiligheid en gezondheid 2002. (Dit amendement is gebaseerd op amendement 139 eerste lezing van 14 november 2001 (A5-0376/2001) Motivering PE 309.087 NL 26/69 RR\467671NL.doc De nieuwe Europese strategie voor veiligheid en gezondheid op de werkplek zal begin 2002 worden goedgekeurd. Onderzoek is een van de sleutelgebieden in deze strategie. Als er in dit stadium geen element van veiligheid en gezondheid in het EU-onderzoeksprogramma wordt opgenomen, zal de nieuwe strategie gedurende de eerste drie jaar een van de belangrijkste instrumenten voor tenuitvoerlegging ontberen. Amendement 29 Bijlage I, punt 1.1.5, Overwogen activiteiten, letter c) c) het effect op de gezondheid van voeding, bijvoorbeeld nieuwe producten, producten van de organische landbouw, functionele voeding, producten die genetisch gemodificeerde organismen bevatten en producten van recente ontwikkelingen in de biotechnologie; c) het effect op de gezondheid van voeding, bijvoorbeeld nieuwe producten, producten van de organische landbouw, functionele voeding, producten die genetisch gemodificeerde organismen bevatten en producten van recente ontwikkelingen in de biotechnologie en methoden voor het analyseren van de oorzaak van voedselallergieën; (Dit amendement is gebaseerd op amendement 153, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Een groeiend aantal patiënten, met name kinderen leiden aan voedselallergieën; onderzoek naar de oorzaak van deze allergieën dient dan ook te worden ondersteund. Amendement 30 Bijlage I, punt 1.1.5, Overwogen activiteiten, letter e) e) methodes voor de analyse, opsporing en controle van chemische verontreinigingen en bestaande of nieuwe ziekteverwerkende micro-organismen (virussen, bacteriën, gisten, schimmels, parasieten en nieuwe ziekteverwekkers van het prionen-type, met inbegrip van de onwikkeling van diagnostische ante-mortem tests voor BSE en scrapie); RR\467671NL.doc e) methodes voor de analyse en opsporing van chemische verontreinigingen en sequencing van al dan niet ziekteverwerkende micro-organismen (virussen, bacteriën, gisten, schimmels, parasieten en nieuwe ziekteverwekkers van het prionen-type) waarmee instrumenten voor het voorspellen van het optreden van pathogeniteit bij micro-organismen kunnen worden ontwikkeld, met bijzondere nadruk op de toepassing van HACCP (Hazard Assessment Critical 27/69 PE 309.087 NL Control Points) op de hele voedselketen en in dit verband met name de hoognodige ontwikkeling en evaluatie van betrouwbare en meer verfijnde wetenschappelijke methodes en uitgebreider onderzoek van diagnostische ante-mortem tests voor BSE en scrapie; (Dit amendement is gebaseerd op amendement 143, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Genoomsequencing is een zeer betrouwbare, snelle en voordelige methode om parasieten en pathogenen te identificeren, maar ook om inzicht te krijgen in de genetische veranderingen die de oorsprong van pathogeniteit vormen. Overeenkomstig de amendementen van de rapporteur ten principale wordt dit gebied "Gezondheid en veiligheid" genoemd en worden alleen die aspecten van de voedselveiligheid opgenomen die geen verband houden met biotechnologie. De nieuwe paragraaf "Voeding" wordt hiermee nader omschreven. Amendement 31 Bijlage I, punt 1.1.5, Overwogen activiteiten, letter f bis) (nieuw) f bis) technologieën voor de bevordering van een met alle garanties omklede biologische landbouw en veeteelt en de ontwikkeling van nieuwe producten die in de behoeften van de consument voorzien en hem voldoende informatie verstrekken over de intrinsieke veiligheid, duurzaamheid, mogelijkheden tot hergebruik, ingrediënten, kwaliteit, voedingswaarde, allergierisico's en de gebruikte productiemethoden; (Dit amendement is identiek aan amendement 146, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Overeenkomstig de amendementen van de rapporteur ten principale wordt dit gebied "Gezondheid en veiligheid" genoemd en worden alleen die aspecten van de voedselveiligheid opgenomen die geen verband houden met biotechnologie. De nieuwe paragraaf "Voeding" onder de overwogen activiteiten wordt hiermee nader omschreven. PE 309.087 NL 28/69 RR\467671NL.doc Amendement 32 Bijlage I, punt 1.1.5, Overwogen activiteiten, letter g bis) (nieuw) g bis) onderzoek naar de milieuveiligheid, met name naar de gevolgen voor de gezondheid van milieuverontreinigende stoffen van biologische, chemische of fysische (straling, elektromagnetische velden) oorsprong en het vinden van nieuwe instrumenten voor de preventie en behandeling van door verontreinigende stoffen veroorzaakte ziekten. (Dit amendement is identiek aan amendement 155, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001?) Motivering Spreekt voor zich. Amendement 33 Bijlage I, deel I, punt 1.1.5, overwogen activiteiten, letter g ter) (nieuw) g ter) beheersing van de gezondheidsrisico's op het werk. (Dit amendement is identiek aan amendement 159, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering De veiligheid op het werk, waarvan in het Commissievoorstel geen gewag wordt gemaakt, moet ook bij het Europese onderzoek worden betrokken. Amendement 34 Bijlage I, deel I, punt 1.1.5, overwogen activiteiten, letter g quater) (nieuw) g quater) gezonde gewassen (factoren en processen die van invloed zijn op de chemische samenstelling van de plant, zoals veranderde stofwisseling, interactie plant-milieu en natuurlijke variatie, onderzoek naar biologische processen met toepassing van genoomtechnologieën op planten als arabidopsis en modelgraansoorten, peulvruchten en groenten). RR\467671NL.doc 29/69 PE 309.087 NL (Dit amendement is identiek aan amendement 156, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering Het gemeenschappelijk standpunt benadrukt bij zijn 7 activiteiten voedselveiligheid en gezondheidsrisico's. De belangrijkste leemte is dat het niet de aandacht vestigt op de invloed van de voedselkwaliteit, bij voorbeeld op de keuze van de consument en de verbetering van de volksgezondheid. Doel van deze belangrijke activiteit is de verkrijging van kennis via biologisch onderzoek, dat dankzij kwalitatief hoogwaardige en veilige levensmiddelen tot een verbetering van de kwaliteit van het bestaan zal leiden: Gecoördineerd onderzoek naar de groei- en ontwikkelingsmechanismen bij planten zal de basis bieden voor een zodanige verbetering van gewassen dat aan de eisen van de consument wordt beantwoord en de invloed van de landbouw op het milieu wordt geminimaliseerd. Dankzij een beter begrip van biologische processen zal bovendien het internationale concurrentievermogen van de Europese biotechnologie, landbouw en voedingsindustrie worden versterkt. Amendement 35 Bijlage I, punt 1.1.6., Doelstelling, alinea 1 De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is de versterking van de wetenschappelijke en technologische capaciteiten die Europa nodig heeft om te komen tot duurzame ontwikkeling - zoals benadrukt door de Europese Raad van Göteborg - waarin ook de milieutechnische, economische en sociale doelstellingen zijn opgenomen, en waarbij bijzondere aandacht dient uit te gaan naar duurzame energie, vervoer en een duurzaam beheer van Europa's rijkdommen van land en zee. Zij moeten de lidstaten, de geassocieerde kandidaatlidstaten en andere geassocieerde landen in staat stellen een belangrijke bijdrage leveren aan de inspanningen op internationaal niveau om de wereldwijde veranderingen te begrijpen en te beheersen en het evenwicht van de ecosystemen te bewaren. PE 309.087 NL De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is de versterking van de wetenschappelijke en technologische capaciteiten die Europa nodig heeft om te komen tot duurzame ontwikkeling en een belangrijke bijdrage te leveren aan de inspanningen op internationaal niveau om de veranderingen in het aardsysteem te begrijpen en te beheersen en het evenwicht tussen ecosystemen te bewaren. Het is evenwel zaak de toenemende afhankelijkheid van geïmporteerde fossiele brandstoffen te erkennen, alsmede de daaraan op korte tot middellange termijn (2010-2020) verbonden vereiste om technologische ontwikkelingen te steunen die van essentieel belang zijn voor de terugdringing van broeikasgassen en vervuilende emissies, en de continuïteit van de energievoorziening door behoud van de bestaande infrastructuur te waarborgen totdat duurzame 30/69 RR\467671NL.doc technologieën op ruimere schaal aanvaard zijn, met name binnen de geliberaliseerde energiemarkt, een aanpak die positieve gevolgen zou hebben voor de kosten, de veiligheid en de continuïteit van de energievoorziening. (Dit amendement is identiek aan amendement 163, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering Voor de aanleg en ontwikkeling van een op waterstof gebaseerd infrastructuursysteem biedt aardgas een voor de hand liggende springplank. De EU is voor opsporing, winning en vervoer van olie en gas aangewezen op verafgelegen gebieden, onder meer in de Noordzee. Deze technologisch veeleisende systemen konden slechts worden ontwikkeld dankzij een kolossale O&O-inspanning, en als wij de continuïteit van de energievoorziening willen waarborgen, moeten deze inspanningen ook in de toekomst worden voortgezet om meer gas en olie te kunnen opsporen en de bestaande bronnen beter te kunnen exploiteren. Evenzo wordt de opslag van energie van steeds groter belang naarmate het energiesysteem complexer wordt en er steeds meer gedecentraliseerde energieproductie-eenheden bijkomen. Dit vereist verbeterde en nieuwe concepten voor gasopslag. Amendement 36 Bijlage I, punt 1.1.6., Doelstelling, alinea 1 bis (nieuw) Eén doelstelling van de op dit terrein ondernomen activiteiten bestaat erin het algehele vervoerssysteem in Europa en in de kandidaatlanden door fundamenteel en toegepast onderzoek te optimaliseren, met name in het licht van het Witboek van de Commissie over het Europees vervoerbeleid voor 2010, namelijk door integratie van duurzame ontwikkeling en veiligheid, door de diverse vervoertakken te integreren (intermodaliteit) en door Europese integratie van de respectieve nationale vervoerssystemen (interoperabiliteit), teneinde te komen tot en bij te dragen aan een economischer, doelmatiger, maatschappelijk verantwoorder, comfortabeler, veiliger en milieuvriendelijker mobiliteits- en vervoerssysteem. RR\467671NL.doc 31/69 PE 309.087 NL (Dit amendement is gebaseerd op amendement 208, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Het Europees land/watertransport wordt in het oorspronkelijke ontwerp voor het zesde KPOTO niet op voldoende samenhangende wijze behandeld. Naar aanleiding van de amendementen van het EP is de Raad ertoe overgegaan de vormen van duurzaam land/watertransport binnen het programma in één enkele sector samen te brengen. In dit nieuwe punt moet het onderzoek naar alle vormen van vervoer worden uitgebreid (in de zin van duurzame ontwikkeling, intermodaliteit, interoperabiliteit en veiligheid). Amendement 37 Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde, alinea's 1 en 2 De totstandbrenging op mondiaal niveau van een duurzame ontwikkeling vereist met name: De totstandbrenging op mondiaal niveau van een duurzame ontwikkeling vereist het ontwerpen, ontwikkelen en verspreiden van technologieën met het oog op een rationeler en duurzamer gebruik van de natuurlijke hulpbronnen om energie en grondstoffen voor industriële processen te produceren. Dit dient het opsporen en de ontwikkeling door middel van een schone en energieefficiënte productie en minimalisering van afval en uitstoot en de beperking van het effect van deze economische activiteiten op het milieu te impliceren. In het bijzonder dient aandacht te worden geschonken aan de ontwikkeling van een energie-intelligent Europa; a) het ontwerpen, ontwikkelen en verspreiden van technologieën en oplossingen, zoals de bevordering van veranderingen in het energieconsumptiegedrag met het oog op de instandhouding en een rationeler en duurzamer gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, met minder afval en beperking van de effecten van de economische activiteiten op het milieu. Sectoren van strategisch belang zijn in dit verband onder meer energie en vervoer, met name de aspecten daarvan die verband houden met stedelijke en regionale ontwikkeling; b) een beter begrip van de ecosystemen en van de mechanismen en effecten van wereldwijde veranderingen (bijvoorbeeld klimaatverandering) waaronder het effect van deze mechanismen op de rijkdommen van land en zee; alsmede de ontwikkeling van de mogelijkheden om prognoses op dit gebied te doen. integratie van de duurzame ontwikkeling (zie art. 6 van het Verdrag): het PE 309.087 NL 32/69 RR\467671NL.doc terugdringen van lawaai en emissies van schadelijke gassen (lokaal zowel als regionaal) ten behoeve van milieu en volksgezondheid door middel van sociaaleconomische technieken en benaderingswijzen van de mobiliteit en het vervoer in Europa, teneinde externe milieukosten te vermijden of terug te dringen. Deze activiteit dient tevens onderzoek te omvatten naar: - nieuwe voertuigconcepten, met name voor het weg- en stadsvervoer; - nieuwe aandrijfsystemen, brandstofcellen en alternatieve motorbrandstoffen die zijn aangepast aan het vervoer; - geavanceerde ontwerp- en productietechnieken welke resulteren in een verbeterde kwaliteit, veiligheid, betrouwbaarheid, terugwinbaarheid, gewichtsvermindering, comfort en kosteneffectiviteit van vervoerssystemen en voertuigen; Zoals reeds betoogd in het Groenboek van de Commissie "Naar een Europese strategie voor een continuïteit van de energievoorziening" en in het Witboek van de Commissie "Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen", zijn energie en vervoer, die tezamen meer dan 80% van de totale broeikasgasemissies en meer dan 90% van de CO2-uitstoot veroorzaken, in technologisch opzicht twee gebieden van primair belang. (Dit amendement is identiek aan amendement 164 en 210, eerste lezing van 14 november 2001 (A5-0376/2001) Motivering Het Europees land/watertransport wordt in het oorspronkelijke ontwerp voor het zesde KPOTO niet op voldoende samenhangende wijze behandeld. Naar aanleiding van de amendementen van het EP is de Raad ertoe overgegaan de vormen van duurzaam land/watertransport binnen het programma in één enkele sector samen te brengen. In dit nieuwe punt moet het onderzoek naar alle vormen van vervoer worden uitgebreid (in de zin RR\467671NL.doc 33/69 PE 309.087 NL van duurzame ontwikkeling, intermodaliteit, interoperabiliteit en veiligheid). Transport is een van de belangrijkste terreinen van duurzaamheid. Op dit terrein kunnen door gebruikmaking van ICT en nieuwe energiebronnen zoals de brandstofcel nog tal van besparingen gevonden worden. Bovendien kan door andere logistieke voorzieningen met intelligente toepassingen ook beter gebruik worden gemaakt van de verschillende openbare vervoersmogelijkheden en kan de veiligheid worden vergroot. Het betreft hier een speerpunt van het zesde kaderprogramma. Amendement 38 Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde, alinea's 6 bis, ter en quater (nieuw) Ook mag niet worden voorbijgegaan aan de nauwe relaties die bestaan tussen het milieu en de land- en bosbouw, die verantwoordelijk zijn voor het beheer van een flink deel van het Europese grondgebied en direct gebruik maken van de natuurlijke hulpbronnen. Een sterkere integratie tussen de landbouw, de bosbouw en het milieu zal bijdragen tot de duurzaamheid van het Europese landbouwmodel, tot de instandhouding van de biodiversiteit en tot een vermindering van het broeikaseffect. De te ontwikkelen onderzoekstrategie dient een drieledig doel te hebben: ten eerste opneming van de multifunctionele rol die land- en bosbouw in de verschillende productiesystemen spelen, als spil voor een nieuw GLB dat borg staat voor een duurzame ontwikkeling van het platteland; ten tweede verdieping van de kennis van de negatieve bijwerkingen van het landbouwbedrijf om uiteindelijk tot een duurzame landbouwproductie te komen; ten derde het ontwerpen van passende politieke mechanismen om de landbouwers te ondersteunen als tegenprestatie voor de goederen en diensten van openbaar belang die zij leveren (positieve bijwerkingen), om nieuwe meer milieuvriendelijke productiemethoden die het genetische erfgoed ontzien in te voeren in elk productiestelsel, de technieken voor de terugwinning van productieafval te verbeteren, alternatieve productie-inputs PE 309.087 NL 34/69 RR\467671NL.doc te ontwikkelen ter bestrijding van ziekten en epizoötieën, technieken te ontwikkelen ter bestrijding van erosie en de gevolgen van brand en zure regen voor de bossen, en tot slot onderzoek naar de voorschriften voor het welzijn van dieren en de exacte economische gevolgen ervan voor het boerenbedrijf. Deze strategie moet gebaseerd zijn op uitvoerige economische analyses van de gevolgen van de hervorming uit hoofde van Agenda 2000, op indicatoren voor de multifunctionele rol van elk productiestelsel en op lokale, regionale en communautaire indicatoren voor het landbouwmilieu, en zij moet gekwantificeerde antwoorden geven om zo de besluitvorming door het bedrijfsleven en de politici in het kader van een nieuw GLB te vereenvoudigen. (Dit amendement is identiek aan amendement 186, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering Amendement 186, aangenomen in eerste lezing. Amendement 39 Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit I, letter a), punt ii) ii) energiebesparing en energie-efficiëntie, onder andere te realiseren via het gebruik van hernieuwbare grondstoffen; ii) hernieuwbare energiebronnen, energiebesparing en energie-efficiëntie, met name in steden en ter wille van het historisch en natuurlijk erfgoed, alsmede de milieuvriendelijke productie en verwerking van hernieuwbare grondstoffen ter vervanging van fossiele brandstoffen en andere grondstoffen die slechts beperkt voorradig zijn of die schadelijk zijn voor het milieu. Tevens bevordering van onderzoek dat moet leiden tot meer milieuvriendelijke industriële processen die minder water en energie verbruiken en minder afval opleveren; (Dit amendement is identiek aan amendement 169, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) RR\467671NL.doc 35/69 PE 309.087 NL Motivering Amendement 169, aangenomen in eerste lezing. Amendement 40 Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit I, letter b), punt iv bis) (nieuw) iv bis) fossiele brandstoffen: verbetering van rendement en zuiverheid, vervoer en distributie van gas en olie, energieopslag, efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen, bijvoorbeeld door gebruik van warmtekrachtkoppeling en andere toepassingen voor decentrale energieopwekking; (Dit amendement is identiek aan amendement 171, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering Amendement 171 eerste lezing. Warmtekrachtkoppeling en andere decentrale energieproductietoepassingen bieden een interessant potentieel en kunnen uitgroeien tot zeer efficiënte, milieuvriendelijke en duurzame krachtbronnen, die op tal van brandstoffen (o.a. aardgas) kunnen functioneren, ook met hernieuwbare brandstoffen zoals biogas. Fossiele brandstoffen zullen een belangrijke plaats blijven innemen in de Europese energieproductie. Het onderzoek moet erop gericht zijn de warmte- en elektriciteitsproductie zo schoon mogelijk te houden. Ook de technologieën op het gebied van vervoer, distributie en opslag dienen te worden verbeterd, aangezien daarbij grootschalige milieuvervuiling optreedt. Amendement 41 Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit I, letter b), punt iv ter) (nieuw) iv ter) onopvallende en efficiëntere energietransmissiesystemen; (Dit amendement is identiek aan amendement 175, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering Amendement 175 eerste lezing. Op dit terrein is het nuttig de ontwikkelingen te bekijken tegen het licht van het milieu en van de energie- en kostenbesparingen, om met name de spoedige en onopvallende plaatsing te bevorderen van energienetten, netten van niet-vaste stoffen en communicatienetten. Amendement 42 Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit II, letter a) PE 309.087 NL 36/69 RR\467671NL.doc a) Ontwikkeling van milieuvriendelijke vervoerssystemen en vervoersmiddelen voor passagiers en vracht, en schoon stadsvervoer met een rationeel autogebruik in het stadscentrum: a) Ontwikkeling van milieuvriendelijke, veilige en concurrentiële vervoerssystemen en vervoersmiddelen voor passagiers en vracht, en schoon stadsvervoer met een rationeel autogebruik in het stadscentrum: (Nieuwe tekst in het gemeenschappelijk standpunt) Motivering Het land/watervervoer moet veiliger en concurrentiëler worden met het oog op duurzame ontwikkeling. In dat opzicht moet ook het maritieme vervoer worden verbeterd, dat zijn optimaal potentieel nog niet heeft bereikt. Zeker vergeleken met het wegvervoer beschikt dit vervoermiddel immers over unieke troeven, bijvoorbeeld wat betreft de veiligheid en de milieuvriendelijkheid. De risico's kunnen ook met enkele maatregelen worden ingeperkt. Om het trans-Europees vervoersnet concurrentiëler te maken moet het intermodaal vervoer efficiënter worden. Het maritiem vervoer kan in die context een belangrijker rol spelen. Daarvoor moeten (technologische en organisatorische) methodes worden uitgewerkt om de link met de andere vervoerswijzen te verbeteren. Amendement 43 Bijlage I, punt 1.1.6., Overwogen activiteiten, activiteit II, letter a) punt -i) (nieuw) -i) vervoerspreventie en –reductie: nieuwe systemen voor het beheer van de mobiliteit en voor de vervoerslogistiek; onderzoek naar de wisselwerking tussen stedenbouw, ruimtelijke ordening, vestigingsbeleid en vervoer, waarbij groei van het vervoer wordt losgekoppeld van economische groei; (Dit amendement is identiek aan amendement 216, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Het Europees land/watertransport wordt in het oorspronkelijke ontwerp voor het zesde KPOTO niet op voldoende samenhangende wijze behandeld. Naar aanleiding van de amendementen van het EP is de Raad ertoe overgegaan de vormen van duurzaam land/watertransport binnen het programma in één enkele sector samen te brengen. In dit nieuwe punt moet het onderzoek naar alle vormen van vervoer worden uitgebreid (in de zin van duurzame ontwikkeling, intermodaliteit, interoperabiliteit en veiligheid). Amendement 44 Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit II, letter a), punt ii) RR\467671NL.doc 37/69 PE 309.087 NL ii) geavanceerde ontwerp- en productietechnieken die leiden tot verbetering van de kwaliteit, de veiligheid, de recycleerbaarheid, het comfort en de kosteneffectiviteit; ii) geavanceerde ontwerp- en productietechnieken die leiden tot verbetering van de kwaliteit, de veiligheid, de recycleerbaarheid, het comfort, de kosteneffectiviteit en het concurrentievermogen van de zeevaartsector; (Nieuwe tekst in het gemeenschappelijk standpunt) Motivering Het land/watervervoer moet veiliger en concurrentiëler worden met het oog op duurzame ontwikkeling. In dat opzicht moet ook het maritieme vervoer worden verbeterd, dat zijn optimaal potentieel nog niet heeft bereikt. Zeker vergeleken met het wegvervoer beschikt dit vervoermiddel immers over unieke troeven, bijvoorbeeld wat betreft de veiligheid en de milieuvriendelijkheid. De risico's kunnen ook met enkele maatregelen worden ingeperkt. Om het trans-Europees vervoersnet concurrentiëler te maken moet het intermodaal vervoer efficiënter worden. Het maritiem vervoer kan in die context een belangrijker rol spelen. Daarvoor moeten (technologische en organisatorische) methodes worden uitgewerkt om de link met de andere vervoerswijzen te verbeteren. Amendement 45 Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit II, letter b), punt ii bis) (nieuw) ii bis) uitvoering van volledige effectrapportage op economisch, milieu- en maatschappelijk gebied met het oog op een duurzame vervoerspolitiek en –planning, waarbij bestaande instrumenten en methodologieën (zoals b.v. ontwikkeld in het kader van TERM) onder de loep worden genomen; (Identiek aan amendement 218, aangenomen in eerste lezing op 14.11.2001 (A5-0376/2001)) Motivering Het Europees land/watertransport wordt in het ontwerp voor het zesde KPOTO niet op voldoende samenhangende wijze behandeld. Het dient derhalve binnen het programma te worden samengebracht in één enkele sector. In dit nieuwe thematische gebied wordt het onderzoek naar alle vormen van vervoer uitgebreid (in de zin van duurzame ontwikkeling, intermodaliteit, interoperabiliteit en veiligheid). Amendement 46 Bijlage I, punt 1.1.6., Overwogen activiteiten, activiteit II, letter b bis) (nieuw) PE 309.087 NL 38/69 RR\467671NL.doc b bis) onderzoek betreffende voertuigen ter verbetering van het concurrentievermogen van de industrie; (Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van amendement 221, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Dit amendement beoogt de tekst in overeenstemming te brengen met het onder Frans voorzitterschap door de Raad van Industrieministers op 5 december 2000 genomen besluit "voor een gemakkelijker toegang van de scheepsbouw tot steun voor onderzoek". Amendement 47 Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit III, letter a bis) (nieuw) a bis) chemisch onderzoek naar de atmosfeer; (Dit amendement is identiek aan amendement 200, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering Komt inhoudelijk overeen met amendement 200, aangenomen in eerste lezing door het Europees Parlement. Amendement 48 Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit III, letter c) c) inzicht in de mariene en de terrestrische biodiversiteit, functies van het mariene ecosysteem, bescherming van genetische hulpbronnen, duurzaam beheer van terrestrische en mariene ecosystemen en de gevolgen hiervoor van menselijke activiteiten; c) biodiversiteit, bescherming van genetische hulpbronnen en landschappen, bescherming van het genetisch en cultureel erfgoed op alle niveaus, de werking van terrestrische en mariene ecosystemen en de interactie tussen menselijke activiteiten en alle bovengenoemde gebieden; en daarnaast steun voor onderzoek met het oog op de ontwikkeling van milieuvriendelijke industriële processen ter besparing van water en energie en ter beperking van de afvalproductie; (Dit amendement is identiek aan amendement 203, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) RR\467671NL.doc 39/69 PE 309.087 NL Motivering Op Europees niveau moet er net zoveel belangstelling zijn voor het erfgoed dat de mens zelf tot stand heeft gebracht als voor de bescherming van genetische hulpbronnen. Daarom moet het onderzoek met het oog op de bescherming van biodiversiteit en genetische hulpbronnen (een onderwerp dat van mondiaal belang is) worden aangevuld met wetenschappelijk en technologisch onderzoek ter bescherming van het cultureel erfgoed, een onderwerp dat, in een tijd waarin Europa met het oog op de uitbreiding behoefte heeft aan gemeenschappelijke referentiepunten, van belang is voor de instandhouding van de specifiek Europese identiteit. Anderzijds is de interactie met menselijke activiteiten van fundamenteel belang om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van alle hier genoemde aspecten; het moet daarbij niet uitsluitend gaan om mariene en terrestrische ecosystemen. Amendement 49 Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit III, letter f bis) en ter) (nieuw) f bis) seismisch onderzoek; f ter) vulkanologisch onderzoek; (Dit amendement is identiek aan amendement 197, aangenomen in eerste lezing op 14.11.2001 (A5-0376/2001)) Motivering Spreekt voor zich. Amendement 50 Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit III, letter f quater) (nieuw) f quater) een beter gebruik van biologische hulpbronnen met het oog op een duurzame ontwikkeling (kennis van biologische processen die leiden tot een geringer gebruik van grondstoffen, zoals brandstof, kunstmest en pesticiden, waardoor milieuveranderingen ongedaan worden gemaakt, en een optimaal gebruik wordt gemaakt van beperkte hulpbronnen, zoals water en grond); (Dit amendement is identiek aan amendement 178 en 179, eerste lezing van 14 november 2001 (A5-0376/2001) Motivering In het huidige FP6-voorstel worden 6 technische benaderingen gedefinieerd, maar wordt niet voldoende nadruk gelegd op biologische hulpbronnen in het belang van een duurzame ontwikkeling. PE 309.087 NL 40/69 RR\467671NL.doc Het doel van deze belangrijke activiteit is kennis van biologische systemen te ontwikkelen en te exploiteren in het belang van de levenskwaliteit door bescherming en verbetering van het milieu, met inbegrip van de identificatie en instandhouding van de biodiversiteit. De biologische processen kunnen leiden tot een verminderd gebruik van materialen (zoals brandstof, kunstmest), het gebruik van de beperkte hulpbronnen (zoals water, grond) optimaliseren en kunnen milieuveranderingen (kooldioxide, giftig afval) ongedaan maken overeenkomstig de vereisten van het Protocol van Kyoto. Amendement 51 Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit III, letter f quinquies) (nieuw) f quinquies) bevordering van een duurzaam gebruik van hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen. (Amendement 195, aangenomen in eerste lezing op 14.11.2001 (A5-0376/2001)) Motivering In het voorstel van Commissie voor het zesde Milieuactieprogramma van de Europese Unie wordt de nadruk gelegd op de ontwikkeling en bevordering van het gebruik van hernieuwbare grondstoffen. Bovendien is ondanks een richtlijn inzake de bevordering van het gebruik van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen (RES-E) aangenomen. De ontwikkeling en bevordering van het gebruik van hernieuwbare grondstoffen dienen in de EU prioriteit krijgen. Dit zou expliciet geformuleerd moeten worden in het zesde Kaderprogramma voor O&O. Amendement 52 Bijlage I, punt 1.1.6., Overwogen activiteiten, activiteit III bis (nieuw) III bis. "Behoud van het cultureel erfgoed" De activiteit van de Commissie heeft betrekking op het behoud en de valorisatie van het cultureel erfgoed, met name door ontwikkeling en overdracht van nieuwe technologie voor diagnostiek, controle en behandeling (lasertechnologie, optische elektronica, belichtingstechniek, nieuwe conserveringsmaterialen) ter verbetering van het beheer van cultuurgoederen. RR\467671NL.doc 41/69 PE 309.087 NL (Dit amendement is identiek aan amendement 206, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Er is behoefte aan instrumenten voor een beter beheer van het cultureel erfgoed van de EU. Amendement 53 Bijlage I, deel I, punt 1.1.7, overwogen activiteiten, activiteit 1, letter b) b) opties en keuzen voor de ontwikkeling van een kennismaatschappij in dienst van de doelstellingen van de Europese Unie die zijn benadrukt door de Europese Raden van Lissabon, Nice en Stockholm, met name wat betreft de verbetering van de kwaliteit van het leven, het sociaal beleid en het beleid inzake werkgelegenheid en de arbeidsmarkt, levenslang leren en de versterking van de sociale samenhang en duurzame ontwikkeling, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de diverse sociale modellen in Europa; b) opties en keuzen voor de ontwikkeling van een kennismaatschappij in dienst van de doelstellingen van de Europese Unie die zijn benadrukt door de Europese Raden van Lissabon, Nice en Stockholm, met name wat betreft de verbetering van de kwaliteit van het leven, de vergrijzing van de samenleving, het sociaal beleid en het beleid inzake werkgelegenheid en de arbeidsmarkt, levenslang leren en de versterking van de sociale samenhang en duurzame ontwikkeling, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de diverse sociale modellen in Europa; Motivering Dit amendement verwijst naar nieuwe tekst en dient ter verwezenlijking van een compromis met de Raad. Het is belangrijk dat deze sociale laag niet vergeten wordt in de samenleving. Amendement 54 Bijlage I, punt 1.1.7, Overwogen activiteiten, activiteit 2, streepje 3 bis (nieuw) - bescherming van de grondrechten en verbetering van de samenwerking tussen de Europese Unie en de lidstaten op het gebied van justitie en binnenlandse zaken; (Dit amendement is identiek aan amendement 249, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Met dit amendement wordt gestreefd naar een evenwicht voor de geplande activiteiten: het externe aspect van de veiligheid moet ten aanzien van interne vraagstukken en de eerbiediging van de grondrechten een tegenhanger krijgen in de interne sfeer. PE 309.087 NL 42/69 RR\467671NL.doc Amendement 55 Bijlage I, deel I, punt 1.1.7, overwogen activiteiten, activiteit 2, streepjes 4 en 4 bis (nieuw) - opkomst van nieuwe vormen van burgerschap en culturele identiteiten, vormen en gevolgen van de culturele diversiteit in Europa; een sociale en culturele dialoog waarbij zowel Europa als de rest van de wereld betrokken zijn. - opkomst van nieuwe vormen van burgerschap en culturele identiteiten, vormen en gevolgen van de culturele diversiteit in Europa; - stadsontwikkeling en ruimtelijke ordening ten behoeve van het behoud van de culturele en natuurlijke hulpbronnen. (Met dit wordt amendement 251 van de eerste lezing op 14 november 2001 weer opgevoerd (A5-0376/2001) Motivering Een van de niet opgeloste kwesties in de Europese politiek is de overdracht van kennis van het onderzoek naar het management, vooral waar het de stadsontwikkeling, de ruimtelijke ordening, het cultuurbeleid en de duurzame ontwikkeling, toegepast op de lokale hulpbronnen, betreft. Anderzijds hebben wetenschappelijke studies gewoonlijk het euvel dat zij te theoretisch zijn. Daarom is het noodzakelijk dat formuleringen worden gevonden voor toenadering in beide richtingen en onderzoeksprogramma's waarin de toepassing van kennis, technische systemen, werkinstrumenten, enz., al zijn opgenomen. Amendement 56 Bijlage I, deel I, punt 1.1.7, overwogen activiteiten, activiteit 2, streepje 4 ter) (nieuw) - de steden van morgen en hun cultureel, artistiek, archeologisch en historisch erfgoed in het kader van de ontwikkeling van de kennismaatschappij; (Dit amendement is identiek aan amendement 250, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering Verwijzing naar cultureel erfgoed zonder een specifiek actie is zinloos. Het cultureel erfgoed van Europa is niet hernieuwbaar en is een even belangrijk, kwetsbare en bedreigde hulpbron als de natuurlijke habitat en ecologie van de wereld. Het levert een cruciale directe bijdrage aan de levenskwaliteit en de Europese economie (het toerisme op zich levert 12% van het BNP en biedt werkgelegenheid aan 9 miljoen mensen). Amendement 57 Bijlage 1, punt 1.1.7, Overwogen activiteiten, activiteit 2 bis, streepjes 1 en 2 (nieuw) RR\467671NL.doc 43/69 PE 309.087 NL Kennis van Europa: zijn geschiedenis, zijn volkeren en zijn cultureel erfgoed - ontwikkeling van het Europese sociale en politieke denken en zijn instellingen; - eenheid en verscheidenheid van de Europese cultuur; Europese bijdragen aan de wereldbeschaving. (Dit amendement is identiek aan amendement 254, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering De culturele erfenis van Europa maakt het tot een uniek fenomeen. De kracht van Europa schuilt tegelijkertijd in zijn eenheid en zijn verscheidenheid. Dat moet ook tot uiting komen in het zesde KPOTO. Amendement 58 Bijlage I, deel I, punt 1.2.1, deel A, alinea 4 a) a) het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB); a) het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Meer in het bijzonder ten aanzien van de landbouw, concentratie op de volgende doelstellingen: analyse van de verwachte gevolgen voor het concurrentievermogen van de Europese levensmiddelenindustrie en voor het GLB van de uitbreiding met de Oost-Europese landen, de ontwikkelingen binnen de WTO, de preferentiële handelsovereenkomsten, als eerste stap om zich te beraden op maatregelen; vaststelling van een conceptueel kader en betere instrumenten voor de opneming van de multifunctionele dimensie van de landbouw in het GLB; vaststelling van een conceptueel kader en betere instrumenten om land- en bosbouw te verbinden met het milieu en een duurzame ontwikkeling te verzekeren; vaststelling van een conceptueel kader en betere instrumenten om een geïntegreerde en economisch en sociaal gezien duurzame ontwikkeling van PE 309.087 NL 44/69 RR\467671NL.doc plattelandsgebieden te waarborgen; ontwikkeling van nieuwe vormen van sanitaire en fytosanitaire bescherming, en het welzijn van dieren; (Met dit amendement wordt amendement 259 dat tijdens de eerste lezing van 14 november 2001 is aangenomen, weer opgenomen (A5-0376/2001) Motivering Wederopneming van amendement 259, aangenomen in eerste lezing. Amendement 59 Bijlage I, punt 1.2.1., deel A., alinea 4, letter a bis) (nieuw) a bis) ontwikkeling en goedkeuring van alternatieve methodes voor dierproeven en voor chemicaliën en biologische stoffen, inclusief financiële steun voor het bespoedigen van de vervanging van op dieren gebaseerde toxiciteitsproeven ter ondersteuning van het toekomstige EUbeleid inzake chemicaliën; (Dit amendement is identiek aan amendement 323, dat op 14 november 2001 is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Tijdens de behandeling van de zevende wijziging van de richtlijn inzake cosmetische producten en in het witboek over het toekomstige beleid van de EU inzake chemische stoffen heeft de Commissie gewezen op de noodzaak onderzoek te bevorderen, dat is gericht op de ontwikkeling en toepassing van vervangingsmethoden. Voor deze activiteiten is een financiering van de EU nodig, die in het zesde programma moet worden opgenomen. Amendement 60 Bijlage I, punt 1.2.1., deel A., alinea 4, letter c) c) andere communautaire beleidsgebieden, te weten, gezondheidszorg (met name de volksgezondheid), regionale ontwikkeling, handel, ontwikkelingshulp, interne markt en concurrentievermogen, sociaal beleid en werkgelegenheid, onderwijs en opleiding, RR\467671NL.doc c) andere communautaire beleidsgebieden, te weten, gezondheidszorg (met name de volksgezondheid), regionale ontwikkeling, handel, ontwikkelingshulp, interne markt en concurrentievermogen, sociaal beleid en werkgelegenheid, de vergrijzing van de 45/69 PE 309.087 NL cultuur, gendergelijkheid, consumentenbescherming, de schepping van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, en externe betrekkingen, inclusief het beleid ter ondersteuning van de uitbreiding en de vereiste statistische methoden en instrumenten; samenleving, onderwijs en opleiding, cultuur, gendergelijkheid, consumentenbescherming, de schepping van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, en externe betrekkingen, inclusief de ontwikkeling van het defensieen veiligheidsbeleid in Europa in het kader van de opbouw van de Europese onderzoekruimte en het beleid ter ondersteuning van de uitbreiding en de vereiste statistische methoden en instrumenten; (Met dit amendement is gedeeltelijk gebaseerd op armendement 261, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering In zijn resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's "Totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte": oriëntaties voor de activiteiten van de Unie op het gebied van onderzoek (2002-2006)" constateerde het Europees Parlement dat meer aandacht moet worden besteed aan de ontwikkeling van het defensie- en veiligheidsbeleid in Europa. De terreurdaden in de VS hebben de noodzaak aangetoond van nauwere Europese en internationale samenwerking op het gebied van internationale misdaadbestrijding. Daarom dient de EU de nodige middelen uit te trekken voor onderzoek op dit gebied, teneinde op internationaal niveau adequaat te kunnen reageren. Wat de vergrijzing van de bevolking betreft is het belangrijk dat deze sociale laag in de samenleving niet vergeten wordt. Amendement 61 Bijlage I, punt 1.2.1., deel A., alinea 4, letter d bis) (nieuw) d bis) de behoeften van gehandicapten en de terbeschikkingstelling van middelen om hen volledig en op voet van gelijkheid te betrekken bij de maatschappij teneinde de levenskwaliteit en zelfstandigheid van PE 309.087 NL 46/69 RR\467671NL.doc gehandicapten te vergroten. (Dit amendement is gebaseerd op amendement 262, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Het onderzoek naar de behoeften van gehandicapten krijgt vaak weinig aandacht en is onvoldoende gecoördineerd. Om op dit gebied resultaten te bereiken is het noodzakelijk de inspanningen te coördineren en samenwerking op Europees niveau te bevorderen. Amendement 62 Bijlage I, deel I, punt 1.2.1, deel A, punt 1, letter a) a) de modernisering en duurzaamheid van landbouw en bosbouw, waaronder hun multifunctionele rol bij het waarborgen van duurzame ontwikkeling en de bevordering van plattelandsgebieden; a) de modernisering en duurzaamheid van landbouw, met inbegrip van ontwikkeling en innovatie in de biologische landbouw en bosbouw, waaronder hun multifunctionele rol bij het waarborgen van duurzame ontwikkeling en de bevordering van plattelandsgebieden; (Dit amendement neemt het eerste deel over van amendement 192, aangenomen in eerste lezing op 14.11.2001 (A5-0376/2001)) Motivering Biologische landbouw is de meest consequente vorm van duurzame landbouw. Met het oog op het door een aantal ministers genomen besluit om het actieprogramma voor biologische landbouw in de EU te steunen, dient innovatie met betrekking tot biologische landbouwmethoden een belangrijke rol in het kaderprogramma te vervullen. Amendement 63 Bijlage I, deel I, punt 1.2.1, deel A, punt 1, letter e bis) (nieuw) e bis ) milieutechnologieën: ontwikkeling van effectieve, maar goedkope technologieën om te voldoen aan de bestaande milieuwetgeving (b.v. met betrekking tot de zuivering van industrieel afvalwater en rioolwater, de zuivering van drinkwater, de reiniging van afvalgas, technologieën voor afvalverwerking, woenstijnvorming); (Dit amendement is identiek aan amendement 191, aangenomen in eerste lezing op 14.11.2001 (A5-0376/2001)) RR\467671NL.doc 47/69 PE 309.087 NL Motivering De Europese Commissie ziet zich voortdurend geconfronteerd met honderden inbreuken op de milieuwetgeving. De beschikbaarheid van goedkope technologieën zou hierin verbetering kunnen brengen en de kandidaat-lidstaten kunnen helpen niet alleen hun wetgeving, maar ook hun praktijken aan te passen aan de bestaande milieuwetgeving. Amendement 64 Bijlage I, deel I, punt 1.2.1, deel A, alinea 5, punt 2, letter g) g) vraagstukken in verband met civiele bescherming, waaronder bioveiligheid en crisisbeheer. g) vraagstukken in verband met civiele bescherming, waaronder bioveiligheid, risico's van andere terroristische bedreigingen en crisisbeheer. Motivering Dit amendement opent de mogelijkheid van activiteiten in verband met terroristische bedreigingen in het algemeen en meer in het bijzonder in samenhang met ontwapening en de vernietiging van massavernietigingswapens. In eerste lezing heeft het Parlement op 14 november 2001 terzake reeds overweging 10 bis (16 bis nieuw), via amendement 5 goedgekeurd. Amendement 65 Bijlage I, punt 1.2.2, alinea 4, inleidende formule Deze activiteiten, die kunnen worden uitgevoerd op het gehele gebied van wetenschap en onderzoek dat onder het communautair onderzoekbeleid valt, hebben de vorm van: Deze activiteiten kunnen worden uitgevoerd op het gehele gebied van wetenschap en technologie dat onder het communautair onderzoekbeleid valt. Ze zullen in hoofdzaak worden uitgevoerd in de vorm van activiteiten voor coöperatief onderzoek (Craft), ter voorbereiding waarvan kleine en middelgrote ondernemingen exploratiepremies kunnen aanvragen, alsmede in de vorm van collectieve onderzoeksactiviteiten. (Dit amendement is identiek aan amendement 265, dat op 14 november 2001 in eerste lezing PE 309.087 NL 48/69 RR\467671NL.doc is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering CRAFT heeft binnen het MKB een positie verworven als favoriete projectsoort, die het opzetten van samenwerking tussen researchwezen en bedrijfsleven mogelijk maakt, en als eigenschap heeft dat gewone kleine en middelgrote ondernemingen ("technology followers") worden betrokken bij systematische productontwikkeling, waardoor de Europese technologische basis en het Europese concurrentievermogen worden versterkt. Daarom is het logisch om het CRAFT-aandeel bovenaan de lijst van activiteiten te plaatsen en tevens het budget voor het programma als geheel te verhogen overeenkomstig het grotere MKB-aandeel (10% in het vijfde kaderprogramma en 15% in het zesde kaderprogramma), of dit in ieder geval op hetzelfde niveau te handhaven. Bij collectieve researchprojecten is het echter verstandig meer omzichtigheid aan de dag te leggen. Kleine en middelgrote ondernemingen hebben nog altijd behoefte aan ondersteuning bij het plannen van projecten. Exploratiepremies bieden concrete ondersteuning ten behoeve van een adequate voorbereiding. De problemen van de Commissie bij het beheren van zeer kleine bedragen kunnen worden opgelost door de keuze van en contractonderhandelingen voor voorbereidende projecten beter te stroomlijnen. Amendement 66 Bijlage I, punt 1.2.2, alinea 4, letter b bis) (nieuw) b bis) Activiteiten op het gebied van economische en technologische informatievergaring (analyses van technologische ontwikkelingen, toepassingen en markten en verwerking en verspreiding van gegevens die bij de besluitvorming nuttig kunnen zijn voor onderzoekers, ondernemers - met name in het in het MKB - en investeerders); (Dit amendement is identiek aan amendement 267, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering De "specifieke activiteiten voor het MKB" en de activiteiten voor "onderzoek en innovatie" in het hoofdstuk "Structureren van de onderzoekruimte" moeten in één enkel programma worden ondergebracht; zo kan de synergie tussen de verschillende instrumenten worden gerationaliseerd en verbeterd. Amendement 67 RR\467671NL.doc 49/69 PE 309.087 NL Bijlage I, deel I, punt 1.3, lid 2, letter c) c) de veiligheid van de burger en fraudebestrijding: detectie van antipersoneelmijnen; voorkoming van natuurlijke en technologische risico's; ondersteunende netwerken voor cyberveiligheid; technologieën voor fraudebestrijding. c) de veiligheid van de burger en fraudebestrijding: detectie van antipersoneelmijnen; voorkoming van natuurlijke en technologische risico's; met inbegrip van technische aangelegenheden in verband met non-proliferatie en ontwapening inzake massavernietigingswapens ter voorkoming van het gebruik van deze materialen voor terroristische doeleinden; ondersteunende netwerken voor cyberveiligheid; technologieën voor fraudebestrijding. Motivering Dit amendement opent de mogelijkheid van activiteiten in verband met terroristische bedreigingen in het algemeen en meer in het bijzonder in samenhang met ontwapening en de vernietiging van massavernietigingswapens. In eerste lezing heeft het Parlement op 14 november 2001 terzake reeds overweging 10 bis (16 bis nieuw), via amendement 5 goedgekeurd. Amendement 68 Bijlage I, punt 2.2., Doelstelling De activiteiten in dit kader hebben als doelstelling om de ontwikkeling te ondersteunen van een overvloedig menselijk potentieel van wereldniveau in alle regio's van de Gemeenschap, door bevordering van de transnationale mobiliteit voor opleidingsdoeleinden, deskundigheidsbevordering en kennisoverdracht, met name tussen verschillende sectoren; ondersteuning voor de ontwikkeling van wetenschappelijke topkwaliteit; steun om Europa aantrekkelijker te maken voor wetenschappers uit derde landen. In dit verband moet optimaal gebruik worden gemaakt van het potentieel dat hiervoor in alle groepen van de bevolking aanwezig is, waarbij speciaal gedacht wordt aan vrouwen en jonge onderzoekers, door PE 309.087 NL De activiteiten in dit kader hebben als doelstelling om de ontwikkeling te ondersteunen van een overvloedig menselijk potentieel van wereldniveau in alle regio's van de Gemeenschap, door bevordering van de transnationale mobiliteit voor opleidingsdoeleinden, deskundigheidsbevordering en kennisoverdracht, met name tussen verschillende sectoren; instelling van een Europese ruimte voor hoger onderwijs; ondersteuning voor de ontwikkeling van wetenschappelijke topkwaliteit; steun om Europa aantrekkelijker te maken voor wetenschappers uit derde landen. In dit verband moet optimaal gebruik worden gemaakt van het potentieel dat hiervoor in alle groepen van de bevolking aanwezig is, waarbij speciaal gedacht wordt aan 50/69 RR\467671NL.doc middel van de maatregelen die daarvoor het meest geschikt zijn, met inbegrip van die welke genomen zijn om synergie te bewerkstelligen op het gebied van het hoger onderwijs in Europa. vrouwen, door middel van de maatregelen die daarvoor het meest geschikt zijn. (Dit amendement is gebaseerd op amendement 277, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Om te kunnen slagen moet een hechte koppeling worden gelegd tussen de Europese onderzoekruimte en het proces van Bologna, teneinde een Europese ruimte voor hoger onderwijs te kunnen creëren. Van deze koppeling moet optimaal gebruik worden gemaakt om een bijdrage te leveren aan de totstandbrenging van een Europese kennismaatschappij. Amendement 69 Bijlage I, deel II, punt 2.3, overwogen activiteiten, letter e bis) (nieuw) e bis) toepassing van O&O-activiteiten op het gebied van duurzame ontwikkeling door prikkels te geven voor de vertaling daarvan in werkgelegenheid en duurzame economische bedrijvigheid op lokaal niveau. (Dit amendement herneemt het tweede deel van amendement 321, aangenomen in eerste lezing op 14 november 2001 (A5-0376/2001)) Motivering Hier moet de doelstelling worden opgenomen van de uitvoering van onderzoeksactiviteiten als gedefinieerd in amendement 321, dat slechts ten dele werd overgenomen (vgl. Motivering amendement door dezelfde auteur op Bijlage I, deel I, punt 1.2.1, deel A, punt 3, letter g ter). Amendement 70 Bijlage I, deel II, punt 2.4, doelstelling De doelstelling van de activiteiten in dit kader is, de ontwikkeling van harmonieuze relaties tussen wetenschap en samenleving te stimuleren en de zichtbaarheid van innovatie in Europa te bevorderen, en ertoe bij te dragen dat wetenschappers open staan voor de wensen van de samenleving, door nieuwe verhoudingen tot stand te brengen en een geïnformeerde dialoog op te zetten tussen onderzoekers, industriëlen, politieke RR\467671NL.doc De doelstelling van de activiteiten in dit kader is, de ontwikkeling van harmonieuze relaties tussen wetenschap en samenleving te stimuleren en de zichtbaarheid van innovatie in Europa te bevorderen, en tot een kritische omgang van de wetenschap met in de maatschappij levende zorgen bij te dragen, door nieuwe verhoudingen tot stand te brengen en een geïnformeerde dialoog op te zetten tussen onderzoekers, industriëlen, 51/69 PE 309.087 NL beslissers en burgers. De activiteiten in dit kader zijn beleidsgerelateerde wetenschapen samenlevingsinitiatieven, terwijl de onderzoeksactiviteiten in het kader van de thematische prioriteiten, in het bijzonder thematische prioriteit 7, in een ruimere zin onderzoek betreffende burgers en governance bestrijken. politieke beslissers, belangrijke maatschappelijke groeperingen en burgers. De activiteiten in dit kader zijn beleidsgerelateerde wetenschap- en samenlevingsinitiatieven, terwijl de onderzoeksactiviteiten in het kader van de thematische prioriteiten, in het bijzonder thematische prioriteit 7, in een ruimere zin onderzoek betreffende burgers en governance bestrijken. (Dit amendement is gebaseerd op amendement 287, dat op 14 november 2001 tijdens de eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001) Motivering Komt overeen met amendement 287, in eerste lezing met algemene stemmen aangenomen door de plenaire vergadering. Het is van belang dat de wetenschap ook de zorgen die in de maatschappij leven, serieus neemt en over haar handelen nadenkt. De "belangrijke maatschappelijke groeperingen" dienen eveneens uitdrukkelijk vermeld te worden. Amendement 71 Bijlage I, deel II, punt 2.4, overwogen activiteiten, alinea 1, letter b bis) (nieuw) b bis) waarborgen dat de snelle wetenschappelijke vooruitgang verenigbaar is met de ethische waarden van de meeste Europeanen. (Dit amendement is gebaseerd op amendement 289, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering Dit amendement komt overeen met amendement 289 van de eerste lezing dat met algemene stemmen is aangenomen. De Commissie geeft in het voorstel voor het specifieke programma aan dat moet worden gewaarborgd dat de snelle wetenschappelijke vooruitgang verenigbaar blijft met de ethische waarden van alle Europeanen. Dit is niet realistisch, aangezien er radicale groepen bestaan die iedere vorm van wetenschappelijk onderzoek principieel afwijzen en deze groeperingen bezwaarlijk bij de meningsvorming betrokken kunnen worden. Er moet echter wél naar worden gestreefd dat het onderzoek verenigbaar is met de ethische beginselen van de meeste Europese burgers. Amendement 72 Bijlage I, deel II, punt 2.4, overwogen activiteiten, alinea 1, letter c) c) versterking van de dialoog tussen wetenschap en samenleving: nieuwe vormen van dialoog met participatie van de PE 309.087 NL c) versterking van de dialoog tussen wetenschap en samenleving: nieuwe vormen van dialoog met participatie van de 52/69 RR\467671NL.doc belanghebbenden; kennis van wetenschap bij de burger; bewustmaking; stimuleren van de belangstelling van jongeren voor wetenschappelijke carrières; initiatieven om te bevorderen dat vrouwen op alle niveaus een grotere rol spelen in wetenschap en onderzoek. belanghebbenden, bij voorbeeld van milieuorganisaties, patiëntenverenigingen en religieuze gemeenschappen; kennis van wetenschap bij de burger; bewustmaking; stimuleren van de belangstelling van jongeren voor wetenschappelijke carrières; initiatieven om te bevorderen dat vrouwen op alle niveaus een grotere rol spelen in wetenschap en onderzoek. (Dit amendement is gebaseerd op amendement 291, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering Komt overeen met amendement 291 uit de eerste lezing. Belangrijke maatschappelijke groeperingen dienen bij dit punt als partners in de dialoog uitdrukkelijk te worden vermeld. Amendement 73 Bijlage I, deel III, overwogen activiteiten, deel A, alinea 1, letter d bis) (nieuw) d bis) duurzame ontwikkeling: tenuitvoerlegging van artikel 6 van het Verdrag van Amsterdam en de conclusies van de Europese Top van Göteborg inzake duurzame ontwikkeling. (Met dit amendement wordt in, het kader van het GCO, amendement 24, aangenomen in eerste lezing op 14 november 2001, weer opgenomen (A5-0376/2001)). Motivering De beginselen van integratie van milieueisen en duurzaamheid moeten overal worden toegepast. Amendement 74 Bijlage I, deel III, overwogen activiteiten, deel A, alinea 1, letter d ter) (nieuw) d ter) inter- en multidisciplinair onderzoek door het bevorderen van onderzoeksprojecten waaraan onderzoeksinstituten van uiteenlopende disciplines uit verschillende lidstaten deelnemen; (Amendement 274, aangenomen in eerste lezing op 14 november 2001 (A5-0376/2001)) Motivering RR\467671NL.doc 53/69 PE 309.087 NL Vrijwel ieder onderzoeksterrein functioneert op basis van onderzoeksresultaten van andere disciplines. Innovaties op het ene gebied stimuleren vaak innovaties op andere terreinen (zo zijn b.v. uitvindingen op het gebied van de biotechnologie alleen mogelijk met behulp van de modernste informatietechnologie). Multidisciplinair onderzoek dient op Europees niveau te worden bevorderd om deskundigen uit alle lidstaten en disciplines samen te brengen. Amendement 75 Bijlage II, alinea 2 Deze activiteiten worden uitgevoerd onder de volgende rubrieken (de indicatieve financiële verdeling is aangegeven): 1) Bundeling en integratie van het onderzoek van de EG 13285 1 Thematische prioriteiten 11205 Genomica en biotechnologie voor de gezondheid 2200 Geavanceerde genomica en de toepassingen daarvan voor de gezondheid 1150 Bestrijding van belangrijke ziekten 1050 Technologieën voor de informatiemaatschappij2 1) Integratie van het onderzoek Thematische prioriteiten1 11570 Biowetenschappen voor gezondheid en veiligheid 2300 (a) Genomica en biotechnologie voor de algemene gezondheid en het welzijn 1100 (b) De belangrijke ziekten 1200 met inbegrip van: kankeronderzoek 400 HIV, tbc en malaria 400 Technologieën voor de informatiemaatschappij3 3900 3600 Nanotechnologieën en nanowetenschappen, kennisintensieve multifunctionele materialen en nieuwe productieprocédés en -apparatuur 1300 Lucht- en ruimtevaart 1075 Voedselkwaliteit en -veiligheid 600 Nanotechnologieën en nieuwe productieprocédés voor geavanceerde materialen 1300 Lucht- en ruimtevaart 1075 Voedselkwaliteit, veiligheids- en gezondheidsrisico's en verbetering van de gezondheid 650 Energie, duurzame ontwikkeling, biodiversiteit en veranderingen in het aardsysteem 2120 Energie 810 Vervoer 610 Duurzame ontwikkeling enz. 700 Duurzame ontwikkeling, veranderingen in het aardsysteem en ecosystemen 1700 Duurzame energiesystemen Duurzaam vervoer over land Wereldwijde veranderingen alsmede ecosystemen Burgers en bestuur in de kennismaatschappij 1 2 3 810 610 700 Burgers, democratie, sociale en politieke instellingen 225 225 Waarvan ten minste 15% voor het MKB. Met inbegrip van maximaal EUR 100 miljoen voor de verdere ontwikkeling van Géant en GRID. Met inbegrip van maximaal EUR 350 miljoen voor de verdere ontwikkeling van Géant en GRID. PE 309.087 NL 13600 54/69 RR\467671NL.doc Specifieke activiteiten die een breder onderzoeksgebied beslaan 1320 Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de Unie 1270 - Beleidsondersteuning en anticiperen op wetenschappelijke en technologische behoeften 470 - Horizontale onderzoeksactiviteiten waarbij het MKB betrokken is 400 Specifieke maatregelen ter ondersteuning van de internationale samenwerking 400 - Beleidsondersteuning en anticiperen op wetenschappelijke en technologische behoeften 570 - Horizontale onderzoeksactiviteiten waarbij het MKB betrokken is 450 Specifieke maatregelen ter ondersteuning van de internationale samenwerking 300 Niet-nucleaire activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek 760 2) Structureren van de Europese onderzoeksruimte - Onderzoek en innovatie - Menselijk potentieel - Onderzoekinfrastructuur1 - Wetenschap en samenleving GCO 760 2) Structureren van de Europese onderzoekruimte - Onderzoek en innovatie - Menselijk potentieel/Internationale activiteiten - Onderzoekinfrastructuur - Wetenschap en samenleving 2655 300 1630 665 60 2350 250 1600 400 100 3) Versterking van de grondslagen van de Europese onderzoeksruimte 330 - Steun voor de coördinatie van de activiteiten 280 - Steun voor een samenhangende ontwikkeling van het beleid 50 3) Versterking van de grondslagen van de Europese onderzoekruimte 320 - Steun voor de coördinatie van de activiteiten2 270 - Steun voor een samenhangende ontwikkeling van het beleid 50 TOTAAL TOTAAL 16270 16270 Motivering Spreekt voor zichzelf. Amendement 76 Bijlage III, inleidende zin, alinea 1 De Gemeenschap draagt uit hoofde van de specifieke programma's, en met inachtneming van de voorwaarden voor deelneming, financieel bij aan activiteiten Voor de financiële deelneming van de Gemeenschap aan deze activiteiten, waarin innovatiebevorderende maatregelen zijn geïntegreerd, wordt gebruik gemaakt van 1 Met inbegrip van maximaal EUR 200 miljoen voor de verdere ontwikkeling van Géant en GRID. Inclusief samenwerking en gezamenlijke initiatieven van gespecialiseerde organisaties op het terrein van de wetenschappelijke samenwerking , zoals CERN (Europese organisatie voor kernonderzoek), EMBL (Europees Laboratorium voor Moleculaire Biologie), ESO (Europese Zuidelijke Sterrenwacht), ENO (Europese Noordelijke Sterrenwacht, op de Canarische eilanden) en ESA (Europees Ruimte-Agentschap) 2 RR\467671NL.doc 55/69 PE 309.087 NL voor onderzoek en technologische ontwikkeling, met inbegrip van demonstratie, van het programma. een reeks van vier nieuwe instrumenten: topnetwerken, geïntegreerde projecten, programma's uit hoofde van artikel 169 van het Verdrag en de trap naar topkwaliteit, die voor een beperkte periode naast een aantal oudere instrumenten zullen blijven bestaan. (Dit amendement is identiek aan amendement 296, eerste lezing van 14 november 2001 (A5-0376/2001) Motivering Via dit amendement wordt amendement 296, aangenomen in eerste lezing, weer opgenomen. Amendement 77 Bijlage III, punt 1, alinea 4, streepje 1 - het belang van de nieuwe instrumenten (geïntegreerde projecten en topnetwerken) wordt erkend als een algemeen prioritair middel om de doelstellingen kritische massa, vereenvoudigd beheer en Europese toegevoegde waarde, waaraan wordt bijgedragen door communautair onderzoek in aansluiting op wat reeds op nationaal niveau wordt ondernomen, en integratie van de onderzoekscapaciteiten te bereiken. De omvang van een project kan evenwel geen criterium voor uitsluiting zijn en er wordt voor gezorgd dat het MKB en andere kleine eenheden toegang tot de nieuwe instrumenten krijgen; - het belang van de nieuwe instrumenten (geïntegreerde projecten, topnetwerken en de trap naar topkwaliteit) wordt erkend als een algemeen prioritair middel om de doelstellingen kritische massa, vereenvoudigd beheer en Europese toegevoegde waarde, waaraan wordt bijgedragen door communautair onderzoek in aansluiting op wat reeds op nationaal niveau wordt ondernomen, en integratie van de onderzoekscapaciteiten te bereiken. De omvang van een project kan evenwel geen criterium voor uitsluiting zijn en er wordt voor gezorgd dat het MKB en andere kleine eenheden toegang tot de nieuwe instrumenten krijgen; (Dit amendement herneemt de titel van amendement 305, aangenomen in eerste lezing op 14 november 2001 (A5-0376/2001)) Motivering De rapporteur neemt de inhoud van bovengenoemd amendement over in amendement 41 maar voert de wijziging niet uit. Amendement 78 Bijlage III, punt 1.1., alinea 1 Topnetwerken beogen de versterking en de ontwikkeling van de wetenschappelijke en PE 309.087 NL Topnetwerken beogen de versterking en de ontwikkeling van de wetenschappelijke en 56/69 RR\467671NL.doc technologische topkwaliteit van de Gemeenschap door Europese integratie van bestaande of opkomende onderzoekscapaciteiten, zowel op nationaal als op regionaal vlak. Elk netwerk heeft tot doel de kennis op een bepaald gebied te bevorderen door op dat gebied een kritische massa aan deskundigheid te verzamelen. De topnetwerken zullen de samenwerking tussen topcapaciteit in universiteiten, onderzoekcentra, het bedrijfsleven (met inbegrip van het MKB) en wetenschaps- en technologieorganisaties bevorderen. De betrokken activiteiten zijn over het algemeen gericht op langetermijn- en multidisciplinaire doelstellingen en niet zozeer op vooraf bepaalde, precieze resultaten in termen van producten, procédés of diensten. technologische topkwaliteit van de Gemeenschap door Europese integratie van bestaande of opkomende onderzoekscapaciteiten, zowel op nationaal als op regionaal vlak. Het algemene doel van de topnetwerken is het verbeteren van de wetenschappelijke en technologische topkwaliteit in Europa via de geleidelijke integratie van de onderzoekscapaciteiten op geavanceerd niveau in de landen van Europa. Door de topnetwerken wordt de samenwerking tussen bedrijven (zowel het MKB als grote ondernemingen) en de topcentra in de universiteiten, O&O-centra en technologische organisaties gestimuleerd. Zij bevorderen de samenwerking op het gebied van fundamenteel strategisch onderzoek in het preconcurrentiële stadium, aangezien elk topnetwerk ten doel heeft de vooruitgang van de kennis op zijn vakgebied te vergroten vanuit het perspectief van langetermijndoelstellingen. Daarom beschikt een topnetwerk over een programma van onderzoeksactiviteiten. (Via dit amendement wordt amendement 297, dat op 14 november 2001 tijdens de eerste lezing is aangenomen, weer opgenomen (A5-0376/2001) Motivering Aldus wordt amendement 297, aangenomen in eerste lezing, weer opgenomen. Amendement 79 Bijlage III, punt 1.2, alinea -1 (nieuw) De algemene doelstelling van een geïntegreerd project (GP) is het verwezenlijken van vooraf vastgelegde resultaten, die zijn gericht op de verbetering van het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven (zowel MKB's als grote ondernemingen), dan wel op onderzoek naar de oplossing van vraagstukken in verband met de acht prioritaire thematische onderzoekgebieden van het zesde kaderprogramma. Aangezien de te bereiken resultaten van tevoren RR\467671NL.doc 57/69 PE 309.087 NL worden vastgelegd, zijn GP's gericht op termijngebonden doelstellingen waarover vooraf overeenstemming is bereikt. De samenwerking tussen de partners bij een GP geldt voor de duur van het bewuste onderzoeksproject. Bij de partners kan het gaan om bedrijven, MKB's, universiteiten en onderzoek- en technologieorganisaties. De vooraf vastgelegde resultaten zijn nog niet aan concurrentie onderhevig en betreffen producten, procédés en diensten. GP's hebben geen betrekking op commerciële ontwikkelingsactiviteiten. De deelnemers blijven eigenaar van de behaalde resultaten onder de voorwaarden die zij onderling vastleggen in de "Regels inzake deelneming en verspreiding". (Dit amendement is identiek aan amendement 299, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering Aldus wordt amendement 299, aangenomen in eerste lezing, weer opgenomen. Amendement 80 Bijlage III, punt 1.2, alinea 3 bis (nieuw) Binnen ieder project moet minstens 10% aan universiteiten worden toegewezen voor fundamenteel onderzoek. (Dit amendement is identiek aan amendement 301, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering Aldus wordt amendement 301, aangenomen in eerste lezing, weer opgenomen. Amendement 81 Bijlage III, punt 1.2 bis., Trap naar topkwaliteit, alinea's 1-5 (nieuw) 1.2 bis. De trap naar topkwaliteit Het betreft hier financiële deelneming aan projecten in het kader van het instrument van de trap naar topkwaliteit PE 309.087 NL 58/69 RR\467671NL.doc op de prioritaire thematische onderzoekgebieden van het kaderprogramma. De totstandbrenging van een Europese onderzoekruimte vergt een concentratie van de inspanningen in het kader van het Europees beleid inzake onderzoek en technologische ontwikkeling. In dit licht moet de Europese toegevoegde waarde en een groot deel van het desbetreffende onderzoek middels drie fundamentele criteria worden gedefinieerd: topkwaliteit, kritische massa en het pionierskarakter van het project (alsmede de kwaliteit van de resultaten daarvan). De inspanningen worden toegespitst op de projecten en samenwerkingsverbanden die aan deze drie criteria beantwoorden en dus de beste kansen van slagen hebben. Dit streven naar concentratie zal vergezeld gaan van inspanningen met het oog op het afbakenen – binnen de prioritaire thematische gebieden – van subgebieden of onderzoekprojecten, alsmede van de partners in de onderzoekgemeenschap die het verdienen te worden omhooggestuwd naar de niveaus van topkwaliteit, kritische massa en relevantie welke nodig, maar nog niet bereikt zijn. In deze gevallen zal de rechtstreekse aanwending van de andere drie nieuwe instrumenten niet altijd mogelijk noch wenselijk zijn. In dergelijke, naar behoren te motiveren gevallen wordt dus het scala aan instrumenten gebruikt dat is opgenomen in het vijfde kaderprogramma voor activiteiten inzake indirect onderzoek, steeds onder dezelfde financiële voorwaarden voor deelneming. Deze instrumenten zijn: acties voor gezamenlijke rekening, steun voor de toegang tot onderzoekinfrastructuur, projecten ter bevordering van technologie om de deelneming van het MKB aan de activiteiten inzake onderzoek en RR\467671NL.doc 59/69 PE 309.087 NL technologische ontwikkeling te stimuleren en te vergemakkelijken, "Marie Curie"opleidingsbeurzen , steun aan de netwerken, geconcerteerde acties en begeleidende maatregelen. Het gebruik van dit instrument moet flexibel zijn en zo worden geprogrammeerd dat daarbij ook nieuwe en kleine deelnemers met projecten voor innovatief onderzoek kunnen worden betrokken die het potentieel hebben om aan de criteria van kritische massa en topkwaliteit te voldoen. Bovendien moet de trap naar topkwaliteit zich richten op: a) onderzoekcentra die niet in de topnetwerken zijn opgenomen, b) initiatieven die worden aangedragen door in het preconcurrentiële stadium actieve onderzoekteams, c) het MKB, d) projecten die als basis kunnen fungeren voor toekomstige netwerken teneinde regio's met aanverwante problemen en de kandidaat-lidstaten in de Europese onderzoekruimte te kunnen opnemen. Deze projecten dienen samenhang te vertonen en indien mogelijk verband te houden met de belangrijkste prioritaire onderzoekgebieden van het kaderprogramma. Het budget bedraagt maximaal 20% van de totale begrotingvan het kaderprogramma. Bestuurlijk kan een en ander worden gedelegeerd aan externe organen in gevallen waarin dit vanuit financieel en administratief oogpunt interessant is. (Dit amendement is identiek aan amendement 305, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Het is absoluut noodzakelijk op Europees niveau te werken, omdat er in veel gevallen behoefte bestaat aan kwalitatief hoogstaande onderzoekteams van beperkte omvang. Wanneer anderzijds het MKB en kandidaat-lidstaten in het programma moeten worden opgenomen, PE 309.087 NL 60/69 RR\467671NL.doc moet binnen het programma ruimte worden gevonden voor innovatieve initiatieven die kwalitatief hoogstaand zijn en een geringe omvang hebben. Bovendien zouden daarmee mogelijkheden worden geschapen voor in het preconcurrentiële stadium actieve groepen en centra die tot dusverre niet aan de Europese programma's hebben deelgenomen, zodat ook zij nieuwe mogelijkheden krijgen om deel te nemen aan de topnetwerken. Ook dient er rekening mee te worden gehouden dat het wenselijk zou zijn om de mogelijkheden tot deelneming aan het programma uit te breiden tot centra en onderzoekteams die over het gehele grondgebied van de EU zijn verspreid, teneinde een compensatie te bieden voor het gecentraliseerde beheer dat vaak kenmerkend is voor de overige instrumenten. Amendement 82 Bijlage III, punt 1.2 bis, alinea's 6, 7 en 8 (nieuw) Bij de uitvoering van het kaderprogramma moet de Commissie trachten 30% van de aan de rubriek "Integratie van het onderzoek" toegewezen middelen te besteden aan het instrument van de "Trap naar topkwaliteit", teneinde een probleemloze overgang van het vijfde naar het zesde kaderprogramma te kunnen bewerkstelligen en ook middelen te kunnen uittrekken voor kleinere onderzoekprojecten enz. die in het kader van dit instrument worden uitgevoerd. De Commissie legt het Parlement jaarlijks (voor elk van de vier instrumenten) een voortgangsrapport voor met vermelding van: - het aantal ingediende en gegunde projecten; - het totale en het gemiddelde bedrag aan aangevraagde en toegewezen gelden. Het voortgangsrapport gaat vergezeld van een toelichting. (Dit amendement is identiek aan amendement 306, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering Aldus wordt amendement 306, aangenomen in eerste lezing, weer opgenomen. Amendement 83 Bijlage III, punt 1.5 bis, Kwantitatieve en kwalitatieve criteria voor de structurering van de Europese onderzoekruimte (nieuw) RR\467671NL.doc 61/69 PE 309.087 NL 1.5 bis. Kwantitatieve en kwalitatieve criteria voor de structurering van de Europese onderzoekruimte Voordat zij begint met de uitvoering van de werkzaamheden van de Europese onderzoekruimte, preciseert de Commissie in een mededeling nader welke concrete doelen zij daarmee wil bereiken. In die mededeling wordt onder meer aandacht besteed aan directe resultaten zoals: - het aantal Madame Curie-beurzen - het aantal uitwisselingen van onderzoekers - de resultaten van dergelijke uitwisselingen. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan indirecte resultaten, zoals: - publicaties - bijdragen aan nieuwe onderzoeksprogramma's - citaten in de professionele literatuur - nieuwe octrooien - bijdragen aan de verspreiding van de desbetreffende onderzoeksresultaten. (Dit amendement is identiek aan amendement 310, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering Aldus wordt amendement 310, aangenomen in eerste lezing, weer opgenomen. Amendement 84 Bijlage III, punt 1.9, alinea 1 bis (nieuw) De overeenkomstig artikel 169 van het Verdrag gezamenlijk uitgevoerde nationale programma's worden vastgesteld via de medebeslissingsprocedure van het Europees Parlement en de Raad (artikel 251 van het Verdrag). Voor elke toepassing van artikel 169 is een besluit overeenkomstig artikel 251 vereist. Onder voorbehoud van deze Verdragsbepaling PE 309.087 NL 62/69 RR\467671NL.doc kunnen meerdere ontwerpbesluiten tegelijk aan het Parlement en de Raad worden voorgelegd. (Dit amendement is identiek aan amendement 307, aangenomen in eerste lezing op 14 november 2001 (A5-0376/2001)) Motivering Voor de toepassing van artikel 169 is medebeslissing vereist. Amendement 85 Bijlage III, punt 1.9, alinea 1 ter (nieuw) Artikel 169 van het Verdrag dient zonder onderscheid tussen grotere en kleinere lidstaten te worden toegepast en de specifieke voorstellen voor acties van deze categorie dienen in het kaderprogramma worden opgenomen. (Dit amendement is identiek aan amendement 308, aangenomen in eerste lezing op 14 november 2001 (A5-0376/2001)) Motivering De samenwerking tussen sommige lidstaten mag er niet toe leiden dat andere worden uitgesloten. Voor de toepassing van artikel 169 is de medebeslissingsprocedure vereist. Derhalve dienen alle desbetreffende projecten in het zesde kaderprogramma te worden opgenomen. Amendement 86 Bijlage III, punt 2, alinea 1 bis (nieuw) De regels inzake financiële deelneming van de Gemeenschap worden vervat in een voorstel dat de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad moet voorleggen, en zij worden vastgelegd middels de medebeslissingsprocedure van artikel 251 van het Verdrag. In het voorstel komen alle te regelen kwesties aan bod, met inbegrip van de volgende: de verdeling van bevoegdheden en de afbakening van taken tussen de Gemeenschap en de externe projectbeheerders; de rechten van de RR\467671NL.doc 63/69 PE 309.087 NL intellectuele eigendom; de regels inzake uitnodigingen tot het indienen van voorstellen die door de externe projectbeheerders aan derden worden gedaan; openbaarmaking en verspreiding van de resultaten; afbakening van de beheerskosten die door de Commissie worden terugbetaald of door de deelnemers zelf worden gefinancierd; een vereenvoudigde selectieprocedure waardoor de mogelijke uitvoerders van projecten een eerste indicatie krijgen van de kans van slagen van een eventuele inschrijving; mechanismen om bij de daaropvolgende uitnodiging tot mededinging onderzoeksprojecten te kunnen identificeren die door de Commissie reeds zijn beoordeeld als zijnde wetenschappelijk onderbouwd en die wegens gebrek aan financiële middelen niet zijn gefinancierd; de transparantie jegens niet-deelnemende teams; de voorafgaande bekendmaking van mogelijke toekomstige uitnodigingen tot het indienen van voorstellen; de regels inzake mededeelneming ter voorkoming van dubbele financiering in gevallen van mededeelneming door een particuliere of openbare instelling aan een topnetwerk; de precisering van de financieringsmodaliteiten voor de deelneming aan de diverse instrumenten door instellingen uit de kandidaatlidstaten en derde landen. (Dit amendement is identiek aan amendement 313, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)) Motivering Doelmatigheid en transparantie moeten vooropstaan bij het beheer van communautaire onderzoekprogramma's. Amendement 87 Bijlage III, punt 2, alinea 7 bis (nieuw) De Commissie evalueert de voortgang, de PE 309.087 NL 64/69 RR\467671NL.doc resultaten en de wetenschappelijke kwaliteit van de onder het kaderprogramma uitgevoerde acties, alsmede het beheer van deze acties via haar eigen diensten en, in voorkomend geval, via haar contractanten. Overeenkomstig artikel 5 van het besluit over het zesde kaderprogramma laat de Commissie onafhankelijke deskundigen van hoog niveau de resultaten evalueren van de communautaire activiteiten in de vijf jaar die aan deze evaluatie voorafgaan. Deze evaluatie heeft een operationeel en strategisch karakter. Hierin komt met name de bijdrage van het zesde kaderprogramma aan de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte en aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon aan bod. (Dit amendement is identiek aan amendement 317, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001) Motivering Aldus wordt amendement 317, aangenomen in eerste lezing, weer opgenomen. Amendement 88 Bijlage III, punt 2, tabel, voetnoot 3 (3) Onverminderd specifieke voorwaarden wordt van bepaalde juridische entiteiten, met name openbare entiteiten, maximaal 100% van de marginale/bijkomende kosten gefinancierd. (3) Onverminderd specifieke voorwaarden wordt van bepaalde juridische entiteiten, met name openbare entiteiten en de intermediaire organisaties van ondernemingen, maximaal 100% van de marginale/bijkomende kosten gefinancierd. (Amendement niet ingediend in eerste lezing maar het beoogt, overeenkomstig het Reglement, wijzigingen van passages in het gemeenschappelijk standpunt die nog niet in het in eerste lezing ingediende voorstel waren opgenomen.) Motivering Het is nodig ervoor te zorgen dat de organisaties bij de ondernemingen efficiënte actie ondernemen, met name bij de kleine ondernemingen, in de geest van het Handvest voor kleine bedrijven. RR\467671NL.doc 65/69 PE 309.087 NL TOELICHTING In het kader van de medebeslissingsprocedure zijn we gearriveerd bij de tweede lezing van het zesde kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (KPOTO). Tijdens de eerste lezing op 14 november heeft het Parlement de structuur en de beginselen van het Commissievoorstel onverlet gelaten, maar daarin belangrijke wijzigingen aangebracht, met name op het gebied van de voornaamste ziekten, land/watertransport, energie en duurzame ontwikkeling, alsmede mobiliteit en instrumenten voor de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma. De Raad heeft rekening gehouden met de amendementen van het Parlement door een groot gedeelte ervan in zijn gemeenschapgelijk standpunt op te nemen. Tegelijkertijd heeft de Commissie de moeite genomen de amendementen van het Europees Parlement in de gewijzigde voorstellen van de specifieke programma's te verwerken. Volgens de rapporteur is er dus sprake van een goed voorbeeld van interinstitutionele samenwerking. Elke instelling moet zich thans beraden over de vraag of zij met het oog op de tweede lezing gaat kiezen voor een "niet-conflictuele" benadering of dat zij zich gaat vastbijten in haar afwijkende opvatting, hetgeen zou uitlopen op een bemiddelingsprocedure. Het lijkt echter duidelijk dat alleen een goedkeuring van het nieuwe kaderprogramma in juni 2002 onder Spaans voorzitterschap kan garanderen dat dit in januari 2003 goed van start gaat. De problemen inzake beheer en financiering die de start van het vijfde KPOTO in 1999 hebben bedorven, hielden grotendeels verband met de laattijdige goedkeuring van het programma. Geen enkele instelling kan de verantwoording nemen voor een obstructie die zou leiden tot een herhaling van dezelfde problemen. De gemeenschap van wetenschappers en onderzoekers zou een dergelijk voorval niet begrijpen noch accepteren. Uit informatie van Europese wetenschappers en onderzoekers blijkt ons dat zij de goedkeuringsprocedure van het zesde KPOTO zo goed als afgesloten beschouwen. Het zijn voortaan veeleer de praktische details in verband met de toepassing die hen bezighouden dan de beginselkwesties. Met het zesde KPOTO wordt een reeks nieuwe concepten, structuren en instrumenten geïntroduceerd. Het is bijgevolg onontbeerlijk dat de gemeenschap van wetenschappers en onderzoekers de nodige tijd krijgt om zich aan te passen en in staat te zijn optimaal van de nieuwe kansen gebruik te maken. Overigens constateren wij dat, hoewel de standpunten van het Parlement en de Raad naar elkaar toegroeien, aanzienlijke meningsverschillen blijven bestaan. Om niet het risico te lopen van een mislukking ten gevolge een slechte inschatting van het relatieve belang van de meningsverschillen, moet van laatstgenoemde de balans op worden gemaakt en moeten deze in orde van belangrijkheid worden gerangschikt. Het doel van de rapporteur is te komen tot een beperkt aantal amendementen die, wanneer zij eenmaal grotendeels zijn aangenomen, een concentratie van de inzet van het Parlement jegens de Raad mogelijk maken, hetgeen de kansen van een minnelijke schikking zou vergroten. PE 309.087 NL 66/69 RR\467671NL.doc In dit licht zal uw rapporteur op open wijze blijven werken en samenwerken door zijn collega's te verzoeken hem hun opmerkingen over de in eerste lezing aangenomen bepalingen te doen toekomen, die tijdens de tweede lezing alle aandacht zullen krijgen. Er is nu reeds een samenvatting van de aldus verzamelde informatie en overdenkingen van de rapporteur beschikbaar. Hierin worden een aantal kwesties opgesomd waarover tijdens de eerste lezing amendementen zijn ingediend en die een gedetailleerde behandeling verdienen. De desbetreffende amendementen kunnen eventueel opnieuw worden ingediend. 1. Instrumenten. Hoewel de Raad afstapt van de nadruk die in het oorspronkelijke voorstel lag op de nieuwe instrumenten met het oog op een veelheid aan financieringsmechanismen, was hij niet bereid het concept van de "trap naar topkwaliteit" in die omvang en mate te steunen als het Parlement dit zou wensen (am. 305). Door voorrang te verlenen aan de financiering van de thematische prioriteiten door de nieuwe instrumenten (netwerken, geïntegreerde projecten) bestaat het risico dat onderzoekteams die de doelgroep vormden van de "trap naar topkwaliteit", buiten de boot vallen. De rapporteur acht een verduidelijking, in het licht van de "trap naar topkwaliteit" zoals gedefinieerd door het Parlement, van de reikwijdte van de door de Raad geïntroduceerde aanvullende instrumenten met het oog op een "zachte" overgang van het vijfde naar het zesde KPOTO onontbeerlijk. 2. Onderzoek op het gebied van de gezondheid. Het onderzoek op het gebied van de gezondheid moet verder reiken dan het genoom. In het door de Raad ingenomen standpunt ontbreekt de nodige duidelijkheid op dit gebied. In dit verband zijn de amendementen van de eerste lezing over de titel van de eerste thematische prioriteit (am. 39, 40, 68), het kankeronderzoek (met name de oprichting van een Europees centrum voor de toepassing van kankeronderzoek; am. 73, 77), het onderzoek naar alternatieve geneeswijzen (am. 83), de bestrijding van resistentie tegen antibiotica (am. 82), alsmede de epidemiologie en de voorkoming van ziekten (am. 81) belangrijk. 2. Energie, transport en duurzame ontwikkeling. Een expliciete verwijzing naar artikel 6 van het Verdrag van Amsterdam en de conclusies van de Europese Raad van Göteborg ligt het Parlement na aan het hart (am. 24). De andere belangrijke amendementen in dit verband hebben betrekking op de gevolgen van de techniek (am. 330), de integratie van de duurzame ontwikkelingen en het terugdringen van de externe milieukosten (am. 210), de berekening van de externe kosten van de klimaatverandering (am. 182), het behoud van het cultureel erfgoed (am. 206), de verduidelijking van de doelstelling van de activiteiten op het gebied van vervoer (am. 208) en energie (am. 163), alsmede de vervoerspreventie en -reductie (am. 216). 4. Voedsel, gezondheid en beheersing van risico's. De opnieuw in te dienen amendementen betreffen met name de titel (am. 133) en de doelstelling, aangezien in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad de gezondheid te zeer wordt benaderd vanuit het oogpunt van voedsel (am. 134, 137). De andere belangrijke amendementen hebben betrekking op de toepassing van de methode van risicoanalyse (am. 143), de technologieën voor de bevordering van de biologische landbouw en veeteelt (am. RR\467671NL.doc 67/69 PE 309.087 NL 146), de analyse van de oorzaak van voedselallergieën (am. 153), alsmede het onderzoek naar milieuverontreinigende stoffen (am. 155). 5. Fundamenteel onderzoek, ruimte en luchtvaarttechniek. Het belang van het fundamenteel onderzoek, met inbegrip van het ruimtevaartonderzoek (am. 132), mag niet onderschat worden. Hoewel dit onderzoek geen verband houdt met rechtstreekse toepassingen, ligt het vaak aan de basis van nieuwe belangrijke ideeën. De bevordering ervan zou dus een primaire doelstelling van het kaderprogramma moeten zijn (am. 12). Andere belangrijke amendementen betreffende de integratie van de luchtvaartindustrie in de duurzame ontwikkeling (am. 123) en de evaluatie van de gevolgen van de luchtvaart voor milieu en gezondheid (am. 126). 6. Burgers, democratie en instellingen. Belangrijke amendementen houden verband met de grondrechten (am. 249), een betere kennis van Europa (am. 254) en interdisciplinaire colloquia tussen universiteiten en deskundigen (am. 255). 7. Het vooruitlopen op de behoeften. De kritiek naar aanleiding van de door de Commissie voorgestelde en de Raad gesteunde aanpak is voornamelijk gericht tegen de grotere omvang van de uitgevoerde activiteiten hetgeen tot een verlies aan doeltreffendheid zou kunnen leiden. Andere amendementen waaraan het Parlement veel gelegen is, betreffen de risico's van de massavernietigingswapens die in de vroegere Sovjetunie opgeslagen liggen (am. 5), onderzoek in verband met het veiligheids- en defensiebeleid (am. 261) en onderzoek naar de behoeften van gehandicapten (am. 262), activiteiten voor coöperatief onderzoek ten behoeve van het MKB (Craft; am. 265), alsmede de ontwikkeling van alternatieve methodes voor dierproeven (am. 323, 324 en 337). 8. Het structureren van een Europese onderzoekruimte. De amendementen van het Parlement over de instelling van een Europese ruimte voor hoger onderwijs (am. 277) en beurzen voor postdoctorale studenten, (am. 280) zijn slechts gedeeltelijk overgenomen hetzij in het gemeenschappelijk standpunt hetzij in het gewijzigde voorstel voor de specifieke programma's. Het GEANT-project wordt in het gemeenschappelijk standpunt en de specifieke programma's wel degelijk genoemd, maar niet met de door het Parlement gevraagde verbintenis. 9. Voorwaarden voor de financiële deelneming van de Gemeenschap. Het Parlement zou erop moeten aandringen dat de amendementen van de eerste lezing, met name am. 311 en 313, worden overgenomen. Uiteraard blijven er meningsverschillen tussen het Parlement en de Raad bestaan over de verdeling van de algemene begroting over de verschillende activiteiten (am. 339), met name die welke betrekking hebben op het vooruitlopen op de behoeften, de internationale samenwerking, het GEANT-project, alsmede de structurering van de Europese onderzoekruimte (verdeling tussen menselijk potentieel, infrastructuur en wetenschap/samenleving). Voor wat betreft de ethische aspecten van het onderzoek is uw rapporteur van mening dat het standpunt van de Raad minder duidelijk is, maar niet in tegenspraak met het standpunt dat het PE 309.087 NL 68/69 RR\467671NL.doc Parlement op 14 november heeft ingenomen. Volgens uw rapporteur is het in niemands belang om het debat hierover weer op te starten en het gemeenschappelijk standpunt in welke richting dan ook te amenderen. Gezien de grote, alleszins begrijpelijke meningsverschillen zowel binnen de Raad als binnen het Parlement lijkt het verstandig om gemeenschappelijke ethische en morele beginselen vast te leggen. RR\467671NL.doc 69/69 PE 309.087 NL