worden

advertisement
EUROPEES PARLEMENT
1999
 






 
2004
Zittingsdocument
DEFINITIEVE VERSIE
A5-0153/2002
25 april 2002
***II
AANBEVELING VOOR DE
TWEEDE LEZING
betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het
oog op de aanneming van het besluit van het Europees Parlement en de Raad
betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor
activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en
demonstratie ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese
onderzoekruimte (2002-2006)
(15483/3/2001 – C5-0036/2002 – 2001/0053(COD))
Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie
Rapporteur: Gérard Caudron
RR\467671NL.doc
NL
PE 309.087
NL
Verklaring van de gebruikte tekens
*
**I
**II
***
***I
***II
***III
Raadplegingsprocedure
Meerderheid van de uitgebrachte stemmen
Samenwerkingsprocedure (eerste lezing)
Meerderheid van de uitgebrachte stemmen
Samenwerkingsprocedure (tweede lezing)
Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring
van het gemeenschappelijk standpunt
Meerderheid van de leden van het Parlement voor de verwerping
of amendering van het gemeenschappelijk standpunt
Instemming
Meerderheid van de leden van het Parlement, behalve in de in de
artikelen 105, 107, 161 en 300 van het EG-Verdrag en in artikel 7
van het EU-Verdrag bedoelde gevallen
Medebeslissingsprocedure (eerste lezing)
Meerderheid van de uitgebrachte stemmen
Medebeslissingsprocedure (tweede lezing)
Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring
van het gemeenschappelijk standpunt
Meerderheid van de leden van het Parlement voor de verwerping
of amendering van het gemeenschappelijk standpunt
Medebeslissingsprocedure (derde lezing)
Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring
van de gemeenschappelijke ontwerptekst
(De aangeduide procedure is gebaseerd op de door de Commissie
voorgestelde rechtsgrondslag.)
Amendementen op wetsteksten
Door het Parlement aangebrachte wijzigingen worden in vet cursief
aangegeven. De markering in mager cursief is een aanwijzing voor de
technische diensten en betreft passages in de wetstekst waarvoor een
correctie wordt voorgesteld (bijvoorbeeld aperte fouten of weglatingen
in een taalversie). Dergelijke correcties moeten worden goedgekeurd
door de betrokken technische diensten.
PE 309.087
NL
2/69
RR\467671NL.doc
INHOUD
Blz.
PROCEDUREVERLOOP .......................................................................................................... 4
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE ................................................................................. 5
TOELICHTING ....................................................................................................................... 66
RR\467671NL.doc
3/69
PE 309.087
NL
PROCEDUREVERLOOP
Op 14 november 2001 bepaalde het Parlement in eerste lezing zijn standpunt inzake het
voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zesde
kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van
onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de
totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte (2002-2006) (COM(2001) 94 –
2001/0053(COD)).
Op 6 februari 2002 gaf de Voorzitter van het Parlement kennis van de ontvangst van het
gemeenschappelijk standpunt en verwees hij dit document naar de Commissie industrie,
externe handel, onderzoek en energie (15483/3/2001 – C5-0036/2002).
De commissie benoemde reeds op haar vergadering van 9 januari 2001 Gérard Caudron tot
rapporteur.
Zij behandelde het gemeenschappelijk standpunt en de ontwerpaanbeveling voor de tweede
lezing op haar vergaderingen van 18 en 26 februari, 18 maart, 17, 22 en 23 april 2002.
Op laatstgenoemde vergadering hechtte zij met 45 stemmen voor en 1 tegen haar goedkeuring
aan de ontwerpwetgevingsresolutie.
Bij de stemming waren aanwezig: Carlos Westendorp y Cabeza (voorzitter), Peter Michael
Mombaur, Yves Piétrasanta en Jaime Valdivielso de Cué (ondervoorzitters), Gérard Caudron
(rapporteur), Gordon J. Adam (verving Massimo Carraro), Nuala Ahern, Konstantinos
Alyssandrakis, Sir Robert Atkins, Bastiaan Belder (verving Yves Butel), Luis Berenguer
Fuster, Guido Bodrato, Marco Cappato, Giles Bryan Chichester, Nicholas Clegg, Gianfranco
Dell'Alba (verving Gian Paolo Gobbo overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement),
Concepció Ferrer, Norbert Glante, Hans Karlsson, Bashir Khanbhai, Helmut Kuhne (verving
Myrsini Zorba), Peter Liese (verving Umberto Scapagnini), Caroline Lucas, Minerva
Melpomeni Malliori (verving Reino Paasilinna), Marjo Matikainen-Kallström, William
Francis Newton Dunn (verving Colette Flesch), Giuseppe Nisticò (verving John Purvis), Josu
Ortuondo Larrea (verving Claude Turmes), Paolo Pastorelli, Elly Plooij-van Gorsel, Samuli
Pohjamo (verving Willy C.E.H. De Clercq), Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Daniela
Raschhofer, Imelda Mary Read, Carlos Ripoll i Martínez Bedoya (verving Michel Hansenne
overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement), Mechtild Rothe, Christian Foldberg
Rovsing, Paul Rübig, Ilka Schröder (verving Roseline Vachetta), Konrad K. Schwaiger, Esko
Olavi Seppänen, Gary Titley, W.G. van Velzen, Alejo Vidal-Quadras Roca, Dominique
Vlasto en Olga Zrihen Zaari.
De aanbeveling voor de tweede lezing werd ingediend op 25 april 2002.
De termijn voor de indiening van amendementen op het gemeenschappelijk standpunt wordt
bekendgemaakt in de ontwerpagenda voor de vergaderperiode waarin de aanbeveling wordt
behandeld.
PE 309.087
NL
4/69
RR\467671NL.doc
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het gemeenschappelijk
standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van het besluit van
het Europees Parlement en de Raad betreffende het zesde kaderprogramma van de
Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische
ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese
onderzoekruimte (2002-2006) (15483/3/2001 – C5-0036/2002 – 2001/0053(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (15483/3/2001 – C5-0036/2002),
– gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt1 inzake het voorstel van de
Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2001) 942),
– gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2001) 7093),
– gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,
– gelet op artikel 80 van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie industrie, externe handel,
onderzoek en energie (A5-0153/2002),
1. wijzigt het gemeenschappelijk standpunt als volgt;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad
en de Commissie.
1
PB C nog niet gepubliceerd.
PB C 180 E van 26.6.2001, blz. 156-176.
3
PB C 75 E van 26.3.2002, blz. 132-181.
2
RR\467671NL.doc
5/69
PE 309.087
NL
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad
Amendementen van het Parlement
Amendement 1
Overweging 11
(11) Het is dienstig dat bijzondere aandacht
uitgaat naar de behoeften van het middenen kleinbedrijf (MKB).
(11) Het is dienstig dat bijzondere aandacht
uitgaat naar de behoeften van het middenen kleinbedrijf (MKB), dat voor kleine
bedrijven specifieke acties worden
ontwikkeld op basis van het Europees
Handvest voor kleine bedrijven van Feira,
waarvan de beginselen en actielijn 8 de
technologisch capaciteit van kleine
bedrijven beogen te versterken, en dat de
toegang tot het beste onderzoek en de
beste technologie wordt vergemakkelijkt.
(Amendement niet ingediend in eerste lezing maar het beoogt, overeenkomstig het Reglement,
wijzigingen van passages in het gemeenschappelijk standpunt die nog niet in het in eerste
lezing ingediende voorstel waren opgenomen)
Motivering
Actielijn 8 wenst versterking van de programma's die zijn gericht op verspreiding en
promoting van technologieën, commerciële toepassing van kennis en technologie en
technologische samenwerking tussen kleine bedrijven. Steun voor onderzoek en innovatie in
en door kleine bedrijven is een van de doelstellingen.
Daarnaast wordt in het Handvest uitdrukkelijk de noodzaak genoemd de innovatiegeest te
bevorderen (6e principe) en de toegang tot het beste onderzoek en de beste technologie te
vergemakkelijken (7e principe).
Amendement 2
Overweging 21 bis (nieuw)
(21 bis) De bevordering van het
fundamenteel onderzoek zou een primaire
doelstelling van het kaderprogramma
moeten vormen.
PE 309.087
NL
6/69
RR\467671NL.doc
(Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van amendement 12, dat op 14 november
2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Het belang van fundamenteel onderzoek moet duidelijk worden aangegeven.
Amendement 3
Artikel 3
Alle onderzoeksactiviteiten uit hoofde van
het zesde kaderprogramma moeten worden
uitgevoerd met inachtneming van de
fundamentele ethische beginselen.
1. Alle onderzoeksactiviteiten die verricht
worden uit hoofde van het zesde
kaderprogramma moeten worden uitgevoerd
met de gepaste inachtneming van de
fundamentele ethische beginselen, met
inbegrip van de beginselen opgesomd in het
Handvest van de grondrechten van de EU
en de desbetreffende internationale
verdragen, zoals de Verklaring van
Helsinki, goedgekeurd in Edinburgh in
oktober 2000, de Conventie inzake de
rechten van de mens en de biogeneeskunde
van de Raad van Europa, ondertekend in
Oviedo op 4 april 1997, het Verdrag inzake
de rechten van het kind en het Aanvullende
Protocol over het verbod op het klonen van
mensen, ondertekend in Parijs op 12
januari 1998, de Universele Verklaring
over het menselijk genoom en de
mensenrechten van de UNESCO, en de
desbetreffende resoluties van de
Wereldgezondheidsorganisatie.
2. De volgende onderzoeksgebieden worden
niet gefinancierd uit hoofde van het
kaderprogramma:
- onderzoeksactiviteiten gericht op het
klonen van mensen voor
voortplantingsdoeleinden;
- het creëren van menselijke embryo's voor
onderzoeksdoeleinden, met inbegrip van
het klonen van lichaamscellen;
- onderzoeksactiviteiten die resulteren in
een wijziging van het erfelijk materiaal van
mensen, waarbij deze wijzigingen erfelijk
zouden kunnen worden (behandeling van
kanker van de geslachtsklieren kan worden
RR\467671NL.doc
7/69
PE 309.087
NL
gefinancierd).
3. Onderzoek naar het gebruik van
menselijke stamcellen kan worden
gefinancierd, afhankelijk van zowel de
inhoud van het wetenschappelijke voorstel
als het wettelijk kader van de betrokken
lidstaat of lidstaten; onderzoek waarbij
gebruikt wordt gemaakt van stamcellen en
geherprogrammeerde stamcellen krijgen
voorrang bij de financiering; er worden
geen beperkingen opgelegd aan de
financiering van onderzoek waarbij
gebruik wordt gemaakt van stamcellijnen
die reeds aanwezig zijn in
wetenschappelijke laboratoria. Tevens
wordt onderzoek gefinancierd naar
embryonale of foetale stamcellen die
verkregen zijn na een spontane of
therapeutische abortus.
4. Onderzoek naar "overtollige" menselijke
embryo's in een vroeg stadium (maximaal
14 dagen oud) (embryo's die zijn
geproduceerd voor de behandeling van
onvruchtbaarheid, teneinde de slaagkans
van IVF te vergroten, maar die niet langer
nodig zijn voor dat doel en voorzover
bestemd voor vernietiging) kan worden
gefinancierd op voorwaarde dat dergelijk
onderzoek wettelijk is toegestaan in de
lidstaat of lidstaten waar het zal worden
uitgevoerd overeenkomstig de regels van de
bevoegde autoriteit(en).
5. Tevens wordt onderzoek gefinancierd ten
behoeve van een beter inzicht in de
juridische, ethische en sociale implicaties
van de nieuwe kennis op het gebied van
menselijke genetica.
6. De beginselen als bedoeld in het Protocol
inzake de bescherming en het welzijn van
dieren gehecht aan het Verdrag van
Amsterdam moeten in het kader van dit
programma worden gerespecteerd.
Voorzover mogelijk dienen dierproeven te
worden vervangen door alternatieve
methoden.
PE 309.087
NL
8/69
RR\467671NL.doc
(Identiek aan de amendementen 22, 332, 333 en 334, aangenomen in eerste lezing.)
Motivering
Hiermee worden de amendementen 22, 332, 333 en 334, die reeds in eerste lezing waren
goedgekeurd, opnieuw ingediend.
Amendement 4
Artikel 3 bis (nieuw)
Artikel 3 bis
Het zesde kaderprogramma is gebaseerd
op de verplichting tot duurzaamheid uit
hoofde van artikel 6 van het Verdrag van
Amsterdam en de conclusies van de
Europese Top van Göteborg.
(Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van amendement 24, dat op 14 november
2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
De beginselen van integratie van milieueisen en duurzaamheid moeten overal worden
toegepast.
Amendement 5
Bijlage I, Inleiding en grote lijnen, alinea 4
Het MKB wordt aangemoedigd in alle
sectoren van het zesde kaderprogramma
deel te nemen, in het bijzonder in het kader
van de activiteiten die in de prioritaire
thematische gebieden worden ondernomen.
Ter ondersteuning van de ontwikkeling
van het MKB in de kennismaatschappij
en van het gebruik van het economische
potentieel van het MKB in een grotere en
meer geïntegreerde Europese Unie
worden het MKB, alsmede de kleine en
zeer kleine ondernemingen en
ambachtelijke bedrijven aangemoedigd in
alle sectoren van het zesde
kaderprogramma deel te nemen, in het
bijzonder in het kader van de activiteiten
die in de prioritaire thematische gebieden
worden ondernomen.
Motivering
Spreekt voor zich.
Amendement 6
RR\467671NL.doc
9/69
PE 309.087
NL
Bijlage I, deel 1, punt 1.1.
1.1. Thematische prioriteiten
Het geïntegreerde onderzoeksprogramma
bestaat uit een omvattend programma
bestaande uit acht onderscheiden
subonderdelen:
Er zijn zeven prioritaire thematische
gebieden vastgesteld, te weten:
1.1.1. Biowetenschappen voor gezondheid
en veiligheid
1) genomica en biotechnologie voor de
gezondheid;
1.1.1.1 Genomica en biotechnologie voor
wereldwijde gezondheid en welzijn
1.1.1.2 De voornaamste ziekten
2) technologieën voor de
informatiemaatschappij;
1.1.2. Technologieën voor de
informatiemaatschappij
3) nanotechnologieën en
nanowetenschappen, kennisgebaseerde
multifunctionele materialen en nieuwe
productieprocédés en -apparatuur;
1.1.3. Nanotechnologieën en nieuwe
productieprocédés voor geavanceerde
materialen;
4) lucht- en ruimtevaart;
1.1.4. Lucht- en ruimtevaart
5) voedselkwaliteit en -veiligheid;
1.1.5. Voedselkwaliteit, -veiligheid en
gezondheidsrisico's en verbetering van de
gezondheid
6) duurzame ontwikkeling, veranderingen in
het aardsysteem en ecosystemen;
1.1.6. Energie, duurzame ontwikkeling,
biodiversiteit en veranderingen in het
aardsysteem
1.1.6.1 Energie
1.1.6.2 Duurzame ontwikkeling en
veranderingen in het aardsysteem
1.1.6.3 Vervoer
7) burgers en bestuur in een
kennismaatschappij.
1.1.7. Burgers, democratie, sociale en
politieke instellingen
1.1.8. Anticiperen op de wetenschappelijke
en technologische behoeften van de EU
Er is één enkele programmacommissie, die
in verschillende samenstellingen
bijeenkomt, overeenkomstig elk
subonderdeel. Elk subonderdeel heeft een
eigen management en coördinatiestructuur
en een eigen adviescommissie en eigen
begrotingslijnen.´
Het Europees Parlement wordt regelmatig
op de hoogte gehouden van de activiteiten
van de programmacommissie en de
PE 309.087
NL
10/69
RR\467671NL.doc
deskundige adviescommissies, alsmede
door middel van jaarverslagen over de
uitvoering.
Motivering
Herindiening van de amendementen 36 en 30 uit de eerste lezing.
Amendement 7
Bijlage I, punt 1.1.1., titel
1.1.1. Genomica en biotechnologie voor
de gezondheid
1.1.1. Biowetenschappen voor gezondheid
en veiligheid
(Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van amendement 39, dat op 14 november
2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Spreekt voor zich.
Amendement 8
Bijlage I, punt 1.1.1.1., ondertitel (nieuw)
1.1.1.1. Genomica en biotechnologie voor
wereldwijde gezondheid en welzijn
(Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van amendement 40, dat op 14 november
2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Spreekt voor zich.
Amendement 9
Bijlage I, punt 1.1.1.2., ondertitel (nieuw)
1.1.1.2. De voornaamste ziekten
RR\467671NL.doc
11/69
PE 309.087
NL
(Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van amendement 68, dat op 14 november
2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Spreekt voor zich.
Amendement 10
Bijlage I, punt 1.1.1.2., Doelstelling (nieuw)
Doelstelling
Onderzoek op het gebied van kanker,
hart- en vaatziekten, suikerziekte,
degeneratieve ziekten van het zenuwstelsel
(zoals Alzheimer, Parkinson en
Creutzfeldt-Jakob e.d.) en zeldzame
aandoeningen;
Het accent moet hier liggen op
translational research op Europees
niveau.
(Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van de amendementen 69 en 71, die op 14
november 2001 in eerste lezing zijn aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Spreekt voor zich.
Amendement 11
Bijlage I, punt 1.1.1.2., Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde
(nieuw)
Motivering van de inspanning en
Europese toegevoegde waarde
Het medisch onderzoek in Europa moet
zich niet uitsluitend richten op het
genoom. Er moeten ook gezamenlijke
inspanningen worden verricht op andere
onderzoekterreinen, vooral omdat het
genoomonderzoek geen oplossing zal
bieden voor alle gezondheidsproblemen in
PE 309.087
NL
12/69
RR\467671NL.doc
de komende twintig jaar. Bovendien
kunnen in "niet-genoom"-onderzoek
enorme vorderingen worden gemaakt
dankzij Europese databanken voor diverse
ziekten die het mogelijk maken vast te
stellen wanneer en waar ziektegevallen
zich voordoen en hoe zij zich verder zullen
ontwikkelen. Dergelijke databanken
kunnen ook informatie verschaffen over
tendensen in het aantal patiënten,
mogelijke oorzaken van ziekten en
factoren die een zekere bescherming tegen
ziekten geven.
Op deze medische gebieden is de
doelstelling van dit prioritaire thematische
gebied de ontwikkeling van verbeterde
patiëntgerichte strategieën om ziektes te
voorkomen en te beheersen en mensen in
staat te stellen gezond te leven en gezond
ouder te worden. Het onderzoek zal
daarom gericht zijn op het omzetten van
nieuwe kennis op het gebied van de
genomica en andere fundamentele
onderzoeksgebieden in toepassingen die
de klinische praktijk en de
volksgezondheid kunnen verbeteren.
Voor wat betreft kanker zal het prioritaire
thematische gebied de financiering
omvatten van een patiëntgericht Europees
initiatief inzake kankeronderzoek, met
drie onderling verbonden componenten:
- ontwikkeling van topnetwerken en
initiatieven ter coördinatie van de
nationale onderzoeksactiviteiten en
grensoverschrijdend onderzoek;
- de ondersteuning van klinisch
onderzoek, met name klinische proeven
van algemeen belang, gericht op het
valideren van nieuwe en verbeterde
methodes;
- de ondersteuning van translational
research gericht op de toepassing van
basiskennis in toepassingen in de
klinische praktijk en de volksgezondheid.
Voor het Europese initiatief inzake
RR\467671NL.doc
13/69
PE 309.087
NL
kankeronderzoek is een bedrag van € 400
miljoen vereist, om een redelijke
zichtbaarheid en doeltreffendheid met
betrekking tot het kankeronderzoek in
Europa als geheel te waarborgen.
Kinderziekten zijn een terrein waarop
Europese samenwerking van vitaal belang
is voor de studie van pathogene
mechanismen die ten grondslag liggen
aan ernstige kinderziekten en voor het
vinden van nieuwe instrumenten ter
preventie en behandeling daarvan.
Ernstige kinderziekten komen gelukkig
zeer zelden voor. Met het oog op de
ontwikkeling van doeltreffende therapieën
dient informatie over de enkele gevallen
die zich voordoen dan ook op ruimere
schaal te worden verspreid.
(Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van de amendementen 72, 73, 74 en 76, die
op 14 november 2001 in eerste lezing zijn aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Er bestaan radicaal van elkaar verschillende en vernieuwende terreinen die niet te maken
hebben met het genenonderzoek en toch niet traditioneel te noemen zijn.
Hier wordt gespecificeerd welke bijdrage op EU-niveau gedaan kan worden aan
kankeronderzoek. Jaarlijks sterven tienduizenden mensen in de EU aan kanker. Alleen als de
EU erin slaagt meer translational research, gecoördineerd op EU niveau uit te voeren dan zal
de EU ook in staat zijn de competitie met de VS aan te gaan om topresearchers in de EU te
houden. Bovendien wordt daardoor ook een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van
medicijnen op dit gebied in de EU. Door een betere coördinatie tussen EU en de lidstaten kan
het totale budget voor kankeronderzoek efficiënter worden gebruikt en krijgt de bestrijding
van kanker in de EU een grotere impuls.
De uitwisseling van informatie is essentieel voor de behandeling van kanker. Coördinatie
tussen de desbetreffende centra op het gebied van informatievoorziening, screening,
opleiding, onderzoek, behandeling, rehabilitatie en omzetting van de resultaten van het
onderzoek in de klinische praktijk is van wezenlijk belang voor een goede en uniforme
behandeling en snelle toepassing van de onderzoekresultaten, na het noodzakelijke
beoordelingsproces waarbij de belangen van de patiënt voorop moeten staan.
Amendement 12
Bijlage I, punt 1.1.1.2., Overwogen activiteiten, alinea's 1 t/m 5 (nieuw)
PE 309.087
NL
14/69
RR\467671NL.doc
Overwogen activiteiten
Onderzoek op het gebied van kanker,
hart- en vaatziekten, suikerziekte en met
suikerziekte verband houdende
aandoeningen, degeneratieve ziekten van
het zenuwstelsel (zoals Alzheimer,
Parkinson en experimentele
behandelingen van de nieuwe variant van
Creutzfeldt-Jakob die momenteel worden
onderzocht), psychiatrische
aandoeningen, virale hepatitis C,
allergieën en metabolische aandoeningen
als suikerziekte, en zeldzame
aandoeningen;
a) grensoverschrijdend onderzoek en
vergelijkende studies, alsmede de
gecoördineerde ontwikkeling van
Europese databanken die een totaalbeeld
geven van de bewuste ziekten;
b) samenwerking met en ondersteuning
van bestaande netwerken;
c) invoering van interdisciplinaire
netwerken, bij voorkeur in samenhang
met bestaande netwerken;
d) klinisch kankeronderzoek;
e) uitwisseling van klinische
praktijkervaring;
f) klinisch onderzoek met nieuwe
geneesmiddelen.
Betere therapieën voor kinderen.
Epidemiologie en preventie van ziekten:
a) epidemiologische data, instrumenten en
modellen om de invloed van milieu- en
dieetfactoren op de verschillende
bevolkingen en op de gezondheid te
begrijpen, te analyseren en te voorspellen;
b) beleidsmaatregelen ter voorkoming van
ziekten;
c) preventief ingrijpen in milieufactoren
en beheersing van de milieurisico's;
d) preventieve geneeskunde.
RR\467671NL.doc
15/69
PE 309.087
NL
Bestrijding van resistentie tegen
geneesmiddelen en met name antibiotica,
waarbij het onderzoek zich niet alleen
moet uitstrekken tot de aspecten in
verband met diervoeding, maar ook met
de hygiënische praktijken (of het
ontbreken daarvan) en de gewoonten met
betrekking tot de receptuur en het gebruik
van geneesmiddelen;
Onderzoek naar alternatieve of nietconventionele geneeswijzen dat gericht is
op het verwerven van inzicht in het
"werkingsmechanisme" van nietconventionele therapieën; het evalueren
van de kosten/batenverhouding en de
effectiviteit ervan; het verwerven van
inzicht in de gevolgen van de toepassing
van niet-conventionele therapieën in de
veeteelt voor de volksgezondheid en het
dierenwelzijn.
Beheersbaarheid van met ziekte verband
houdende omstandigheden, bijvoorbeeld
bevordering van de kennis op het terrein
van de palliatieve geneeskunde en de
palliatieve zorg.
Met het beroep samenhangende
huidziekten.
(Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van de amendementen 77, 80, 81, 82, 83,
84 en 326 die op 14 november 2001 in eerste lezing zijn aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Spreekt voor zich. Het is van belang de begrippen epidemiologie en preventiebeleid op te
nemen in het onderzoek op het gebied van genomica en biotechnologie.
Resistentie tegen medicamenten, waarbij antibiotica de zwaarste problemen opleveren.
Veel Europese burgers maken frequent gebruik van niet-conventionele therapieën. Dat maakt
de ontwikkeling van een researchinfrastructuur die de effectieve invloed en relevantie van
complementaire geneeswijzen in de gezondheidszorg weerspiegelt tot een essentiële
noodzaak.
Amendement 13
Bijlage I, deel I, punt 1.1.1 2. (nieuw), Overwogen activiteiten, alinea 6 (nieuw)
PE 309.087
NL
16/69
RR\467671NL.doc
Onderzoek naar de medische toepassingen
van cannabis.
(Amendement 84, aangenomen in eerste lezing op 14 november 2001 A5-0376/2001).)
Motivering
Komt overeen met amendement 10 van de rapporteur. Er komt steeds meer belangstelling
voor de medicinale toepassingen van cannabis. Niet alleen in Nederland maar ook in andere
EU-landen blijkt steeds meer interesse te bestaan voor het gebruik van cannabis voor
medische doeleinden. Bij diverse gelegenheden heeft de Internationale Controleraad voor
verdovende middelen (INCB) er bij de aangesloten landen op aangedrongen klinisch
onderzoek naar cannabis te bevorderen. Hoewel er aanwijzingen bestaan dat het gebruik van
cannabis bij bepaalde aandoeningen nuttig zou kunnen zijn, is het therapeutisch effect ervan
nog niet bewezen. Tot nu toe zijn er ruim 40 indicaties gerapporteerd. Veelbelovend is daarbij
met name het gebruik bij multiple sclerose, als eetlustopwekkend middel bij aids- en
kankerpatiënten, de behandeling van misselijkheid en braken bij kankerchemotherapie,
epilepsie, diverse soorten pijn en glaucoom.
Amendement 14
Bijlage I, deel I, punt 1.1.2, Doelstelling, alinea's 1 bis, 1 ter en 1 quater (nieuw)
De onderzoeksinspanningen uit hoofde van
het zesde kaderprogramma zullen gericht
zijn op de toekomstige generatie van
technologieën voor de
informatiemaatschappij (IST), die de
doelstellingen in het kader van e-Europa, te
weten het toegankelijk maken van ISTtoepassingen en -diensten voor iedereen, in
ieder huis, in elke school en voor alle
bedrijven, zal versterken. Het zal de
ontwikkeling mogelijk maken van het
Internet van de volgende generatie, dat
meer op de gebruikers gericht zal zijn. Er
komt een nieuwe generatie IST tot
ontwikkeling die alle burgers en
ondernemingen in staat zal stellen te
profiteren van IST-diensten. Het doel is de
technologie welhaast onzichtbaar te maken
en een natuurlijk en moeiteloos gebruik
mogelijk te maken, waarbij gedacht moet
worden aan een radicale ommezwaai van
de huidige op de pc gebaseerde systemen en
van de combinatie "toetsenbord, muis en
scherm" naar andere vormen.
Hiervoor is grootschalig onderzoek nodig
om elektronische componenten en
RR\467671NL.doc
17/69
PE 309.087
NL
apparaten in te bedden in dagelijkse
voorwerpen en technologieën voor
netwerken en computers te ontwikkelen met
voldoende bandbreedte en prestaties om
dergelijke componenten overal en op elk
tijdstip aan elkaar te koppelen. Bovendien
zijn interfaces nodig die gebruik maken van
onze natuurlijke zintuigen (tast, reuk,
spraak en gebaar) om een gemakkelijke en
doeltreffende interactie mogelijk te maken
met op kennis gebaseerde toepassingen en
diensten. Deze benadering, die energiek
gesteund wordt door de industrie en de
onderzoeksgemeenschap, vormt een unieke
mogelijkheid voor Europa om te profiteren
van zijn technologische en industriële
sterke punten op gebieden als mobiele
communicatie, consumentenelektronica en
geïntegreerde software.
Mobiele systemen van de derde generatie
en de huidige draadloze systemen zijn een
belangrijke stap naar deze volgende
generatie, aangezien ze toegang tot
Internetdiensten vanaf elke locatie mogelijk
maken zonder pc, voor de "man in de
straat". Draagbare mobiele apparatuur met
geïntegreerde interfaces, gebruikmakend
van onze "natuurlijke" zintuigen, zoals
spraak, worden momenteel ontwikkeld. Ze
vormen een verdere stap naar het idee van
een "intelligente omgeving", waarin de
gebruikers (de mensen) het middelpunt
vormen van de IST-ontwikkeling.
(Identiek aan amendement 87, aangenomen op 14 november 2001.)
Motivering
Herindiening van amendement 87 uit de eerste lezing.
Amendement 15
Bijlage I, deel I, punt 1.1.2, overwogen activiteiten, activiteit 1, letter b)
b) "intelligente-omgevingssystemen" die
iedereen, ongeacht leeftijd en situatie,
toegang geven tot de
informatiemaatschappij, alsmede
PE 309.087
NL
b) de ontwikkeling van besturingssystemen
en hardware voor de productie van
Europese computers en "intelligenteomgevingssystemen" die iedereen, ongeacht
18/69
RR\467671NL.doc
interactieve en intelligente systemen ten
behoeve van de gezondheid, mobiliteit,
veiligheid, vrije tijd, toerisme, toegang tot
en behoud van het culturele erfgoed, en
milieu;
leeftijd, eventuele handicap en andere
bijzondere situaties, toegang geven tot de
informatiemaatschappij, alsmede
interactieve en intelligente systemen ten
behoeve van de gezondheid, mobiliteit,
veiligheid, vrije tijd, toerisme, behoud van
het culturele erfgoed en bewaking van het
milieu; Intelligente systemen dienen er in
het bijzonder op gericht te zijn
maatschappelijk uitgesloten en
achtergestelde groepen in de samenleving,
met inbegrip van gehandicapten, toegang te
verschaffen tot en te betrekken bij alle op
dit terrein bestaande mogelijkheden en
ondersteunende technologieën;
(Gebaseerd op amendement 93, aangenomen in eerste lezing, met wijzigingen)
Motivering
Het is van bijzonder groot belang dat de gehandicapten en personen met specifieke behoeften
toegang hebben tot de nieuwe informatietechnologie.
Daarbij moet met name worden gedacht aan gehandicapten, mede gezien de specifieke eisen
die voor hen zijn verbonden aan de toegang tot de informatiemaatschappij en tot intelligente
systemen. Ook in de conclusies van de Europese Raad van Lissabon en in de sociale
beleidsagenda wordt specifiek verwezen naar de toegang tot informatie- en
communicatietechnologieën voor gehandicapten. Gehandicapten moeten dan ook expliciet
worden vermeld in het kader van deze activiteit.
Amendement 16
Bijlage I, deel I, punt 1.1.2, overwogen activiteiten, activiteit 2, letter a)
a) de nieuwe generaties systemen en
netwerken voor draadloze en mobiele
communicatie;
satellietcommunicatiesystemen; zuiver
optische technologieën; integratie en beheer
van communicatienetwerken, inclusief
interoperabele netwerkoplossingen;
voorwaarden scheppende technologieën die
nodig zijn voor de ontwikkeling van
systemen, infrastructuren en diensten, met
op name op audiovisueel gebied. Ook zal
naar de ontwikkeling van een nieuwe
internetgeneratie worden toegewerkt;
RR\467671NL.doc
a) de nieuwe generaties systemen en
netwerken voor draadloze en mobiele
communicatie;
satellietcommunicatiesystemen; zuiver
optische technologieën met inbegrip van
beeldsystemen; integratie en beheer van
communicatienetwerken; voorwaarden
scheppende technologieën die nodig zijn
voor de ontwikkeling van systemen en
infrastructuren, met inbegrip van de verdere
snelle uitbouw van GEANT, het panEuropese Gigabit-researchnetwerk van de
volgende generatie, tot een netwerk met een
capaciteit van 100Gb/s;
19/69
PE 309.087
NL
(Dit amendement is identiek aan amendement 98 aangenomen op 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
Herindiening van amendement 98 uit de eerste lezing.
Amendement 17
Bijlage I, deel I, punt 1.1.2, overwogen activiteiten, activiteit 3, letter b bis) (nieuw)
b bis) innovaties om de milieugevolgen van
ICT's in alle stadia - zowel bij fabricage en
gebruik als aan het einde van de
levenscyclus van een product - te beperken.
(Dit amendement is identiek aan amendement 105, aangenomen in eerste lezing op 14
november 2001 (A5-0376/2001).)
Motivering
Het is van groot belang dat de gevolgen van ICT's uit een oogpunt van duurzame
ontwikkeling goed worden geëvalueerd en dat ook rekening wordt gehouden met de effecten
daarvan op degenen die deze technologieën gebruiken.
Amendement 18
Bijlage I, deel I, punt 1.1.2, overwogen activiteiten, activiteit 3, letter b ter) (nieuw)
b ter) onderzoek naar en ontwikkeling van
nieuwe technieken voor het opruimen van
antipersonenmijnen
(Dit amendement is identiek aan amendement 100, aangenomen in eerste lezing op 14
november 2001 (A5-0376/2001).)
Motivering
De motivering van de Raad voor niet-overneming (dit punt was reeds onder de taken van het
GCO opgesomd) is niet bevredigend. Het amendement werd ingediend en aangenomen daar
de voor het GCO vermelde punten te wensen overlaten.
Amendement 19
Bijlage I, deel I, punt 1.1.3, overwogen activiteiten, activiteit 2, titel
Kennisgebaseerde multifunctionele
materialen:
Kennisgebaseerde en/of multifunctionele
materialen en/of materialen met bijzondere
eigenschappen
Motivering
PE 309.087
NL
20/69
RR\467671NL.doc
Het begrip "intelligente materialen" lijkt zeer beperkt om het onderzoek naar innovatieve
materialen te karakteriseren. Het gebruik van het adjectief "multifunctioneel" dat de Raad
pas in zijn gemeenschappelijk standpunt toevoegde, perkt de omvang van het onderzoek naar
innovatieve materialen definitief wel heel erg in. Er moet duidelijk vooropgesteld worden dat
de begrippen "intelligent" en "multifunctioneel" ook als alternatieven in aanmerking komen
en dat ook andere materialen met bijzondere eigenschappen onderzocht kunnen worden.
Amendement 20
Bijlage I, deel I, punt 1.1.3, overwogen activiteiten, activiteit 2, letter b)
b) technologieën in verband met de
productie en de transformatie, inclusief de
verwerking van kennisgebaseerde
multifunctionele materialen en
biomaterialen;
b) technologieën in verband met de
productie en de transformatie, inclusief de
verwerking van kennisgebaseerde
multifunctionele materialen en/of
materialen met bijzondere eigenschappen,
die bij voorbeeld bestand zijn tegen extreme
belastingen, en biomaterialen;
Motivering
Het begrip "intelligente materialen" lijkt zeer beperkt om het onderzoek naar innovatieve
materialen te karakteriseren. Het gebruik van het adjectief "multifunctioneel" dat de Raad
pas in zijn gemeenschappelijk standpunt toevoegde, perkt de omvang van het onderzoek naar
innovatieve materialen definitief wel heel erg in. Er moet duidelijk vooropgesteld worden dat
de begrippen "intelligent" en "multifunctioneel" ook als alternatieven in aanmerking komen
en dat ook andere materialen met bijzondere eigenschappen onderzocht kunnen worden.
Amendement 21
Bijlage I, deel I, punt 1.1.3, overwogen activiteiten, activiteit 2, letter c bis) (nieuw)
(c bis) de ontwikkeling van nieuwe
processen en IT-instrumenten voor de
procesindustrie, met inbegrip van simulatie,
en de exploitatie ervan voor
ontwikkelingswerkzaamheden .
(Dit amendement is identiek aan amendement 120, aangenomen in eerste lezing op 14
november 2001 A5-0376/2001).
Motivering
Europa beschikt over specifieke kennis en een sterke traditie op het gebied van de
basisprocesindustrieën. Deze sectoren hebben groot belang bij de ontwikkeling van nieuwe
productieprocessen of deelprocessen, die het concurrentievermogen van de Europese
procesindustrie kunnen verbeteren en die zowel economisch gezien als vanuit milieuoogpunt
een verbetering vormen. Nieuwe productieprocessen in de basisprocesindustrie kunnen tevens
leiden tot een effectiever gebruik van grondstoffen, energiebesparing en de ontwikkeling van
nieuwe producten.
RR\467671NL.doc
21/69
PE 309.087
NL
Amendement 22
Bijlage I, punt 1.1.4., Doelstelling
De doelstelling van de activiteiten op dit
gebied is tweeledig: consolidering, via de
integratie van haar onderzoekinspanningen,
van de positie van de Europese industrie op
het gebied van lucht- en ruimtevaart,
tegenover een steeds sterkere concurrentie
op mondiaal niveau; bijdragen aan de
exploitatie van het Europese
onderzoekpotentieel in deze sector, ten
behoeve van de verbetering van de
veiligheid en de bescherming van het
milieu.
De doelstelling van de activiteiten op dit
gebied is drieledig: de Europese luchtvaart
en luchtvaartindustrie te integreren in een
modern, intermodaal duurzaam
vervoerssysteem en, via de integratie van
haar onderzoekinspanningen, de positie
van de Europese industrie op het gebied
van intermodale "korte afstand"systemen en verbindingen over land en
water tegenover een steeds sterkere
concurrentie op mondiaal niveau te
consolideren; bijdragen aan de exploitatie
van het onderzoekpotentieel in de
Europese Unie en de kandidaatlanden in
deze sector, ten behoeve van de verbetering
van de veiligheid en de bescherming van
het milieu.
(Met is identiek aan amendement 123, dat op 14 november 2001 in eerste lezing is
aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Het is niet alleen de bedoeling de Europese industrie de verstevigen en te consolideren, maar
haar, ecologische en maatschappelijke omstandigheden in overweging nemend, met name op
te nemen in een intermodaal totaalconcept dat is afgestemd op de toekomst. Op het terrein
van het intermodale verkeer is de congestie in de lucht met alle gevolgen van dien voor
veiligheid en milieu, een mondiaal probleem geworden. De transfer van binnenlandse "korte
afstand"-vluchten is een mogelijkheid die geopperd wordt in het GVB en die zal afhangen van
het welslagen van de intermodale lucht-grondverbindingsystemen. Hierdoor kan de Europese
exportpositie bij deze geïntegreerde systemen, waarvoor wereldwijd de belangstelling
toeneemt, worden ontwikkeld. Met het oog op de volgende uitbreiding van de Europese Unie
moet een uniform gestructureerde Europese onderzoekruimte tot stand worden gebracht. Het
is daarom van belang dat de kandidaat-landen in verband met elk van de prioritaire
thematische gebieden uitdrukkelijk worden vermeld.
Amendement 23
Bijlage I, punt 1.1.4., Overwogen activiteiten, Luchtvaart, letter b)
b) het milieueffect van vliegtuigen,
waaronder het brandstofverbruik, en de
PE 309.087
NL
b) onderzoek naar de gevolgen van de
luchtvaart voor milieu en gezondheid, o.a.
22/69
RR\467671NL.doc
milieubelasting (uitstoot van CO2 en NOx,
lawaai), te beperken;
ter beperking van de uitstoot van CO2 en
NOx en van andere chemische stoffen die
het milieu verontreinigen, van lawaai en
van de drukte in het aanvliegverkeer;
(Dit amendement is identiek aan amendement 126, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Spreekt voor zich.
Amendement 24
Bijlage I, punt 1.1.4., Overwogen activiteiten, Ruimtevaart, letter c bis) (nieuw)
c bis) ruimtevaartwetenschap en de studie
van het zonnestelsel, met inbegrip van
onderzoek naar de zon en het klimaat en
de geologie van de aarde.
(Dit amendement is identiek aan amendement 132, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
De ruimtevaartwetenschap is van vitaal belang bij de ondersteuning van andere gebieden van
onderzoek. Zo is bijvoorbeeld het magnetisch veld van de zon van invloed op de
telecommunicatiesystemen op aarde en zijn in de atmosfeer van andere planeten gedane
waarnemingen bevorderlijk voor het inzicht in de klimatologische ontwikkelingen op aarde.
Amendement 25
Bijlage I, punt 1.1.5, titel
Voedselkwaliteit en -veiligheid
RR\467671NL.doc
Voedselkwaliteit, veiligheids- en
gezondheidsrisico's en verbetering van de
gezondheid
23/69
PE 309.087
NL
(Dit amendement is identiek aan amendement 133, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Spreekt voor zich.
Amendement 26
Bijlage I, punt 1.1.5, Doelstelling
De doelstelling van de acties op dit gebied
is een bijdrage te leveren aan de
totstandbrenging van de geïntegreerde
wetenschappelijke en technologische
grondslagen die noodzakelijk zijn voor de
ontwikkeling van een productie- en
distributiesysteem van veilige en gezonde
levensmiddelen, de beheersing van de
risico's in verband met voedsel, onder
andere met behulp van de instrumenten
van de biotechnologie, alsmede de risico's
voor de gezondheid ten gevolge van
veranderingen in het milieu.
De doelstelling van de acties op dit gebied
is een bijdrage te leveren aan de
totstandbrenging van de geïntegreerde
wetenschappelijke en technologische
grondslagen teneinde in de Europese Unie
en de kandidaatlanden de menselijke
gezondheid te beschermen en de
voedselveiligheid te waarborgen door:
- de ontwikkeling van een productie- en
distributiesysteem van veilige,
hoogwaardige en gezonde levensmiddelen,
overeenkomstig de eisen, gewoonten en
ideeën van consumenten,
- de beheersing en voorkoming van de
risico's in verband met voedsel, onder
andere door toepassing van HACCP
(Hazard Assessment Critical Control
Points) op de hele voedselketen voor de
opsporing van contaminanten, toxinen en
ziekteverwekkers in het algemeen (met
inbegrip van besmettelijke prionen) in het
voedsel,
- de ontwikkeling van
levensmiddelentechnologieën die beter
beantwoorden aan de fundamentele rol
die voeding, diëtetiek en levensstijl spelen
voor de gezondheid en de preventie van
ziekten en de consument in staat stellen
makkelijker een keus uit de producten te
maken,
- de beheersing van de risico's voor de
gezondheid ten gevolge van veranderingen
PE 309.087
NL
24/69
RR\467671NL.doc
in het milieu, de arbeidsomstandigheden
en factoren in verband met het
arbeidsmilieu.
(Dit amendement is identiek aan amendement 134, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Zoals door de rapporteur in zijn amendementen wordt voorgesteld, heet dit gebied
"gezondheid en veiligheid" en omvat het enkel de aspecten van de voedselveiligheid die geen
verband houden met de biotechnologie. Derhalve wordt de nadruk gelegd op het verband
tussen landbouw- en voedselonderzoek en de stijgende vraag van consumenten naar gezonde,
veilige en hoogwaardige producten. In dit licht zijn het toezicht op en de preventie van
risico's van voedingsmiddelen van fundamenteel belang dankzij het toepassen van
geharmoniseerde wetenschappelijke parameters en analytische methoden voor de opsporing
van contaminanten, toxinen en ziekteverwekkende micro-organismen welke in het algemeen in
levensmiddelen voorkomen. Het is met name van belang de HACCP-methode (Hazard
Assessment Critical Control Points) tijdens de gehele voedselketen algemeen toe te passen.
Amendement 27
Bijlage I, punt 1.1.5, Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde, alinea 7
en 7 bis (nieuw)
Hetzelfde geldt voor de verschillende
aspecten van de problemen in verband met
de gevolgen voor de gezondheid van de
veranderingen in het milieu, waarover
steeds meer Europese burgers zich zorgen
maken, en waarbij internationale aspecten
eveneens vaak een rol spelen. Om
verschillende redenen, maar ook om te
profiteren van de bundeling van de beste
beschikbare bronnen van deskundigheid op
complexe gebieden, moet het betrokken
onderzoek worden uitgevoerd op Europees
niveau en op zodanige wijze dat een
volwaardige coördinatie van de nationale
werkzaamheden kan worden gewaarborgd.
Hetzelfde geldt voor de verschillende
aspecten van de problemen in verband met
de gevolgen voor de gezondheid van de
veranderingen in het milieu en van
dopingpraktijken, waarover steeds meer
Europese burgers zich zorgen maken, en
waarbij internationale aspecten eveneens
vaak een rol spelen. Om verschillende
redenen, maar ook om te profiteren van de
bundeling van de beste beschikbare
bronnen van deskundigheid op complexe
gebieden, moet het betrokken onderzoek
worden uitgevoerd op Europees niveau, en
op zodanige wijze dat een volwaardige
coördinatie van de nationale
werkzaamheden kan worden gewaarborgd.
Veiligheid en gezondheid zijn niet alleen
van belang op voedingsgebied, maar ook
in de werksfeer. Zaken zoals veilige
RR\467671NL.doc
25/69
PE 309.087
NL
productieprocessen en
arbeidsomstandigheden die bevorderlijk
zijn voor de bescherming van de
gezondheid, kunnen gemeenschappelijk
worden aangepakt.
(Dit amendement is gebaseerd op amendement 137, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
De wijzigingen in de eerste alinea zijn louter technisch van aard. In de tweede alinea wordt
nader ingegaan op het probleem van de veiligheid op het werk.
Amendement 28
Bijlage I, deel I, punt 1.1.5, Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde,
alinea 7 ter (nieuw)
De invloed van het werk op de gezondheid
en veiligheid van de werknemers is voor
een groot aantal EU-burgers een
belangrijke aangelegenheid. In de EU
gebeuren elk jaar meer dan 4,5 miljoen
arbeidsongevallen en overlijden meer dan
5.000 werknemers aan de gevolgen
hiervan. In een recent gehouden Europees
onderzoek was 77% van de ondervraagde
consumenten van mening dat bescherming
van de gezondheid en de veiligheid van
werknemers een belangrijke kwestie is
waaraan bedrijven dienen bij te dragen en
mee te werken (gezondheid en veiligheid
scoren hoger dan mensenrechten en het
milieu). Met behulp van gericht en
gecoördineerd onderzoek in Europa op het
gebied van veiligheidsbeheer, veilige
arbeidsomstandigheden en -praktijken,
alsmede veilige gereedschappen en
producten zouden veel ongevallen en
ziektes kunnen worden voorkomen.
Onderzoek is een van de prioritaire thema's
in de nieuwe Europese strategie voor
veiligheid en gezondheid 2002.
(Dit amendement is gebaseerd op amendement 139 eerste lezing van 14 november 2001
(A5-0376/2001)
Motivering
PE 309.087
NL
26/69
RR\467671NL.doc
De nieuwe Europese strategie voor veiligheid en gezondheid op de werkplek zal begin 2002
worden goedgekeurd. Onderzoek is een van de sleutelgebieden in deze strategie. Als er in dit
stadium geen element van veiligheid en gezondheid in het EU-onderzoeksprogramma wordt
opgenomen, zal de nieuwe strategie gedurende de eerste drie jaar een van de belangrijkste
instrumenten voor tenuitvoerlegging ontberen.
Amendement 29
Bijlage I, punt 1.1.5, Overwogen activiteiten, letter c)
c) het effect op de gezondheid van
voeding, bijvoorbeeld nieuwe producten,
producten van de organische landbouw,
functionele voeding, producten die
genetisch gemodificeerde organismen
bevatten en producten van recente
ontwikkelingen in de biotechnologie;
c) het effect op de gezondheid van
voeding, bijvoorbeeld nieuwe producten,
producten van de organische landbouw,
functionele voeding, producten die
genetisch gemodificeerde organismen
bevatten en producten van recente
ontwikkelingen in de biotechnologie en
methoden voor het analyseren van de
oorzaak van voedselallergieën;
(Dit amendement is gebaseerd op amendement 153, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Een groeiend aantal patiënten, met name kinderen leiden aan voedselallergieën; onderzoek
naar de oorzaak van deze allergieën dient dan ook te worden ondersteund.
Amendement 30
Bijlage I, punt 1.1.5, Overwogen activiteiten, letter e)
e) methodes voor de analyse, opsporing en
controle van chemische verontreinigingen
en bestaande of nieuwe ziekteverwerkende
micro-organismen (virussen, bacteriën,
gisten, schimmels, parasieten en nieuwe
ziekteverwekkers van het prionen-type,
met inbegrip van de onwikkeling van
diagnostische ante-mortem tests voor BSE
en scrapie);
RR\467671NL.doc
e) methodes voor de analyse en opsporing
van chemische verontreinigingen en
sequencing van al dan niet
ziekteverwerkende micro-organismen
(virussen, bacteriën, gisten, schimmels,
parasieten en nieuwe ziekteverwekkers van
het prionen-type) waarmee instrumenten
voor het voorspellen van het optreden van
pathogeniteit bij micro-organismen
kunnen worden ontwikkeld, met
bijzondere nadruk op de toepassing van
HACCP (Hazard Assessment Critical
27/69
PE 309.087
NL
Control Points) op de hele voedselketen
en in dit verband met name de
hoognodige ontwikkeling en evaluatie van
betrouwbare en meer verfijnde
wetenschappelijke methodes en
uitgebreider onderzoek van diagnostische
ante-mortem tests voor BSE en scrapie;
(Dit amendement is gebaseerd op amendement 143, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Genoomsequencing is een zeer betrouwbare, snelle en voordelige methode om parasieten en
pathogenen te identificeren, maar ook om inzicht te krijgen in de genetische veranderingen
die de oorsprong van pathogeniteit vormen. Overeenkomstig de amendementen van de
rapporteur ten principale wordt dit gebied "Gezondheid en veiligheid" genoemd en worden
alleen die aspecten van de voedselveiligheid opgenomen die geen verband houden met
biotechnologie. De nieuwe paragraaf "Voeding" wordt hiermee nader omschreven.
Amendement 31
Bijlage I, punt 1.1.5, Overwogen activiteiten, letter f bis) (nieuw)
f bis) technologieën voor de bevordering
van een met alle garanties omklede
biologische landbouw en veeteelt en de
ontwikkeling van nieuwe producten die in
de behoeften van de consument voorzien
en hem voldoende informatie verstrekken
over de intrinsieke veiligheid,
duurzaamheid, mogelijkheden tot
hergebruik, ingrediënten, kwaliteit,
voedingswaarde, allergierisico's en de
gebruikte productiemethoden;
(Dit amendement is identiek aan amendement 146, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Overeenkomstig de amendementen van de rapporteur ten principale wordt dit gebied
"Gezondheid en veiligheid" genoemd en worden alleen die aspecten van de voedselveiligheid
opgenomen die geen verband houden met biotechnologie. De nieuwe paragraaf "Voeding"
onder de overwogen activiteiten wordt hiermee nader omschreven.
PE 309.087
NL
28/69
RR\467671NL.doc
Amendement 32
Bijlage I, punt 1.1.5, Overwogen activiteiten, letter g bis) (nieuw)
g bis) onderzoek naar de milieuveiligheid,
met name naar de gevolgen voor de
gezondheid van milieuverontreinigende
stoffen van biologische, chemische of
fysische (straling, elektromagnetische
velden) oorsprong en het vinden van
nieuwe instrumenten voor de preventie en
behandeling van door verontreinigende
stoffen veroorzaakte ziekten.
(Dit amendement is identiek aan amendement 155, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001?)
Motivering
Spreekt voor zich.
Amendement 33
Bijlage I, deel I, punt 1.1.5, overwogen activiteiten, letter g ter) (nieuw)
g ter) beheersing van de
gezondheidsrisico's op het werk.
(Dit amendement is identiek aan amendement 159, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
De veiligheid op het werk, waarvan in het Commissievoorstel geen gewag wordt gemaakt,
moet ook bij het Europese onderzoek worden betrokken.
Amendement 34
Bijlage I, deel I, punt 1.1.5, overwogen activiteiten, letter g quater) (nieuw)
g quater) gezonde gewassen (factoren en
processen die van invloed zijn op de
chemische samenstelling van de plant,
zoals veranderde stofwisseling, interactie
plant-milieu en natuurlijke variatie,
onderzoek naar biologische processen met
toepassing van genoomtechnologieën op
planten als arabidopsis en
modelgraansoorten, peulvruchten en
groenten).
RR\467671NL.doc
29/69
PE 309.087
NL
(Dit amendement is identiek aan amendement 156, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
Het gemeenschappelijk standpunt benadrukt bij zijn 7 activiteiten voedselveiligheid en
gezondheidsrisico's. De belangrijkste leemte is dat het niet de aandacht vestigt op de invloed
van de voedselkwaliteit, bij voorbeeld op de keuze van de consument en de verbetering van de
volksgezondheid.
Doel van deze belangrijke activiteit is de verkrijging van kennis via biologisch onderzoek, dat
dankzij kwalitatief hoogwaardige en veilige levensmiddelen tot een verbetering van de
kwaliteit van het bestaan zal leiden:
Gecoördineerd onderzoek naar de groei- en ontwikkelingsmechanismen bij planten zal de
basis bieden voor een zodanige verbetering van gewassen dat aan de eisen van de consument
wordt beantwoord en de invloed van de landbouw op het milieu wordt geminimaliseerd.
Dankzij een beter begrip van biologische processen zal bovendien het internationale
concurrentievermogen van de Europese biotechnologie, landbouw en voedingsindustrie
worden versterkt.
Amendement 35
Bijlage I, punt 1.1.6., Doelstelling, alinea 1
De doelstelling van de activiteiten op dit
gebied is de versterking van de
wetenschappelijke en technologische
capaciteiten die Europa nodig heeft om te
komen tot duurzame ontwikkeling - zoals
benadrukt door de Europese Raad van
Göteborg - waarin ook de
milieutechnische, economische en sociale
doelstellingen zijn opgenomen, en waarbij
bijzondere aandacht dient uit te gaan
naar duurzame energie, vervoer en een
duurzaam beheer van Europa's
rijkdommen van land en zee. Zij moeten
de lidstaten, de geassocieerde kandidaatlidstaten en andere geassocieerde landen
in staat stellen een belangrijke bijdrage
leveren aan de inspanningen op
internationaal niveau om de wereldwijde
veranderingen te begrijpen en te
beheersen en het evenwicht van de
ecosystemen te bewaren.
PE 309.087
NL
De doelstelling van de activiteiten op dit
gebied is de versterking van de
wetenschappelijke en technologische
capaciteiten die Europa nodig heeft om te
komen tot duurzame ontwikkeling en een
belangrijke bijdrage te leveren aan de
inspanningen op internationaal niveau
om de veranderingen in het aardsysteem
te begrijpen en te beheersen en het
evenwicht tussen ecosystemen te bewaren.
Het is evenwel zaak de toenemende
afhankelijkheid van geïmporteerde
fossiele brandstoffen te erkennen,
alsmede de daaraan op korte tot
middellange termijn (2010-2020)
verbonden vereiste om technologische
ontwikkelingen te steunen die van
essentieel belang zijn voor de
terugdringing van broeikasgassen en
vervuilende emissies, en de continuïteit
van de energievoorziening door behoud
van de bestaande infrastructuur te
waarborgen totdat duurzame
30/69
RR\467671NL.doc
technologieën op ruimere schaal
aanvaard zijn, met name binnen de
geliberaliseerde energiemarkt, een
aanpak die positieve gevolgen zou hebben
voor de kosten, de veiligheid en de
continuïteit van de energievoorziening.
(Dit amendement is identiek aan amendement 163, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
Voor de aanleg en ontwikkeling van een op waterstof gebaseerd infrastructuursysteem biedt
aardgas een voor de hand liggende springplank. De EU is voor opsporing, winning en
vervoer van olie en gas aangewezen op verafgelegen gebieden, onder meer in de Noordzee.
Deze technologisch veeleisende systemen konden slechts worden ontwikkeld dankzij een
kolossale O&O-inspanning, en als wij de continuïteit van de energievoorziening willen
waarborgen, moeten deze inspanningen ook in de toekomst worden voortgezet om meer gas
en olie te kunnen opsporen en de bestaande bronnen beter te kunnen exploiteren. Evenzo
wordt de opslag van energie van steeds groter belang naarmate het energiesysteem
complexer wordt en er steeds meer gedecentraliseerde energieproductie-eenheden bijkomen.
Dit vereist verbeterde en nieuwe concepten voor gasopslag.
Amendement 36
Bijlage I, punt 1.1.6., Doelstelling, alinea 1 bis (nieuw)
Eén doelstelling van de op dit terrein
ondernomen activiteiten bestaat erin het
algehele vervoerssysteem in Europa en in
de kandidaatlanden door fundamenteel en
toegepast onderzoek te optimaliseren, met
name in het licht van het Witboek van de
Commissie over het Europees
vervoerbeleid voor 2010, namelijk door
integratie van duurzame ontwikkeling en
veiligheid, door de diverse vervoertakken
te integreren (intermodaliteit) en door
Europese integratie van de respectieve
nationale vervoerssystemen
(interoperabiliteit), teneinde te komen tot
en bij te dragen aan een economischer,
doelmatiger, maatschappelijk
verantwoorder, comfortabeler, veiliger en
milieuvriendelijker mobiliteits- en
vervoerssysteem.
RR\467671NL.doc
31/69
PE 309.087
NL
(Dit amendement is gebaseerd op amendement 208, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Het Europees land/watertransport wordt in het oorspronkelijke ontwerp voor het zesde
KPOTO niet op voldoende samenhangende wijze behandeld. Naar aanleiding van de
amendementen van het EP is de Raad ertoe overgegaan de vormen van duurzaam
land/watertransport binnen het programma in één enkele sector samen te brengen. In dit
nieuwe punt moet het onderzoek naar alle vormen van vervoer worden uitgebreid (in de zin
van duurzame ontwikkeling, intermodaliteit, interoperabiliteit en veiligheid).
Amendement 37
Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde,
alinea's 1 en 2
De totstandbrenging op mondiaal niveau van
een duurzame ontwikkeling vereist met
name:
De totstandbrenging op mondiaal niveau van
een duurzame ontwikkeling vereist het
ontwerpen, ontwikkelen en verspreiden van
technologieën met het oog op een rationeler
en duurzamer gebruik van de natuurlijke
hulpbronnen om energie en grondstoffen
voor industriële processen te produceren.
Dit dient het opsporen en de ontwikkeling
door middel van een schone en energieefficiënte productie en minimalisering van
afval en uitstoot en de beperking van het
effect van deze economische activiteiten op
het milieu te impliceren. In het bijzonder
dient aandacht te worden geschonken aan
de ontwikkeling van een energie-intelligent
Europa;
a) het ontwerpen, ontwikkelen en
verspreiden van technologieën en
oplossingen, zoals de bevordering van
veranderingen in het
energieconsumptiegedrag met het oog op de
instandhouding en een rationeler en
duurzamer gebruik van de natuurlijke
hulpbronnen, met minder afval en
beperking van de effecten van de
economische activiteiten op het milieu.
Sectoren van strategisch belang zijn in dit
verband onder meer energie en vervoer,
met name de aspecten daarvan die verband
houden met stedelijke en regionale
ontwikkeling;
b) een beter begrip van de ecosystemen en
van de mechanismen en effecten van
wereldwijde veranderingen (bijvoorbeeld
klimaatverandering) waaronder het effect
van deze mechanismen op de rijkdommen
van land en zee; alsmede de ontwikkeling
van de mogelijkheden om prognoses op dit
gebied te doen.
integratie van de duurzame ontwikkeling
(zie art. 6 van het Verdrag): het
PE 309.087
NL
32/69
RR\467671NL.doc
terugdringen van lawaai en emissies van
schadelijke gassen (lokaal zowel als
regionaal) ten behoeve van milieu en
volksgezondheid door middel van sociaaleconomische technieken en
benaderingswijzen van de mobiliteit en het
vervoer in Europa, teneinde externe
milieukosten te vermijden of terug te
dringen.
Deze activiteit dient tevens onderzoek te
omvatten naar:
- nieuwe voertuigconcepten, met name voor
het weg- en stadsvervoer;
- nieuwe aandrijfsystemen, brandstofcellen
en alternatieve motorbrandstoffen die zijn
aangepast aan het vervoer;
- geavanceerde ontwerp- en
productietechnieken welke resulteren in
een verbeterde kwaliteit, veiligheid,
betrouwbaarheid, terugwinbaarheid,
gewichtsvermindering, comfort en
kosteneffectiviteit van vervoerssystemen en
voertuigen;
Zoals reeds betoogd in het Groenboek van
de Commissie "Naar een Europese
strategie voor een continuïteit van de
energievoorziening" en in het Witboek van
de Commissie "Het Europese
vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te
kiezen", zijn energie en vervoer, die
tezamen meer dan 80% van de totale
broeikasgasemissies en meer dan 90% van
de CO2-uitstoot veroorzaken, in
technologisch opzicht twee gebieden van
primair belang.
(Dit amendement is identiek aan amendement 164 en 210, eerste lezing van 14 november
2001 (A5-0376/2001)
Motivering
Het Europees land/watertransport wordt in het oorspronkelijke ontwerp voor het zesde
KPOTO niet op voldoende samenhangende wijze behandeld. Naar aanleiding van de
amendementen van het EP is de Raad ertoe overgegaan de vormen van duurzaam
land/watertransport binnen het programma in één enkele sector samen te brengen. In dit
nieuwe punt moet het onderzoek naar alle vormen van vervoer worden uitgebreid (in de zin
RR\467671NL.doc
33/69
PE 309.087
NL
van duurzame ontwikkeling, intermodaliteit, interoperabiliteit en veiligheid). Transport is een
van de belangrijkste terreinen van duurzaamheid. Op dit terrein kunnen door gebruikmaking
van ICT en nieuwe energiebronnen zoals de brandstofcel nog tal van besparingen gevonden
worden. Bovendien kan door andere logistieke voorzieningen met intelligente toepassingen
ook beter gebruik worden gemaakt van de verschillende openbare vervoersmogelijkheden en
kan de veiligheid worden vergroot. Het betreft hier een speerpunt van het zesde
kaderprogramma.
Amendement 38
Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde,
alinea's 6 bis, ter en quater (nieuw)
Ook mag niet worden voorbijgegaan aan
de nauwe relaties die bestaan tussen het
milieu en de land- en bosbouw, die
verantwoordelijk zijn voor het beheer van
een flink deel van het Europese
grondgebied en direct gebruik maken van
de natuurlijke hulpbronnen. Een sterkere
integratie tussen de landbouw, de
bosbouw en het milieu zal bijdragen tot de
duurzaamheid van het Europese
landbouwmodel, tot de instandhouding
van de biodiversiteit en tot een
vermindering van het broeikaseffect.
De te ontwikkelen onderzoekstrategie
dient een drieledig doel te hebben: ten
eerste opneming van de multifunctionele
rol die land- en bosbouw in de
verschillende productiesystemen spelen,
als spil voor een nieuw GLB dat borg
staat voor een duurzame ontwikkeling van
het platteland; ten tweede verdieping van
de kennis van de negatieve bijwerkingen
van het landbouwbedrijf om uiteindelijk
tot een duurzame landbouwproductie te
komen; ten derde het ontwerpen van
passende politieke mechanismen om de
landbouwers te ondersteunen als
tegenprestatie voor de goederen en
diensten van openbaar belang die zij
leveren (positieve bijwerkingen), om
nieuwe meer milieuvriendelijke
productiemethoden die het genetische
erfgoed ontzien in te voeren in elk
productiestelsel, de technieken voor de
terugwinning van productieafval te
verbeteren, alternatieve productie-inputs
PE 309.087
NL
34/69
RR\467671NL.doc
te ontwikkelen ter bestrijding van ziekten
en epizoötieën, technieken te ontwikkelen
ter bestrijding van erosie en de gevolgen
van brand en zure regen voor de bossen,
en tot slot onderzoek naar de
voorschriften voor het welzijn van dieren
en de exacte economische gevolgen ervan
voor het boerenbedrijf.
Deze strategie moet gebaseerd zijn op
uitvoerige economische analyses van de
gevolgen van de hervorming uit hoofde
van Agenda 2000, op indicatoren voor de
multifunctionele rol van elk
productiestelsel en op lokale, regionale en
communautaire indicatoren voor het
landbouwmilieu, en zij moet
gekwantificeerde antwoorden geven om zo
de besluitvorming door het bedrijfsleven
en de politici in het kader van een nieuw
GLB te vereenvoudigen.
(Dit amendement is identiek aan amendement 186, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
Amendement 186, aangenomen in eerste lezing.
Amendement 39
Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit I, letter a), punt ii)
ii) energiebesparing en energie-efficiëntie,
onder andere te realiseren via het gebruik
van hernieuwbare grondstoffen;
ii) hernieuwbare energiebronnen,
energiebesparing en energie-efficiëntie, met
name in steden en ter wille van het
historisch en natuurlijk erfgoed, alsmede
de milieuvriendelijke productie en
verwerking van hernieuwbare grondstoffen
ter vervanging van fossiele brandstoffen en
andere grondstoffen die slechts beperkt
voorradig zijn of die schadelijk zijn voor
het milieu. Tevens bevordering van
onderzoek dat moet leiden tot meer
milieuvriendelijke industriële processen die
minder water en energie verbruiken en
minder afval opleveren;
(Dit amendement is identiek aan amendement 169, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
RR\467671NL.doc
35/69
PE 309.087
NL
Motivering
Amendement 169, aangenomen in eerste lezing.
Amendement 40
Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit I, letter b), punt iv bis) (nieuw)
iv bis) fossiele brandstoffen: verbetering
van rendement en zuiverheid, vervoer en
distributie van gas en olie, energieopslag,
efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen,
bijvoorbeeld door gebruik van
warmtekrachtkoppeling en andere
toepassingen voor decentrale
energieopwekking;
(Dit amendement is identiek aan amendement 171, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
Amendement 171 eerste lezing. Warmtekrachtkoppeling en andere decentrale
energieproductietoepassingen bieden een interessant potentieel en kunnen uitgroeien tot zeer
efficiënte, milieuvriendelijke en duurzame krachtbronnen, die op tal van brandstoffen (o.a.
aardgas) kunnen functioneren, ook met hernieuwbare brandstoffen zoals biogas. Fossiele
brandstoffen zullen een belangrijke plaats blijven innemen in de Europese energieproductie.
Het onderzoek moet erop gericht zijn de warmte- en elektriciteitsproductie zo schoon mogelijk
te houden. Ook de technologieën op het gebied van vervoer, distributie en opslag dienen te
worden verbeterd, aangezien daarbij grootschalige milieuvervuiling optreedt.
Amendement 41
Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit I, letter b), punt iv ter) (nieuw)
iv ter) onopvallende en efficiëntere
energietransmissiesystemen;
(Dit amendement is identiek aan amendement 175, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
Amendement 175 eerste lezing. Op dit terrein is het nuttig de ontwikkelingen te bekijken tegen
het licht van het milieu en van de energie- en kostenbesparingen, om met name de spoedige en
onopvallende plaatsing te bevorderen van energienetten, netten van niet-vaste stoffen en
communicatienetten.
Amendement 42
Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit II, letter a)
PE 309.087
NL
36/69
RR\467671NL.doc
a) Ontwikkeling van milieuvriendelijke
vervoerssystemen en vervoersmiddelen voor
passagiers en vracht, en schoon stadsvervoer
met een rationeel autogebruik in het
stadscentrum:
a) Ontwikkeling van milieuvriendelijke,
veilige en concurrentiële vervoerssystemen
en vervoersmiddelen voor passagiers en
vracht, en schoon stadsvervoer met een
rationeel autogebruik in het stadscentrum:
(Nieuwe tekst in het gemeenschappelijk standpunt)
Motivering
Het land/watervervoer moet veiliger en concurrentiëler worden met het oog op duurzame
ontwikkeling. In dat opzicht moet ook het maritieme vervoer worden verbeterd, dat zijn
optimaal potentieel nog niet heeft bereikt. Zeker vergeleken met het wegvervoer beschikt dit
vervoermiddel immers over unieke troeven, bijvoorbeeld wat betreft de veiligheid en de
milieuvriendelijkheid. De risico's kunnen ook met enkele maatregelen worden ingeperkt. Om
het trans-Europees vervoersnet concurrentiëler te maken moet het intermodaal vervoer
efficiënter worden. Het maritiem vervoer kan in die context een belangrijker rol spelen.
Daarvoor moeten (technologische en organisatorische) methodes worden uitgewerkt om de
link met de andere vervoerswijzen te verbeteren.
Amendement 43
Bijlage I, punt 1.1.6., Overwogen activiteiten, activiteit II, letter a) punt -i) (nieuw)
-i) vervoerspreventie en –reductie: nieuwe
systemen voor het beheer van de mobiliteit
en voor de vervoerslogistiek; onderzoek
naar de wisselwerking tussen stedenbouw,
ruimtelijke ordening, vestigingsbeleid en
vervoer, waarbij groei van het vervoer
wordt losgekoppeld van economische
groei;
(Dit amendement is identiek aan amendement 216, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Het Europees land/watertransport wordt in het oorspronkelijke ontwerp voor het zesde
KPOTO niet op voldoende samenhangende wijze behandeld. Naar aanleiding van de
amendementen van het EP is de Raad ertoe overgegaan de vormen van duurzaam
land/watertransport binnen het programma in één enkele sector samen te brengen. In dit
nieuwe punt moet het onderzoek naar alle vormen van vervoer worden uitgebreid (in de zin
van duurzame ontwikkeling, intermodaliteit, interoperabiliteit en veiligheid).
Amendement 44
Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit II, letter a), punt ii)
RR\467671NL.doc
37/69
PE 309.087
NL
ii) geavanceerde ontwerp- en
productietechnieken die leiden tot
verbetering van de kwaliteit, de veiligheid,
de recycleerbaarheid, het comfort en de
kosteneffectiviteit;
ii) geavanceerde ontwerp- en
productietechnieken die leiden tot
verbetering van de kwaliteit, de veiligheid,
de recycleerbaarheid, het comfort, de
kosteneffectiviteit en het
concurrentievermogen van de
zeevaartsector;
(Nieuwe tekst in het gemeenschappelijk standpunt)
Motivering
Het land/watervervoer moet veiliger en concurrentiëler worden met het oog op duurzame
ontwikkeling. In dat opzicht moet ook het maritieme vervoer worden verbeterd, dat zijn
optimaal potentieel nog niet heeft bereikt. Zeker vergeleken met het wegvervoer beschikt dit
vervoermiddel immers over unieke troeven, bijvoorbeeld wat betreft de veiligheid en de
milieuvriendelijkheid. De risico's kunnen ook met enkele maatregelen worden ingeperkt. Om
het trans-Europees vervoersnet concurrentiëler te maken moet het intermodaal vervoer
efficiënter worden. Het maritiem vervoer kan in die context een belangrijker rol spelen.
Daarvoor moeten (technologische en organisatorische) methodes worden uitgewerkt om de
link met de andere vervoerswijzen te verbeteren.
Amendement 45
Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit II, letter b), punt ii bis) (nieuw)
ii bis) uitvoering van volledige
effectrapportage op economisch, milieu- en
maatschappelijk gebied met het oog op een
duurzame vervoerspolitiek en –planning,
waarbij bestaande instrumenten en
methodologieën (zoals b.v. ontwikkeld in
het kader van TERM) onder de loep
worden genomen;
(Identiek aan amendement 218, aangenomen in eerste lezing op 14.11.2001 (A5-0376/2001))
Motivering
Het Europees land/watertransport wordt in het ontwerp voor het zesde KPOTO niet op
voldoende samenhangende wijze behandeld. Het dient derhalve binnen het programma te
worden samengebracht in één enkele sector. In dit nieuwe thematische gebied wordt het
onderzoek naar alle vormen van vervoer uitgebreid (in de zin van duurzame ontwikkeling,
intermodaliteit, interoperabiliteit en veiligheid).
Amendement 46
Bijlage I, punt 1.1.6., Overwogen activiteiten, activiteit II, letter b bis) (nieuw)
PE 309.087
NL
38/69
RR\467671NL.doc
b bis) onderzoek betreffende voertuigen
ter verbetering van het
concurrentievermogen van de industrie;
(Met dit amendement wordt de tekst overgenomen van amendement 221, dat op 14 november
2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Dit amendement beoogt de tekst in overeenstemming te brengen met het onder Frans
voorzitterschap door de Raad van Industrieministers op 5 december 2000 genomen besluit
"voor een gemakkelijker toegang van de scheepsbouw tot steun voor onderzoek".
Amendement 47
Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit III, letter a bis) (nieuw)
a bis) chemisch onderzoek naar de
atmosfeer;
(Dit amendement is identiek aan amendement 200, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
Komt inhoudelijk overeen met amendement 200, aangenomen in eerste lezing door het
Europees Parlement.
Amendement 48
Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit III, letter c)
c) inzicht in de mariene en de terrestrische
biodiversiteit, functies van het mariene
ecosysteem, bescherming van genetische
hulpbronnen, duurzaam beheer van
terrestrische en mariene ecosystemen en de
gevolgen hiervoor van menselijke
activiteiten;
c) biodiversiteit, bescherming van
genetische hulpbronnen en landschappen,
bescherming van het genetisch en cultureel
erfgoed op alle niveaus, de werking van
terrestrische en mariene ecosystemen en de
interactie tussen menselijke activiteiten en
alle bovengenoemde gebieden; en
daarnaast steun voor onderzoek met het
oog op de ontwikkeling van
milieuvriendelijke industriële processen ter
besparing van water en energie en ter
beperking van de afvalproductie;
(Dit amendement is identiek aan amendement 203, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
RR\467671NL.doc
39/69
PE 309.087
NL
Motivering
Op Europees niveau moet er net zoveel belangstelling zijn voor het erfgoed dat de mens zelf
tot stand heeft gebracht als voor de bescherming van genetische hulpbronnen. Daarom moet
het onderzoek met het oog op de bescherming van biodiversiteit en genetische hulpbronnen
(een onderwerp dat van mondiaal belang is) worden aangevuld met wetenschappelijk en
technologisch onderzoek ter bescherming van het cultureel erfgoed, een onderwerp dat, in
een tijd waarin Europa met het oog op de uitbreiding behoefte heeft aan gemeenschappelijke
referentiepunten, van belang is voor de instandhouding van de specifiek Europese identiteit.
Anderzijds is de interactie met menselijke activiteiten van fundamenteel belang om inzicht te
krijgen in de ontwikkeling van alle hier genoemde aspecten; het moet daarbij niet uitsluitend
gaan om mariene en terrestrische ecosystemen.
Amendement 49
Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit III, letter f bis) en ter) (nieuw)
f bis) seismisch onderzoek;
f ter) vulkanologisch onderzoek;
(Dit amendement is identiek aan amendement 197, aangenomen in eerste lezing op
14.11.2001 (A5-0376/2001))
Motivering
Spreekt voor zich.
Amendement 50
Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit III, letter f quater) (nieuw)
f quater) een beter gebruik van biologische
hulpbronnen met het oog op een duurzame
ontwikkeling (kennis van biologische
processen die leiden tot een geringer
gebruik van grondstoffen, zoals brandstof,
kunstmest en pesticiden, waardoor
milieuveranderingen ongedaan worden
gemaakt, en een optimaal gebruik wordt
gemaakt van beperkte hulpbronnen, zoals
water en grond);
(Dit amendement is identiek aan amendement 178 en 179, eerste lezing van 14 november
2001 (A5-0376/2001)
Motivering
In het huidige FP6-voorstel worden 6 technische benaderingen gedefinieerd, maar wordt niet
voldoende nadruk gelegd op biologische hulpbronnen in het belang van een duurzame
ontwikkeling.
PE 309.087
NL
40/69
RR\467671NL.doc
Het doel van deze belangrijke activiteit is kennis van biologische systemen te ontwikkelen en
te exploiteren in het belang van de levenskwaliteit door bescherming en verbetering van het
milieu, met inbegrip van de identificatie en instandhouding van de biodiversiteit. De
biologische processen kunnen leiden tot een verminderd gebruik van materialen (zoals
brandstof, kunstmest), het gebruik van de beperkte hulpbronnen (zoals water, grond)
optimaliseren en kunnen milieuveranderingen (kooldioxide, giftig afval) ongedaan maken
overeenkomstig de vereisten van het Protocol van Kyoto.
Amendement 51
Bijlage I, deel I, punt 1.1.6, overwogen activiteiten, activiteit III, letter f quinquies) (nieuw)
f quinquies) bevordering van een duurzaam
gebruik van hernieuwbare natuurlijke
hulpbronnen.
(Amendement 195, aangenomen in eerste lezing op 14.11.2001 (A5-0376/2001))
Motivering
In het voorstel van Commissie voor het zesde Milieuactieprogramma van de Europese Unie
wordt de nadruk gelegd op de ontwikkeling en bevordering van het gebruik van hernieuwbare
grondstoffen. Bovendien is ondanks een richtlijn inzake de bevordering van het gebruik van
elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen (RES-E) aangenomen. De ontwikkeling en
bevordering van het gebruik van hernieuwbare grondstoffen dienen in de EU prioriteit
krijgen. Dit zou expliciet geformuleerd moeten worden in het zesde Kaderprogramma voor
O&O.
Amendement 52
Bijlage I, punt 1.1.6., Overwogen activiteiten, activiteit III bis (nieuw)
III bis. "Behoud van het cultureel
erfgoed"
De activiteit van de Commissie heeft
betrekking op het behoud en de valorisatie
van het cultureel erfgoed, met name door
ontwikkeling en overdracht van nieuwe
technologie voor diagnostiek, controle en
behandeling (lasertechnologie, optische
elektronica, belichtingstechniek, nieuwe
conserveringsmaterialen) ter verbetering
van het beheer van cultuurgoederen.
RR\467671NL.doc
41/69
PE 309.087
NL
(Dit amendement is identiek aan amendement 206, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Er is behoefte aan instrumenten voor een beter beheer van het cultureel erfgoed van de EU.
Amendement 53
Bijlage I, deel I, punt 1.1.7, overwogen activiteiten, activiteit 1, letter b)
b) opties en keuzen voor de ontwikkeling
van een kennismaatschappij in dienst van de
doelstellingen van de Europese Unie die zijn
benadrukt door de Europese Raden van
Lissabon, Nice en Stockholm, met name wat
betreft de verbetering van de kwaliteit van
het leven, het sociaal beleid en het beleid
inzake werkgelegenheid en de arbeidsmarkt,
levenslang leren en de versterking van de
sociale samenhang en duurzame
ontwikkeling, waarbij terdege rekening
wordt gehouden met de diverse sociale
modellen in Europa;
b) opties en keuzen voor de ontwikkeling
van een kennismaatschappij in dienst van de
doelstellingen van de Europese Unie die zijn
benadrukt door de Europese Raden van
Lissabon, Nice en Stockholm, met name wat
betreft de verbetering van de kwaliteit van
het leven, de vergrijzing van de
samenleving, het sociaal beleid en het beleid
inzake werkgelegenheid en de arbeidsmarkt,
levenslang leren en de versterking van de
sociale samenhang en duurzame
ontwikkeling, waarbij terdege rekening
wordt gehouden met de diverse sociale
modellen in Europa;
Motivering
Dit amendement verwijst naar nieuwe tekst en dient ter verwezenlijking van een compromis
met de Raad. Het is belangrijk dat deze sociale laag niet vergeten wordt in de samenleving.
Amendement 54
Bijlage I, punt 1.1.7, Overwogen activiteiten, activiteit 2, streepje 3 bis (nieuw)
- bescherming van de grondrechten en
verbetering van de samenwerking tussen
de Europese Unie en de lidstaten op het
gebied van justitie en binnenlandse zaken;
(Dit amendement is identiek aan amendement 249, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Met dit amendement wordt gestreefd naar een evenwicht voor de geplande activiteiten: het
externe aspect van de veiligheid moet ten aanzien van interne vraagstukken en de
eerbiediging van de grondrechten een tegenhanger krijgen in de interne sfeer.
PE 309.087
NL
42/69
RR\467671NL.doc
Amendement 55
Bijlage I, deel I, punt 1.1.7, overwogen activiteiten, activiteit 2, streepjes 4 en 4 bis (nieuw)
- opkomst van nieuwe vormen van
burgerschap en culturele identiteiten,
vormen en gevolgen van de culturele
diversiteit in Europa; een sociale en
culturele dialoog waarbij zowel Europa als
de rest van de wereld betrokken zijn.
- opkomst van nieuwe vormen van
burgerschap en culturele identiteiten,
vormen en gevolgen van de culturele
diversiteit in Europa;
- stadsontwikkeling en ruimtelijke ordening
ten behoeve van het behoud van de
culturele en natuurlijke hulpbronnen.
(Met dit wordt amendement 251 van de eerste lezing op 14 november 2001 weer opgevoerd
(A5-0376/2001)
Motivering
Een van de niet opgeloste kwesties in de Europese politiek is de overdracht van kennis van het
onderzoek naar het management, vooral waar het de stadsontwikkeling, de ruimtelijke
ordening, het cultuurbeleid en de duurzame ontwikkeling, toegepast op de lokale
hulpbronnen, betreft. Anderzijds hebben wetenschappelijke studies gewoonlijk het euvel dat
zij te theoretisch zijn. Daarom is het noodzakelijk dat formuleringen worden gevonden voor
toenadering in beide richtingen en onderzoeksprogramma's waarin de toepassing van kennis,
technische systemen, werkinstrumenten, enz., al zijn opgenomen.
Amendement 56
Bijlage I, deel I, punt 1.1.7, overwogen activiteiten, activiteit 2, streepje 4 ter) (nieuw)
- de steden van morgen en hun cultureel,
artistiek, archeologisch en historisch
erfgoed in het kader van de ontwikkeling
van de kennismaatschappij;
(Dit amendement is identiek aan amendement 250, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
Verwijzing naar cultureel erfgoed zonder een specifiek actie is zinloos. Het cultureel erfgoed
van Europa is niet hernieuwbaar en is een even belangrijk, kwetsbare en bedreigde hulpbron
als de natuurlijke habitat en ecologie van de wereld. Het levert een cruciale directe bijdrage
aan de levenskwaliteit en de Europese economie (het toerisme op zich levert 12% van het
BNP en biedt werkgelegenheid aan 9 miljoen mensen).
Amendement 57
Bijlage 1, punt 1.1.7, Overwogen activiteiten, activiteit 2 bis, streepjes 1 en 2 (nieuw)
RR\467671NL.doc
43/69
PE 309.087
NL
Kennis van Europa: zijn geschiedenis,
zijn volkeren en zijn cultureel erfgoed
- ontwikkeling van het Europese sociale
en politieke denken en zijn instellingen;
- eenheid en verscheidenheid van de
Europese cultuur; Europese bijdragen
aan de wereldbeschaving.
(Dit amendement is identiek aan amendement 254, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
De culturele erfenis van Europa maakt het tot een uniek fenomeen. De kracht van Europa
schuilt tegelijkertijd in zijn eenheid en zijn verscheidenheid. Dat moet ook tot uiting komen in
het zesde KPOTO.
Amendement 58
Bijlage I, deel I, punt 1.2.1, deel A, alinea 4 a)
a) het gemeenschappelijk landbouwbeleid
(GLB) en het gemeenschappelijk
visserijbeleid (GVB);
a) het gemeenschappelijk landbouwbeleid
(GLB) en het gemeenschappelijk
visserijbeleid (GVB).
Meer in het bijzonder ten aanzien van de
landbouw, concentratie op de volgende
doelstellingen: analyse van de verwachte
gevolgen voor het concurrentievermogen
van de Europese levensmiddelenindustrie
en voor het GLB van de uitbreiding met de
Oost-Europese landen, de ontwikkelingen
binnen de WTO, de preferentiële
handelsovereenkomsten, als eerste stap om
zich te beraden op maatregelen; vaststelling
van een conceptueel kader en betere
instrumenten voor de opneming van de
multifunctionele dimensie van de landbouw
in het GLB; vaststelling van een
conceptueel kader en betere instrumenten
om land- en bosbouw te verbinden met het
milieu en een duurzame ontwikkeling te
verzekeren; vaststelling van een
conceptueel kader en betere instrumenten
om een geïntegreerde en economisch en
sociaal gezien duurzame ontwikkeling van
PE 309.087
NL
44/69
RR\467671NL.doc
plattelandsgebieden te waarborgen;
ontwikkeling van nieuwe vormen van
sanitaire en fytosanitaire bescherming, en
het welzijn van dieren;
(Met dit amendement wordt amendement 259 dat tijdens de eerste lezing van 14 november
2001 is aangenomen, weer opgenomen (A5-0376/2001)
Motivering
Wederopneming van amendement 259, aangenomen in eerste lezing.
Amendement 59
Bijlage I, punt 1.2.1., deel A., alinea 4, letter a bis) (nieuw)
a bis) ontwikkeling en goedkeuring van
alternatieve methodes voor dierproeven en
voor chemicaliën en biologische stoffen,
inclusief financiële steun voor het
bespoedigen van de vervanging van op
dieren gebaseerde toxiciteitsproeven ter
ondersteuning van het toekomstige EUbeleid inzake chemicaliën;
(Dit amendement is identiek aan amendement 323, dat op 14 november 2001 is aangenomen
(A5-0376/2001))
Motivering
Tijdens de behandeling van de zevende wijziging van de richtlijn inzake cosmetische
producten en in het witboek over het toekomstige beleid van de EU inzake chemische stoffen
heeft de Commissie gewezen op de noodzaak onderzoek te bevorderen, dat is gericht op de
ontwikkeling en toepassing van vervangingsmethoden. Voor deze activiteiten is een
financiering van de EU nodig, die in het zesde programma moet worden opgenomen.
Amendement 60
Bijlage I, punt 1.2.1., deel A., alinea 4, letter c)
c) andere communautaire beleidsgebieden,
te weten, gezondheidszorg (met name de
volksgezondheid), regionale ontwikkeling,
handel, ontwikkelingshulp, interne markt
en concurrentievermogen, sociaal beleid en
werkgelegenheid, onderwijs en opleiding,
RR\467671NL.doc
c) andere communautaire beleidsgebieden,
te weten, gezondheidszorg (met name de
volksgezondheid), regionale ontwikkeling,
handel, ontwikkelingshulp, interne markt
en concurrentievermogen, sociaal beleid en
werkgelegenheid, de vergrijzing van de
45/69
PE 309.087
NL
cultuur, gendergelijkheid,
consumentenbescherming, de schepping
van een ruimte van vrijheid, veiligheid en
rechtvaardigheid, en externe betrekkingen,
inclusief het beleid ter ondersteuning van
de uitbreiding en de vereiste statistische
methoden en instrumenten;
samenleving, onderwijs en opleiding,
cultuur, gendergelijkheid,
consumentenbescherming, de schepping
van een ruimte van vrijheid, veiligheid en
rechtvaardigheid, en externe betrekkingen,
inclusief de ontwikkeling van het defensieen veiligheidsbeleid in Europa in het
kader van de opbouw van de Europese
onderzoekruimte en het beleid ter
ondersteuning van de uitbreiding en de
vereiste statistische methoden en
instrumenten;
(Met dit amendement is gedeeltelijk gebaseerd op armendement 261, dat op 14 november
2001 in eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
In zijn resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement,
het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's "Totstandbrenging van de
Europese onderzoekruimte": oriëntaties voor de activiteiten van de Unie op het gebied van
onderzoek (2002-2006)" constateerde het Europees Parlement dat meer aandacht moet
worden besteed aan de ontwikkeling van het defensie- en veiligheidsbeleid in Europa. De
terreurdaden in de VS hebben de noodzaak aangetoond van nauwere Europese en
internationale samenwerking op het gebied van internationale misdaadbestrijding. Daarom
dient de EU de nodige middelen uit te trekken voor onderzoek op dit gebied, teneinde op
internationaal niveau adequaat te kunnen reageren.
Wat de vergrijzing van de bevolking betreft is het belangrijk dat deze sociale laag in de
samenleving niet vergeten wordt.
Amendement 61
Bijlage I, punt 1.2.1., deel A., alinea 4, letter d bis) (nieuw)
d bis) de behoeften van gehandicapten en
de terbeschikkingstelling van middelen
om hen volledig en op voet van gelijkheid
te betrekken bij de maatschappij teneinde
de levenskwaliteit en zelfstandigheid van
PE 309.087
NL
46/69
RR\467671NL.doc
gehandicapten te vergroten.
(Dit amendement is gebaseerd op amendement 262, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Het onderzoek naar de behoeften van gehandicapten krijgt vaak weinig aandacht en is
onvoldoende gecoördineerd. Om op dit gebied resultaten te bereiken is het noodzakelijk de
inspanningen te coördineren en samenwerking op Europees niveau te bevorderen.
Amendement 62
Bijlage I, deel I, punt 1.2.1, deel A, punt 1, letter a)
a) de modernisering en duurzaamheid van
landbouw en bosbouw, waaronder hun
multifunctionele rol bij het waarborgen van
duurzame ontwikkeling en de bevordering
van plattelandsgebieden;
a) de modernisering en duurzaamheid van
landbouw, met inbegrip van ontwikkeling
en innovatie in de biologische landbouw en
bosbouw, waaronder hun multifunctionele
rol bij het waarborgen van duurzame
ontwikkeling en de bevordering van
plattelandsgebieden;
(Dit amendement neemt het eerste deel over van amendement 192, aangenomen in eerste
lezing op 14.11.2001 (A5-0376/2001))
Motivering
Biologische landbouw is de meest consequente vorm van duurzame landbouw. Met het oog op
het door een aantal ministers genomen besluit om het actieprogramma voor biologische
landbouw in de EU te steunen, dient innovatie met betrekking tot biologische
landbouwmethoden een belangrijke rol in het kaderprogramma te vervullen.
Amendement 63
Bijlage I, deel I, punt 1.2.1, deel A, punt 1, letter e bis) (nieuw)
e bis ) milieutechnologieën: ontwikkeling
van effectieve, maar goedkope
technologieën om te voldoen aan de
bestaande milieuwetgeving (b.v. met
betrekking tot de zuivering van industrieel
afvalwater en rioolwater, de zuivering van
drinkwater, de reiniging van afvalgas,
technologieën voor afvalverwerking,
woenstijnvorming);
(Dit amendement is identiek aan amendement 191, aangenomen in eerste lezing op
14.11.2001 (A5-0376/2001))
RR\467671NL.doc
47/69
PE 309.087
NL
Motivering
De Europese Commissie ziet zich voortdurend geconfronteerd met honderden inbreuken op de
milieuwetgeving. De beschikbaarheid van goedkope technologieën zou hierin verbetering
kunnen brengen en de kandidaat-lidstaten kunnen helpen niet alleen hun wetgeving, maar ook
hun praktijken aan te passen aan de bestaande milieuwetgeving.
Amendement 64
Bijlage I, deel I, punt 1.2.1, deel A, alinea 5, punt 2, letter g)
g) vraagstukken in verband met civiele
bescherming, waaronder bioveiligheid en
crisisbeheer.
g) vraagstukken in verband met civiele
bescherming, waaronder bioveiligheid,
risico's van andere terroristische
bedreigingen en crisisbeheer.
Motivering
Dit amendement opent de mogelijkheid van activiteiten in verband met terroristische
bedreigingen in het algemeen en meer in het bijzonder in samenhang met ontwapening en de
vernietiging van massavernietigingswapens.
In eerste lezing heeft het Parlement op 14 november 2001 terzake reeds overweging 10 bis
(16 bis nieuw), via amendement 5 goedgekeurd.
Amendement 65
Bijlage I, punt 1.2.2, alinea 4, inleidende formule
Deze activiteiten, die kunnen worden
uitgevoerd op het gehele gebied van
wetenschap en onderzoek dat onder het
communautair onderzoekbeleid valt,
hebben de vorm van:
Deze activiteiten kunnen worden
uitgevoerd op het gehele gebied van
wetenschap en technologie dat onder het
communautair onderzoekbeleid valt.
Ze zullen in hoofdzaak worden uitgevoerd
in de vorm van activiteiten voor
coöperatief onderzoek (Craft), ter
voorbereiding waarvan kleine en
middelgrote ondernemingen
exploratiepremies kunnen aanvragen,
alsmede in de vorm van collectieve
onderzoeksactiviteiten.
(Dit amendement is identiek aan amendement 265, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
PE 309.087
NL
48/69
RR\467671NL.doc
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
CRAFT heeft binnen het MKB een positie verworven als favoriete projectsoort, die het
opzetten van samenwerking tussen researchwezen en bedrijfsleven mogelijk maakt, en als
eigenschap heeft dat gewone kleine en middelgrote ondernemingen ("technology followers")
worden betrokken bij systematische productontwikkeling, waardoor de Europese
technologische basis en het Europese concurrentievermogen worden versterkt. Daarom is het
logisch om het CRAFT-aandeel bovenaan de lijst van activiteiten te plaatsen en tevens het
budget voor het programma als geheel te verhogen overeenkomstig het grotere MKB-aandeel
(10% in het vijfde kaderprogramma en 15% in het zesde kaderprogramma), of dit in ieder
geval op hetzelfde niveau te handhaven. Bij collectieve researchprojecten is het echter
verstandig meer omzichtigheid aan de dag te leggen.
Kleine en middelgrote ondernemingen hebben nog altijd behoefte aan ondersteuning bij het
plannen van projecten. Exploratiepremies bieden concrete ondersteuning ten behoeve van een
adequate voorbereiding. De problemen van de Commissie bij het beheren van zeer kleine
bedragen kunnen worden opgelost door de keuze van en contractonderhandelingen voor
voorbereidende projecten beter te stroomlijnen.
Amendement 66
Bijlage I, punt 1.2.2, alinea 4, letter b bis) (nieuw)
b bis) Activiteiten op het gebied van
economische en technologische
informatievergaring (analyses van
technologische ontwikkelingen,
toepassingen en markten en verwerking
en verspreiding van gegevens die bij de
besluitvorming nuttig kunnen zijn voor
onderzoekers, ondernemers - met name in
het in het MKB - en investeerders);
(Dit amendement is identiek aan amendement 267, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
De "specifieke activiteiten voor het MKB" en de activiteiten voor "onderzoek en innovatie" in
het hoofdstuk "Structureren van de onderzoekruimte" moeten in één enkel programma worden
ondergebracht; zo kan de synergie tussen de verschillende instrumenten worden
gerationaliseerd en verbeterd.
Amendement 67
RR\467671NL.doc
49/69
PE 309.087
NL
Bijlage I, deel I, punt 1.3, lid 2, letter c)
c) de veiligheid van de burger en
fraudebestrijding: detectie van
antipersoneelmijnen; voorkoming van
natuurlijke en technologische risico's;
ondersteunende netwerken voor
cyberveiligheid; technologieën voor
fraudebestrijding.
c) de veiligheid van de burger en
fraudebestrijding: detectie van
antipersoneelmijnen; voorkoming van
natuurlijke en technologische risico's; met
inbegrip van technische aangelegenheden
in verband met non-proliferatie en
ontwapening inzake
massavernietigingswapens ter voorkoming
van het gebruik van deze materialen voor
terroristische doeleinden; ondersteunende
netwerken voor cyberveiligheid;
technologieën voor fraudebestrijding.
Motivering
Dit amendement opent de mogelijkheid van activiteiten in verband met terroristische
bedreigingen in het algemeen en meer in het bijzonder in samenhang met ontwapening en de
vernietiging van massavernietigingswapens.
In eerste lezing heeft het Parlement op 14 november 2001 terzake reeds overweging 10 bis
(16 bis nieuw), via amendement 5 goedgekeurd.
Amendement 68
Bijlage I, punt 2.2., Doelstelling
De activiteiten in dit kader hebben als
doelstelling om de ontwikkeling te
ondersteunen van een overvloedig
menselijk potentieel van wereldniveau in
alle regio's van de Gemeenschap, door
bevordering van de transnationale
mobiliteit voor opleidingsdoeleinden,
deskundigheidsbevordering en
kennisoverdracht, met name tussen
verschillende sectoren; ondersteuning voor
de ontwikkeling van wetenschappelijke
topkwaliteit; steun om Europa
aantrekkelijker te maken voor
wetenschappers uit derde landen. In dit
verband moet optimaal gebruik worden
gemaakt van het potentieel dat hiervoor in
alle groepen van de bevolking aanwezig is,
waarbij speciaal gedacht wordt aan
vrouwen en jonge onderzoekers, door
PE 309.087
NL
De activiteiten in dit kader hebben als
doelstelling om de ontwikkeling te
ondersteunen van een overvloedig
menselijk potentieel van wereldniveau in
alle regio's van de Gemeenschap, door
bevordering van de transnationale
mobiliteit voor opleidingsdoeleinden,
deskundigheidsbevordering en
kennisoverdracht, met name tussen
verschillende sectoren; instelling van een
Europese ruimte voor hoger onderwijs;
ondersteuning voor de ontwikkeling van
wetenschappelijke topkwaliteit; steun om
Europa aantrekkelijker te maken voor
wetenschappers uit derde landen. In dit
verband moet optimaal gebruik worden
gemaakt van het potentieel dat hiervoor in
alle groepen van de bevolking aanwezig is,
waarbij speciaal gedacht wordt aan
50/69
RR\467671NL.doc
middel van de maatregelen die daarvoor
het meest geschikt zijn, met inbegrip van
die welke genomen zijn om synergie te
bewerkstelligen op het gebied van het
hoger onderwijs in Europa.
vrouwen, door middel van de maatregelen
die daarvoor het meest geschikt zijn.
(Dit amendement is gebaseerd op amendement 277, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Om te kunnen slagen moet een hechte koppeling worden gelegd tussen de Europese
onderzoekruimte en het proces van Bologna, teneinde een Europese ruimte voor hoger
onderwijs te kunnen creëren. Van deze koppeling moet optimaal gebruik worden gemaakt om
een bijdrage te leveren aan de totstandbrenging van een Europese kennismaatschappij.
Amendement 69
Bijlage I, deel II, punt 2.3, overwogen activiteiten, letter e bis) (nieuw)
e bis) toepassing van O&O-activiteiten op
het gebied van duurzame ontwikkeling door
prikkels te geven voor de vertaling daarvan
in werkgelegenheid en duurzame
economische bedrijvigheid op lokaal
niveau.
(Dit amendement herneemt het tweede deel van amendement 321, aangenomen in eerste
lezing op 14 november 2001 (A5-0376/2001))
Motivering
Hier moet de doelstelling worden opgenomen van de uitvoering van onderzoeksactiviteiten als
gedefinieerd in amendement 321, dat slechts ten dele werd overgenomen (vgl. Motivering
amendement door dezelfde auteur op Bijlage I, deel I, punt 1.2.1, deel A, punt 3, letter g ter).
Amendement 70
Bijlage I, deel II, punt 2.4, doelstelling
De doelstelling van de activiteiten in dit
kader is, de ontwikkeling van harmonieuze
relaties tussen wetenschap en samenleving te
stimuleren en de zichtbaarheid van innovatie
in Europa te bevorderen, en ertoe bij te
dragen dat wetenschappers open staan voor
de wensen van de samenleving, door
nieuwe verhoudingen tot stand te brengen en
een geïnformeerde dialoog op te zetten
tussen onderzoekers, industriëlen, politieke
RR\467671NL.doc
De doelstelling van de activiteiten in dit
kader is, de ontwikkeling van harmonieuze
relaties tussen wetenschap en samenleving te
stimuleren en de zichtbaarheid van innovatie
in Europa te bevorderen, en tot een kritische
omgang van de wetenschap met in de
maatschappij levende zorgen bij te dragen,
door nieuwe verhoudingen tot stand te
brengen en een geïnformeerde dialoog op te
zetten tussen onderzoekers, industriëlen,
51/69
PE 309.087
NL
beslissers en burgers. De activiteiten in dit
kader zijn beleidsgerelateerde wetenschapen samenlevingsinitiatieven, terwijl de
onderzoeksactiviteiten in het kader van de
thematische prioriteiten, in het bijzonder
thematische prioriteit 7, in een ruimere zin
onderzoek betreffende burgers en
governance bestrijken.
politieke beslissers, belangrijke
maatschappelijke groeperingen en burgers.
De activiteiten in dit kader zijn
beleidsgerelateerde wetenschap- en
samenlevingsinitiatieven, terwijl de
onderzoeksactiviteiten in het kader van de
thematische prioriteiten, in het bijzonder
thematische prioriteit 7, in een ruimere zin
onderzoek betreffende burgers en
governance bestrijken.
(Dit amendement is gebaseerd op amendement 287, dat op 14 november 2001 tijdens de
eerste lezing is aangenomen (A5-0376/2001)
Motivering
Komt overeen met amendement 287, in eerste lezing met algemene stemmen aangenomen
door de plenaire vergadering. Het is van belang dat de wetenschap ook de zorgen die in de
maatschappij leven, serieus neemt en over haar handelen nadenkt. De "belangrijke
maatschappelijke groeperingen" dienen eveneens uitdrukkelijk vermeld te worden.
Amendement 71
Bijlage I, deel II, punt 2.4, overwogen activiteiten, alinea 1, letter b bis) (nieuw)
b bis) waarborgen dat de snelle
wetenschappelijke vooruitgang verenigbaar
is met de ethische waarden van de meeste
Europeanen.
(Dit amendement is gebaseerd op amendement 289, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
Dit amendement komt overeen met amendement 289 van de eerste lezing dat met algemene
stemmen is aangenomen. De Commissie geeft in het voorstel voor het specifieke programma
aan dat moet worden gewaarborgd dat de snelle wetenschappelijke vooruitgang verenigbaar
blijft met de ethische waarden van alle Europeanen. Dit is niet realistisch, aangezien er
radicale groepen bestaan die iedere vorm van wetenschappelijk onderzoek principieel
afwijzen en deze groeperingen bezwaarlijk bij de meningsvorming betrokken kunnen worden.
Er moet echter wél naar worden gestreefd dat het onderzoek verenigbaar is met de ethische
beginselen van de meeste Europese burgers.
Amendement 72
Bijlage I, deel II, punt 2.4, overwogen activiteiten, alinea 1, letter c)
c) versterking van de dialoog tussen
wetenschap en samenleving: nieuwe vormen
van dialoog met participatie van de
PE 309.087
NL
c) versterking van de dialoog tussen
wetenschap en samenleving: nieuwe vormen
van dialoog met participatie van de
52/69
RR\467671NL.doc
belanghebbenden; kennis van wetenschap bij
de burger; bewustmaking; stimuleren van de
belangstelling van jongeren voor
wetenschappelijke carrières; initiatieven om
te bevorderen dat vrouwen op alle niveaus
een grotere rol spelen in wetenschap en
onderzoek.
belanghebbenden, bij voorbeeld van
milieuorganisaties, patiëntenverenigingen
en religieuze gemeenschappen; kennis van
wetenschap bij de burger; bewustmaking;
stimuleren van de belangstelling van
jongeren voor wetenschappelijke carrières;
initiatieven om te bevorderen dat vrouwen
op alle niveaus een grotere rol spelen in
wetenschap en onderzoek.
(Dit amendement is gebaseerd op amendement 291, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
Komt overeen met amendement 291 uit de eerste lezing. Belangrijke maatschappelijke
groeperingen dienen bij dit punt als partners in de dialoog uitdrukkelijk te worden vermeld.
Amendement 73
Bijlage I, deel III, overwogen activiteiten, deel A, alinea 1, letter d bis) (nieuw)
d bis) duurzame ontwikkeling:
tenuitvoerlegging van artikel 6 van het
Verdrag van Amsterdam en de conclusies
van de Europese Top van Göteborg inzake
duurzame ontwikkeling.
(Met dit amendement wordt in, het kader van het GCO, amendement 24, aangenomen in
eerste lezing op 14 november 2001, weer opgenomen (A5-0376/2001)).
Motivering
De beginselen van integratie van milieueisen en duurzaamheid moeten overal worden
toegepast.
Amendement 74
Bijlage I, deel III, overwogen activiteiten, deel A, alinea 1, letter d ter) (nieuw)
d ter) inter- en multidisciplinair onderzoek
door het bevorderen van
onderzoeksprojecten waaraan
onderzoeksinstituten van uiteenlopende
disciplines uit verschillende lidstaten
deelnemen;
(Amendement 274, aangenomen in eerste lezing op 14 november 2001 (A5-0376/2001))
Motivering
RR\467671NL.doc
53/69
PE 309.087
NL
Vrijwel ieder onderzoeksterrein functioneert op basis van onderzoeksresultaten van andere
disciplines. Innovaties op het ene gebied stimuleren vaak innovaties op andere terreinen (zo
zijn b.v. uitvindingen op het gebied van de biotechnologie alleen mogelijk met behulp van de
modernste informatietechnologie). Multidisciplinair onderzoek dient op Europees niveau te
worden bevorderd om deskundigen uit alle lidstaten en disciplines samen te brengen.
Amendement 75
Bijlage II, alinea 2
Deze activiteiten worden uitgevoerd onder
de volgende rubrieken (de indicatieve
financiële verdeling is aangegeven):
1) Bundeling en integratie van het
onderzoek van de EG
13285
1
Thematische prioriteiten
11205
Genomica en biotechnologie voor de
gezondheid
2200
Geavanceerde genomica en de toepassingen
daarvan voor de gezondheid
1150
Bestrijding van belangrijke ziekten
1050
Technologieën voor de
informatiemaatschappij2
1) Integratie van het onderzoek
Thematische prioriteiten1
11570
Biowetenschappen voor gezondheid en
veiligheid
2300
(a) Genomica en biotechnologie voor de
algemene gezondheid en het welzijn 1100
(b) De belangrijke ziekten
1200
met inbegrip van:
kankeronderzoek
400
HIV, tbc en malaria
400
Technologieën voor de
informatiemaatschappij3
3900
3600
Nanotechnologieën en nanowetenschappen,
kennisintensieve multifunctionele
materialen en nieuwe productieprocédés en
-apparatuur
1300
Lucht- en ruimtevaart
1075
Voedselkwaliteit en -veiligheid
600
Nanotechnologieën en nieuwe
productieprocédés voor geavanceerde
materialen
1300
Lucht- en ruimtevaart
1075
Voedselkwaliteit, veiligheids- en
gezondheidsrisico's en verbetering van de
gezondheid
650
Energie, duurzame ontwikkeling,
biodiversiteit en veranderingen in het
aardsysteem
2120
Energie
810
Vervoer
610
Duurzame ontwikkeling enz.
700
Duurzame ontwikkeling, veranderingen in
het aardsysteem en ecosystemen
1700
Duurzame energiesystemen
Duurzaam vervoer over land
Wereldwijde veranderingen alsmede
ecosystemen
Burgers en bestuur in de
kennismaatschappij
1
2
3
810
610
700
Burgers, democratie, sociale en politieke
instellingen
225
225
Waarvan ten minste 15% voor het MKB.
Met inbegrip van maximaal EUR 100 miljoen voor de verdere ontwikkeling van Géant en GRID.
Met inbegrip van maximaal EUR 350 miljoen voor de verdere ontwikkeling van Géant en GRID.
PE 309.087
NL
13600
54/69
RR\467671NL.doc
Specifieke activiteiten die een breder
onderzoeksgebied beslaan
1320
Anticiperen op de wetenschappelijke en
technologische behoeften van de Unie
1270
- Beleidsondersteuning en anticiperen op
wetenschappelijke en technologische
behoeften
470
- Horizontale onderzoeksactiviteiten waarbij
het MKB betrokken is
400
Specifieke maatregelen ter ondersteuning
van de internationale samenwerking 400
- Beleidsondersteuning en anticiperen op
wetenschappelijke en technologische
behoeften
570
- Horizontale onderzoeksactiviteiten waarbij
het MKB betrokken is
450
Specifieke maatregelen ter ondersteuning
van de internationale samenwerking
300
Niet-nucleaire activiteiten van het
Gemeenschappelijk Centrum voor
Onderzoek
760
2) Structureren van de Europese
onderzoeksruimte
- Onderzoek en innovatie
- Menselijk potentieel
- Onderzoekinfrastructuur1
- Wetenschap en samenleving
GCO
760
2) Structureren van de Europese
onderzoekruimte
- Onderzoek en innovatie
- Menselijk potentieel/Internationale
activiteiten
- Onderzoekinfrastructuur
- Wetenschap en samenleving
2655
300
1630
665
60
2350
250
1600
400
100
3) Versterking van de grondslagen van de
Europese onderzoeksruimte
330
- Steun voor de coördinatie van de
activiteiten
280
- Steun voor een samenhangende
ontwikkeling van het beleid
50
3) Versterking van de grondslagen van de
Europese onderzoekruimte
320
- Steun voor de coördinatie van de
activiteiten2
270
- Steun voor een samenhangende
ontwikkeling van het beleid
50
TOTAAL
TOTAAL
16270
16270
Motivering
Spreekt voor zichzelf.
Amendement 76
Bijlage III, inleidende zin, alinea 1
De Gemeenschap draagt uit hoofde van de
specifieke programma's, en met
inachtneming van de voorwaarden voor
deelneming, financieel bij aan activiteiten
Voor de financiële deelneming van de
Gemeenschap aan deze activiteiten, waarin
innovatiebevorderende maatregelen zijn
geïntegreerd, wordt gebruik gemaakt van
1
Met inbegrip van maximaal EUR 200 miljoen voor de verdere ontwikkeling van Géant en GRID.
Inclusief samenwerking en gezamenlijke initiatieven van gespecialiseerde organisaties op het terrein van de
wetenschappelijke samenwerking , zoals CERN (Europese organisatie voor kernonderzoek), EMBL
(Europees Laboratorium voor Moleculaire Biologie), ESO (Europese Zuidelijke Sterrenwacht), ENO
(Europese Noordelijke Sterrenwacht, op de Canarische eilanden) en ESA (Europees Ruimte-Agentschap)
2
RR\467671NL.doc
55/69
PE 309.087
NL
voor onderzoek en technologische
ontwikkeling, met inbegrip van
demonstratie, van het programma.
een reeks van vier nieuwe instrumenten:
topnetwerken, geïntegreerde projecten,
programma's uit hoofde van artikel 169
van het Verdrag en de trap naar
topkwaliteit, die voor een beperkte periode
naast een aantal oudere instrumenten
zullen blijven bestaan.
(Dit amendement is identiek aan amendement 296, eerste lezing van 14 november 2001
(A5-0376/2001)
Motivering
Via dit amendement wordt amendement 296, aangenomen in eerste lezing, weer opgenomen.
Amendement 77
Bijlage III, punt 1, alinea 4, streepje 1
- het belang van de nieuwe instrumenten
(geïntegreerde projecten en topnetwerken)
wordt erkend als een algemeen prioritair
middel om de doelstellingen kritische massa,
vereenvoudigd beheer en Europese
toegevoegde waarde, waaraan wordt
bijgedragen door communautair onderzoek
in aansluiting op wat reeds op nationaal
niveau wordt ondernomen, en integratie van
de onderzoekscapaciteiten te bereiken. De
omvang van een project kan evenwel geen
criterium voor uitsluiting zijn en er wordt
voor gezorgd dat het MKB en andere kleine
eenheden toegang tot de nieuwe
instrumenten krijgen;
- het belang van de nieuwe instrumenten
(geïntegreerde projecten, topnetwerken en
de trap naar topkwaliteit) wordt erkend als
een algemeen prioritair middel om de
doelstellingen kritische massa,
vereenvoudigd beheer en Europese
toegevoegde waarde, waaraan wordt
bijgedragen door communautair onderzoek
in aansluiting op wat reeds op nationaal
niveau wordt ondernomen, en integratie van
de onderzoekscapaciteiten te bereiken. De
omvang van een project kan evenwel geen
criterium voor uitsluiting zijn en er wordt
voor gezorgd dat het MKB en andere kleine
eenheden toegang tot de nieuwe
instrumenten krijgen;
(Dit amendement herneemt de titel van amendement 305, aangenomen in eerste lezing op 14
november 2001 (A5-0376/2001))
Motivering
De rapporteur neemt de inhoud van bovengenoemd amendement over in amendement 41
maar voert de wijziging niet uit.
Amendement 78
Bijlage III, punt 1.1., alinea 1
Topnetwerken beogen de versterking en de
ontwikkeling van de wetenschappelijke en
PE 309.087
NL
Topnetwerken beogen de versterking en de
ontwikkeling van de wetenschappelijke en
56/69
RR\467671NL.doc
technologische topkwaliteit van de
Gemeenschap door Europese integratie van
bestaande of opkomende
onderzoekscapaciteiten, zowel op nationaal
als op regionaal vlak. Elk netwerk heeft tot
doel de kennis op een bepaald gebied te
bevorderen door op dat gebied een kritische
massa aan deskundigheid te verzamelen.
De topnetwerken zullen de samenwerking
tussen topcapaciteit in universiteiten,
onderzoekcentra, het bedrijfsleven (met
inbegrip van het MKB) en wetenschaps- en
technologieorganisaties bevorderen. De
betrokken activiteiten zijn over het
algemeen gericht op langetermijn- en
multidisciplinaire doelstellingen en niet
zozeer op vooraf bepaalde, precieze
resultaten in termen van producten,
procédés of diensten.
technologische topkwaliteit van de
Gemeenschap door Europese integratie van
bestaande of opkomende
onderzoekscapaciteiten, zowel op nationaal
als op regionaal vlak.
Het algemene doel van de topnetwerken is
het verbeteren van de wetenschappelijke en
technologische topkwaliteit in Europa via
de geleidelijke integratie van de
onderzoekscapaciteiten op geavanceerd
niveau in de landen van Europa. Door de
topnetwerken wordt de samenwerking
tussen bedrijven (zowel het MKB als grote
ondernemingen) en de topcentra in de
universiteiten, O&O-centra en
technologische organisaties gestimuleerd.
Zij bevorderen de samenwerking op het
gebied van fundamenteel strategisch
onderzoek in het preconcurrentiële
stadium, aangezien elk topnetwerk ten doel
heeft de vooruitgang van de kennis op zijn
vakgebied te vergroten vanuit het
perspectief van langetermijndoelstellingen.
Daarom beschikt een topnetwerk over een
programma van onderzoeksactiviteiten.
(Via dit amendement wordt amendement 297, dat op 14 november 2001 tijdens de eerste
lezing is aangenomen, weer opgenomen (A5-0376/2001)
Motivering
Aldus wordt amendement 297, aangenomen in eerste lezing, weer opgenomen.
Amendement 79
Bijlage III, punt 1.2, alinea -1 (nieuw)
De algemene doelstelling van een
geïntegreerd project (GP) is het
verwezenlijken van vooraf vastgelegde
resultaten, die zijn gericht op de
verbetering van het concurrentievermogen
van het Europese bedrijfsleven (zowel
MKB's als grote ondernemingen), dan wel
op onderzoek naar de oplossing van
vraagstukken in verband met de acht
prioritaire thematische onderzoekgebieden
van het zesde kaderprogramma. Aangezien
de te bereiken resultaten van tevoren
RR\467671NL.doc
57/69
PE 309.087
NL
worden vastgelegd, zijn GP's gericht op
termijngebonden doelstellingen waarover
vooraf overeenstemming is bereikt. De
samenwerking tussen de partners bij een
GP geldt voor de duur van het bewuste
onderzoeksproject. Bij de partners kan het
gaan om bedrijven, MKB's, universiteiten
en onderzoek- en technologieorganisaties.
De vooraf vastgelegde resultaten zijn nog
niet aan concurrentie onderhevig en
betreffen producten, procédés en diensten.
GP's hebben geen betrekking op
commerciële ontwikkelingsactiviteiten. De
deelnemers blijven eigenaar van de
behaalde resultaten onder de voorwaarden
die zij onderling vastleggen in de "Regels
inzake deelneming en verspreiding".
(Dit amendement is identiek aan amendement 299, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
Aldus wordt amendement 299, aangenomen in eerste lezing, weer opgenomen.
Amendement 80
Bijlage III, punt 1.2, alinea 3 bis (nieuw)
Binnen ieder project moet minstens 10%
aan universiteiten worden toegewezen voor
fundamenteel onderzoek.
(Dit amendement is identiek aan amendement 301, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
Aldus wordt amendement 301, aangenomen in eerste lezing, weer opgenomen.
Amendement 81
Bijlage III, punt 1.2 bis., Trap naar topkwaliteit, alinea's 1-5 (nieuw)
1.2 bis. De trap naar topkwaliteit
Het betreft hier financiële deelneming
aan projecten in het kader van het
instrument van de trap naar topkwaliteit
PE 309.087
NL
58/69
RR\467671NL.doc
op de prioritaire thematische
onderzoekgebieden van het
kaderprogramma.
De totstandbrenging van een Europese
onderzoekruimte vergt een concentratie
van de inspanningen in het kader van het
Europees beleid inzake onderzoek en
technologische ontwikkeling. In dit licht
moet de Europese toegevoegde waarde en
een groot deel van het desbetreffende
onderzoek middels drie fundamentele
criteria worden gedefinieerd: topkwaliteit,
kritische massa en het pionierskarakter
van het project (alsmede de kwaliteit van
de resultaten daarvan). De inspanningen
worden toegespitst op de projecten en
samenwerkingsverbanden die aan deze
drie criteria beantwoorden en dus de beste
kansen van slagen hebben.
Dit streven naar concentratie zal
vergezeld gaan van inspanningen met het
oog op het afbakenen – binnen de
prioritaire thematische gebieden – van
subgebieden of onderzoekprojecten,
alsmede van de partners in de
onderzoekgemeenschap die het verdienen
te worden omhooggestuwd naar de
niveaus van topkwaliteit, kritische massa
en relevantie welke nodig, maar nog niet
bereikt zijn. In deze gevallen zal de
rechtstreekse aanwending van de andere
drie nieuwe instrumenten niet altijd
mogelijk noch wenselijk zijn. In
dergelijke, naar behoren te motiveren
gevallen wordt dus het scala aan
instrumenten gebruikt dat is opgenomen
in het vijfde kaderprogramma voor
activiteiten inzake indirect onderzoek,
steeds onder dezelfde financiële
voorwaarden voor deelneming. Deze
instrumenten zijn: acties voor
gezamenlijke rekening, steun voor de
toegang tot onderzoekinfrastructuur,
projecten ter bevordering van technologie
om de deelneming van het MKB aan de
activiteiten inzake onderzoek en
RR\467671NL.doc
59/69
PE 309.087
NL
technologische ontwikkeling te stimuleren
en te vergemakkelijken, "Marie Curie"opleidingsbeurzen , steun aan de
netwerken, geconcerteerde acties en
begeleidende maatregelen.
Het gebruik van dit instrument moet
flexibel zijn en zo worden
geprogrammeerd dat daarbij ook nieuwe
en kleine deelnemers met projecten voor
innovatief onderzoek kunnen worden
betrokken die het potentieel hebben om
aan de criteria van kritische massa en
topkwaliteit te voldoen. Bovendien moet
de trap naar topkwaliteit zich richten op:
a) onderzoekcentra die niet in de
topnetwerken zijn opgenomen, b)
initiatieven die worden aangedragen door
in het preconcurrentiële stadium actieve
onderzoekteams, c) het MKB, d) projecten
die als basis kunnen fungeren voor
toekomstige netwerken teneinde regio's
met aanverwante problemen en de
kandidaat-lidstaten in de Europese
onderzoekruimte te kunnen opnemen.
Deze projecten dienen samenhang te
vertonen en indien mogelijk verband te
houden met de belangrijkste prioritaire
onderzoekgebieden van het
kaderprogramma. Het budget bedraagt
maximaal 20% van de totale begrotingvan
het kaderprogramma. Bestuurlijk kan een
en ander worden gedelegeerd aan externe
organen in gevallen waarin dit vanuit
financieel en administratief oogpunt
interessant is.
(Dit amendement is identiek aan amendement 305, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Het is absoluut noodzakelijk op Europees niveau te werken, omdat er in veel gevallen
behoefte bestaat aan kwalitatief hoogstaande onderzoekteams van beperkte omvang. Wanneer
anderzijds het MKB en kandidaat-lidstaten in het programma moeten worden opgenomen,
PE 309.087
NL
60/69
RR\467671NL.doc
moet binnen het programma ruimte worden gevonden voor innovatieve initiatieven die
kwalitatief hoogstaand zijn en een geringe omvang hebben. Bovendien zouden daarmee
mogelijkheden worden geschapen voor in het preconcurrentiële stadium actieve groepen en
centra die tot dusverre niet aan de Europese programma's hebben deelgenomen, zodat ook zij
nieuwe mogelijkheden krijgen om deel te nemen aan de topnetwerken. Ook dient er rekening
mee te worden gehouden dat het wenselijk zou zijn om de mogelijkheden tot deelneming aan
het programma uit te breiden tot centra en onderzoekteams die over het gehele grondgebied
van de EU zijn verspreid, teneinde een compensatie te bieden voor het gecentraliseerde
beheer dat vaak kenmerkend is voor de overige instrumenten.
Amendement 82
Bijlage III, punt 1.2 bis, alinea's 6, 7 en 8 (nieuw)
Bij de uitvoering van het kaderprogramma
moet de Commissie trachten 30% van de
aan de rubriek "Integratie van het
onderzoek" toegewezen middelen te
besteden aan het instrument van de "Trap
naar topkwaliteit", teneinde een
probleemloze overgang van het vijfde naar
het zesde kaderprogramma te kunnen
bewerkstelligen en ook middelen te kunnen
uittrekken voor kleinere
onderzoekprojecten enz. die in het kader
van dit instrument worden uitgevoerd.
De Commissie legt het Parlement jaarlijks
(voor elk van de vier instrumenten) een
voortgangsrapport voor met vermelding
van:
- het aantal ingediende en gegunde
projecten;
- het totale en het gemiddelde bedrag aan
aangevraagde en toegewezen gelden.
Het voortgangsrapport gaat vergezeld van
een toelichting.
(Dit amendement is identiek aan amendement 306, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
Aldus wordt amendement 306, aangenomen in eerste lezing, weer opgenomen.
Amendement 83
Bijlage III, punt 1.5 bis, Kwantitatieve en kwalitatieve criteria voor de structurering van de
Europese onderzoekruimte (nieuw)
RR\467671NL.doc
61/69
PE 309.087
NL
1.5 bis. Kwantitatieve en kwalitatieve
criteria voor de structurering van de
Europese onderzoekruimte
Voordat zij begint met de uitvoering van de
werkzaamheden van de Europese
onderzoekruimte, preciseert de Commissie
in een mededeling nader welke concrete
doelen zij daarmee wil bereiken. In die
mededeling wordt onder meer aandacht
besteed aan directe resultaten zoals:
- het aantal Madame Curie-beurzen
- het aantal uitwisselingen van
onderzoekers
- de resultaten van dergelijke
uitwisselingen.
Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan
indirecte resultaten, zoals:
- publicaties
- bijdragen aan nieuwe
onderzoeksprogramma's
- citaten in de professionele literatuur
- nieuwe octrooien
- bijdragen aan de verspreiding van de
desbetreffende onderzoeksresultaten.
(Dit amendement is identiek aan amendement 310, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
Aldus wordt amendement 310, aangenomen in eerste lezing, weer opgenomen.
Amendement 84
Bijlage III, punt 1.9, alinea 1 bis (nieuw)
De overeenkomstig artikel 169 van het
Verdrag gezamenlijk uitgevoerde nationale
programma's worden vastgesteld via de
medebeslissingsprocedure van het
Europees Parlement en de Raad (artikel
251 van het Verdrag). Voor elke toepassing
van artikel 169 is een besluit
overeenkomstig artikel 251 vereist. Onder
voorbehoud van deze Verdragsbepaling
PE 309.087
NL
62/69
RR\467671NL.doc
kunnen meerdere ontwerpbesluiten tegelijk
aan het Parlement en de Raad worden
voorgelegd.
(Dit amendement is identiek aan amendement 307, aangenomen in eerste lezing op 14
november 2001 (A5-0376/2001))
Motivering
Voor de toepassing van artikel 169 is medebeslissing vereist.
Amendement 85
Bijlage III, punt 1.9, alinea 1 ter (nieuw)
Artikel 169 van het Verdrag dient zonder
onderscheid tussen grotere en kleinere
lidstaten te worden toegepast en de
specifieke voorstellen voor acties van deze
categorie dienen in het kaderprogramma
worden opgenomen.
(Dit amendement is identiek aan amendement 308, aangenomen in eerste lezing op 14
november 2001 (A5-0376/2001))
Motivering
De samenwerking tussen sommige lidstaten mag er niet toe leiden dat andere worden
uitgesloten. Voor de toepassing van artikel 169 is de medebeslissingsprocedure vereist.
Derhalve dienen alle desbetreffende projecten in het zesde kaderprogramma te worden
opgenomen.
Amendement 86
Bijlage III, punt 2, alinea 1 bis (nieuw)
De regels inzake financiële deelneming
van de Gemeenschap worden vervat in
een voorstel dat de Commissie aan het
Europees Parlement en de Raad moet
voorleggen, en zij worden vastgelegd
middels de medebeslissingsprocedure van
artikel 251 van het Verdrag. In het
voorstel komen alle te regelen kwesties
aan bod, met inbegrip van de volgende: de
verdeling van bevoegdheden en de
afbakening van taken tussen de
Gemeenschap en de externe
projectbeheerders; de rechten van de
RR\467671NL.doc
63/69
PE 309.087
NL
intellectuele eigendom; de regels inzake
uitnodigingen tot het indienen van
voorstellen die door de externe
projectbeheerders aan derden worden
gedaan; openbaarmaking en verspreiding
van de resultaten; afbakening van de
beheerskosten die door de Commissie
worden terugbetaald of door de
deelnemers zelf worden gefinancierd; een
vereenvoudigde selectieprocedure
waardoor de mogelijke uitvoerders van
projecten een eerste indicatie krijgen van
de kans van slagen van een eventuele
inschrijving; mechanismen om bij de
daaropvolgende uitnodiging tot
mededinging onderzoeksprojecten te
kunnen identificeren die door de
Commissie reeds zijn beoordeeld als
zijnde wetenschappelijk onderbouwd en
die wegens gebrek aan financiële
middelen niet zijn gefinancierd; de
transparantie jegens niet-deelnemende
teams; de voorafgaande bekendmaking
van mogelijke toekomstige uitnodigingen
tot het indienen van voorstellen; de regels
inzake mededeelneming ter voorkoming
van dubbele financiering in gevallen van
mededeelneming door een particuliere of
openbare instelling aan een topnetwerk;
de precisering van de
financieringsmodaliteiten voor de
deelneming aan de diverse instrumenten
door instellingen uit de kandidaatlidstaten en derde landen.
(Dit amendement is identiek aan amendement 313, dat op 14 november 2001 in eerste lezing
is aangenomen (A5-0376/2001))
Motivering
Doelmatigheid en transparantie moeten vooropstaan bij het beheer van communautaire
onderzoekprogramma's.
Amendement 87
Bijlage III, punt 2, alinea 7 bis (nieuw)
De Commissie evalueert de voortgang, de
PE 309.087
NL
64/69
RR\467671NL.doc
resultaten en de wetenschappelijke kwaliteit
van de onder het kaderprogramma
uitgevoerde acties, alsmede het beheer van
deze acties via haar eigen diensten en, in
voorkomend geval, via haar contractanten.
Overeenkomstig artikel 5 van het besluit
over het zesde kaderprogramma laat de
Commissie onafhankelijke deskundigen
van hoog niveau de resultaten evalueren
van de communautaire activiteiten in de
vijf jaar die aan deze evaluatie voorafgaan.
Deze evaluatie heeft een operationeel en
strategisch karakter. Hierin komt met name
de bijdrage van het zesde kaderprogramma
aan de totstandbrenging van de Europese
onderzoekruimte en aan de verwezenlijking
van de doelstellingen van Lissabon aan
bod.
(Dit amendement is identiek aan amendement 317, eerste lezing van 14 november 2001 (A50376/2001)
Motivering
Aldus wordt amendement 317, aangenomen in eerste lezing, weer opgenomen.
Amendement 88
Bijlage III, punt 2, tabel, voetnoot 3
(3) Onverminderd specifieke voorwaarden
wordt van bepaalde juridische entiteiten, met
name openbare entiteiten, maximaal 100%
van de marginale/bijkomende kosten
gefinancierd.
(3) Onverminderd specifieke voorwaarden
wordt van bepaalde juridische entiteiten, met
name openbare entiteiten en de
intermediaire organisaties van
ondernemingen, maximaal 100% van de
marginale/bijkomende kosten gefinancierd.
(Amendement niet ingediend in eerste lezing maar het beoogt, overeenkomstig het Reglement,
wijzigingen van passages in het gemeenschappelijk standpunt die nog niet in het in eerste
lezing ingediende voorstel waren opgenomen.)
Motivering
Het is nodig ervoor te zorgen dat de organisaties bij de ondernemingen efficiënte actie
ondernemen, met name bij de kleine ondernemingen, in de geest van het Handvest voor kleine
bedrijven.
RR\467671NL.doc
65/69
PE 309.087
NL
TOELICHTING
In het kader van de medebeslissingsprocedure zijn we gearriveerd bij de tweede lezing van
het zesde kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie
(KPOTO). Tijdens de eerste lezing op 14 november heeft het Parlement de structuur en de
beginselen van het Commissievoorstel onverlet gelaten, maar daarin belangrijke wijzigingen
aangebracht, met name op het gebied van de voornaamste ziekten, land/watertransport,
energie en duurzame ontwikkeling, alsmede mobiliteit en instrumenten voor de
tenuitvoerlegging van het kaderprogramma.
De Raad heeft rekening gehouden met de amendementen van het Parlement door een groot
gedeelte ervan in zijn gemeenschapgelijk standpunt op te nemen. Tegelijkertijd heeft de
Commissie de moeite genomen de amendementen van het Europees Parlement in de
gewijzigde voorstellen van de specifieke programma's te verwerken. Volgens de rapporteur
is er dus sprake van een goed voorbeeld van interinstitutionele samenwerking.
Elke instelling moet zich thans beraden over de vraag of zij met het oog op de tweede lezing
gaat kiezen voor een "niet-conflictuele" benadering of dat zij zich gaat vastbijten in haar
afwijkende opvatting, hetgeen zou uitlopen op een bemiddelingsprocedure. Het lijkt echter
duidelijk dat alleen een goedkeuring van het nieuwe kaderprogramma in juni 2002
onder Spaans voorzitterschap kan garanderen dat dit in januari 2003 goed van start
gaat.
De problemen inzake beheer en financiering die de start van het vijfde KPOTO in 1999
hebben bedorven, hielden grotendeels verband met de laattijdige goedkeuring van het
programma. Geen enkele instelling kan de verantwoording nemen voor een obstructie die zou
leiden tot een herhaling van dezelfde problemen. De gemeenschap van wetenschappers en
onderzoekers zou een dergelijk voorval niet begrijpen noch accepteren.
Uit informatie van Europese wetenschappers en onderzoekers blijkt ons dat zij de
goedkeuringsprocedure van het zesde KPOTO zo goed als afgesloten beschouwen. Het
zijn voortaan veeleer de praktische details in verband met de toepassing die hen
bezighouden dan de beginselkwesties.
Met het zesde KPOTO wordt een reeks nieuwe concepten, structuren en instrumenten
geïntroduceerd. Het is bijgevolg onontbeerlijk dat de gemeenschap van wetenschappers en
onderzoekers de nodige tijd krijgt om zich aan te passen en in staat te zijn optimaal van de
nieuwe kansen gebruik te maken.
Overigens constateren wij dat, hoewel de standpunten van het Parlement en de Raad naar
elkaar toegroeien, aanzienlijke meningsverschillen blijven bestaan. Om niet het risico te lopen
van een mislukking ten gevolge een slechte inschatting van het relatieve belang van de
meningsverschillen, moet van laatstgenoemde de balans op worden gemaakt en moeten deze
in orde van belangrijkheid worden gerangschikt. Het doel van de rapporteur is te komen tot
een beperkt aantal amendementen die, wanneer zij eenmaal grotendeels zijn aangenomen, een
concentratie van de inzet van het Parlement jegens de Raad mogelijk maken, hetgeen de
kansen van een minnelijke schikking zou vergroten.
PE 309.087
NL
66/69
RR\467671NL.doc
In dit licht zal uw rapporteur op open wijze blijven werken en samenwerken door zijn
collega's te verzoeken hem hun opmerkingen over de in eerste lezing aangenomen bepalingen
te doen toekomen, die tijdens de tweede lezing alle aandacht zullen krijgen. Er is nu reeds een
samenvatting van de aldus verzamelde informatie en overdenkingen van de rapporteur
beschikbaar. Hierin worden een aantal kwesties opgesomd waarover tijdens de eerste lezing
amendementen zijn ingediend en die een gedetailleerde behandeling verdienen. De
desbetreffende amendementen kunnen eventueel opnieuw worden ingediend.
1.
Instrumenten. Hoewel de Raad afstapt van de nadruk die in het oorspronkelijke
voorstel lag op de nieuwe instrumenten met het oog op een veelheid aan
financieringsmechanismen, was hij niet bereid het concept van de "trap naar
topkwaliteit" in die omvang en mate te steunen als het Parlement dit zou wensen (am.
305). Door voorrang te verlenen aan de financiering van de thematische prioriteiten
door de nieuwe instrumenten (netwerken, geïntegreerde projecten) bestaat het risico
dat onderzoekteams die de doelgroep vormden van de "trap naar topkwaliteit", buiten
de boot vallen. De rapporteur acht een verduidelijking, in het licht van de "trap naar
topkwaliteit" zoals gedefinieerd door het Parlement, van de reikwijdte van de door de
Raad geïntroduceerde aanvullende instrumenten met het oog op een "zachte" overgang
van het vijfde naar het zesde KPOTO onontbeerlijk.
2.
Onderzoek op het gebied van de gezondheid. Het onderzoek op het gebied van de
gezondheid moet verder reiken dan het genoom. In het door de Raad ingenomen
standpunt ontbreekt de nodige duidelijkheid op dit gebied. In dit verband zijn de
amendementen van de eerste lezing over de titel van de eerste thematische prioriteit
(am. 39, 40, 68), het kankeronderzoek (met name de oprichting van een Europees
centrum voor de toepassing van kankeronderzoek; am. 73, 77), het onderzoek naar
alternatieve geneeswijzen (am. 83), de bestrijding van resistentie tegen antibiotica
(am. 82), alsmede de epidemiologie en de voorkoming van ziekten (am. 81)
belangrijk.
2.
Energie, transport en duurzame ontwikkeling. Een expliciete verwijzing naar
artikel 6 van het Verdrag van Amsterdam en de conclusies van de Europese Raad van
Göteborg ligt het Parlement na aan het hart (am. 24). De andere belangrijke
amendementen in dit verband hebben betrekking op de gevolgen van de techniek (am.
330), de integratie van de duurzame ontwikkelingen en het terugdringen van de
externe milieukosten (am. 210), de berekening van de externe kosten van de
klimaatverandering (am. 182), het behoud van het cultureel erfgoed (am. 206), de
verduidelijking van de doelstelling van de activiteiten op het gebied van vervoer (am.
208) en energie (am. 163), alsmede de vervoerspreventie en -reductie (am. 216).
4.
Voedsel, gezondheid en beheersing van risico's. De opnieuw in te dienen
amendementen betreffen met name de titel (am. 133) en de doelstelling, aangezien in
het gemeenschappelijk standpunt van de Raad de gezondheid te zeer wordt benaderd
vanuit het oogpunt van voedsel (am. 134, 137). De andere belangrijke amendementen
hebben betrekking op de toepassing van de methode van risicoanalyse (am. 143), de
technologieën voor de bevordering van de biologische landbouw en veeteelt (am.
RR\467671NL.doc
67/69
PE 309.087
NL
146), de analyse van de oorzaak van voedselallergieën (am. 153), alsmede het
onderzoek naar milieuverontreinigende stoffen (am. 155).
5.
Fundamenteel onderzoek, ruimte en luchtvaarttechniek. Het belang van het
fundamenteel onderzoek, met inbegrip van het ruimtevaartonderzoek (am. 132), mag
niet onderschat worden. Hoewel dit onderzoek geen verband houdt met rechtstreekse
toepassingen, ligt het vaak aan de basis van nieuwe belangrijke ideeën. De
bevordering ervan zou dus een primaire doelstelling van het kaderprogramma moeten
zijn (am. 12). Andere belangrijke amendementen betreffende de integratie van de
luchtvaartindustrie in de duurzame ontwikkeling (am. 123) en de evaluatie van de
gevolgen van de luchtvaart voor milieu en gezondheid (am. 126).
6.
Burgers, democratie en instellingen. Belangrijke amendementen houden verband
met de grondrechten (am. 249), een betere kennis van Europa (am. 254) en
interdisciplinaire colloquia tussen universiteiten en deskundigen (am. 255).
7.
Het vooruitlopen op de behoeften. De kritiek naar aanleiding van de door de
Commissie voorgestelde en de Raad gesteunde aanpak is voornamelijk gericht tegen
de grotere omvang van de uitgevoerde activiteiten hetgeen tot een verlies aan
doeltreffendheid zou kunnen leiden. Andere amendementen waaraan het Parlement
veel gelegen is, betreffen de risico's van de massavernietigingswapens die in de
vroegere Sovjetunie opgeslagen liggen (am. 5), onderzoek in verband met het
veiligheids- en defensiebeleid (am. 261) en onderzoek naar de behoeften van
gehandicapten (am. 262), activiteiten voor coöperatief onderzoek ten behoeve van het
MKB (Craft; am. 265), alsmede de ontwikkeling van alternatieve methodes voor
dierproeven (am. 323, 324 en 337).
8.
Het structureren van een Europese onderzoekruimte. De amendementen van het
Parlement over de instelling van een Europese ruimte voor hoger onderwijs (am. 277)
en beurzen voor postdoctorale studenten, (am. 280) zijn slechts gedeeltelijk
overgenomen hetzij in het gemeenschappelijk standpunt hetzij in het gewijzigde
voorstel voor de specifieke programma's. Het GEANT-project wordt in het
gemeenschappelijk standpunt en de specifieke programma's wel degelijk genoemd,
maar niet met de door het Parlement gevraagde verbintenis.
9.
Voorwaarden voor de financiële deelneming van de Gemeenschap. Het Parlement
zou erop moeten aandringen dat de amendementen van de eerste lezing, met name am.
311 en 313, worden overgenomen.
Uiteraard blijven er meningsverschillen tussen het Parlement en de Raad bestaan over de
verdeling van de algemene begroting over de verschillende activiteiten (am. 339), met name
die welke betrekking hebben op het vooruitlopen op de behoeften, de internationale
samenwerking, het GEANT-project, alsmede de structurering van de Europese
onderzoekruimte (verdeling tussen menselijk potentieel, infrastructuur en
wetenschap/samenleving).
Voor wat betreft de ethische aspecten van het onderzoek is uw rapporteur van mening dat het
standpunt van de Raad minder duidelijk is, maar niet in tegenspraak met het standpunt dat het
PE 309.087
NL
68/69
RR\467671NL.doc
Parlement op 14 november heeft ingenomen. Volgens uw rapporteur is het in niemands
belang om het debat hierover weer op te starten en het gemeenschappelijk standpunt in welke
richting dan ook te amenderen. Gezien de grote, alleszins begrijpelijke meningsverschillen
zowel binnen de Raad als binnen het Parlement lijkt het verstandig om gemeenschappelijke
ethische en morele beginselen vast te leggen.
RR\467671NL.doc
69/69
PE 309.087
NL
Download