Prakticum Thompson Theorie: Wat we uit het experiment willen krijgen is de verhouding massa/lading van een elektron. We hebben hiervoor een glazen kolf met daarin een elektronenkanon(kathode). Hieruit komt een stroom elektronen, waarvan we de kinetische energie(de snelheid v) kunnen bepalen. Deze stroom elektronen laten we afbuigen door middel van twee Helmholtz spoelen, die aan beide zijden van de kolf zijn gepositioneerd. Hiervan kunnen we de stroomsterkte regelen, en daarmee de kracht van het gegenereerde veld. De elektronen zullen onder invloed van het magnetisch veld een cirkelbaan beschrijven. Deze kunnen we waarnemen doordat in de kolf een gas aanwezig is wat door de elektronen wordt aangeslagen, terugvalt in zijn grondtoestand onder uitzending van een foton(slechts een verwaarloosbaar aantal elektronen komen met het gas in botsing). We zien dus de stroom elektronen als een cirkelvormige lichtstraal in de kolf, in ons geval blauw. Door de cirkelbaan hebben we te maken met een centripetaalkracht, die verzorgt word door de Helmholtz spoelen. We hebben als gegevens de sterkte van het elektrisch veld, de kinetische energie van een elektron(deze veranderd niet, omdat door de ringvormigheid van de spoelen de centripetaalkracht altijd loodrecht op de snelheid staat), en de diameter van de banen van elektronen onder bepaalde configuraties van beide voorgaande gegevens. Allereerst bepalen we de sterkte van het magnetisch veld: B=C*I Hierin is I de stroomsterkte(in Ampère) die door de spoelen loopt, en C een spoelconstante afhankelijk van de geleiding van de stof(bijvoorbeeld koper) en het aantal windingen. B is gegeven in Tesla. Vervolgens kijken we naar de kinetische energie die de elektronen meekrijgen. Hiervoor gebruiken we het potentiaalverschil tussen de anode en kathode, ∆U. De snelheid die het elektron hieraan ontleent is dan gegeven door: ½ mv2 = |e| * ∆U De energie die het elektron krijgt is gelijk aan het potentiaalverschil vermenigvuldigt met zijn lading e. Je zou ook kunnen zeggen dat de potentiële energie wordt omgezet in kinetische. Als we deze formule herschikken komen we op: v2 = 2 ∆U |e| m De centripetaalkracht die op het elektron werkt bestaat uit de Lorentzkracht van het veld opgewekt door de Helmholtz spoelen. We stellen hiervoor de volgende formule op: mv2 B * |e| * v = R Omdat we de verhouding tussen lading en massa willen weten schrijven we deze expliciet, door de formule te herschikken: m R * B |e| = v Volgende stap is het substitueren van de formule voor v in de bovenstaande. We krijgen dan de volgende formule, die we dan meteen ook weer omgevormd hebben naar de lading-massa verhouding: m |e| = R2 * C2 * I2 2 ∆U Met deze formule zouden we voor elk meetresultaat de lading-massa verhouding uit kunnen rekenen, maar om het beste resultaat te krijgen moeten we alle uitkomsten combineren. Hiervoor willen we deze formule zodanig omvormen dat we er een rechte lijn uit krijgen. We werken dus toe naar de formule Y = ax + b. We werken de formule om tot: m 2 ∆U R2 = |e| * C2 * I2 Hierin is R2 de Y, en ∆U / I2 de X component in de grafiek. De overigen termen in de bovenstaande formule vormen samen een constante, bepalend voor de richtingscoëfficiënt van de lijn. Deze lijn verkrijgen we door alle meetresultaten uit te zetten, en door die punten de beste lijn te tekenen volgens de methode van de kleinste kwadraten(least squares).