2014 Lisdodde Teelthandleiding HERRE KUIPER, JELMER KRAAK, ERWIN VAN DER MEER, MARTIJN SUTMAN Teelthandleiding lisdodde Een teelthandleiding voor lisdodde in Noordoost Friesland Auteurs Erwin van der Meer 920504002 Herre Kuiper 921021004 Jelmer Kraak 910216003 Martijn Sutman 921006003 Begeleid door Pennekamp, Hanny Opdrachtgever Vos, Rianne Oosterveld, Ernst In het kader van Module LTA215VN Gewasontwikkeling & LTA216VN Gewasverzorging Hogeschool Van Hall Larenstein Project: Better Wetter Voorwoord Voor de module LTA215VN Gewasontwikkeling en LTA216VN Gewasverzorging kregen wij de opdracht om voor Altenburg en Wymenga onderzoek te doen naar de teelt van een water minnend gewas in noordoost Friesland. Wij hebben de opdracht in ontvangst genomen door Rianne Vos en Ernst Oosterveld. Hiervoor willen we hen bedanken. Verder heeft onze begeleider van uit school Mevrouw Pennekamp ons goed ondersteund, waarvoor dank. Erwin van der Meer Herre Kuiper Jelmer Kraak Martijn Sutman Juni 2014 Inhoud Inleiding ................................................................................................................................................... 1 Aanpak ..................................................................................................................................................... 2 Antwoord op de vragen....................................................................................................................... 2 De lisdodde .............................................................................................................................................. 3 De beoogde locatie.................................................................................................................................. 3 Rassen...................................................................................................................................................... 4 Grondbewerking...................................................................................................................................... 4 Zaaien ...................................................................................................................................................... 4 Wortelstok ........................................................................................................................................... 4 Stekken ................................................................................................................................................ 4 Zaaien .................................................................................................................................................. 5 Bemesting ................................................................................................................................................ 5 Gewasbescherming ................................................................................................................................. 5 Onkruiden ............................................................................................................................................ 6 Enkele onkruiden................................................................................................................................. 6 Dagkoekoeksbloem (Silene dioica) .................................................................................................. 6 Rietgras (Phalaris arundinacea) ....................................................................................................... 7 Witte waterlelie (Nymphaea alba) .................................................................................................. 7 Kalmoes (Acorus calamus)............................................................................................................... 8 Ziekten en plagen .................................................................................................................................... 8 Plagen .................................................................................................................................................. 8 Ziektes ................................................................................................................................................. 8 Groeiverloop en ontwikkeling ................................................................................................................. 9 Oogst ....................................................................................................................................................... 9 Toepassing op beoogde locatie ............................................................................................................. 10 Bronnen ................................................................................................................................................. 11 Inleiding Door opwarming van de aarde en heftigere regenval worden steeds meer gebieden bedreigd door de stijging van het wateroppervlak. Hierdoor kunnen boeren hun land verliezen doordat het onder water loopt. Hiernaast blijkt uit informatie van Rijkswaterstaat en de NAM dat het veengebied in Noordoost Friesland aan het dalen is. De stijging van het wateroppervlak en de daling van het veengebied in Noordoost Friesland wordt gezien als een bedreiging voor dit gebied. Altenburg en Wymenga, een ecologisch adviesbureau in Veenwouden, is het project Better Wetter gestart. In dit project wordt gezocht naar mogelijkheden voor het behoud van natte veengebieden in Noordoost Friesland. Zij zoeken naar mogelijkheden voor duurzame land- en watergebruik in deze natte gebieden. Een onderdeel van hun onderzoek is om de mogelijkheid voor het telen van waterminnende gewassen, zodat de lokale boeren hun inkomens niet kwijt raken. Het doel van dit onderzoek is om een teelthandleiding te maken voor het water-minnend gewas lisdodde. Dit verslag is opgebouwd door als eerste te beschrijven hoe het onderzoek is aangepakt. Daarop volgt een beschrijving van de lisdodde en de beoogde locatie. Daarna komt de teelthandleiding met de paragraven rassen, grondbewerking, zaaien, gewasbescherming, ziekte en plagen, groeiverloop en de oogst. Als laatst wordt de toepassing op de beoogde locatie vermeld en wordt een literatuurlijst gepresenteerd. 1 Aanpak Om het doel, het schrijven van een teelthandleiding voor de lisdodde, te realiseren is een hoofdvraag opgesteld. De hoofdvraag is als volgt geformuleerd: Hoe zit de teelt van lisdodde in Noordoost Friesland eruit? Vragen die daar bij horen zijn: Welke waterdiepte is optimaal? Wat zijn de juiste bodemomstandigheden? Hoe moet het gezaaid worden? Wat voor soort machine is nodig voor het zaaien? Is er bemesting nodig en wat voor soort? Is er gewasbescherming nodig? Wanneer en hoe moet lisdodde geoogst worden? Met wat voor soort machine moet lisdodde geoogst worden? Wat is de verwachte opbrengst per hectare? Antwoord op de vragen Aan de hand van de antwoorden van de gestelde vragen, wordt de beoogde teelthandleiding geschreven. De vragen zouden op twee manieren worden beantwoord. De eerste manier was om door middel van een kleine praktijkproef de ideale diepte te bepalen. En de tweede manier was om op zoek te gaan naar literatuur. De praktijkproef, waarmee de waterdiepte werd bepaald, is door uitloop en uiteindelijk tijdgebrek niet door gegaan. Er is naar literatuur gezocht voor een antwoord. De gezochte literatuur was voornamelijk in het Engels. Er is in Canada veel onderzoek naar het lisdodde en er zijn al enkele proeven uitgevoerd. Zo heeft de instantie IISD (International Institute for Sustainable Development) onderzocht wat de mogelijkheden zijn om nutriënten uit het water te halen door middel van de lisdodde (Grosshans, Gass, & Dohan, 2012). Verder is veel literatuur gezocht op vooral Engelse trefwoorden. Deze trefwoorden waren onder anderen ‘Cattail’, ‘Harvesting’, ‘Growth’, ‘Management’, ‘Water depth’, ‘threats’ en ‘diseases’. 2 De lisdodde De lisdodde (Typha) is een 1,5 tot 2,5 meter grote waterplant die vaak aan de waterkanten gevonden wordt. De plant hoort tot de eenzaadlobbigen en heeft zowel een mannelijke als een vrouwelijke aar. De plant bloeit van juni tot juli en heeft dan een bruine ‘sigaar’ aan het uiteinde van zijn stengel. De bladeren zijn lang en groot. In Nederland komen van naturen twee soorten lisdodde voor, de grote lisdodde (Typha latifolia) en de kleine lisdodde (Typha angustifolia). Van naturen staan de planten aan waterkanten in een zeer voedselrijk milieu. Ook worden ze vaak aangetroffen in voedselrijk wordende vennen en plassen. (Soortenbank, 2014) De lisdodde wordt tegenwoordig gebruikt als bio-energie en voor het zuiveren van nutriënten uit wateren met hoge concentraties nutriënten, zoals fosfaat en stikstof. Als bio-energie wordt al snel een opbrengst gehaald van 14 tot 18 ton drogestof per hectare. Deze opbrengsten worden gehaald in een groeiperiode van 90 dagen, waarna de plant rijp is. (Grosshans E. R., 2012) De beoogde locatie De beoogde locatie is gelokaliseerd in Noordoost Friesland. Zie figuur 1. Figuur 1: Bodemkaart Het gebied is grotendeels een veengebied. De grondwatertrap varieert van II tot III. De gemiddeld hoogste grondwaterstand is 5 cm onder het maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 70 cm en 100 cm onder het maaiveld. (Okx, 2014) Na jaren van intensief gebruik wordt het nu als natuurgrasland gebruikt. Er grazen enkele runderen en wordt zo nu en dan gemaaid. Voor dit project wordt onderzocht of er mogelijkheid bestaat om lisdodde te verbouwen. 3 Rassen In Nederland komt van naturen twee rassen voor. De grote lisdodde (Typha latifolia) en de kleine lisdodde (Typha angustifolia). Van deze rassen is in Amerika onderzoek gedaan naar de opbrengst in tonnen drogestof per hectare. Ook is een derde toegevoegd. Dit ras is een kruising uit de eerdere twee genoemde rassen. De resultaten staan in tabel 1. (Dubbe, Garver, & Pratt, 1988) Ras T. latifolia T. angustifolia T. glauca Stand Natuurlijke stand Geteelde stand Natuurlijke stand Geteelde stand Natuurlijke stand Geteelde stand Opbrengst (ton DS per ha) 4,3 – 14,8 4,7 – 8,2 12,3 – 21,1 2,2 – 13,9 6,7 – 22,4 5,7 – 8,1 Tabel 1: Opbrengst verschillende rassen Wat opvalt, is dat in natuurlijke stand er grote verschillen te zien zijn. Maar ook bij geteelde stand zijn voor enkele rassen een grote variatie in opbrengst. De grootste opbrengst, van het gemiddelde uit de geteelde stand, wordt gehaald bij T. latifolia oftewel de grote lisdodde. Daarna komt de T. angustifolia, oftewel de kleine lisdodde en als laatste komt de kruising. Maar zoals eerder genoemd, er is een grote spreiding. Grondbewerking De lisdodde groeit op elke grond. Het is wel nodig dat de grond veel vocht bevat. Het zaaien van wortelstokken of stekken gebeurd op grote diepte. Daardoor is het van belang dat de grond goed los moet worden getrokken tot ongeveer 30 cm. Zaaien De lisdodde kan op meerdere manieren gezaaid worden. De meest voorkomende manier is het planten of stekken van jonge stekken. Een ander manier is om het zaad, wat in de koppen van lisdodde zit, in de bodem te zaaien (Vlaamse milieumaatschapij). Wortelstok In de meeste gevallen wordt de lisdodde geplant. De plant wordt eerst gemaaid, zo worden nieuwe planten gecreëerd. Deze wordt vervolgens op ±30 cm weer gemaaid, deze lengte is noodzakelijk voor de luchtvoorziening. Hiervoor is ook belangrijk dat de planten de eerste tijd boven water staan. Ook als het gaat vriezen, moet de plant boven water staan. Deze stengel wordt vervolgens geplant in de bodem. Het plantseizoen is van maart t/m april. De planten dienen tussen de 10 en 20 diepte worden gepoot. Met een maximale afstand van 50 cm. Dit komt neer op 4 t/m 10 planten per m2. (Vlaamse milieumaatschapij) Stekken Voor het stekken is er een jonge spruit nodig met een stuk wortelstok. Deze worden half maart begin mei gestoken, bij het uitlopen van de planten. De jonge scheuten van 60-80 cm lengte moeten minimaal 10 cm onder de grond worden afgestoken, de stengel mag niet gekneusd zijn en mag maximaal 3-4 bladeren bezitten. De wortel stok moet minimaal 1 cm dik zijn. Na winning van de stekken is het belangrijk dat deze direct weer worden aangeplant, bij voorkeur bij zacht vochtig weer. 4 Er worden 2-4 stekken in een 20 cm diep plantgat gestopt. De afstand tussen de rietstekken is 20-50 cm, dit is een plantdichtheid van 6 tot 10 stekken per m2. Na het planten is het van belang dat de grond licht vochtig blijft, maar eerst niet overspoeld mag worden. (Vlaamse milieumaatschapij) Zaaien Lisdodde zaaien onder natuurlijke omstandigheden is zeer moeilijk. Het inzaaien wordt gedaan op een vochtige bodem, die de eerste 6 maanden na inzaaien niet overspoeld mag worden. Er wordt een plant dichtheid geadviseerd van 5 á 10 planten per m2. De zaden zijn afkomstig van een oudere plant. De zaden worden op 1 á 2 cm diepte in de bodem aangebracht. De waterdiepte mag daarna niet meer zijn dan 1,3 cm, indien de zaden dan niet ontkiemen. Winning Planten Wortelstok Maart- april Direct na winning Stekken Voorjaar Direct na winning Zaaien Februari- september Voorjaar- zomer Stekken + Zaaien + Tabel 2: Tijdstip van winning een aanplanten van lisdodde Lisdodde Wortelstok ++ Tabel 3: Mogelijke plantmethoden Tabel 2 geeft weer wat het juiste moment is om te planten en winnen. In tabel 3 is te zien dat het planten van wortelstokken het beste aanslaat, dit is ook de voorkeur. De kans op verrotting bij het zaaien is zeer groot, dat is een risico factor die zoveel mogelijk moet worden uitgesloten. Het stekken van de lisdodde is arbeidsintensief en werkt minder effectief dan wortelstok. (Dubbe, Garver, & Pratt, 1988) Bemesting Het lisdodde haalt de voedingsstoffen uit het water. Het toedienen van meststoffen is niet toegestaan. Als er gekeken wordt naar het nutriënt fosfaat dan blijkt dat deze de wortelgroei stimuleert, hierdoor wordt de opbrengst groter. Stikstof en kali werken niet bevorderlijk voor de plant. (Poelsema, 2014) De plant neemt al zijn benodigde nutriënten op uit de bodem en het water. Aan het einde van de zomer heeft de plant de grootste hoeveelheid nutriënten opgeslagen. Dit wordt in de herfst en de winter gebruikt om te overwinteren. In het oppervlakte water zit vaak te veel nutriënten, dit komt door uitspoeling van nutriënten uit (kunst)mest. Voor sommigen wordt dit als vervuiling gezien. Indien het eenmaal in het oppervlakte water terecht is gekomen, wordt het opgenomen door waterplanten en wordt het door de akkerbouwer of veehouder als verloren gezien. De lisdodde is een waterplant die veel van deze nutriënten kan gebruiken. De lisdodde heeft genoeg aan de uitgespoelde nutriënten om goed te groei. Bemesting is dus niet nodig als er maar genoeg water toevoer van oppervlakte water aanwezig is. Gewasbescherming Voor de gewasbescherming van lisdodden wordt er niet aan chemische bestrijding gedaan, een reden hiervoor is dat er niet veel ziektes en onkruid in lisdodden voorkomen die invloed hebben op de opbrengst van de lisdodden en de onkruiden die wel voorkomen een minimale invloed hebben op de opbrengst. Maar misschien nog wel de belangrijkste reden hiervan is dat het niet toegestaan is om in lisdodden gewasbescherming uit te voeren met chemische middelen. Dan zou er altijd nog 5 gebruik gemaakt kunnen worden met het handmatig weghalen van onkruiden, maar de meeste onkruiden die in lisdodden groeit zijn beschermde planten dus het is niet toegestaan om die weg te halen. Het enige wat er aan gewasbescherming wordt gedaan in het gewas lisdodden is het zetten van vallen voor de musketratten. Musketratten kunnen het gewas zo erg beschadigen dat er een opbrengst reductie van 45 % kan optreden. Om deze reden wordt er gebruik gemaakt van vallen om de musketratten te vangen en uit het perceel te verwijderen. (Dubbe, Garver, & Pratt, 1988) Onkruiden In proefvelden is aangetoond dat concurrentie van onkruiden ten koste gaat van de opbrengst van lisdodden, als is deze reductie van opbrengst minimaal. Het probleem van het aanwezig zijn van onkruiden is het grootst als de waterstand veel varieert, Lisdodden te vaak op hetzelfde perceel worden verbouwd en het geringe aantal lisdodden pet m3. Ook is er uit de studie gebleken dat bij een dichtheid van minimaal vijf planten per m3 er in een volgende groeiseizoen geen problemen zijn met onkruid. Uit verschillende studies is gebleken dat chemische bestrijding met een niet selectieve herbicide zoals glyfosfaat meer jarige onkruiden kunnen bestrijden, Maar omdat het in Nederland niet toegestaan is om onkruidbestrijding uit te voeren in een natgewas is dit geen optie. Ook is bewezen dat het toepassen van herbiciden in een vroeg stadium van de groei van lisdodden invloed kan hebben op de opbrengst van lisdodden. Een manier van het bestrijden van snel groeiende grassen in lisdodden is er nog niet gevonden, maar dit is ook niet nodig omdat de snel groeiende grassen geen invloed hebben op de opbrengst van lisdodden. (Dubbe, Garver, & Pratt, 1988) Enkele onkruiden In de volgende paragrafen worden enkele onkruiden beschreven. Dagkoekoeksbloem (Silene dioica) De dagkoekoeksbloem, zie figuur 2, is een eejarige plant die bloeit van Mei tot november. De dagkoekkoeksbloem heeft een kruipende wortelstok. De worteldiepte is 50 cm tot 1 meter. De rechtopstaande stengels zijn zacht behaard, maar ze hebben geen klierharen en zijn dus niet kleverig. De planten groeien vaak in groepen. De tot 10 cm lange bladeren zijn breed langwerpig tot eirond en boven het midden het breedst. De middelste en onderste bladeren zijn aan de top afgerond met een korte spits. De onderste bladeren zijn gesteeld. De bovenste hebben een korte steel of zijn zittend. De niet geurende bloemen staan met vele bij elkaar in losse, vertakte bloeiwijzen. Ze zijn roze of zelden wit en 1,8 tot 2½ cm groot. Ze hebben 5 stijlen. Mannelijke kelken hebben 10 nerven, de vrouwelijke 20. De kelken worden tot 1½ cm lang. De dagkoekoeksbloem heeft een doosvrucht. De vruchten worden soms iets langer dan 1 cm en hebben 10 naar buiten omgerolden banden. (Dijkstra, 2014) Figuur 2: Dagkoekoeksbloem 6 Rietgras (Phalaris arundinacea) Rietgras, zie figuur 3, is een vaste plant, die in vegetatieve toestand op riet lijkt, maar het tongetje verschilt duidelijk tussen de soorten. Riet heeft alleen haartjes op de plaats van het tongetje. Rietgras behoort tot de grassenfamilie. De soort komt voor in Europa, Azië, Afrika en Noord-Amerika. De plant wordt 0,5-2 m lang met rechtopstaande stengels en dikke kruipende wortelstokken. De aan de randen ruwe bladeren zijn breed en rietachtig. De bovenste bladschede is niet opgeblazen. Het iets ingesneden tongetje is lang en min of meer stomp. Figuur 3: Rietgras Rietgras bloeit in juni en juli met een grote, 5-25 cm lange, pluimvormige, vertakte bloeiwijze, die vaak roze tot paarsbruin is aangelopen. De pluimtakken zijn voor en na de bloei ingetrokken. De kortgesteelde aartjes zijn eenbloemig. De onderste kelkkafjes zijn drienervig, 5-6,5 mm lang met ongevleugelde kiel en langer dan de kroonkafjes. De tweede paar kelkkafjes zijn lang behaard en ongeveer 1 mm lang. De kroonkafjes zijn aan het bovenste gedeelte van de randen behaard. (Soortenbank, 2014) Witte waterlelie (Nymphaea alba) De witte waterlelie, zie figuur 4, is een algemeen voorkomende waterplant met drijvende bladeren. De witte waterlelie groeit in stilstaand en zwak stromend water met een diepte van maximaal 1,5 m. Tegen watervervuiling is de plant redelijk goed bestand. De bladeren zijn min of meer rond en drijven op het wateroppervlak. Ze hebben een hartvormige voet. De bladsteel is rond en heeft grote luchtkanalen die lucht naar de wortelstok geleiden. Figuur 4: Witte waterlelie Witte waterlelies hebben geurige, witte bloemen met een doorsnede van 10-20 cm die op het wateroppervlak drijven. De alleenstaande bloemen staan alleen op cilindrische bloemstelen. Er zijn twintig tot vijfentwintig puntige kroonbladeren en vier kelkbladeren. De zittende stempels vormen een oranjegele knop met acht tot vierentwintig stempelstralen. De vrucht, die onder water rijpt, heeft meestal de vorm van een fles, maar is soms bolvormig. De zaden worden door het water verspreid. De plant houdt van zon en bloeit meestal in de maanden juni tot augustus. (Soortenbank, 2014) 7 Kalmoes (Acorus calamus) Kalmoes, zie figuur 5, is een vaste moerasplant uit de kalmoesfamilie. De plant heeft een stevige, lange wortelstok met zachte wortels. De wortelstok kruipt dicht langs het grondoppervlak. Deze produceert tot één meter lange, zwaardvormige, rechtopstaande bladeren en een alleenstaande, rechtopstaande bloemstengel. De vorm van de bloemstengel lijkt op die van het blad. Aan de bloemstengel groeit de bloeikolf, die uit de zijkant van de stengel lijkt te komen. De bloeikolf bestaat uit dicht opeen staande, kleine, geelgroene bloemen. De vruchten zijn rode bessen met meerdere zaden. De plant vermeerdert zich niet alleen via geslachtelijke voortplanting maar kan zich ook via vegetatieve voortplanting vermeerderen door onderaardse uitlopers die uit de wortelstok ontspringen. Figuur 5: Kalmoes De kalmoes komt van nature voor in India en het zuiden van China. De kalmoes komt tegenwoordig ook voor in Europa en Noord-Amerika, waar hij door de mens is ingevoerd. De plant komt voor van de bergen tot in het laagland aan de waterkant van meren, vijvers, sloten en blinde rivierarmen. In Europa komt voornamelijk een triploïde vorm voor die zich alleen via de wortelstokken kan vermeerderen. De wortelstok kan worden gebruikt in de keuken als smaakmaker van diverse gerechten. Hij kan het beste in kleine hoeveelheden worden geconsumeerd omdat hij in grote hoeveelheden giftig is, en een hallucinogene werking heeft. De wortelstok smaakt bitter en kruidig en heeft een scherpe, aromatische geur. Hij bevat onder andere vitamine C, choline, koolhydraten, plantaardige gom, etherische olie en bitterstoffen. (Dijkstra, 2014) Ziekten en plagen In dit hoofdstuk worden de ziekten en plagen behandeld. Plagen Ganzen: Een grote plaag voor lisdodden, vooral in het beginstadium, zijn ganzen. Wanneer de jonge spruiten van de lisdodde boven de grond komen en zich willen gaan ontwikkelen is het een gewillig stukje voedsel voor de gans. De jonge spruitjes worden direct bij de grond af opgevreten. Het grazen van koeien een kan een plant dusdanig beschadigen dat de plant gedeeltelijk of zelfs geheel afsterft, naast het grazen van koeien kan ook de muskusrat veel schade aanrichten. De muskusrat vreet zowel de jonge planten aan als ook de wortels in de grond. De muskusrat kan zoveel schade aanrichten dat het een compleet seizoen van de lisdodde uit kan roeien. Het waterpeil is misschien niet echt een plaag te noemen, maar wanneer er een grote hoeveelheid neerlag valt, en het waterpeil dusdanig stijgt, kan het grote invloed op de groei van de lisdodde hebben. Jonge plantjes komen onder water te staan en verstikken. (Baldwin & Cannon, 2007) Ziektes Lisdodde behoort tot de helofyten. Helofyten zijn plantensoorten die groeien in het water of in een moerassige bodem, maar hun gebladerte boven het wateroppervlak spreiden. Ziekten kennen de genoemde planten weinig. Het zijn meestal bijzonder sterke en levenskrachtige plantensoorten. 8 Groeiverloop en ontwikkeling Wortelstokken van de lisdodde beginnen in de vroege zomer te groeien. Het kan jaarlijks wel tot 60 cm groeien. Aan deze wortelstokken buigen naar het oppervlak waar ze een nieuwe plant vormen. Deze planten kunnen tot wel 2 meter worden. In de zomer worden de zaden gevormd in een pluim. Deze pluim is gevuld met 250.000 zaden. De plant bloeit van juni tot juli. Wanneer de wortelstokken beginnen te groeien, wordt opgeslagen energie gebruikt. In de loop van het voorjaar wanneer de wortelstokken boven water komt, wordt energie uit de zon gevangen. De lisdodde slaat in het voorjaar en de zomer energie en nutriënten op in zijn stengel. In het najaar worden de opgeslagen energie en nutriënten gebruikt voor de wortel en diens uitlopers. In de winter komt de plant tot rust. De lisdodde plant zich voort doormiddel van wortelstokken. Deze wortelstokken groeien horizontaal onder de grond. Onder gunstig omstandigheden groeit dit erg snel. Gunstig omstandigheden zijn een zandige grond, zoet water, gunstige waterdiepte en voedselrijke omgeving. Soms is het moeilijk te zien of het een wortelstok of een wortel is. Wortels hebben echter nooit knopen of bladeren. Wortelstokken hebben altijd knopen met of zonder bladeren. Als er geen bladeren aanzitten zijn de bladlittekens nog wel te zien. Op elke knoop van de wortelstok kan een nieuwe plant gevormd worden. Bij het in stukken breken kunnen zo veel nieuwe planten ontstaan. (Sojda & Solberg, 1993) De lisdodde zal bij een waterdiepte van 0.9 tot 1.2 meter afsterven. De ideale waterdiepte is ongeveer 50 cm. Hierbij is de groei het best. Daarnaast zal bij deze waterdiepte de onkruiddruk minimaal zijn. Alleen water minnend onkruid zal een mogelijke bedreiging vormen. (Apfelbaum, 1985) Oogst Het oogsten van de lisdodde is afhankelijk van de doel van het eindproduct. Wordt het gebruikt als bio-energie, als opslag van mineralen of moet het voor andere doeleinden gebruikt worden. Het oogsttijdstip heeft te maken met de doel van het eindproduct. Voor bio-energie en opslag van mineralen is het juiste oogsttijdstip midden tot eind augustus. Op dat punt heeft de plant de grootste hoeveelheid mineralen opgenomen en zal deze gebruiken voor overwintering. Indien de stengel het eindproduct is, moet pas in de herfst geoogst worden. In de herfst zet de plant zijn nutriënten om stengel om de winter te kunnen overleven. Het oogsten van bio-energie kan gedaan worden door een hakselaar, zoals deze ook in de mais wordt gebruikt. Indien het gewas niet gehakseld moet worden, kan er met een maaidorser geoogste worden, zoals graan wordt geoogst. Hierdoor blijft de stengel heel en kunnen deze gebruikt worden voor de wezels. Het probleem van het oogsten van het gewas is de draagkracht van de grond. De hakselaar of maaidorser moet aangepast worden om op natte gronden te kunnen rijden. Extra brede banden of rupsen kan hiervoor een oplossing bieden. Daarnaast kan een tijdelijke verlaging van het waterpeil ook de draagkracht bevorderen. (Grosshans, Gass, & Dohan, 2012) 9 Toepassing op beoogde locatie De beoogde locatie in noordoost Friesland biedt mogelijkheden. Als de teelt van lisdodde in dit gebied door gaat, dan wordt niet alleen de bedreiging van het stijgende water opgelost, maar wordt het zelfs als kans benut. Er moet wel aandacht geschonken worden aan naastgelegen percelen waar het waterpeil laag moet blijven. Een oplossing kan zijn om enkele stuwen om de beoogde locatie heen te leggen om het gewenste hoge waterpeil te houden, zonder dat het de naastgelegen percelen belemmerd wordt. Stuwen zijn bij de teelt van lisdodde van groot belang. Bij het zaaien van de lisdodde is een gewenste waterpeil net onder het maaiveld. Het is van belang dat de bodem vochtig is, maar niet wordt overspoeld. Wanneer de lisdodde op hoogte staat, groeit deze het beste bij een waterpeil van 50 cm boven het maaiveld. Bij de oogst moet het waterpeil weer dalen voor een goede berijdbaarheid van de grond. De GHG in het beoogde gebied van 5 cm onder het maaiveld en de GLG van 70 cm tot 100 cm onder het maaiveld, is niet optimaal voor de teelt van lisdodde. Het is geschikt voor het zaaien en de oogst maar zeker niet voor de optimale groei. Om de teelt van lisdodde geschikt te maken, zal gewerkt moeten worden met een sturend waterpeil. 10 Bronnen Apfelbaum, S. I. (1985). Cattail (Typha spp.) Management. Brodhead, Wisconsin: Applied Ecological Services. Baldwin, B., & Cannon, A. (2007). Typha review. Utah: Utah State University. Dijkstra, K. (2014). Oeverplanten. Retrieved from Wilde planten: www.wilde-planten.nl Dubbe, D. R., Garver, E. G., & Pratt, D. C. (1988). Production of Cattail (Typha spp.) Biomass in Minnesota, USA. Elsevier Science Publishers. Grosshans, E. R. (2012). Cattail (Typha spp.) Biomass Harvesting for Nutrient Capture and Sustainable Bioenergy for Integrated Watershed Management. Department of Biological Sciences. Grosshans, R. E., Gass, P., & Dohan, R. (2012). Cattail Harvesting for Carbon Offsets and Nutrient Capture. The International Institute for Sustainable Development. Okx, J. (2014). Bodemkaarten. Retrieved from Bodemdata.nl: www.bodemdata.nl Poelsema, B. (2014, juni 17). Bemesting lisdodde. (E. v. Meer, Interviewer) Sojda, R. S., & Solberg, K. L. (1993). Management and control of cattails. Fish and Wildlife Leaflet . Soortenbank. (2014). Lisdodde. Retrieved from Soortenbank: www.soortenbank.nl Vlaamse milieumaatschapij. (n.d.). Concepten en besteksbepalingen natuurvriendelijke oevers. Retrieved juni 17, 2014, from Vlaamse milieumaatschapij: www.vmm.be 11