Lisdodde - kenniswerkplaats Noordoost Fryslan

advertisement
2014
Lisdodde
Teelthandleiding
HERRE KUIPER, JELMER KRAAK, ERWIN VAN DER MEER, MARTIJN
SUTMAN
Teelthandleiding lisdodde
Een teelthandleiding voor lisdodde in Noordoost Friesland
Auteurs
Erwin van der Meer 920504002
Herre Kuiper 921021004
Jelmer Kraak 910216003
Martijn Sutman 921006003
Begeleid door
Pennekamp, Hanny
Opdrachtgever
Vos, Rianne
Oosterveld, Ernst
In het kader van
Module LTA215VN Gewasontwikkeling & LTA216VN Gewasverzorging
Hogeschool Van Hall Larenstein
Project: Better Wetter
Voorwoord
Voor de module LTA215VN Gewasontwikkeling en LTA216VN Gewasverzorging kregen wij de
opdracht om voor Altenburg en Wymenga onderzoek te doen naar de teelt van een water minnend
gewas in noordoost Friesland. Wij hebben de opdracht in ontvangst genomen door Rianne Vos en
Ernst Oosterveld. Hiervoor willen we hen bedanken.
Verder heeft onze begeleider van uit school Mevrouw Pennekamp ons goed ondersteund, waarvoor
dank.
Erwin van der Meer
Herre Kuiper
Jelmer Kraak
Martijn Sutman
Juni 2014
Inhoud
Inleiding ................................................................................................................................................... 1
Aanpak ..................................................................................................................................................... 2
Antwoord op de vragen....................................................................................................................... 2
De lisdodde .............................................................................................................................................. 3
De beoogde locatie.................................................................................................................................. 3
Rassen...................................................................................................................................................... 4
Grondbewerking...................................................................................................................................... 4
Zaaien ...................................................................................................................................................... 4
Wortelstok ........................................................................................................................................... 4
Stekken ................................................................................................................................................ 4
Zaaien .................................................................................................................................................. 5
Bemesting ................................................................................................................................................ 5
Gewasbescherming ................................................................................................................................. 5
Onkruiden ............................................................................................................................................ 6
Enkele onkruiden................................................................................................................................. 6
Dagkoekoeksbloem (Silene dioica) .................................................................................................. 6
Rietgras (Phalaris arundinacea) ....................................................................................................... 7
Witte waterlelie (Nymphaea alba) .................................................................................................. 7
Kalmoes (Acorus calamus)............................................................................................................... 8
Ziekten en plagen .................................................................................................................................... 8
Plagen .................................................................................................................................................. 8
Ziektes ................................................................................................................................................. 8
Groeiverloop en ontwikkeling ................................................................................................................. 9
Oogst ....................................................................................................................................................... 9
Toepassing op beoogde locatie ............................................................................................................. 10
Bronnen ................................................................................................................................................. 11
Inleiding
Door opwarming van de aarde en heftigere regenval worden steeds meer gebieden bedreigd door de
stijging van het wateroppervlak. Hierdoor kunnen boeren hun land verliezen doordat het onder
water loopt. Hiernaast blijkt uit informatie van Rijkswaterstaat en de NAM dat het veengebied in
Noordoost Friesland aan het dalen is. De stijging van het wateroppervlak en de daling van het
veengebied in Noordoost Friesland wordt gezien als een bedreiging voor dit gebied.
Altenburg en Wymenga, een ecologisch adviesbureau in Veenwouden, is het project Better Wetter
gestart. In dit project wordt gezocht naar mogelijkheden voor het behoud van natte veengebieden in
Noordoost Friesland. Zij zoeken naar mogelijkheden voor duurzame land- en watergebruik in deze
natte gebieden. Een onderdeel van hun onderzoek is om de mogelijkheid voor het telen van waterminnende gewassen, zodat de lokale boeren hun inkomens niet kwijt raken.
Het doel van dit onderzoek is om een teelthandleiding te maken voor het water-minnend gewas
lisdodde.
Dit verslag is opgebouwd door als eerste te beschrijven hoe het onderzoek is aangepakt. Daarop
volgt een beschrijving van de lisdodde en de beoogde locatie. Daarna komt de teelthandleiding met
de paragraven rassen, grondbewerking, zaaien, gewasbescherming, ziekte en plagen, groeiverloop en
de oogst. Als laatst wordt de toepassing op de beoogde locatie vermeld en wordt een literatuurlijst
gepresenteerd.
1
Aanpak
Om het doel, het schrijven van een teelthandleiding voor de lisdodde, te realiseren is een hoofdvraag
opgesteld. De hoofdvraag is als volgt geformuleerd: Hoe zit de teelt van lisdodde in Noordoost
Friesland eruit?
Vragen die daar bij horen zijn:









Welke waterdiepte is optimaal?
Wat zijn de juiste bodemomstandigheden?
Hoe moet het gezaaid worden?
Wat voor soort machine is nodig voor het zaaien?
Is er bemesting nodig en wat voor soort?
Is er gewasbescherming nodig?
Wanneer en hoe moet lisdodde geoogst worden?
Met wat voor soort machine moet lisdodde geoogst worden?
Wat is de verwachte opbrengst per hectare?
Antwoord op de vragen
Aan de hand van de antwoorden van de gestelde vragen, wordt de beoogde teelthandleiding
geschreven. De vragen zouden op twee manieren worden beantwoord. De eerste manier was om
door middel van een kleine praktijkproef de ideale diepte te bepalen. En de tweede manier was om
op zoek te gaan naar literatuur.
De praktijkproef, waarmee de waterdiepte werd bepaald, is door uitloop en uiteindelijk tijdgebrek
niet door gegaan. Er is naar literatuur gezocht voor een antwoord. De gezochte literatuur was
voornamelijk in het Engels. Er is in Canada veel onderzoek naar het lisdodde en er zijn al enkele
proeven uitgevoerd. Zo heeft de instantie IISD (International Institute for Sustainable Development)
onderzocht wat de mogelijkheden zijn om nutriënten uit het water te halen door middel van de
lisdodde (Grosshans, Gass, & Dohan, 2012).
Verder is veel literatuur gezocht op vooral Engelse trefwoorden. Deze trefwoorden waren onder
anderen ‘Cattail’, ‘Harvesting’, ‘Growth’, ‘Management’, ‘Water depth’, ‘threats’ en ‘diseases’.
2
De lisdodde
De lisdodde (Typha) is een 1,5 tot 2,5 meter grote waterplant die vaak aan de waterkanten gevonden
wordt. De plant hoort tot de eenzaadlobbigen en heeft zowel een mannelijke als een vrouwelijke aar.
De plant bloeit van juni tot juli en heeft dan een bruine ‘sigaar’ aan het uiteinde van zijn stengel. De
bladeren zijn lang en groot.
In Nederland komen van naturen twee soorten lisdodde voor, de grote lisdodde (Typha latifolia) en
de kleine lisdodde (Typha angustifolia). Van naturen staan de planten aan waterkanten in een zeer
voedselrijk milieu. Ook worden ze vaak aangetroffen in voedselrijk wordende vennen en plassen.
(Soortenbank, 2014)
De lisdodde wordt tegenwoordig gebruikt als bio-energie en voor het zuiveren van nutriënten uit
wateren met hoge concentraties nutriënten, zoals fosfaat en stikstof. Als bio-energie wordt al snel
een opbrengst gehaald van 14 tot 18 ton drogestof per hectare. Deze opbrengsten worden gehaald
in een groeiperiode van 90 dagen, waarna de plant rijp is. (Grosshans E. R., 2012)
De beoogde locatie
De beoogde locatie is gelokaliseerd in Noordoost Friesland. Zie figuur 1.
Figuur 1: Bodemkaart
Het gebied is grotendeels een veengebied. De grondwatertrap varieert van II tot III. De gemiddeld
hoogste grondwaterstand is 5 cm onder het maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand
varieert tussen 70 cm en 100 cm onder het maaiveld. (Okx, 2014)
Na jaren van intensief gebruik wordt het nu als natuurgrasland gebruikt. Er grazen enkele runderen
en wordt zo nu en dan gemaaid. Voor dit project wordt onderzocht of er mogelijkheid bestaat om
lisdodde te verbouwen.
3
Rassen
In Nederland komt van naturen twee rassen voor. De grote lisdodde (Typha latifolia) en de kleine
lisdodde (Typha angustifolia). Van deze rassen is in Amerika onderzoek gedaan naar de opbrengst in
tonnen drogestof per hectare. Ook is een derde toegevoegd. Dit ras is een kruising uit de eerdere
twee genoemde rassen. De resultaten staan in tabel 1. (Dubbe, Garver, & Pratt, 1988)
Ras
T. latifolia
T. angustifolia
T. glauca
Stand
Natuurlijke stand
Geteelde stand
Natuurlijke stand
Geteelde stand
Natuurlijke stand
Geteelde stand
Opbrengst
(ton DS per ha)
4,3 – 14,8
4,7 – 8,2
12,3 – 21,1
2,2 – 13,9
6,7 – 22,4
5,7 – 8,1
Tabel 1: Opbrengst verschillende rassen
Wat opvalt, is dat in natuurlijke stand er grote verschillen te zien zijn. Maar ook bij geteelde stand
zijn voor enkele rassen een grote variatie in opbrengst. De grootste opbrengst, van het gemiddelde
uit de geteelde stand, wordt gehaald bij T. latifolia oftewel de grote lisdodde. Daarna komt de T.
angustifolia, oftewel de kleine lisdodde en als laatste komt de kruising. Maar zoals eerder genoemd,
er is een grote spreiding.
Grondbewerking
De lisdodde groeit op elke grond. Het is wel nodig dat de grond veel vocht bevat. Het zaaien van
wortelstokken of stekken gebeurd op grote diepte. Daardoor is het van belang dat de grond goed los
moet worden getrokken tot ongeveer 30 cm.
Zaaien
De lisdodde kan op meerdere manieren gezaaid worden. De meest voorkomende manier is het
planten of stekken van jonge stekken. Een ander manier is om het zaad, wat in de koppen van
lisdodde zit, in de bodem te zaaien (Vlaamse milieumaatschapij).
Wortelstok
In de meeste gevallen wordt de lisdodde geplant. De plant wordt eerst gemaaid, zo worden nieuwe
planten gecreëerd. Deze wordt vervolgens op ±30 cm weer gemaaid, deze lengte is noodzakelijk voor
de luchtvoorziening. Hiervoor is ook belangrijk dat de planten de eerste tijd boven water staan. Ook
als het gaat vriezen, moet de plant boven water staan. Deze stengel wordt vervolgens geplant in de
bodem. Het plantseizoen is van maart t/m april. De planten dienen tussen de 10 en 20 diepte worden
gepoot. Met een maximale afstand van 50 cm. Dit komt neer op 4 t/m 10 planten per m2. (Vlaamse
milieumaatschapij)
Stekken
Voor het stekken is er een jonge spruit nodig met een stuk wortelstok. Deze worden half maart begin
mei gestoken, bij het uitlopen van de planten. De jonge scheuten van 60-80 cm lengte moeten
minimaal 10 cm onder de grond worden afgestoken, de stengel mag niet gekneusd zijn en mag
maximaal 3-4 bladeren bezitten. De wortel stok moet minimaal 1 cm dik zijn. Na winning van de
stekken is het belangrijk dat deze direct weer worden aangeplant, bij voorkeur bij zacht vochtig weer.
4
Er worden 2-4 stekken in een 20 cm diep plantgat gestopt. De afstand tussen de rietstekken is 20-50
cm, dit is een plantdichtheid van 6 tot 10 stekken per m2. Na het planten is het van belang dat de
grond licht vochtig blijft, maar eerst niet overspoeld mag worden. (Vlaamse milieumaatschapij)
Zaaien
Lisdodde zaaien onder natuurlijke omstandigheden is zeer moeilijk. Het inzaaien wordt gedaan op
een vochtige bodem, die de eerste 6 maanden na inzaaien niet overspoeld mag worden. Er wordt
een plant dichtheid geadviseerd van 5 á 10 planten per m2. De zaden zijn afkomstig van een oudere
plant. De zaden worden op 1 á 2 cm diepte in de bodem aangebracht. De waterdiepte mag daarna
niet meer zijn dan 1,3 cm, indien de zaden dan niet ontkiemen.
Winning
Planten
Wortelstok
Maart- april
Direct na winning
Stekken
Voorjaar
Direct na winning
Zaaien
Februari- september
Voorjaar- zomer
Stekken
+
Zaaien
+
Tabel 2: Tijdstip van winning een aanplanten van lisdodde
Lisdodde
Wortelstok
++
Tabel 3: Mogelijke plantmethoden
Tabel 2 geeft weer wat het juiste moment is om te planten en winnen. In tabel 3 is te zien dat het
planten van wortelstokken het beste aanslaat, dit is ook de voorkeur. De kans op verrotting bij het
zaaien is zeer groot, dat is een risico factor die zoveel mogelijk moet worden uitgesloten. Het stekken
van de lisdodde is arbeidsintensief en werkt minder effectief dan wortelstok. (Dubbe, Garver, &
Pratt, 1988)
Bemesting
Het lisdodde haalt de voedingsstoffen uit het water. Het toedienen van meststoffen is niet
toegestaan. Als er gekeken wordt naar het nutriënt fosfaat dan blijkt dat deze de wortelgroei
stimuleert, hierdoor wordt de opbrengst groter. Stikstof en kali werken niet bevorderlijk voor de
plant. (Poelsema, 2014)
De plant neemt al zijn benodigde nutriënten op uit de bodem en het water. Aan het einde van de
zomer heeft de plant de grootste hoeveelheid nutriënten opgeslagen. Dit wordt in de herfst en de
winter gebruikt om te overwinteren.
In het oppervlakte water zit vaak te veel nutriënten, dit komt door uitspoeling van nutriënten uit
(kunst)mest. Voor sommigen wordt dit als vervuiling gezien. Indien het eenmaal in het oppervlakte
water terecht is gekomen, wordt het opgenomen door waterplanten en wordt het door de
akkerbouwer of veehouder als verloren gezien. De lisdodde is een waterplant die veel van deze
nutriënten kan gebruiken. De lisdodde heeft genoeg aan de uitgespoelde nutriënten om goed te
groei. Bemesting is dus niet nodig als er maar genoeg water toevoer van oppervlakte water aanwezig
is.
Gewasbescherming
Voor de gewasbescherming van lisdodden wordt er niet aan chemische bestrijding gedaan, een
reden hiervoor is dat er niet veel ziektes en onkruid in lisdodden voorkomen die invloed hebben op
de opbrengst van de lisdodden en de onkruiden die wel voorkomen een minimale invloed hebben op
de opbrengst. Maar misschien nog wel de belangrijkste reden hiervan is dat het niet toegestaan is
om in lisdodden gewasbescherming uit te voeren met chemische middelen. Dan zou er altijd nog
5
gebruik gemaakt kunnen worden met het handmatig weghalen van onkruiden, maar de meeste
onkruiden die in lisdodden groeit zijn beschermde planten dus het is niet toegestaan om die weg te
halen. Het enige wat er aan gewasbescherming wordt gedaan in het gewas lisdodden is het zetten
van vallen voor de musketratten. Musketratten kunnen het gewas zo erg beschadigen dat er een
opbrengst reductie van 45 % kan optreden. Om deze reden wordt er gebruik gemaakt van vallen om
de musketratten te vangen en uit het perceel te verwijderen. (Dubbe, Garver, & Pratt, 1988)
Onkruiden
In proefvelden is aangetoond dat concurrentie van onkruiden ten koste gaat van de opbrengst van
lisdodden, als is deze reductie van opbrengst minimaal. Het probleem van het aanwezig zijn van
onkruiden is het grootst als de waterstand veel varieert, Lisdodden te vaak op hetzelfde perceel
worden verbouwd en het geringe aantal lisdodden pet m3. Ook is er uit de studie gebleken dat bij
een dichtheid van minimaal vijf planten per m3 er in een volgende groeiseizoen geen problemen zijn
met onkruid.
Uit verschillende studies is gebleken dat chemische bestrijding met een niet selectieve herbicide
zoals glyfosfaat meer jarige onkruiden kunnen bestrijden, Maar omdat het in Nederland niet
toegestaan is om onkruidbestrijding uit te voeren in een natgewas is dit geen optie. Ook is bewezen
dat het toepassen van herbiciden in een vroeg stadium van de groei van lisdodden invloed kan
hebben op de opbrengst van lisdodden. Een manier van het bestrijden van snel groeiende grassen in
lisdodden is er nog niet gevonden, maar dit is ook niet nodig omdat de snel groeiende grassen geen
invloed hebben op de opbrengst van lisdodden. (Dubbe, Garver, & Pratt, 1988)
Enkele onkruiden
In de volgende paragrafen worden enkele onkruiden beschreven.
Dagkoekoeksbloem (Silene dioica)
De dagkoekoeksbloem, zie figuur 2, is een eejarige plant die bloeit van Mei tot november.
De dagkoekkoeksbloem heeft een kruipende wortelstok. De
worteldiepte is 50 cm tot 1 meter. De rechtopstaande stengels
zijn zacht behaard, maar ze hebben geen klierharen en zijn dus
niet kleverig. De planten groeien vaak in groepen. De tot 10 cm
lange bladeren zijn breed langwerpig tot eirond en boven het
midden het breedst. De middelste en onderste bladeren zijn
aan de top afgerond met een korte spits. De onderste bladeren
zijn gesteeld. De bovenste hebben een korte steel of zijn
zittend.
De niet geurende bloemen staan met vele bij elkaar in losse,
vertakte bloeiwijzen. Ze zijn roze of zelden wit en 1,8 tot 2½ cm
groot. Ze hebben 5 stijlen. Mannelijke kelken hebben 10
nerven, de vrouwelijke 20. De kelken worden tot 1½ cm lang.
De dagkoekoeksbloem heeft een doosvrucht. De vruchten
worden soms iets langer dan 1 cm en hebben 10 naar buiten
omgerolden banden. (Dijkstra, 2014)
Figuur 2: Dagkoekoeksbloem
6
Rietgras (Phalaris arundinacea)
Rietgras, zie figuur 3, is een vaste plant, die in
vegetatieve toestand op riet lijkt, maar het
tongetje verschilt duidelijk tussen de soorten.
Riet heeft alleen haartjes op de plaats van het
tongetje. Rietgras behoort tot de grassenfamilie.
De soort komt voor in Europa, Azië, Afrika en
Noord-Amerika.
De plant wordt 0,5-2 m lang met rechtopstaande
stengels en dikke kruipende wortelstokken. De
aan de randen ruwe bladeren zijn breed en
rietachtig. De bovenste bladschede is niet
opgeblazen. Het iets ingesneden tongetje is lang
en min of meer stomp.
Figuur 3: Rietgras
Rietgras bloeit in juni en juli met een grote, 5-25 cm lange, pluimvormige, vertakte bloeiwijze, die
vaak roze tot paarsbruin is aangelopen. De pluimtakken zijn voor en na de bloei ingetrokken. De
kortgesteelde aartjes zijn eenbloemig. De onderste kelkkafjes zijn drienervig, 5-6,5 mm lang met
ongevleugelde kiel en langer dan de kroonkafjes. De tweede paar kelkkafjes zijn lang behaard en
ongeveer 1 mm lang. De kroonkafjes zijn aan het bovenste gedeelte van de randen behaard.
(Soortenbank, 2014)
Witte waterlelie (Nymphaea alba)
De witte waterlelie, zie figuur 4, is een algemeen
voorkomende waterplant met drijvende bladeren.
De witte waterlelie groeit in stilstaand en zwak
stromend water met een diepte van maximaal 1,5
m. Tegen watervervuiling is de plant redelijk goed
bestand.
De bladeren zijn min of meer rond en drijven op
het wateroppervlak. Ze hebben een hartvormige
voet. De bladsteel is rond en heeft grote
luchtkanalen die lucht naar de wortelstok geleiden.
Figuur 4: Witte waterlelie
Witte waterlelies hebben geurige, witte bloemen met een doorsnede van 10-20 cm die op het
wateroppervlak drijven. De alleenstaande bloemen staan alleen op cilindrische bloemstelen. Er zijn
twintig tot vijfentwintig puntige kroonbladeren en vier kelkbladeren. De zittende stempels vormen
een oranjegele knop met acht tot vierentwintig stempelstralen.
De vrucht, die onder water rijpt, heeft meestal de vorm van een fles, maar is soms bolvormig. De
zaden worden door het water verspreid. De plant houdt van zon en bloeit meestal in de maanden
juni tot augustus. (Soortenbank, 2014)
7
Kalmoes (Acorus calamus)
Kalmoes, zie figuur 5, is een vaste moerasplant uit de kalmoesfamilie.
De plant heeft een stevige, lange wortelstok met zachte wortels. De
wortelstok kruipt dicht langs het grondoppervlak. Deze produceert tot
één meter lange, zwaardvormige, rechtopstaande bladeren en een
alleenstaande, rechtopstaande bloemstengel. De vorm van de
bloemstengel lijkt op die van het blad. Aan de bloemstengel groeit de
bloeikolf, die uit de zijkant van de stengel lijkt te komen. De bloeikolf
bestaat uit dicht opeen staande, kleine, geelgroene bloemen. De
vruchten zijn rode bessen met meerdere zaden. De plant vermeerdert
zich niet alleen via geslachtelijke voortplanting maar kan zich ook via
vegetatieve voortplanting vermeerderen door onderaardse uitlopers
die uit de wortelstok ontspringen.
Figuur 5: Kalmoes
De kalmoes komt van nature voor in India en het zuiden van China. De
kalmoes komt tegenwoordig ook voor in Europa en Noord-Amerika, waar hij door de mens is
ingevoerd. De plant komt voor van de bergen tot in het laagland aan de waterkant van meren,
vijvers, sloten en blinde rivierarmen. In Europa komt voornamelijk een triploïde vorm voor die zich
alleen via de wortelstokken kan vermeerderen.
De wortelstok kan worden gebruikt in de keuken als smaakmaker van diverse gerechten. Hij kan het
beste in kleine hoeveelheden worden geconsumeerd omdat hij in grote hoeveelheden giftig is, en
een hallucinogene werking heeft. De wortelstok smaakt bitter en kruidig en heeft een scherpe,
aromatische geur. Hij bevat onder andere vitamine C, choline, koolhydraten, plantaardige gom,
etherische olie en bitterstoffen. (Dijkstra, 2014)
Ziekten en plagen
In dit hoofdstuk worden de ziekten en plagen behandeld.
Plagen
Ganzen: Een grote plaag voor lisdodden, vooral in het beginstadium, zijn ganzen. Wanneer de jonge
spruiten van de lisdodde boven de grond komen en zich willen gaan ontwikkelen is het een gewillig
stukje voedsel voor de gans. De jonge spruitjes worden direct bij de grond af opgevreten.
Het grazen van koeien een kan een plant dusdanig beschadigen dat de plant gedeeltelijk of zelfs
geheel afsterft, naast het grazen van koeien kan ook de muskusrat veel schade aanrichten. De
muskusrat vreet zowel de jonge planten aan als ook de wortels in de grond. De muskusrat kan zoveel
schade aanrichten dat het een compleet seizoen van de lisdodde uit kan roeien.
Het waterpeil is misschien niet echt een plaag te noemen, maar wanneer er een grote hoeveelheid
neerlag valt, en het waterpeil dusdanig stijgt, kan het grote invloed op de groei van de lisdodde
hebben. Jonge plantjes komen onder water te staan en verstikken. (Baldwin & Cannon, 2007)
Ziektes
Lisdodde behoort tot de helofyten. Helofyten zijn plantensoorten die groeien in het water of in een
moerassige bodem, maar hun gebladerte boven het wateroppervlak spreiden. Ziekten kennen de
genoemde planten weinig. Het zijn meestal bijzonder sterke en levenskrachtige plantensoorten.
8
Groeiverloop en ontwikkeling
Wortelstokken van de lisdodde beginnen in de vroege zomer te groeien. Het kan jaarlijks wel tot 60
cm groeien. Aan deze wortelstokken buigen naar het oppervlak waar ze een nieuwe plant vormen.
Deze planten kunnen tot wel 2 meter worden. In de zomer worden de zaden gevormd in een pluim.
Deze pluim is gevuld met 250.000 zaden. De plant bloeit van juni tot juli.
Wanneer de wortelstokken beginnen te groeien, wordt opgeslagen energie gebruikt. In de loop van
het voorjaar wanneer de wortelstokken boven water komt, wordt energie uit de zon gevangen.
De lisdodde slaat in het voorjaar en de zomer energie en nutriënten op in zijn stengel. In het najaar
worden de opgeslagen energie en nutriënten gebruikt voor de wortel en diens uitlopers. In de winter
komt de plant tot rust.
De lisdodde plant zich voort doormiddel van wortelstokken. Deze wortelstokken groeien horizontaal
onder de grond. Onder gunstig omstandigheden groeit dit erg snel. Gunstig omstandigheden zijn een
zandige grond, zoet water, gunstige waterdiepte en voedselrijke omgeving.
Soms is het moeilijk te zien of het een wortelstok of een wortel is. Wortels hebben echter nooit
knopen of bladeren. Wortelstokken hebben altijd knopen met of zonder bladeren. Als er geen
bladeren aanzitten zijn de bladlittekens nog wel te zien. Op elke knoop van de wortelstok kan een
nieuwe plant gevormd worden. Bij het in stukken breken kunnen zo veel nieuwe planten ontstaan.
(Sojda & Solberg, 1993)
De lisdodde zal bij een waterdiepte van 0.9 tot 1.2 meter afsterven. De ideale waterdiepte is
ongeveer 50 cm. Hierbij is de groei het best. Daarnaast zal bij deze waterdiepte de onkruiddruk
minimaal zijn. Alleen water minnend onkruid zal een mogelijke bedreiging vormen. (Apfelbaum,
1985)
Oogst
Het oogsten van de lisdodde is afhankelijk van de doel van het eindproduct. Wordt het gebruikt als
bio-energie, als opslag van mineralen of moet het voor andere doeleinden gebruikt worden.
Het oogsttijdstip heeft te maken met de doel van het eindproduct. Voor bio-energie en opslag van
mineralen is het juiste oogsttijdstip midden tot eind augustus. Op dat punt heeft de plant de grootste
hoeveelheid mineralen opgenomen en zal deze gebruiken voor overwintering. Indien de stengel het
eindproduct is, moet pas in de herfst geoogst worden. In de herfst zet de plant zijn nutriënten om
stengel om de winter te kunnen overleven.
Het oogsten van bio-energie kan gedaan worden door een hakselaar, zoals deze ook in de mais wordt
gebruikt. Indien het gewas niet gehakseld moet worden, kan er met een maaidorser geoogste
worden, zoals graan wordt geoogst. Hierdoor blijft de stengel heel en kunnen deze gebruikt worden
voor de wezels.
Het probleem van het oogsten van het gewas is de draagkracht van de grond. De hakselaar of
maaidorser moet aangepast worden om op natte gronden te kunnen rijden. Extra brede banden of
rupsen kan hiervoor een oplossing bieden. Daarnaast kan een tijdelijke verlaging van het waterpeil
ook de draagkracht bevorderen. (Grosshans, Gass, & Dohan, 2012)
9
Toepassing op beoogde locatie
De beoogde locatie in noordoost Friesland biedt mogelijkheden. Als de teelt van lisdodde in dit
gebied door gaat, dan wordt niet alleen de bedreiging van het stijgende water opgelost, maar wordt
het zelfs als kans benut.
Er moet wel aandacht geschonken worden aan naastgelegen percelen waar het waterpeil laag moet
blijven. Een oplossing kan zijn om enkele stuwen om de beoogde locatie heen te leggen om het
gewenste hoge waterpeil te houden, zonder dat het de naastgelegen percelen belemmerd wordt.
Stuwen zijn bij de teelt van lisdodde van groot belang. Bij het zaaien van de lisdodde is een gewenste
waterpeil net onder het maaiveld. Het is van belang dat de bodem vochtig is, maar niet wordt
overspoeld. Wanneer de lisdodde op hoogte staat, groeit deze het beste bij een waterpeil van 50 cm
boven het maaiveld. Bij de oogst moet het waterpeil weer dalen voor een goede berijdbaarheid van
de grond.
De GHG in het beoogde gebied van 5 cm onder het maaiveld en de GLG van 70 cm tot 100 cm onder
het maaiveld, is niet optimaal voor de teelt van lisdodde. Het is geschikt voor het zaaien en de oogst
maar zeker niet voor de optimale groei. Om de teelt van lisdodde geschikt te maken, zal gewerkt
moeten worden met een sturend waterpeil.
10
Bronnen
Apfelbaum, S. I. (1985). Cattail (Typha spp.) Management. Brodhead, Wisconsin: Applied Ecological
Services.
Baldwin, B., & Cannon, A. (2007). Typha review. Utah: Utah State University.
Dijkstra, K. (2014). Oeverplanten. Retrieved from Wilde planten: www.wilde-planten.nl
Dubbe, D. R., Garver, E. G., & Pratt, D. C. (1988). Production of Cattail (Typha spp.) Biomass in
Minnesota, USA. Elsevier Science Publishers.
Grosshans, E. R. (2012). Cattail (Typha spp.) Biomass Harvesting for Nutrient Capture and Sustainable
Bioenergy for Integrated Watershed Management. Department of Biological Sciences.
Grosshans, R. E., Gass, P., & Dohan, R. (2012). Cattail Harvesting for Carbon Offsets and Nutrient
Capture. The International Institute for Sustainable Development.
Okx, J. (2014). Bodemkaarten. Retrieved from Bodemdata.nl: www.bodemdata.nl
Poelsema, B. (2014, juni 17). Bemesting lisdodde. (E. v. Meer, Interviewer)
Sojda, R. S., & Solberg, K. L. (1993). Management and control of cattails. Fish and Wildlife Leaflet .
Soortenbank. (2014). Lisdodde. Retrieved from Soortenbank: www.soortenbank.nl
Vlaamse milieumaatschapij. (n.d.). Concepten en besteksbepalingen natuurvriendelijke oevers.
Retrieved juni 17, 2014, from Vlaamse milieumaatschapij: www.vmm.be
11
Download