Vernietigen van tumor in de lever (TACE)

advertisement
Vernietigen van tumor in de lever (TACE)
Transarteriële chemo-embolisatie
In deze folder wordt de ingreep transarteriële chemo-embolisatie (TACE) beschreven.
De behandeling wordt uitgevoerd door een interventieradioloog. Het kan zijn dat de
interventieradioloog een andere methode kiest die beter aansluit bij uw situatie, die
niet in deze folder beschreven wordt.
Wat is transarteriële chemo-embolisatie (TACE)?
TACE (transarteriële chemo-embolisatie) is een methode waarbij de radioloog een tumor in
de lever probeert te vernietigen door zowel de bloedtoevoer naar de tumor af te sluiten, als
door zeer lokaal in de tumor chemotherapie toe te dienen. Er wordt een dun slangetje langs de
lichaamsslagader (de aorta) tot in de lever geplaatst. Vervolgens wordt door dit slangetje een
nog dunner slangetje tot in de slagader gebracht. Deze slagader voorziet de tumor van zuurstof
en voedingsstoffen. Door het slangetje worden microscopisch kleine bolletjes die van tevoren
gevuld zijn met chemotherapie (medicijnen tegen de kanker) geïnjecteerd. De bolletjes blijven
steken in de kleine slagaderen van de tumor. Op die manier krijgen de kankercellen niet alleen
geen zuur- en voedingsstoffen meer, maar komt ook de chemotherapie langzaam vrij uit de
bolletjes om de kankercellen te doden.
Primair leverkanker
Bij patiënten met een zogenaamd hepatocellulair carcinoom (HCC) is TACE al geruime tijd een
richtlijnbehandeling. Tegenwoordig worden hiervoor in VUmc zogenaamde chemobolletjes,
gevuld met het medicijn doxorubicine, gebruikt.
Leveruitzaaiingen
TACE-behandelingen worden sinds kort ook af en toe uitgevoerd bij patiënten met naar de
lever uitgezaaide kanker, bijvoorbeeld van dikke darmtumoren. De voorlopige resultaten lijken
voorzichtig hoopgevend. Tegenwoordig worden hiervoor in VUmc meestal chemobolletjes
geladen met het medicijn irinotecan gebruikt.
Voorbereiding op de behandeling
Uw verwijzende arts (meestal oncoloog en/of maag-darm-leverarts) bespreekt met u de
diagnose, de indicatie voor de behandeling en de eventuele alternatieven. Tijdens een
voorafgaande afspraak met de behandelend interventieradioloog worden de ingreep, het
beoogde resultaat en de mogelijke complicaties besproken.
•U mag drie uur voor de behandeling niet eten en drinken. Meestal wordt de procedure
uitgevoerd onder lokale verdoving. Wanneer wordt besloten om de behandeling toch onder
algehele narcose uit te voeren, krijgt u een afspraak bij de anesthesioloog (preoperatieve
screening of POS) waar de narcoseprocedure met u besproken wordt. U kunt alles over de
preoperatieve screening teruglezen in de folder Preoperatieve screening, te vinden op
www.VUmc.nl/folders.
•U kunt uw gebruikelijke medicijnen op de normale manier innemen. Indien u echter
bloedverdunnende medicijnen gebruikt, moet u dit melden aan uw behandelende arts. In
sommige gevallen moeten de bloedverdunnende middelen een aantal dagen gestaakt worden
of wordt voor een andere dosering gekozen. Overleg dit met uw behandeld arts. Weet u niet
zeker of u bloedverdunnende medicatie gebruikt, neemt u dan contact op met uw arts.
•Draag gemakkelijke kleding die u makkelijk aan en uit kunt trekken. Wanneer u opgenomen
wordt, krijgt u op de verpleegafdeling ziekenhuiskleding.
•Bent u zwanger bent of denkt u dit te zijn, meldt u dit dan direct aan uw behandelend arts.
1/6
Contrastmiddel
Voor het zichtbaar maken van de bloedvaten is het nodig een contrast- vloeistof te gebruiken.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een jodium- houdende contrastvloeistof Tijdens het inspuiten
kunt u kortdurend een warm gevoel krijgen.
Jodiumhoudend contrastmiddel wordt al vele jaren gebruikt om de resultaten van het onderzoek
te verbeteren. Het betreft een veilig middel, waarbij slechts zelden bijwerkingen worden
gezien. Als er bij een eerdere contrasttoediening bij u complicaties zijn opgetreden waarvoor
behandeling noodzakelijk was zult u voorafgaand aan het onderzoek medicijnen moeten
innemen. Hiervoor krijgt u een recept van uw behandelend arts. Mocht bij het maken van
de afspraak bovenstaande niet met u besproken zijn, dan moet u contact opnemen met uw
behandelend arts.
Bij sommige patiënten is er kans op beschadiging van de nieren. Het voornaamste probleem dat
zich kan voordoen is een tijdelijke of blijvende verslechtering van de werking van de nieren. Dit
komt alleen voor bij patiënten die een verhoogd risico hebben op nierziekten. Als er sprake is
van een van de risicofactoren zoals vermeld in de brochure en als dit niet met u besproken is,
neemt u dan contact op met uw behandelend arts om via bloedonderzoek het functioneren van
uw nieren te laten bepalen.
Meer informatie hierover leest u in de extra informatie jodiumhoudende contrastmiddelen die u
achter in deze folder vindt.
Melden
U dient zich de ochtend van tevoren (soms de avond van tevoren) nuchter te melden op de
afdeling waar u zult verblijven. Meestal is dit de afdeling medische oncologie (3C) of kort verblijf
(1B). De verpleegkundige brengt u vervolgens naar de afdeling radiologie.
De behandeling
De gemiddelde duur van de behandeling is 90 minuten (de duur varieert van 60 tot 120
minuten). Wanneer u op de afdeling radiologie arriveert, wordt u opgehaald door een laborant(e)
uit het behandelteam. U wordt naar de behandelkamer gebracht, waar u op tafel wordt
geholpen en aangesloten op bewakingsapparatuur. Dit is om uw bloeddruk, hartfrequentie en
zuurstofgehalte te meten.
De laborant(e) desinfecteert vervolgens eerst uw lies. Daarna wordt u toegedekt met een steriel
laken, om infecties te voorkomen. Vervolgens dient de arts een plaatselijke verdoving toe.
Hierna prikt hij of zij met een dunne naald in een bloedvat om een ingang te maken. Dat is
ongeveer ter hoogte van de heupkop. Vervolgens wordt een hol buisje in het bloedvat gebracht.
Hierdoor kan een slangetje (katheter) om naar de juiste plek te komen. Door deze katheter
wordt de contrastvloeistof ingespoten om de juiste plaats te kunnen bepalen. Deze vloeistof
kan een warm gevoel geven in de buik en later door het hele lichaam. De interventieradioloog
zal dit altijd aankondigen en u eventuele ademhalingsinstructies geven. Voor het slagen van het
onderzoek is het belangrijk dat u heel stil blijft liggen. Nadat de katheter vlakbij de levertumor
is geplaatst worden de bolletjes met chemo (partikels) ingespoten. Wanneer er voldoende
partikels zijn ingespoten, wordt de katheter verwijderd. Om de opening in de lies dicht te maken
wordt er vaak een ‘Mynx device’ geplaatst (vaatplugje). Deze Mynx sluit het gaatje in de slagader
af en lost vanzelf op. Het plaatsen van de hechting kan gevoelig zijn (ongeveer 15 seconden). Na
de behandeling gaat u in uw bed terug naar de verpleegafdeling.
Risico’s en complicaties
Afweging
Uw behandelend arts weegt voor de ingreep de kleine kans op complicaties af tegen het
2/6
voordeel van de behandeling. Het team dat de behandeling uitvoert, heeft zich gespecialiseerd
in het voorkomen en behandelen van bijwerkingen van dergelijke onderzoeken. Vergeleken
met een operatie is de kans op complicaties bij een TACE-procedure van een levertumor klein.
De meest voorkomende klacht na de procedure is pijn in de bovenbuik en misselijkheid. Een
enkele keer treden er andere complicaties op. Als dat bij u het geval is, wordt in overleg met u
en uw behandelend arts besloten of en hoe er wordt overgegaan tot een behandeling van de
complicatie. Complicaties die kunnen voorkomen zijn:
•buikpijn en koorts (Post-Embolisatie Syndroom, ongeveer 50% van alle patiënten)
•optreden van nierfunctiestoornissen
•optreden van leverfalen
•infecties en abcessen
•nabloeding op de plek van de punctieplaats
Na de behandeling
Nazorg
Voor opgenomen patiënten wordt (zo nodig) vervoer geregeld door onze medewerkers, evenals
eventueel ambulancevervoer voor niet-opgenomen patiënten.
Terug op de verpleegafdeling
Als u weer terug bent op de afdeling moet u enkele uren bedrust houden. Wanneer er een
Mynx vaatplugje geplaatst is, moet u 2 uur plat in bed liggen. De verpleegkundige inspecteert
vervolgens de prikplaats. Ook wordt er een aantal keer uw bloeddruk, hartfrequentie en
temperatuur gemeten.
Als de prikplaats er rustig uitziet en u geen beperkingen in uw bewegen heeft, dan wordt u
geholpen om weer te mobiliseren. Dat wil zeggen dat de verpleging u helpt uit bed te komen en
te bewegen. Wanneer er geen complicaties zijn, mag u meestal de dag na de ingreep naar huis.
In de eerste dagen na de TACE-behandeling komen er veel afvalstoffen vrij. Hierdoor kunnen
de ontstekingswaarden in het bloed stijgen en kan de lichaamstemperatuur de eerste dagen na
de behandeling verhoogd zijn. Eenmaal thuis moet u de eerste 24 uur rustig aan doen. De lies
moet niet te veel belast worden. Dat wil zeggen: zo min mogelijk de trap op- en afgaan, niet
zwaar tillen, niet sporten en niet bukken. Na het onderzoek mag u wel weer gewoon eten en
drinken. Het is zelfs belangrijk dat u extra (minstens 2 liter water) drinkt om zo snel mogelijk
het contrast- vloeistof weer uit te scheiden via de nieren.
De uitslag
De radioloog die de behandeling verricht en beoordeelt, brengt zo snel mogelijk verslag uit aan
uw oncoloog. De uitslag van de behandeling krijgt u van uw oncoloog.
Informatie
Als u verhinderd bent om op de afspraak te komen, neemt u dan zo spoedig mogelijk contact op
met uw behandelend arts.
Bereikbaarheid voor spoedeisende zaken na de behandeling:
•van 08.00 - 16.30 uur via de afdeling radiologie en nucleaire geneeskunde op nummer (020)
444 2874;
•buiten deze tijden kunt u het algemene nummer van het ziekenhuis bellen, (020) 444 4444 en
vragen naar de dienstdoende radioloog.
Voor meer informatie bezoek ook onze afdelingswebsite: www.VUmc.nl/afdelingen/RadNuc/
afdelingsinfo/interventierad_alg/ interventieradiologie/
Tot slot
Deze folder bevat algemene informatie. Het is bedoeld als extra informatie naast het gesprek
met uw behandelend arts.
3/6
Extra informatie over jodiumhoudende contrastmiddelen
Welke contrastmiddelen?
Deze informatie gaat over jodiumhoudende contrastmiddelen die bij radiologische onderzoeken
in bloedvaten worden ingespoten, zoals bij een CT-scan, een angiografie (bloedvatonderzoek
van slagaders, hart of kransslagaders), PET-CT of een behandeling van de bloedvaten
(bijvoorbeeld dotteren).
Het gaat niet om het drinken van deze vloeistof. Ook andere vloeistoffen, zoals toegediend voor
een röntgenonderzoek van de darmen (bariumpap), MRI-onderzoek, contrastmiddelen van de
oogarts of onderzoek op de afdeling Nucleaire Geneeskunde vallen hier buiten.
Algemene veiligheid
Moderne jodiumhoudende contrastmiddelen zijn veilige middelen, waarbij slechts zelden
bijwerkingen worden gezien. Bij sommige patiënten is er kans op beschadiging van nieren of
kunnen problemen ontstaan bij gebruik van metformine.
Effect op de nieren
Het belangrijkste probleem dat zich kan voordoen is een tijdelijke of blijvende verslechtering
van de werking van de nieren. Deze problemen kunnen zich vooral voordoen bij:
•nieren die al slecht werken
•suikerziekte (diabetes mellitus)
•combinatie van suikerziekte met slecht werkende nieren
•hart- en vaatziekten
•uitdroging
•gebruik van plastabletten
•gebruik van zogenaamde NSAID’s. Deze middelen worden gebruikt tegen pijn en om
ontstekingen te remmen. Veel gebruikt zijn Diclofenac, Ibuprofen en Naproxen. Wilt u weten
of de geneesmiddelen die u gebruikt tot de groep NSAID behoren, dan kunt u dit informeren
bij uw apotheek, huisarts of specialist. Ook kunt u dit via internet opzoeken, bijvoorbeeld bij
www.apotheek.nl
•gebruik van sommige andere medicijnen, zie ook hiervoor www.apotheek.nl.
•bloedarmoede
•te lage bloeddruk
•leeftijd boven 75 jaar
•ziekte van Kahler
•ziekte van Waldenström
Als er sprake is van een van deze risicofactoren, moet de nierfunctie aan de hand van
bloedwaarden in het laboratorium bepaald worden.
Waar moet de patiënt zelf op bedacht zijn?
Als er bij u sprake is van het bovengenoemde, is het van belang te weten of er nadere
maatregelen noodzakelijk zijn, zoals toedienen van extra vocht. Vraagt u dit na bij uw
behandelend specialist. Mogelijk heeft zich sinds het maken van de afspraak voor het onderzoek
of de behandeling het volgende voorgedaan:
•ernstige diarree of braken
•hoge koorts
•begonnen met nieuwe medicijnen die effect hebben op de werking van de nieren
•het ontstaan van problemen aan hart- of bloedvaten
Waarschuwt u in deze gevallen of bij twijfel de specialist die u heeft verwezen voor de
4/6
behandeling met jodiumhoudende contrastmiddelen. Indien u plastabletten (diuretica) of
NSAID’s (zie boven) gebruikt, dient u deze de dag vóór en de dag van de behandeling niet meer
in te nemen. Ook is het belangrijk om de dag vóór de behandeling voldoende te drinken en
voldoende zout te gebruiken. Staat u op een zoutarm dieet of mag u niet teveel drinken, neem
dan contact op de arts of specialist die dit heeft voorgeschreven.
Als blijkt dat de nieren niet goed werken
Als uit laboratoriumonderzoek is gebleken dat de werking van de nieren onvoldoende is, moet
worden bekeken hoe groot het risico van toediening van contrastmiddel is. Als de werking van
de nieren niet ernstig is gestoord, zult u waarschijnlijk alleen het advies krijgen om de dag voor
het onderzoek en na het onderzoek voldoende te drinken en zout te gebruiken.
Als de werking van de nieren te ernstig gestoord is, zijn er de volgende mogelijkheden:
•de verwijzen specialist zal nagaan hoe belangrijk de behandeling voor u is en of er andere
onderzoeken of behandelingen mogelijk zijn zonder jodiumhoudend contrastmiddel
•u krijgt via een infuus voor en na de toediening van contrastmiddel extra vocht toegediend.
Hiervoor wordt u opgenomen in het ziekenhuis.
Metformine (Glucophage®)
Indien u met tabletten behandeld wordt voor suikerziekte is het van belang om te weten of de
nieren goed werken. Als de nieren niet goed werken en u gebruikt metformine (dit is het zelfde
als Glucophage®) voor de suikerziekte, is het mogelijk dat u dit middel tijdelijk niet meer mag
gebruiken. Als u niet weet welke soort tabletten u gebruikt, vraagt u er dan naar bij uw arts of
apotheker. Informeert u zo vroeg mogelijk bij uw arts of specialist of u de metformine moet
laten staan. Wacht hiermee niet tot de dag van het onderzoek! Indien u de metforminetabletten
moet laten staan, informeer dan of u tijdelijk andere tabletten moet krijgen. Ook zal de werking
van de nieren gecontroleerd moeten worden voordat u weer de metformine mag innemen.
Allergie
Mensen die op (veel) stoffen allergisch reageren of mensen met hooikoorts of astma hoeven
niet bang te zijn voor een reactie op de moderne contrastmiddelen. Ook voor hen geldt dat
allergische reacties zeldzaam zijn. De ziekenhuizen hebben het advies gekregen om een
inhalator bij de hand te hebben voor het zeldzame geval dat een patiënt na toediening van
contrastmiddel een astmatische aanval krijgt. Ook indien iemand in het verleden een reactie
kreeg op contrastmiddel, is de kans op reactie bij de moderne middelen zeer klein. Alleen indien
het ging om een ernstige reactie, waarvoor behandeling noodzakelijk was, wordt geadviseerd
om uit voorzorg tabletten te nemen. Deze kunt u krijgen via de specialist die u heeft verwezen
of via de afdeling radiologie in uw ziekenhuis.
Allergie voor jodium
Allergie voor jodium op de huid heeft geen verband met eventuele reacties op het
contrastmiddel. Er is dus geen bezwaar om bij deze patiënten contrastmiddelen toe te dienen.
Jodium en schildklieraandoeningen
In jodiumhoudende contrastmiddelen is het jodium gebonden aan een andere stof. Er komt
ook een geringe hoeveelheid zogenoemd vrij jodium voor in deze contrastmiddelen. Dit is van
belang indien u op korte termijn mogelijk behandeld zult worden met radioactief jodium (131J)
voor kwaadaardige aandoeningen van de schildklier. Ook diagnostisch onderzoek met dit middel
op de afdeling Nucleaire Geneeskunde zal enige tijd niet mogelijk zijn. Met korte termijn wordt
hier bedoeld een periode van een half jaar. Als u weet dat dit zeker of mogelijk zal gebeuren,
meldt u dit dan bij uw behandelend specialist, internist of bij de afdeling radiologie. Er kan dan
nagegaan worden welke andere mogelijkheden er zijn voor u.
5/6
Jodium en te snel werkende schildklier
Soms kan de geringe hoeveelheid vrij jodium in de contrastvloeistof een versnelde werking van
de schildklier uitlokken. Dit is vooral het geval indien uw schildklier al te snel werkt of indien
u hiervoor behandeld wordt. Het is niet aangetoond dat er geneesmiddelen zijn die dit kunnen
voorkómen. Meldt u zich bij tekenen van versnelde schildklierwerking (zoals vermoeidheid,
gewichtsverlies, niet verdragen van warmte, transpireren, nerveusheid, hartkloppingen) bij uw
internist of huisarts.
Zwangerschap
Tijdens de zwangerschap kan een zeer klein deel van de contrastvloeistof bij de ongeboren
vrucht komen. Deze hoeveel is echter zo klein dat er geen zorg hoeft te bestaan voor nadelige
gevolgen.
Borstvoeding
Een zeer klein deel van de contrastvloeistof kan in de moedermelk terecht komen en door de
baby worden gedronken. Deze hoeveelheid is echter zo klein dat er geen zorg hoeft te bestaan
voor nadelige gevolgen voor de baby. Er is dan ook niet nodig om tijdelijk met de borstvoeding
op te houden.
509046 I VUmc© I 2017-06-28 I www.VUmc.nl
Meer informatie
Indien u meer informatie wenst over dit onderwerp of indien deze informatie vragen oproept bij
u, kunt u meer informatie krijgen bij:
•de specialist die u heeft verwezen
•de afdeling radiologie
•uw cardioloog
•het internet: www.cbo.nl waar u de richtlijn Voorzorgsmaatregelen bij jodiumhoudende
contrastmiddelen kunt opzoeken.
6/6
Download