MAÏS: NAKENDE STERFTE VERIJDELD Volgens de weersstatistieken was de afgelopen maand mei één van de koudste meimaanden sinds het begin van de meteorologische waarnemingen. Vooral in de eerste helft van de meimaand noteerden veel dagen een gemiddelde middagtemperatuur lager dan 10 °C. Volgens het KMI bedroeg de gemiddelde middagtemperatuur over de hele meimaand slechts 10,4 °C (normaal 14,0 °C). En ook de zonneschijnduur was uitzonderlijk laag met 20,2 uur (normaal 61,6 uur).De gewassen in het veld hebben hieronder te lijden gehad. De herinnering aan mei 1983 (KNMI: gemiddelde middagtemperatuur 10,6 ° C) heeft geleerd dat het maïsgewas daar toen lokaal helemaal niet mee klaar kwam. Door de heersende lage temperaturen stierf maïs in het jeugdstadium van ontbering. De aanhoudende lage temperaturen dit voorjaar deden het maïsgewas ook weer gelijkaardig evolueren. Maar gelukkig is de zomer in zicht. Niettemin, ten opzichte van normale jaren bedraagt de opgelopen groeiachterstand bij maïs ongeveer 3 weken. KORRELRESERVES versus FOTOSYNTHESE De gezaaide maïskorrel bevat zowel de nodige voedingsstoffen als de nodige energie voor de eerste levensfase van de kiemplant. Vanaf het moment dat de korrel in de vochtige grond tot kieming komt, worden die energiereserves aangesproken. Onder normale groeivoorwaarden zijn deze reserves toereikend om een kiemplant met 4 tot 5 bladeren te maken. Vanaf het 4-5-bladstadium wordt de maïsplant ‘gespeend’. In vaktermen zegt men dat de maïsplant overschakelt van de heterotrofe fase naar de autotrofe fase. Dat komt hierop neer dat vóór het 4-5-bladstadium de kiemplant haar energie haalt uit het zetmeel van de korrel waaruit zij is gekiemd, en ná het 4-5-bladstadium de jonge plant in haar eigen energie moet voorzien. Fotosynthese is het proces dat in die zelfvoorziening in energie voorziet. Zelfvoorzienend wil zeggen dat de netto energieproductie positief is, of dat de dagproductie de ademhalingsverliezen overstijgt. Tijdens het fotosyntheseproces worden door het chlorofyl of bladgroen én onder invloed van direct zonlicht, uit koolstofdioxide en water, suikers aangemaakt. Suiker is de universele energieleverancier voor levende organismen. TEMPERATUURSOM De gangbare modellen voor de gewasontwikkeling van maïs zijn gebaseerd op temperatuursommen. Temperatuursommen worden gebruikt om de temperatuurinvloed over een zekere periode te globaliseren. Ze doen dienst om enerzijds verschillen tussen landbouwregio’s aan te duiden, en anderzijds om de ontwikkeling van het maïsgewas te beschrijven. De temperatuursom is een sommatie van alle positieve verschillen tussen het daggemiddelde en een gegeven drempelwaarde (naargelang het gehanteerde model wordt 8 °C, in Frankrijk vaak 6 °C gebruikt). Precies die drempelwaarde van 8 °C duidt erop dat netto-groei onmogelijk is bij temper aturen lager dan 8 °C. De voorbije weken schommelden de dagtemperaturen héél vaak tussen 8 en 10 °C. Dat verklaart de stagnerende groei, de geel/wit-verkleuring van het jonge gewas en het nakend tekort aan energie. Temperatuur is de katalysator van de levensprocessen in de plant. Toenemende temperaturen doen de processen in de plant sneller verlopen, afnemende temperaturen doen de levensverrichtingen trager verlopen. Bij lage temperaturen spendeert de gekiemde korrel veel energie aan het onderhoud van de basislevensprocessen van de kiemende korrel en kiemplant. Houdt het koele en natte weer lang aan, dan zijn zowel de veldopkomst als de ontwikkeling van de jonge kiemplant in gevaar. De korrelreserves worden niet gebruikt voor groei maar om de energiebehoefte voor levensonderhoud van de kiemende korrel of de jonge kiemplant te dekken. De energiereserves van de gekiemde korrel raken dag na dag meer en meer uitgeput. In de periode tussen zaai en opkomst vertaalt zich dat in afnemende opkomstpercentages (foto 1). Het is voor de hand liggend dat de uitvalpercentages toenemen met de tijd die verloopt tussen het zaaien en de opkomst. Foto 1 illustreert de symptomen bij slechte opkomstvoorwaarden. Kenmerkende schadesymptomen na een periode van vertraagde opkomst als gevolg van koude en natte kiemingsvoorwaarden (foto R. Vandenborre, Pittem 2004) In de periode na de opkomst vertalen lage temperaturen zich in een vertraagde tot stagnerende groei. Het zeer jonge gewas verkleurt geel tot wit, en delen van het jonge bladweefsel sterven af ( foto 2). In de meest extreme situaties van aanhoudend koele weersomstandigheden zoals in 1983 gingen regionaal jonge maïsbestanden volledig ten gronde. Verkleumde maïs: geel/wit-verkleuring met onomkeerbare weefselschade (foto: A. Lassche, Kampen 2013) Zo meldt Duitse literatuur zelfs een teruggang in drogestof-productie van maïsbestanden tijdens de barre zomer van 1980. Ook dit is een voorbeeld van een energieverbruik dat de energieproductie overstijgt. De energie is nodig voor onderhoud van de vitale levensverrichtingen van de inmiddels uitgebloeide plant. OOK BIJ EEN MOTOR ‘IN RALENTI’ RAAKT DE BRANDSTOF OP De situatie is vergelijkbaar met de inhoud van een brandstoftank van een auto. Deze bevat een hoeveelheid energie die de auto van A naar B kan doen rijden. Staat de auto in neutraal en draait de motor ‘in ralenti’, dan komt de auto niet vooruit. Maar er wordt wel brandstof verbruikt en de tank zal finaal ook leeg worden. Bij lage temperaturen verkeert de jonge maïsplant in deze ‘ralenti-fase’. Alle energie uit de korrelreserve (tank) wordt gebruikt om de jonge plant in leven te houden (de motor draaiende te houden) zonder dat er verdere plantontwikkeling (afgelegde afstand) mogelijk is. HET WORDT ZOMER Na een zeer lange periode van koud en nat weer komt een kentering in het weerbeeld. En dat is niks te vroeg. Het maïsgewas is toe aan recupereren. De weersvoorspellingen geven voor de komende 10 dagen normale temperatuurminima tussen 12 en 14° C en -maxima van 20 en 23° C. Daar waar de maïs lijdend tot nakend stervende was, wordt aangeraden de komende dagen het gewas te gaan inspecteren. Kleurt het gewas weer stilaan groen, dan is er verder geen zorg. ©KWS Benelux