1e bachelor bio-ingenieurswetenschappen Kiemingsverslag Biologie: practicum plantkunde Inleiding Dit onderzoek heeft als doel het groeiverloop van de stengel en de ontwikkeling van de plantenstructuren van 3 planten waar te nemen en in kaart te brengen. Deze planten zijn de Gewone boon (Phaseolus vulgaris L.), Erwt (Pisum sativum L.) en Maïs (Zea mays L.). “De gewone boon, Phaseolus vulgaris L., is wereldwijd de belangrijkste vlinder-bloemige plant voor humane consumptie, en van groot belang in grote delen van Zuid- en Centraal-Amerika en Afrika.” (Gutiérrez R., 2008). Maïs is het meest geteelde gewas in Noord- en ZuidAmerika. Ze zijn dus een interessant onderwerp aangezien ze op grote schaal geproduceerd en geconsumeerd worden. Daarom kan het voor kwekers nuttig zijn hoe snel en op welke manier deze planten zich ontwikkelen. Ze worden bestudeerd en gemeten gedurende 25 dagen vanaf het zaaien. De voornaamste drie dingen waar we op moesten letten waren: veranderingen in kleur en lengte van de plant en het ontstaan en verdwijnen van bepaalde plantstructuren. Over de lengte kunnen we verwachten dat de maïs het grootste zal worden. Deze plant kan tot 2 m worden. Dit in tegenstelling tot de andere 2 planten die klein zullen blijven. Materiaal en methoden Bij de voorbereiding werden de zaden van de erwt en maïs gedurende 12 uur in water gelegd. Dit dient om de kieming te bevorderen. 5 zaden van elke soort heb ik in een doorzichtige plastic doos op een zaaidiepte van 1 cm geplant. Per soort heb ik één recipiënt gebruikt. Als substraat koos ik potgrond, omdat deze veel voedingsstoffen bevat. Om de wortelgroei goed te bestuderen zonder blootstelling aan licht, werd elk recipiënt omwikkeld met aluminiumfolie. Indien er toch belichting zou zijn zouden ze van de lichtbron weggroeien en dan wordt het moeilijk ze te bestuderen. De planten groeiden bij kamertemperatuur in een goedverlichte plaats. Ze kregen bij aanvang na 3 dagen water toegediend en daarna wekelijks. De planten werden getekend op dag 0, 2, 4, 6, 8, 10, 15, 20, 25 vanaf het zaaien. Op deze tekeningen heb ik de aanwezige plantenstructuren benoemd. Bij de drie soorten werd dagelijks de lengte van de stengel gemeten gedurende een periode van 25 dagen. Bij elke soort heb ik het gemiddelde van de 5 planten genomen. Resultaten Eerst zal ik het groeiverloop van de stengel van de verschillende planten gedurende 25 dagen grafisch voorstellen. Vervolgens zal ik de waarnemingen tijdens het groeiproces per plant bespreken. In bijlage zijn er tekeningen die de veranderingen die de planten ondergaan illustreren. 2 Figuur 1: stengelgroei van boon, erwt en maïs gedurende 25 dagen. Kiemingsverloop De 3 soorten kiemen na 3 à 4 dagen. De boon heeft een dag groeiachterstand, maar komt op gelijke hoogte met maïs en erwt na 7 dagen. Vooral de erwt valt op wat de groeisnelheid betreft, ze heeft een veel constantere groeisnelheid in vergelijking met de twee andere gewassen. Ze blijft wel het kleinst. Tussen dag 7 en dag 12 groeien de maïs en de boon zeer gelijkmatig. Maar dan vermindert de groeisnelheid van de boon, terwijl de maïs op hetzelfde tempo verder groeit. Hoewel ik 5 zaden per soort gezaaid heb, blijkt het verschil in grootte tussen planten van dezelfde soort maar enkele cm te zijn. Bij de maïs is het verschil tussen de grootste en de kleinste plant 12 cm te zijn. Dit grote verschil kan mogelijk te wijten zijn aan de snelle groei en grote concurrentie tussen de maïsplantjes onderling. Een plant die groter is en meer ontwikkeld kan de groei van kleinere plantjes bemoeilijken. Maïs De zaden zijn overwegend oranje. Na het weken is er een rood puntje verschenen met een witte cirkel er rond. De kleur is ook lichter geworden als gevolg van het weken. De zaden zijn ongeveer 1 cm groot. Na 4 dagen is de coleoptiel zichtbaar. Die is geel met lichtgroen. Er zijn dan ook een kiemwortel aanwezig. Na 6 dagen is er al een aanzienlijke stengel van 2 tot 3 cm. De bijwortels zijn dan veel gegroeid. Op de achtste dag heeft de maïs zijn eerste blad. Tegen de tiende dag krijgen de stengel en de bladeren een natuurlijke lichtgroene kleur. Vanaf dan komen er geen nieuwe plantendelen meer bij, vooral de bladeren groeien verder. Tegen dag 20 verschijnen nieuwe bladeren. Op het einde zijn er nog enkele extra bladeren bijgekomen. Boon 3 De zaden zijn gebroken wit gekleurd en langwerpig. Ze zijn dicotyl. Ze zijn bijna 1 cm groot. Na 4 dagen begint de kieming. Er is een gele hypocotyl te zien. De cotyl is bolvormig. Na 6 dagen begint de stengel te groeien. De wortels zijn dan al sterk vertakt. Op de achtste dag zijn er al plumula zichtbaar. De cotyllen worden langzaam kleiner omdat het reservevoedsel dat nodig is voor de groei van de plant opraakt. Tegen de tiende dag zijn de blaadjes open geplooid. In de verdere ontwikkeling komen er enkel nog nieuwe blaadjes bij. Er ontstonden ook kleine witte bloempjes. De cotyllen zijn uiteindelijk niet meer zichtbaar. Erwt De zaden hebben een geelgroene kleur. Ze zijn bijna rond van vorm. Net als de boon zijn erwten dicotyle planten. Ook zij hebben een coleoptiel. Deze verscheen op de vierde dag. De wortels waren dan al goed zichtbaar, maar er was nog niet veel vertakking. Daarna kwam er een plumula op de zesde dag. Na 10 dagen verschenen er bladranken. Daarna groeiden er nog enkele bladeren en bladranken. De bladeren namen toe in oppervlakte en de wortels in lengte. Discussie en besluit Dit verslag beschrijft hoe maïs, de erwt en de gewone boon groeien. Helaas is het moeilijk om tot een objectief en wetenschappelijk resultaat te komen. De verschillen in groeisnelheid zijn grotendeels te wijten aan externe omstandigheden. Een gecontroleerde omgeving vb. met eenzelfde temperatuur en hoeveelheid licht zou waarschijnlijk meer accurate en betrouwbaardere resultaten opleveren met betrekking tot de groeisnelheid. Ik heb ook al mijn zaden tegelijk gekweekt; misschien wordt de groei van de planten belemmerd door onderlinge concurrentiestrijd. Zo kan een grotere plant de andere letterlijk in de schaduw zetten. Ze moesten ook vechten voor voedingsstoffen, omdat ze in hetzelfde substraat stonden. Wortelharen waren zeer moeilijk om te herkennen omdat ze slecht contrasteerden met de grond in vergelijking met de wortels. Nochtans is het voornaamste doel wel geslaagd: het in kaart brengen van de ontwikkeling van deze drie planten. De uiteindelijke verschillen in groei zijn aanzienlijk. De maïs wordt gekenmerkt door een snelle groei. De boon heeft een iets tragere groei. De erwt groeit het traagst, maar heeft een constantere groei. Dit zou kunnen betekenen dat ze minder afhankelijk is van wijzigende temperatuur en lichthoeveelheid. Zoals verwacht is de maïs veel groter geworden dan de andere 2 planten. 4 Bij de drie planten was de eerste bladgroei allemaal na één week. Na twee weken of minder waren alle plantendelen aanwezig. De ontwikkeling is dus tamelijk gelijklopend. Maïs heeft langwerpige bladeren. De boon heeft witte bloempjes en de erwt wordt gekenmerkt door zeer kleine blaadjes. Er zijn dus wel grote verschillen in uitzicht. De zaadlobben van de boon komen immers boven de grond en de zaadlobben van de Erwt en van de maïs blijven onder de grond. Om de bladeren in een beginstadium te beschermen gebruiken de planten verschillende plantstructuren. De boon en de erwt gebruiken hiervoor een hypocotyl, maïs gebruikt een coleoptyl. Referentielijst Gutiérrez R., 4 juli 2008, Phytostimulatory effect of Rhizobium and Plant Growth Promoting Rhizobacteria in common bean (Phaseolus vulgaris L.) interaction, p 17 beschikbaar op https://lirias.kuleuven.be/bitstream/1979/1839/2/Thesis.pdf [5/11/09] Wikipedia (2009), Maize (on line), beschikbaar op http://en.wikipedia.org/wiki/Maize [5/11/09] 5