Voorgestelde aangepaste diagnostische criteria voor onderzoeksdoeleinden volgens Bruehl et al. (Bruehl et al. 1999) 1. Continue persisterende pijn die in geen verhouding staat tot de ernst van het doorgemaakte letsel. 2. Een symptoom uit elk van de vier volgende categorieën dient door de patiënt te worden vermeld: • Sensorisch: hyperaesthesie. • Sudomotorisch/oedeem: oedeem en/of verandering in zweten en/of transpiratieasymmetrie. • Vasomotorisch: temperatuurasymmetrie en/of huidkleurveranderingen en/of huidkleurasymmetrie. • Motorisch/trofisch: verminderd bewegingstraject en/of motorische disfunctie (zwakte, tremor, dystonie) en/of trofische veranderingen (haren, nagels, huid). 3. Een teken in twee of meer van de volgende categorieën dient bij lichamelijk onderzoek aanwezig te zijn: • Sensorisch: bewijs van hyperalgesie (pinpriktest) en/of allodynie (bij lichte aanraking). • Vasomotorisch: bewijs van temperatuurasymmetrie en/of huidkleurveranderingen en/of -asymmetrie. • Sudomotorisch/oedeem: bewijs van oedeem en/of zweetverandering en/of transpiratieasymmetrie. • Motorisch/trofisch: bewijs van afname van bewegingstraject en/of motorische disfunctie (zwakte, tremor, dystonie) en/of trofische veranderingen (haren, nagels, huid). Samenvatting Richtlijn Complex Regionaal Pijn Syndroom type I Definitie De meest recente definitie van de IASP, International Association for the Study of Pain, luidt als volgt: Complex Regionaal Pijn Syndroom is een verzameling van lokaal optredende pijnlijke condities volgend op een trauma, welke zich met name distaal uiten en in ernst en duur het verwachte klinisch beloop van het oorspronkelijke trauma overtreffen, veelal resulterend in een aanzienlijke beperking van de motoriek, daarbij gekenmerkt door een variabele progressie in de loop van de tijd. Complex Regionaal Pijn Syndroom type I (CRPS-I) is een aandoening die zowel patiënten als hulpverleners voor veel problemen plaatst. De aandoening ontstaat veelal aan een arm of been, meestal als gevolg van een doorgemaakt trauma, en wordt gekenmerkt door een combinatie van autonome, sensorische en vasomotore verschijnselen. Diagnostische criteria Aanbeveling De klinische diagnose CRPS-I kan worden gesteld aan de hand van de criteria van Veldman et al. en de IASP. De voorkeur van de werkgroep voor de Nederlandse situatie gaat uit naar de criteria van Veldman et al. Voor wetenschappelijk onderzoek wordt geadviseerd de patiëntengroepen te beschrijven met de criteria van Veldman et al. en/of IASP en/of Bruehl et al. Diagnostische criteria volgens Veldman et al. (Veldman et al. 1993) 1. Ten minste vier van de volgende vijf verschijnselen: • Onverklaarde diffuse pijn • Verschil in huidskleur • Diffuus oedeem • Verschil in huidtemperatuur • Actieve bewegingsbeperking 2. Het ontstaan of verergeren van de symptomen na inspanning. 3. Symptomen aanwezig in een gebied groter dan het gebied van het primaire letsel of operatie; in ieder geval het gebied distaal van het primaire letsel. Diagnostische criteria volgens de IASP (Merskey et al. 1994) Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie Productie en realisatie: © 2006 Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen © 2006 Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie Samenvatting Richtlijn Complex Regionaal Pijn Syndroom type 1 De volledige tekst van deze richtlijn is te raadplegen op www.orde.nl, www.cbo.nl of te bestellen via www.richtlijnonline.nl Van Zuiden Communications B.V. Postbus 2122, 2400 CC Alphen aan den Rijn www.vanzuidencommunications.nl 1. Ontstaat na een uitlokkende gebeurtenis (noxe, type I) of zenuwletsel (type II). 2. De aanwezigheid van spontane pijn of allodynie/hyperalgesie in een gebied dat niet behoort tot het verzorgingsgebied van een perifere zenuw en dat disproportioneel is ten aanzien van de uitlokkende gebeurtenis. 3. De aanwezigheid (anamnestisch of bij lichamelijk onderzoek) van oedeem, abnormale huiddoorbloeding of abnormale sudomotorische activiteit in de regio van de pijn sedert de uitlokkende gebeurtenis. 4. De diagnose wordt verworpen bij aanwezigheid van condities die een verklaring kunnen bieden voor de mate van pijn en disfunctie. In elk geval moet aan criteria 2 ,3 en 4 worden voldaan. Secundaire preventie (bij bestaande of doorgemaakte CRPS-I): • wachten met operatie tot CRPS-I verschijnselen nagenoeg verdwenen zijn • minimaliseer operatieduur en het gebruik van bloedleegte • adequate pre- en peroperatieve pijnbestrijding Ter overweging: • perioperatieve ganglion stellatum-blokkade of gebruik regionale i.v. anesthesie met clonidine • anesthesie met sympathicolytisch effect • perioperatief calcitonine Trauma, operatie, initiërend moment Vaststellen klinische verschijnselen: Indien andere diagnose dan CRPS-I wordt vermoed aanvullend bloedonderzoek en neurofysiologisch onderzoek Diagnostiek: CRPS-I indien: 1 vier of vijf van: • onverklaarde diffuse pijn • verschil in huidskleur • diffuus oedeem • verschil in huidtemperatuur • actieve bewegingsbeperking 2 ontstaan of verergeren van de symptomen na inspanning 3 symptomen in een gebied groter dan het gebied van het primaire letsel of operatie en in ieder geval in het gebied distaal van het primaire letsel Primaire preventie: • bij polsfracturen vitamine C Behandeling: Paramedisch: • geprotocolleerde fysiotherapie • geprotocolleerde ergotherapie Bij discrepantie objectiveerbare klachten en pijngedrag, stagnatie behandeling, hoge lijdensdruk: • consult psycholoog Bij allodynie/hyperalgesie: • gabapentine • carbamazepine • amitriptyline/nortriptyline Medicinaal: • pijnmedicatie volgens WHO-ladder (t/m stap 2) • DMSO 50%/n-acetylcysteïne Behandeling van kinderen met CRPS-I: • Naast medicinale behandeling fysiotherapeutische en/of ergotherapeutische behandeling • indien nodig, psychologische begeleiding door kinder-/jeugd psycholoog Bij dystonie, myoclonie of spierspasmen: • oraal baclofen, diazepam of clonazepam Indien geen effect: • intrathecale baclofen in gespecialiseerde kliniek Bij koude CRPS-I: • vaatverwijdende medicatie Indien geen effect: • percutane sympathicusblokkade Communicatie en voorlichting: • mondeling en schriftelijk • naasten betrekken • patiëntenvereniging inschakelen CRPS-I en werk: • beoordeling werkomstandigheden door bedrijfsarts • consult bedrijfsarts/behandelend arts om belastbaarheidpatiënt vast te stellen Overige therapieën: Indien geen effect van overige therapieën kan worden overwogen: • ruggenmergstimulatie in gespecialiseerde kliniek Bij recidiverende infecties kan worden overwogen: • amputatie in gespecialiseerde kliniek