Het Verhaal van de Joden in Duitsland sinds de Romeinse Tijd. Door dhr. O. SAUERMAN. De Middeleeuwen (vervolg). Koningen en keizers hadden over het algemeen een welwillende houding tegenover Joden. Maar in de tijd van de kruistochten bleek hun macht vaak te gering om de Joden te beschermen tegen de kruisvaarders. Vanuit Frankrijk trokken in 1096 moordende bendes het Rijnland binnen en doodden duizenden Joden. D e Kerk had de kiem gelegd voor die religieuze haat. Hebzucht wakkerde het fanatieke geloof van de kruisridders aan, en dat tijdens hun gewapende pelgrimtocht om het Heilige Land te veroveren; de Kerk stond het vermoorden van Joden toe – tenzij ze zich lieten dopen. Bijna alle Joden gaven de voorkeur aan het uitvoeren van de “kiddusj hasjem” (heiliging van de goddelijke naam): zij doodden zichzelf of lieten zich doden om van hun geloof te getuigen. Het roerende goed van de vermoorden werd gewoonlijk verdeeld onder de kruisvaarders. De huizen kwamen in handen van de stad als ze niet door de heerser werden opgeëist, als beloning voor het niet vervolgen van de moordenaars. Er waren ook uitzonderingen: patriciërs, bisschoppen en vorsten die Joden verstopten of hen in burchten tegen de aanvallen van de kruisvaarders verdedigden. De latere kruistochten hadden vergelijkbare, zij het minder dodelijke gevolgen voor de Joden. En steeds bouwden de Joden hun gemeenschappen opnieuw op. Massamoord op Joden tijdens de Eerste Kruistocht. Bijbel van de dertiende eeuw. Geleerden en hun leerlingen trokken weg en schreven religieuze geschriften en ontwikkelden de ethische fundamenten van het asjkenazische Jodendom. In 1215 belegde paus Innocentius III, initia tiefnemer van de vierde kruistocht (1202-1204) en vijand van de Joden, het vierde Lateraans Concilie. Hier werden zijn anti-Joodse bepalingen aangenomen die tot in onze eeuw de basis vormden voor de vernederende leefomstandigheden en zwartmakerij van Joden. Innocentius III verbood christenen rente te vragen en wentelde de schuld voor woekerrentes af op de hebberigheid van de Joden. De vijandige wetten van het Lateraans Concilie zouden de Joden blootstellen aan algemene vernedering. Voortaan waren zij uitgesloten van alle openbare functies. Ook moesten ze een stuk gele stof op hun kleren naaien als teken voor hun sociale degradatie en mochten ze zich gedurende de Goede Week niet in het openbaar vertonen. De spitse Jodenhoed, die reeds vroeger was ingevoerd, werd ondanks herhaalde verordeningen nauwelijks publiekelijk gedragen. TOI ET MOI Uit sympathie Isabellalei 22 2018 Antwerpen Centrale Magazine - 55