Filosofie Inleiding: Nood aan mens- en wereldbeelden Mensen zijn angstige wezens. We hebben zelf schrik om overmand te worden door de schrik. We hebben betekenissen nodig cultuur Cultuur is het beheerst geheel van betekenissen, belichaamd in tekens en praktijken, relevant voor de identiteit van individuen of groepen. Antwoorden op de vragen: Wie ben ik? Waar ben ik? Wat kunnen we doen? Mensbeelden Wereldbeelden Voorstelling van macht, hoe ingrijpen De mens heeft geen juiste antwoorden noig maar antwoorden waarin men kan geloven. In moderne wereld spelen redelijkheid en wetenschappelijkheid een grote rol in het maken van deze mens- en wereldbeelden. Het Grieks mirakel: begin van de filosofie Eerste verschijningsvorm van redelijkheid: 6e – 5e eeuw voor Christus. De filosofie, kind van de polis Clisthenes vond de democratie uit in 508 v.C. en vormde dus de Griekse stadstaat om tot democratie. Zo werd een gelijkheid (isonomia) gecreëerd onder alle vrije burgers. De tegensprekelijke discussie werd gehouden met vele gelijken (homoioi) in het midden (es to meson) op de agora. Zo wordt de machtuitoefening openbaar en werd er na een debat beslist op basis van argumenten, ongeacht van die deze kwamen. Kenmerken polis: Intiem en wederkerig erband tussen ‘poitiek’ en ‘logos’. Openbaarheid van alles wat de polis aangaat. Belangrijk is dat de gelijkheid niet sociaal maar wel juridisch is. Buiten de agora tellen de autoriteiten wel weer. Komt neer op het desacrasileren van de macht en van autoriteit. Filosofie begint met het overplaatsen van het ‘spel van de redelijkheid’ van het domein van de politiek en de rechtspraak, naar het domein van de kennis. In samenlevingen is kennis geen publieke zaak maar wordt deze toevertouwd aan bepaalde groepen curiositas is dan ook slecht en gevaarlijk. Binnen de redelijke gesprekken dat zoekt naar waarheid, is er alrijd onwaar. Kosmos als artefact Filosofie werd ‘natuurfilisofie’ onder de naam van Anaximander in 550 v.C. Ze vroegen naar de aard en de wording van de natuur. Men moest het mytisch denken breken en rationaliserend naar de kosmos kijken. Archtictuurhistorica Indra Kagis McEwen legde bron bij het maken van artefacten. Daedalos leerde tafel en stoel maken van godin Minerva. (daidalon = perect werkstuk) Introductie democratie en redelijkheid heeft invloed op het organiseren van ruimte en stedenbouw/architectuur agora in Athene. Plato en het platonisme Plato was leerling van Socrates, eerste met een geschreven oeuvre en stichter academieschool van Athene. Centraal in denken is ‘trauma van dood Socrates’. Hij werd veroordeeld en kon zichzelf eruitpraten maar daagde jury uit en dronk gifbeker, vroeg om haan te offeren aan Asklepios, god van genezing. Dit toonde aan de “spel van de rede” niet altijd rechtvaardig gebeurd. Het is soms een vervalste redelijkheid. De vijand van de filosofie is dus de schijnrationaliteit, de meningen. Plato schetst dus een beeld van de ‘Ideale Staat’, waarin Socrates dus nooit de gifbeker zou krijgen. Ontologische dubbelheid (soorten werkelijkheid) De leer van schijn en wezen. De werkelijkheid voor ons is niet de echte werkelijkheid. Wat wij zien is slechts een afschaduwing. Schijnwereld van worden werkelijkheid van ware en eeuwige vormen ‘Platoons realisme’ = overtuiging dat vormen op zichzelf bestaan. Schoonheid is de manier waarop het ideale doorschijnt in het zintuigelijke. Objectieve esthetica heeft als basis het zijn van de dingen en niet smaak. Epistemologische dubbelheid (soorten kennis) Schijnkennis roept herinnering op aan de echte kennis. De schijnkennis zelf is dus ook niet gekend. ‘doxa’ of mening ‘sofia’ of wijsheid We hebben allen een potentieel ‘eeuwigheidsmoment’ in ons. Als men zich afwend van de schijnwereld en richt op het idee, raakt de ziel aan een waarheid die buiten de tijd bestaat = kennisproces ‘theorie’ (theorein = schouwen) Theorein is in het Grieks teorein wat de teoros doet. Dualisme van lichaam en ziel We zijn een samengesteld wezen, de zintuigen leveren schijnkennis, de empirische werkelijkheid is ‘schijn’. De mens draagt in zich de ‘ingeboren kennis’ mee die dateert van voor de geboorte. We hadden ooit toegang tot de ideeënwereld en kennis is de herinnering (anamnese) hieraan. Allegorie van de Grot 3e eeuw na Christus ontsond het ‘neo-platonisme’ dat Academie van Plato opnieuw opricht. Vertegenwoordiger is Plotinos en geeft het verder door aan vb. Marsilio Ficino (1433-1499) en Pico della Mirandola (1436-1494). De utopie De vraag naar de ‘ideale’ of perfecte staatsordening. Het woord komt zelf van: u-topos = niet bestaande plaats Eu-topos = gelukkige plaats De literaire utopie wordt een vorm van politiek denken waarbij men verwacht dat een ‘perfecte wereld’ gerealiseerd wordt. Het iconoclasme Het gebruiken van een beeld of afbeelding van iets. Plato wijst dit radicaal af want wat wij zien is al een afbeeling van de echte werkelijkheid. We hebben geen schaduwen van schaduwen nodig. Ook in de Bijbel en binnen de Islam is het afbeelden van God verboden; ook is er de Beeldenstorm geweest na 1550. Aristoteles Leerling van Plato, verbleef in de Academie. Gaf les aan Alexander de Grote, ging terug naar Athene en gaf les in het Lykeion en ging verder naar Chalkis. Hij stond tegenover Plato met zijn minder religieuze werkelijkheids- en mensopvattingen. Hij hecht meer waarde aan de menselijke ervaring en aan een breder rationaliteitsbegrip. Raphaello’s ‘school van Athene’ waarin Plato omhoog kijkt naar de ideeënwereld en Aristoteles naar beneden, naar de werkelijkheid. Zijnsleer of ontologie Hylèmorfisme Alles is een combinatie van een ‘stof’ (hylè) en een vorm (morphè). Het vormt dus een zelfstandig bestaand ding (ousia). Hij volgt Plato in het poneren van ‘vormen’ als tweede werkelijkheidsprincipe maar zegt dat ze alleen bestaan in de empirische werkelijkheid. De “zijnden” maken dingen tot wat ze “zijn”. Actualiteit / Potentialiteit De ‘vorm’ is in het zijnde geactualiseerd en draagt de potentialiteit om te veranderen, te evolueren. Bij artefacten is dit uitwendig, bij een levend wezen dragen we deze potentialiteit-met-een-richting in ons. (dynamiek) Kennisleer Plato: Theorie is hoogste kennis, zintuigelijke kennis is bedrog omdat ze schijn voor waar aanneemt. Aristoteles: Maakt hiërarchie van soorten kennis. Hoogwaardiger naarmate het meer abstract is. Maar allen hebben eigen belang. Men kan individuele dingen waarnemen maar niet vatten in concepten. Individuum est ineffabile = het singuliere is onuitspreekbaar Soorten kennis 1. Zintuigelijke kennis of waarneming (zien is hoogste) 2. Het geheugen (ervaringen) 3. Kunde (algemene kennis onderscheiden en doorgeven) 4. Theoretische wetenschappen (oorzaken van dingen) Materiële oorzaak of ‘stof’ Formele oorzaak of ‘vorm’ Bewerkende oorzaak of ‘bewegingsgrond’ Finale oorzaak of ‘doel’ Wanneer men dus weer uit wat het gemaakt is, tot wat, door wie of wat en wat het doel is, kan men iets volledig begrijpen. 5. Metafysica (eerste oorzaken, werkelijkheidsprincipes) Mensvisie en ethiek Mens is ‘redelijk’ dier draagt de ‘dynamiek’ in zich als zelfverwezenlijking. De ‘redelijkheid’ vindt zijn hoogste uitdrukking in de kennis. Alle mensen hunkeren naar kennis van nature. Als de mens de redelijkheid in alle aspecten van het leven actualiseert, en dus lukt in het mens zijn, is men gelukkig. Men verlangt naar een goed leven (Kalos kai agathos). Deze geluksethiek is het eudiamonisme. Als men dit kan vervaardigen bevat men de wijsheid (fronèsis). De Poetica De principes van de klassieke esthetica. Kunstvormen waren nabootsingen (mimèsis) van de natuur. De Poetica heeft een redelijk schoonheidbegrip geformuleerd dat het ‘klassieke’ schoonheidsbegrip diepgaand heeft bepaald. De schoonheidsnorm is een goed geproportioneerd harmonisch geheel waarbij alle onderdelen noodzakelijk zijn en gepast samenwerken. Stichtelijk denken in Middeleeuwen Na val WRR waren abdijen en kloosters de dragers van de (intellectuele) cultuur. In 1200 stichten universiteiten en opleiden filosofen. De scholastiek steunde op leer van kerkvaders, Aristoteles en beetje Plato. De oudere traditie was gebaseerd op de antieke geheugenkunde. In oude culturen waar geen boeken waren is geheugen belangrijk, en werd in middeleeuwen overgeleverd via tractten over retorica en redelijkheid. Het oorsprongsverhaal ligt bij Simonides (instortend gebouw) en de geheugentechniek houdt dus zo een geheugenplaats in. Historiam pictura refert = het beeld brengt het verhaal terug. Men kiest treffende beelden, de imagines agentes moeten indruk maken en kunnen versterkt worden met een ornament, een versiering. Ars memorativa De geheugenkunst is meer dan geheugen het is om te ordenen en aandacht te richten. Men moet niet alleen goed leven maar ook goed denken. De geestelijke oefeningen (exercito spiritualis) helpen de mens perfectioneren. Het cultiveren en vervolmaken van het innerlijk is een individuele zaak en essentieel voor het goede leven. Curiositas is slecht. Laat middeleeuwse beelden zijn dus wezenlijk Andachtsbilder. Renaissance Religieuze aandacht voor de innerlijkheid seculariseert tot persoonsvorming. Michel de Montaigne denkt na en fantaseert over zieleleven van mens. Thematiseert de mens in zijn beperktheid maar schijft er 4 boeken over. Car c’est moi que je peins. René Descartes Hij is de gronlegger van de analytische geometrie. Éen der meest invloedrijke denkers uit Westerse geschiedenis. Was opgeleid in geordend onthouden en overdenken en vertouwen op de auctoritas van de kerkvaders. Bekritiseerd en noemt zwaktes: 1. willekeurige symbolische verbanden 2. begrippen spirituele oefeningen geen grip op wereld 3. kritiekloos steunen op de auctoritas Hij verwetenschappelijkt het rationaliteitsbegrip. De zoektocht naar zekere kennis begint met bepalen methode. Gegrond denken start met niets te aanvaarden wat niet zeker is. De eerste zekerheden zijn de basis. Voorbeeld: geometrische en wiskundige concepten Regels: 1. Idées claires et distinctes: herldere en duidleijke voorstellingen 2. Analyse; verdeel in deelproblemen 3. Synthese; van eenvoudige naar complexe 4. Zorgen dat alle gegevens genoemd en alle oplossingen gecontoleerd zijn. Dan pas kan kennis volledig zijn. Denkt kennis zoals een constructie. Eerste zekerheid “tabula rasa” de methodische twijfel aan alles. Er is slechts één waarheid tegen bestand: het feit dat ik, wanneer ik twijfel, niet kan twijfelen aan het feit dat ik twijfel, en dus zeker besta als denkend wezen. (substance presante) Cogito ergo sum = ik denk dus ik ben. Tweede zekerheid Het bestaan van God. We hebben een idee vaneen perfect, volmaakt wezen. Dit idee kan enkel door een oorzaak di ezelf perfect en volmaakt is in ons bewustzijn gelegd zijn. Dus God bestaat (causaliteitsbewijs). Hieruit volgt dat God noorzakelijk moet bestaan want anders komt hij een positief kenmerk tekort namelijk ‘bestaan’, het zit in het begrip. Derde zekerheid Een volmaakte God kan geen malin génie zijn die ons waarheid laat denken die niet waar is. Wij kunnen niet buiten ons bewustzijn treden dus het bestaan van God garandeerd betrouwbaarheid, van de wetenschapelijke kennis. Dualistische mens- en werkelijkheidsopvatting: Descartes scheid het ‘bewustzijn’ en het ‘lichaam’. Tegenstelling tussen ‘subjectieve beleving’ en ‘objectieve werkelijkheid’: via zintuigen heeft geen kenniswaarde en is secundair. Primair kan gekend zijn. Het aristotelische en chistelijke finalisme wordt uit de werkelijkheid gehaald. Onttovering van de natuur en menchanisering van lichaams- en wereldbeeld. Smal rationaliteitsbegrip Scherpe scheiding tussen ‘wetenschappelijke kennis’ en ‘onwetenschappelijke uitspraken’ en waarbij één methode als norm wordt ingestel om de graad te bepalen van om het even welke kennisvorm. bekritiseerd de chaotische groei van steden en wil één bouwmeester zoals de mooie geometrische tuinen van Versailles. Het sterke subject: Verlichting Het geloof en vertouwen in redelijkheid culmineert in 18de eeuw tot de Verlichting. Het ideaal van een ‘filosofisch’ bestaan ontwikkeld zich door zelfstandig denkend en handelende personen. Dit toont individualisme. Ni Dieu, ni Maître. Publicatie Encyclopédie in 1750 ademde sfeer van vrijdenkendheid uit. Moralist Chamfort Formuleerd geest van verliching als filosoof die natuur tegenover wet stelt. Het eigen oordeel wordt het principe van het handelen. Men is nog steeds feilbaar maar de hoogste waarheidsbron is het eigen oordeel. De implicite kritiek doet groei van het ‘democratisch gedachtengoed’ en franse revolutie aan. Immanuel Kant Hij roept op om zich met behulp van denken uit ed onmondigheid en illusie te bevrijden. Wat ist Aufklärung? Bevrijden van de mens uit onmondigheid (onvermogen om verstand te gebruiken zonder leiding van een ander). Dit is eigen schuld als het bij moed ligt. De onschadelijkste vrijheid wordt geëist: het gebruik van verstand in openbaar. Geen verlichte tijd maar tijd van Verlichting. Zijn werken bepalen de grenzen en beperkingen van menselijke redelijkheid en erkennen de structurerende zelfbepalende kracht van de subjectiviteit. Kennisleer: Kritik der reinen Vernunft Hoe zijn “synthetische oordelen a priori” mogelijk? De natuur is toegankelijk en begrijpbaar. Het Ding-fur-mich is subjectiviteit. Het constructief karakter van menselijke kennis zit in waarneming: tijd en ruimte. Ordening en synthese van kennis: we kunnen de ‘wereld’ en het ‘ik’ niet ervaren. De niet-verschijnende werkelijkheid kunnen we niet kennen en niet ervaren. De metafysica zegt dat dat wel kan en is dus in tweestrijd. Ethiek: Kritik der praktischen Vernunft Dit is de redelijkheid toegepast op het handelen. De grootheid van de mens ligt in het feit dat we zelf onze wetten stellen. We maken onzelf tot een zedelijk wezen, niet door een goddelijke instantie. De mens is vrij en dit blijkt uit het feit dat we besef hebben van plicht, het is een absoluut moeten. De zedenwet, een onvoorwaardelijk moeten. “Handel zo dat iedereen kan handelen zoals ze zelf handeld.” Het besef dat de mens boven natuur uitsteekt en een persoon is brengt tweede wet tot stand “Handel zo dat je de mens nooit tot een middel reduceerd.” Principes redelijkheid: 1. burgerlijk-democratische politieke idealen (vrijheid, gelijkheid en broederschap) 2. officieel geloof en belang van scholing 3. geloof in belang van kennis voor samenleving De mens- en wereldvisie past in de onvermijdelijke gelijdelijke “modernisering” en perfectionering van de wereld. Het zwakke subject: Romantiek Groeiende individualisering en wetenschappelijke blik op mens- en wereldbeelden houden een dubbele vereenzaming in. Enerzijds is rationalisering van samenleving dat ieder voor zich zelf moet instaan en anderzijds is rationalisering van kennis en arbeid t.o.v. de koude natuur. Het vereenzaamde individu identificeert met ‘sterke’ en met ‘zwakke’ kant van de subjectiviteit. De sterke en zwakke kant komen samen in het ideaal en de cultus van het enthousiasme, de kunst en het genie. Kunst = sterke komt op voor zwakke subjetiviteit. Cultuurbeweging Meer in poëzie, muziek, schilderkunt… De ‘wilde’ romantische tuinaanleg. Geen nieuwe architectuur maar wel nieuwe omgang met ruïnes en de zin voor het pittoreske. Liefde voor onregelmatige en verdraaide perspectieven. Een verschuivend kunstbegrip: van een ‘mimetische’ kunsttheorie naar een ‘expressieve’ kunsttheorie. Het bied de samenleving de mogelijkheid om haar ‘authentieke zelf’ terug te vinden. John Ruskin zorgt voor ontwikkelen ‘romantische’ houding t.o.v. architectuur en Jean-Jacques Rousseau zegt dat een retour à la nature ons zal genezen van de malaise veroorzaakt door de cultuur en het sociale. De moderne romantische ziel lijdt aan cultuur: de samenleving dwingt ons aan te passen en in te passen. Onze natuur wordt veranderd, daarom is natuur ons redmiddel. De moderne romantische ziel lijdt aan de werkelijkheid: het verlangen is te groot voor deze eindige wereld. Sehnsucht. De werkelijkheid stelt altijd teleur. Het verdriet reikt dieper dan de tevredenheid. Het romantische cultuurbegrip Particulariteit als basis van identiteit. Johann Gottfried Herder zegt dat de ‘cultuur’ van een volk de uitdrukking is van zijn ‘volksaard’. De mens is dus gewordteld. Deze expressietheorie vormt de basis van het politieke en culturele volksnationalisme. De mens wordt zichzelf in de duur van zijn bestaan en gebruikt hiervoor de krachten van de natuur als geboortegift. Nieuwe werkelijkheidsopvatting Werkelijkheid is irrationeel en diep onbegrijpelijk. De onderliggende diepe werkelijkheid is = levenskracht (≠ materiaal bij Descartes en Kant). Het zijn de irrationele kennisbronnen die steunen op ‘contact’ en ‘aanwezigheid’ die toegang geven tot het hart van de werkelijkheid. Belangrijkste golfstroom van intellectuele cultuur samen met surrealisme. Filosofen van het wantrouwen Ze stoten elk op andere manier het Verlichte “bewuste subject” van de troon. Karl Marx (1818-1883) Historisch materialisme: geschiedenis verloopt niet doelgericht maar wordt bepaald door sociale, economische mechanismen die arbeid organiseerd. De “superstructuur” is geen product van het autonoom en redelijk denken maar van klassenverhoudingen. Arbeider reduceert zichzelf tot middel: vervreemding is central concept in neo-marxistische kritische cultuurtheorie. Voluntarisme: de gedachte dat het engagement van een vrij individu bepalend is voor het maatschappelijke en voor de geschiedenis. Het voluntarisme is zelfbegoocheling. materialistisch determinisme Friedrich Nietzsche (1844-1900) Hij wil geseculariseerde en vermomde versies van de religie ontmaskeren. “GOD IS DOOD” Hij keert zich tegen het ideaal van de ‘beschouwende mens’ en kiest voor de ‘handelende mens’. De wil is de wil tot macht. De aorzaak van het nihilisme is het christendom want dit houdt een negatie van het leven in en beperkt de levensontpooiing. 1. het aardse leven is lijden = “jenseitsmoraal” affirmatie van levenslus = “disseitsmoraal” van Nietzsche 2. men wordt belet voluit te leven = “slavenopstand van de moraal” natuurlijke rechten van de superieure, edele, voorname mens De verdediging van zijn ‘heersersmoraal’ leidde tot de aanmaak van een “nieuwe mens” (de Übermensch). Sigmund Freud (1856-1939) Hij ontwikkelde therapie en theorie van de menselijke psyche die de waanzin ‘redenen’ geeft. Het volwassen, verlichte subject is slechts en “oppervlakteverschijnsel” en is geen baas in eigen huis. 1. Bewuste (het ‘ik’ = ICH) 2. onbewuste a. voorbewuste (gedachten en herinneringen) b. onderbewuste (driften = onpersoonlijke ES) Het zijn dynamische instanties die op elkaar inwerken. Freud zoekt het dynamische principe = het lustprincipe. Het Ich is het realiteitsprincipe. Het UBER-ICH is de onlust en houdt geboden en verboden in. De menselijke psyché is nooit een goed afgewerkt perfect volwassen geheel maar is en blijft een vat vol contradicties. Het diep onbewuste is ontoegankelijk maar men kan wel symptomen waarnemen (tics, versprekingen …). Freud bestudeerd dit onderbewustzijn indirect via een experimentele situatie: de vrije associatie. Men gaat tijens een vrij gesprek dingen opmerken want dan is het ICH verminderd in druk. Veel sociale en culturele processen worden gedragen of gestuurd door het ‘collectief onbewuste’. 20ste eeuwse ‘zwakke rationaliteit’ Gespletenheid: aan de ene kant sterker wordend geloof in rationaliteit (ook vooruitgangsgeloof) en aan de andere kant blijken de intuïties van de romantiek en de filosofen Marx, Nietzsche en Freud aanvaard. het wordt vanzelf een ‘cultuurfilosofie’ Alle stromingen worden onder 1 noemer gezet: Rationaliteitskritiek. = het evalueren van de aard en de aanspraken van de rationaliteit of op maatschappelijke versie: moderniteitskritiek. Fenomenologie Grondlegger: Edmond Husserl. = Het bestuderen en beschrijven van de fenomenen van de werkelijkheid. En neemt onmiddelijke ervaring als uitgangspunt en primaire bepalingen van wat ‘werkelijk’ is. gaan niet oke met feit dat alleen wetenschap de werkelijkheid zou kennen Husserl bestudeerd bewustzijnsoperaties. Bewustzijn is geen ding (=Descartes), geen opvangapparaat (=Kant) maar een open of intentioneel bewustzijn. Martin Heidegger onderzoekt de ‘existentiële situatie’ van de mens. ‘Sein und Zeit’ boek van Heidegger: eerste beleefde ruimte is niet de wiskunde maar is de ruimte van ‘betrokkenheidsrelaties’ waarin het DaSein de dingen ent-fernt. Maurice Merleau-Ponty onderzoet de belichaamde perceptie. natuurwetenschappelijke benadering van werkelijkheid is abstracte benadering Het existentialisme Jean-Paul Sartre ontwikkelde zijn eigen bewustzijnstheorie vertrekkende van de basisconcepten “zijn” (être) en “bewustzijn” (néant). Het bewustzijn is geen ding (bestaat niet echt) maar is een verhouding tot de wereld. De mens bestaat wel echt en wordt wat hij van zichzelf maakt. “L’existence précède l’essence.” Er is geen model (handleiding of menselijke natuur) over wat we moeten zijn. Als we wel een model zoeken maken we onzelf tot ding, “mauvaise foi”. We vormen onzelf door de keuzes die we maken. “En me choissisant, je choisis l’homme.” De architectuur (was gericht op vastleggen van betekenis) was verdacht. Het structuralisme Uit jaren ’50 en ’60 en is tegenstroming op Fenomenologie. = ‘beleving’ is oppervlakteverschijnsel en ‘bewustzijn’ een nevenverschijnsel. Alles in het leven wordt geordend en gedragen door een systeem op ‘diepteniveau’ (niveau dat aan de beleving onstnapt). ‘Parole’ wat iemand zegt is duidelijk door grammatica systeem Die structuur is stabiel maar toch traag evoluerende lagen en begrijpt de connectie tussen de verschillende lagen van de geschiedenis. Duitse filosofen hebben ‘a priori vormen’ van kennis verbonden met de ontwikkeling van een maatschappij. Post-structuralisme Groep filosofen die de humanistische veronderstellingen van Westerse denken gerelativeerd en bekritiseerd hebben. = denken na de ‘linguistic turn’ = principe dat subjectiviteit parasiteert op taal Jean-François Lyotard bepaald post-structuralisme als situatie na het einde van de ideologiën die de werkelijkheid zouden ordenen. Wetenschap en techniek maakten in het begin veel fantasie mogelijk maar ondermijnt ze nu ook. Het criterium van historish belang valt weg. Alles is onduidelijk, onstaan van: Nieuw pluralisme Eclecticisme in cultuur en architectuur. De geschiedenis wordt omarmt en gebruikt als inspiratie en referentie. Cruciaal was Architectuurbiënnale in Venetië 1980. (vb Charles Jencks). Jacques Derrida deconstructie: Wil de haperingen en fouten blootleggen om het geweld van de zingeving ongedaan te maken. Gaat frontaal in tegen existentialisme. Het kondigt de dood van de auteur aan. onstaan inspiratie voor deconstructie in architectuur. Klassieke architectuur is doordrongen van metafysiche ideeën. Het ‘architectonische’ houdt 4 basistermen in. 1. humanisme / antropocentrisme = gebonden aan wonen 2. hiërarchie / totalisering = ordent de ruimte 3. functionalisme / pragmatisme = gericht op gebruik 4. esthetiek = drukt maat/smaak uit Fenomenologie Wantrouwen Romantiek Verlichting Rationalism Middeleeuwen ARIS PLATO Begin filosofie Lijst met namen en data Jean-Pierre Vernant Clisthenes Anaximander Indra Kagis McEwen 508 v.C. 550 v. C. Daedalos Socrates Plato Thomas Moore Tomasso Campanella Francis Bacon Aristoteles xxx-399 v.C. 428-347 v.C. 1516 1623 1627 384-322 v.C. Thomas van Aquino Cicero Quintilianus Anoniem Simonides Michel de Montaigne René Descartes (1200) André Le Nôtre Diderot en d’Alambert Chamfort Immanuel Kant Camille Lemonnier John Ruskin 1613-1700 1750 1741-1791 1724-1804 1863 1819-1900 Jean-Jacques Rousseau Johann Gottfried Herder Karl Marx 1712-1778 1744-1803 1818-1883 Friedrich Nietzsche Arthur Schopenhauer Sigmund Freud Edmond Husserl Martin Heidegger 1844-1900 1788-1860 1856-1939 1859-1938 1889-1976 Maurice Merleau-Ponty 1908-1961 1533-1592 1596-1650 Uitleg Griekse polis Uitvinder democratie Natuurfilosofie gestart Theorie bron redelijkheid = ambacht, artefact Eerste uitvinder-ing-arch. bouwt tafel en stoel redelijkheid en gifbeker schreef ‘Utopia’ schreef ‘La città del sole’ = utopisch schreef ‘The new Atlantis’ = utopisch schreef ‘Ethica Nicomacheia’ voor zoon en De Poetica in 335 v.C. begon met de scholastiek schreef ‘De Oratore’ schreef ‘Oratoria’ schreef ‘Rhetorica ad Herennium’ oud verhaal van instortend gebouw schreef ‘Essais’ Rationalisme schreef ‘Discours sur la méthode’ en ‘Méditations métaphysiques’ tuinen van Versailles schreven Encyclopédie moralist; geest van verlichting schreef ‘Kritik der reinen vernunft’ L’époque du vrai est arrivée… screef The seven lamps of architecture en The stones of Venice (1850) Romantiek, wil ‘retour à la nature’ mens wordt zichzelf tijdens leven Historisch materialisme en voluntarisme is slecht God is dood, ontmaskeren christ. “wil” is levens- en daadkracht Psychè (Ich, Es en Uber-ich) grondlegger Fenomenologie schreef ‘Sein Und Zeit’ en ‘Wonen, bouwen, denken’ verdere ontwikkeling fenomenologie Exist X Structuralisme Post-struc. Christian Norberg-Schulz 1926-2000 Jean-Paul Sartre 1905-1980 George Bataille Ferdinand de Saussure Claude Lévi-Strauss Michel Foucault x x 1908-2009 x Fernand Braudel x Jean-François Lyotard 1924-1998 Charles Jencks 1939-nu Jacques Derrida 1930-2004 schreef ‘Genius Loci, towards a Phenomenology of Architecture’ en ‘The Concept of Dwelling’ grondlegger existentialisme schreef ‘L’etre et le néant’ schreef ‘Architecture’ taalkundige antropoloog onderzocht één kader dat alles in samenleving zou bepalen onderscheid ‘evenementiële tijd’ en ‘trage’ tijd schreef ‘La condition postmoderne, Rapport sur le savoir’ schreef ‘the language of postmodern architecture’ deconstructie