oorspronkelijke stukken Behandeling van patiënten met herpes zoster door epidurale injectie van steroïden en lokale anesthetica: minder pijn na 1 maand, maar geen effect op langdurige postherpetische pijn; gerandomiseerd onderzoek* W.Opstelten, A.J.M.van Wijck, K.G.M.Moons, G.A.van Essen, R.J.Stolker, C.J.Kalkman en Th.J.M.Verheij Zie ook het artikel op bl. 2633. Doel. Bepalen van de effectiviteit van een eenmalige epidurale injectie van steroïden en lokale anesthetica als aanvulling op de standaardbehandeling bij oudere patiënten met herpes zoster om postherpetische neuralgie te voorkomen. Opzet. Open gerandomiseerd onderzoek. Methode. In de periode september 2001-februari 2004 werden 598 patiënten ouder dan 50 jaar met herpes zoster beneden dermatoom C6 in de acute fase, dat wil zeggen bij uitslag < 7 dagen, gerandomiseerd voor standaardbehandeling met orale antivirale middelen en analgetica dan wel standaardbehandeling, aangevuld met een eenmalige epidurale injectie van methylprednisolon 80 mg en bupivacaïne 10 mg. De primaire uitkomstmaat was het percentage patiënten met zostergerelateerde pijn 1 maand na inclusie. Secundaire uitkomstmaten waren aanwezigheid en ernst van de zostergerelateerde pijn op andere tijdstippen. Resultaten. Een maand na inclusie hadden 137 (48%) patiënten in de injectiegroep pijn en 164 (58%) in de controlegroep (relatief risico (RR): 0,83; 95%-BI: 0,71-0,97; p = 0,02). Na 3 maanden bedroegen deze waarden respectievelijk 58 (21%) en 63 (24%) (RR: 0,89; 95%-BI: 0,65-1,21; p = 0,47) en na 6 maanden 39 (15%) en 44 (17%) (RR: 0,85; 95%-BI: 0,57-1,13; p = 0,43). Er werden geen subgroepen gevonden waarin het relatieve risico voor de aanwezigheid van pijn na 1 maand anders was dan voor de gehele groep. Na 1 maand was de mediane ernst van de pijn in de injectiegroep 2 (op een 100-puntsschaal) en in de controlegroep 6 (p = 0,02). Bij langere follow-up werden geen statistisch significante verschillen in de ernst van de pijn meer waargenomen. Geen van de patiënten had ernstige bijwerkingen van de epidurale injectie. Conclusie. Een eenmalige epidurale injectie van steroïden en lokale anesthetica, gegeven in de acute fase van herpes zoster, resulteerde in een bescheiden vermindering van de zostergerelateerde pijn gedurende de eerste maand. Deze behandeling voorkwam optreden van langdurige pijnklachten echter niet. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2649-55 Postherpetische neuralgie is de meest voorkomende complicatie van herpes zoster (gordelroos). De gerapporteerde frequentie bedraagt 9-14%, afhankelijk van de gebruikte definitie.1 Postherpetische neuralgie is een neuropathisch pijnsyndroom dat de kwaliteit van leven ernstig kan aan* Dit onderzoek werd eerder gepubliceerd in The Lancet (2006;367: 219-24) met als titel ‘The PINE study of epidural steroids and local anaesthetics to prevent postherpetic neuralgia: a randomised controlled trial’. Universitair Medisch Centrum Utrecht, Postbus 85.060, 3508 AB Utrecht. Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde: hr.dr.W.Opstelten, hr.dr.G.A.van Essen en hr.prof.dr.Th.J.M.Verheij, huisartsen; hr.prof.dr.K.G.M.Moons, klinisch epidemioloog. Afd. Perioperatieve Zorg en Spoedeisende Hulp, onderafd. Pijnbestrijding: hr.dr.A.J.M.van Wijck en hr.prof.dr.C.J.Kalkman, anesthesiologen. Catharina Ziekenhuis, afd. Anesthesiologie, Eindhoven. Hr.dr.R.J.Stolker, anesthesioloog. Correspondentieadres: hr.dr.W.Opstelten ([email protected]). tasten. De resultaten van behandeling van postherpetische neuralgie zijn vaak teleurstellend.2 Daarom wordt veel waarde gehecht aan de preventie van deze complicatie.3 Hoewel de eerste resultaten van een vaccin tegen herpes zoster veelbelovend zijn,4 zal vaccinatie nooit volledig beschermen tegen postherpetische neuralgie. Antivirale middelen kunnen de duur van de pijnklachten enigszins bekorten, maar ondanks deze medicatie ontwikkelt zich bij veel patiënten postherpetische neuralgie.5-7 Omdat herpes zoster gepaard gaat met een lokale ontsteking van het sensibele ganglion en deze ontsteking mogelijk bijdraagt aan de ontwikkeling van langdurige pijn,8 9 worden ook wel ter plaatse van het aangedane ganglion epiduraal steroïden en lokale anesthetica geïnjecteerd om postherpetische neuralgie te voorkomen.10 In Nederland gebeurt dit door een eenmalige epidurale injectie in de acute Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 2 december;150(48) 2649 fase van herpes zoster.11 De effectiviteit van deze behandeling is echter nooit aangetoond. Daarom voerden wij een gerandomiseerd onderzoek uit om de effectiviteit van deze eenmalige epidurale injectie als aanvulling op de gebruikelijke behandeling te vergelijken met die van de gebruikelijke behandeling. patiënten en methoden Patiënten. Dit open gerandomiseerde onderzoek, waarvan de opzet eerder werd beschreven en toegelicht,12 13 werd uitgevoerd in de periode september 2001-februari 2004. Door 300 huisartsen werden patiënten geïncludeerd. Inclusiecriteria waren herpes zoster beneden dermatoom C6, waarbij de blaasjes korter dan 7 dagen bestonden, bij patiënten ouder dan 50 jaar die de Nederlandse taal beheersten. Exclusiecriteria waren stollingsstoornissen en het gebruik van cumarinederivaten (salicylaten waren toegestaan), bacteriële infectie van de huid ter hoogte van de wervel van het aangedane dermatoom, allergie voor methylprednisolon of bupivacaïne en bekende afweerstoornissen (zoals aids). Het onderzoek werd goedgekeurd door de medisch-ethische commissie en ‘informed consent’ werd verkregen van alle deelnemende patiënten. Behandeling. Patiënten die gerandomiseerd waren voor de controlegroep kregen de gebruikelijke behandeling voor herpes zoster, bestaande uit noodzakelijke pijnstillers en, indien de uitslag niet langer bestond dan 72 h, antivirale medicatie.14 De huisarts had de keuze uit 3 middelen: aciclovir 800 mg 5 dd, famciclovir 500 mg 3 dd en valaciclovir 1000 mg 3 dd, alle oraal gegeven gedurende 7 dagen. Patiënten die gerandomiseerd waren voor de epidurale injectie kregen eveneens bovengenoemde behandeling. Daarnaast werden zij verwezen naar hun lokale ziekenhuis, waar hun binnen 1 werkdag een epidurale injectie werd gegeven. Door middel van de ‘hanging drop’- of de ‘loss of resistance’-techniek werd een mengsel van methylprednisolon 80 mg en bupivacaïne 10 mg epiduraal geïnjecteerd op het niveau van het aangedane dermatoom.15 Deze procedure werd herhaald indien binnen 30 min geen sensibiliteitsverlies in het dermatoom optrad; dit bleek nodig bij 7 patiënten. Onderzoeksuitkomsten. De primaire onderzoeksuitkomst van onze studie was de aanwezigheid van zostergerelateerde pijn 1 maand na inclusie. Secundaire uitkomsten waren aanwezigheid en ernst van dergelijke pijn op andere tijdstippen. De aanwezigheid van pijn werd bepaald door patiënten een aan hen toegestuurde vragenlijst te laten invullen. Hierop beantwoordden zij de vraag of zij die dag nog gordelroospijn hadden en hoe ernstig deze pijn was gedurende de afgelopen 24 h op een visuele analoge schaal (VAS) van 100 mm, waarbij 0 stond voor ‘geen pijn’ en 100 voor ‘maximale pijn’. De patiënten kregen deze vragenlijsten 2650 gedurende de eerste maand iedere week en daarna op 2, 3 en 6 maanden. De verwerking van de gegevens gebeurde door administratieve medewerkers die niet op de hoogte waren van de aan de patiënt toegewezen behandeling. Statistische analyse. De benodigde groepsgrootte werd berekend op basis van een klinisch relevante reductie van de frequentie van zostergerelateerde pijn 1 maand na inclusie van 12 naar 5%. Hoewel in eerdere onderzoeken een frequentie van 9-34% werd gerapporteerd bij de gebruikelijke behandeling,1 hanteerden wij een voorzichtiger schatting op basis van een eerder door ons uitgevoerd onderzoek in de Nederlandse huisartsenpraktijk.16 Uitgaande van een α van 0,05 en een onderscheidingsvermogen (‘power’) van 0,80 en rekening houdend met 10% uitval van patiënten (‘loss-to-follow-up’) zouden 550 patiënten aan het onderzoek moeten deelnemen. Alle analysen werden uitgevoerd volgens het ‘intentionto-treat’-principe. Het effect van de epidurale injectie op de frequentie van zostergerelateerde pijn werd berekend als risicoverschil en als risicoverhouding (relatief risico; RR) met 95%-betrouwbaarsheidsinterval. Ook werden de mediane VAS-scores in beide groepen vergeleken. De χ2- en de U-toets van Mann en Whitney werden gebruikt om verschillen in respectievelijk percentages en mediane waarden tussen de groepen aan te tonen. Ook voerden wij een perprotocolanalyse uit om de effectiviteit van de epidurale injectie te beoordelen als werkelijk ontvangen behandeling. Aangezien de belangrijkste risicofactoren voor postherpetische neuralgie leeftijd, ernst van de acute pijn en ernst van de zosteruitslag zijn en die factoren derhalve de relatie tussen interventie en uitkomst konden verstoren,1 17 planden wij reeds vooraf voor deze risicofactoren een multivariate logistische-regressieanalyse en subgroepanalysen voor de uitkomst ‘zostergerelateerde pijn’. resultaten In het onderzoek werden 598 patiënten geïncludeerd. In figuur 1 staat het stroomdiagram van het onderzoek en in tabel 1 staan de patiëntkenmerken van beide onderzoeksgroepen. De uitgangskarakteristieken van beide groepen kwamen overeen, zij het dat de mediane pijnscore in de controlegroep iets lager was dan in de injectiegroep. Na 1 maand waren in beide groepen 10 (3%) patiënten uitgevallen. In de controlegroep verzochten 3 patiënten met een gemiddelde VAS-score van 33 mm om een epidurale injectie, die zij ook kregen, en in de injectiegroep weigerden 27 patiënten met een gemiddelde VAS-score van 35 mm de epidurale injectie. Een maand na inclusie rapporteerden minder patiënten in de injectiegroep zostergerelateerde pijn dan patiënten in de controlegroep (RR: 0,83; 95%-BI: 0,71-0,97; p = 0,02; tabel 2). Het risicoverschil bedroeg afgerond 10%, wat bete- Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 2 december;150(48) patiënten met herpes zoster (n = 1955) niet voldoen aan inclusiecriteria (n = 655) voldoen aan exclusiecriteria (n = 51) deelname weigeren (n = 470) huisarts ziet af van inclusie (n = 98) onbekend (n = 83) randomisatie (n = 598) standaardtherapie (n = 297) standaardtherapie met epidurale injectie (n = 301) teruggetrokken na randomisatie (n = 5) teruggetrokken na randomisatie (n = 3) begin van het onderzoek (n = 292) inclusie onttrokken aan follow-up (n = 2) teruggetrokken na problemen met de injectie (n = 4) teruggetrokken na andere ziekte (n = 1) onttrokken aan follow-up (n = 5) 1 maand follow-up (n = 287) 1 maand onttrokken aan follow-up (n = 2) teruggetrokken na andere ziekte (n = 1) 3 maanden follow-up (n = 284) 1 maand follow-up (n = 291) onttrokken aan follow-up (n = 2) teruggetrokken na andere ziekte (n = 2) 3 maanden onttrokken aan follow-up (n = 3) teruggetrokken na andere ziekte (n = 1) 6 maanden follow-up (n = 280) begin van het onderzoek (n = 298) 3 maanden follow-up (n = 287) onttrokken aan follow-up (n = 2) 6 maanden 6 maanden follow-up (n = 285) figuur 1. Stroomdiagram van een onderzoek naar de effectiviteit van epidurale injectie van steroïden en lokale anesthetica als aanvulling op de standaardbehandeling bij patiënten met herpes zoster. kent dat van de 10 patiënten die met een epidurale injectie werden behandeld 1 pijnvrij was na 1 maand vergeleken met patiënten die alleen de standaardbehandeling kregen. Het relatieve risico veranderde niet wanneer een per-protocolanalyse werd uitgevoerd. Ook bij subgroepanalysen bleef het relatieve risico onveranderd. Na correctie voor leeftijd, ernst van de acute pijn en ernst van de huiduitslag was het relatieve risico 0,81 (95%-BI: 0,69-0,95). Wanneer een drempel in de VAS-score van 30 mm werd toegepast, om alleen pijnklachten te identificeren die klinisch relevant worden geacht,18 was het aantal patiën- ten met zostergerelateerde pijn 58 (21%) in de controlegroep en 74 (26%) in de injectiegroep (RR: 0,78; 95%-BI: 0,58-1,06). Figuur 2 laat de afname van de aanwezigheid van pijn in de eerste 6 maanden zien. In de eerste 4 weken was de frequentie van pijn significant minder in de injectiegroep. Na 3 maanden rapporteerden 58 (21%) patiënten in de injectiegroep en 63 (24%) in de controlegroep zostergerelateerde pijn (RR: 0,89; 95%-BI: 0,65-1,21; p = 0,47; zie tabel 2); na 6 maanden waren deze aantallen resp. 39 (15%) en 44 (17%) (RR: 0,85; 95%-BI: 0,57-1,13; p = 0,43; zie tabel 2). Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 2 december;150(48) 2651 tabel 1. Uitgangskenmerken van 598 patiënten met herpes zoster die standaardtherapie kregen met of zonder aanvullende epidurale injectie van steroïden en lokale anesthetica kenmerk standaardtherapie (n = 297) standaardtherapie met epidurale injectie (n = 301) aantal mannen/vrouwen leeftijd in jaren (25e-75e percentiel) lokalisatie van de zoster; n (%) cervicaal thoracaal lumbaal sacraal onbekend ernst van de pijn in mm VAS (25e-75e percentiel) duur van de pijn in dagen (25e-75e percentiel) aantal blaasjes; n (%) 0-20 21-46 47 en meer onbekend duur van de uitslag in dagen (25e-75e percentiel) 116/181 118/183 66 (58-75) 66 (57-74) 18 (6) 210 (71) 56 (19) 11 (4) 2 14 (5) 226 (75) 41 (14) 20 (7) – 49 (27-67) 54 (29-72) 4 (3-6) 5 (3-7) 135 (47) 91 (32) 59 (21) 12 132 (45) 103 (35) 56 (19) 10 2 (1-4) 2 (1-4) tussen beide groepen: de mediane VAS-score was 39 mm (25e-75e percentiel: 21-60) in de injectiegroep en 49 mm (30-66) in de controlegroep (p = 0,001) (resultaten niet apart getoond). Van de 277 patiënten die een epidurale injectie kregen, namelijk 274 in de injectiegroep en 3 in de controlegroep, hadden er 31 (11%) één of meer complicaties die mogelijk samenhingen met de interventie: 6 patiënten (2%) klaagden over duizeligheid, 3 (1%) over opvliegers, 8 (3%) over hoofdpijn en 15 (5%) over rugpijn. Ernstige bijwerkingen zoals disseminatie van de herpes zoster, meningitis en epiduraal hematoom, werden niet waargenomen. Ook perforaties van de dura mater spinalis werden niet gerapporteerd. beschouwing VAS = visuele analoge score op een schaal van 0-100 mm. Figuur 3 laat de afname van de ernst van de pijn zien. Een maand na inclusie was de mediane VAS-score 2 mm (25e75e percentiel: 0-23) in de injectiegroep en 6 mm (0-32) in de controlegroep (p = 0,02). De afname in de tijd van de aanwezigheid en de ernst van de pijn was in beide groepen gelijk (zie figuren 2 en 3). Wanneer patiënten zonder pijn werden geëxcludeerd, bedroeg de mediane VAS-score na 1 maand 25 mm (25e-75e percentiel: 9-50) in de injectiegroep en 22 mm (6-45) in de controlegroep (p = 0,55). Alleen 1 week na inclusie was de pijnintensiteit van de subgroep patiënten die pijn rapporteerden significant verschillend Een eenmalige epidurale injectie van steroïden en lokale anesthetica bij patiënten in de acute fase van herpes zoster verminderde in ons onderzoek gedurende de eerste maand de zostergerelateerde pijn. Na een maand was er echter geen effect meer waarneembaar, zodat de injectie niet het ontstaan van langdurige pijn voorkwam. Hoewel epidurale injecties al geruime tijd worden gebruikt voor zowel het bestrijden van acute zostergerelateerde pijn als de preventie van postherpetische neuralgie,19-21 werd de effectiviteit van deze behandeling niet eerder onderzocht in een gerandomiseerd onderzoek. De Nederlandse situatie leende zich goed voor een dergelijk onderzoek, waar iedere patiënt direct door de huisarts naar een nabijgelegen ziekenhuis verwezen kon worden. Bovendien is vrijwel iedere anesthesioloog in staat om met de hangingdrop- of de loss-of-resistance-techniek een epidurale injectie beneden dermatoom C6 te geven.15 Niet alle patiënten die in aanmerking kwamen voor ons onderzoek deden daadwerkelijk mee, wat de generaliseerbaarheid van onze resultaten kan beperken. Er waren echter geen grote verschillen tussen de deelnemende patiënten en degenen die uiteindelijk niet meededen wat betreft kenmerken die het effect van de epidurale injectie zouden kunnen beïnvloeden. Ons onderzoek beperkte zich tot patiënten tabel 2. Resultaten bij patiënten met herpes zoster die gerandomiseerd de standaardbehandeling kregen of tevens epidurale behandeling met steroïden en lokale anesthetica tijd na behandeling 1 maand 3 maanden 6 maanden patiënten met pijn (%) standaardbehandeling epidurale injectie 164/283 (58) 63/266 (24) 44/258 (17) 137/284 (48) 58/275 (21) 39/268 (15) RV = risicoverschil; RR = relatief risico. 2652 Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 2 december;150(48) RV in % (95%-BI) RR (95%-BI) –9,7 (–17,9-–1,5) –2,6 (–9,6-4,4) –2,5 (–8,7-3,7) 0,83 (0,71-0,97) 0,89 (0,65-1,21) 0,85 (0,57-1,13) 100 90 * † 80 ‡ 70 § 60 50 40 30 20 10 aa nd en en 6m aa nd en nd aa 3m nd 0 aa met herpes zoster beneden dermatoom C6, omdat boven dit niveau een epidurale injectie doorgaans niet zonder röntgendoorlichting gegeven wordt. De resultaten van ons onderzoek zijn dan ook alleen geldig voor deze groep patiënten, die overigens ongeveer 75% van alle herpeszosterpatiënten uitmaken.22 Bovendien betrof ons onderzoek patiënten in de acute fase van herpes zoster. Behandeling van patiënten met langer dan 1 week bestaande herpes zoster viel buiten het bereik van ons onderzoek. Onderzoeken met ‘zachte’ uitkomsten, zoals pijn, zijn gevoelig voor placebo-effecten. Niettemin kozen wij bewust voor een pragmatisch onderzoek om zodoende de effectiviteit van de interventie in de dagelijkse praktijk te kunnen meten. Zouden wij de werkzaamheid, dat wil zeggen het specifieke effect van de epiduraal geïnjecteerde stoffen, hebben willen vaststellen, dan zou een gerandomiseerd en placebogecontroleerd onderzoek de voorkeur hebben gehad. In dat geval zouden wij de patiënten in de controlegroep een epidurale injectie met fysiologisch zout hebben moeten geven met bijkomende grotere belasting voor patiënten en een, weliswaar klein, risico van bijwerkingen zoals een epiduraal hematoom of meningitis.23-25 Een dergelijke opzet vonden wij uit ethische overwegingen onverantwoord. Daarbij zou het blinderen lastig zijn geweest, want het uitblijven van sensibiliteitsverlies na een placeboinjectie zou de aard van de behandeling direct verraden. Bovendien moet ieder placebo-effect gezien worden als onderdeel van het gehele behandelingseffect, dat ook mag worden verwacht bij toekomstige patiënten in de dagelijkse praktijk. 2m figuur 2. Percentage patiënten met herpes zoster en met pijn op verschillende tijdstippen na randomisatie voor een standaardbehandeling ( ) of voor epidurale injectie van steroïden en lokale anesthetica als aanvulling op de standaardbehandeling ( ): (*) p = 0,017); (†) p = 0,045; (‡) p = 0,041; (§) p = 0,021. 1m 17 % 15 % 6m aa nd en 24 % 21 % 3m aa nd en 29 % 27 % en 2m aa nd 58 % 48 % nd 1m aa 76 % 68 % 65 % 57 % ek en 3w k ek en 2w 85 % 77 % ee 1w in clu sie 90 % 94 % 0 ek en 10 3w 20 ek en 30 k 40 2w 50 ee 60 1w § 70 ie ‡ 80 De frequentie van zostergerelateerde pijn na 1 maand in de controlegroep bedroeg 58% (zie tabel 2), veel hoger dan vermeld in eerdere publicaties.1 3 5 14 16 Deze lagere frequenties kwamen echter uit onderzoeken waarin patiënten op eigen initiatief hun huisarts consulteerden wegens pijnklachten, terwijl in ons onderzoek alle patiënten actief werden benaderd en geen pijndrempel werd gehanteerd. Zouden wij alleen zostergerelateerde pijn van minimaal 30 mm op de VAS als klinisch relevant aanmerken, dan was het percentage patiënten met pijn in de controlegroep 26, wat meer overeenkomt met gegevens uit de literatuur. Men veronderstelt dat de werking van de epiduraal toegediende medicatie bij herpes zoster berust op twee principes. Steroïden verminderen de deafferentatie door het tegengaan van ontsteking en de door zwelling veroorzaakte neurale ischemie.9 Lokale anesthetica bewerkstelligen pijnvermindering en blokkade van de sympathicusactiviteit, waardoor het proces van sensitisatie onderbroken wordt.8 Hierbij is het van belang dat de geïnjecteerde stoffen het sensibele ganglion in voldoende mate bereiken. In ons onderzoek kozen wij voor een eenmalige epidurale injectie, waarbij de epidurale ruimte werd gelokaliseerd met behulp van de hanging-drop- of de loss-of-resistance-techniek. Deze technieken vereisen immers geen speciale apparatuur en de meeste anesthesiologen prefereren deze boven een benadering onder röntgendoorlichting.11 26 Hoewel de door de patiënt aangegeven verminderde sensibiliteit volgend op de injectie erop wijst dat de anesthetica de epidurale ruimte lu s patiënten met pijn (in %) † in c * 90 VAS-score (in mm) 100 figuur 3. Ernst van de pijn bij patiënten met herpes zoster op verschillende tijdstippen na randomisatie voor een standaardbehandeling ( ) of voor epidurale injectie van steroïden en lokale anesthetica als aanvulling op de standaardbehandeling ( ); de boxen geven het 25e-75e percentiel weer; de horizontale lijn in de boxen geeft de mediaan weer, de verticale lijnstukken geven de 95%-betrouwbaarheidsintervallen weer; (*) p < 0,0001; (†) p = 0,037; (‡) p = 0,058; (§) p = 0,018. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 2 december;150(48) 2653 bereikt hebben, zou het kunnen dat de toegediende stoffen toch niet in voldoende mate rond het sensibele ganglion aanwezig waren.27 Het is mogelijk dat andere technieken, zoals injectie onder röntgendoorlichting, de plaatsing van een epidurale katheter, het gebruik van grotere volumen of herhaalde injecties leiden tot hogere concentraties van de geïnjecteerde stoffen rond het ganglion met een navenant groter effect. In een eerder uitgevoerd gerandomiseerd onderzoek werd de effectiviteit bepaald van de herhaalde epidurale toediening van methylprednisolon en bupivacaïne, via een onder röntgendoorlichting ingebrachte katheter, gedurende 7 à 21 dagen totdat de patiënt pijnvrij was.28 De in dat onderzoek gerapporteerde effectiviteit was beduidend hoger dan in ons onderzoek (RR: 0,19 versus onze 0,83 voor pijn op 1 maand; zie tabel 2). Een langdurige behandeling met een epidurale katheter vereist echter een ziekenhuisopname en heeft een hoger risico op bijwerkingen zoals infecties en onderdrukking van de bijnierfunctie. Voor het ontstekingsremmende effect zouden ook orale steroïden overwogen kunnen worden. Twee onderzoeken met hoge doses prednisolon gedurende 21 dagen lieten inderdaad een bescheiden effect op de acute pijn zien, maar geen effect op de frequentie van postherpetische neuralgie.29 30 Mede gezien de potentieel ernstige bijwerkingen van deze middelen worden orale steroïden dan ook niet geadviseerd bij de behandeling van herpes zoster.30 Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: dit onderzoek werd gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO nr 945-02-009). Aanvaard op 12 juni 2006 Literatuur 1 2 3 4 5 6 conclusie Uit de bevindingen van dit onderzoek concluderen wij dat een eenmalige epidurale injectie van steroïden en lokale anesthetica, gegeven in de acute fase van herpes zoster, resulteert in een bescheiden vermindering van de met zoster samenhangende pijn gedurende de eerste maand. Echter, omdat op langere termijn postherpetische neuralgie niet wordt voorkomen, stellen wij voor om een epidurale injectie van steroïden en lokale anesthetica slechts te overwegen bij patiënten met herpes zoster in het acute stadium die ernstige pijn hebben die niet reageert op de standaard toegepaste analgetische therapie. De eerste en tweede auteur droegen in gelijke mate bij aan deze publicatie. Aan dit onderzoek droegen bij dr.E.Buskens en dr.N.J.de Wit (onderzoeksopzet), dr.A.A.A.Bak, ir.J.H.den Breejen en J.Schipper-Kleijn (onderzoeksorganisatie), prof.dr.B.A.van Hout (analyse van de onderzoeksresultaten) en dr.J.W.G.Jacobs (commentaar op het manuscript). Het onderzoek was niet mogelijk geweest zonder de medewerkende anesthesiologen en huisartsen. De epidurale injecties werden verricht in de volgende ziekenhuizen: Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis, Nijmegen; Catharina Ziekenhuis, Eindhoven; Deventer Ziekenhuis; Diakonessenhuis, Utrecht en Zeist; Gelre Ziekenhuizen, Apeldoorn en Zutphen; Isala klinieken, Zwolle; Maasziekenhuis, Boxmeer; Máxima Medisch Centrum, Eindhoven en Veldhoven; Meander Medisch Centrum, Amersfoort; Medisch Centrum Alkmaar; Mesos Medisch Centrum, Utrecht; Slingeland 2654 Ziekenhuis, Doetinchem; Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen; Universitair Medisch Centrum Utrecht; Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede; Ziekenhuis Rijnstate, Arnhem; Ziekenhuis St Jansdal, Harderwijk en Ziekenhuis Zevenaar. 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Dworkin RH, Portenoy RK. Pain and its persistence in herpes zoster. Pain. 1996;67:241-51. Alper BS, Lewis PR. Treatment of postherpetic neuralgia: a systematic review of the literature. J Fam Pract. 2002;51:121-8. Kost RG, Straus SE. Postherpetic neuralgia – pathogenesis, treatment, and prevention. N Engl J Med. 1996;335:32-42. Oxman MN, Levin MJ, Johnson GR, Schmader KE, Straus SE, Gelb LD, et al. A vaccine to prevent herpes zoster and postherpetic neuralgia in older adults. N Engl J Med. 2005;352:2271-84. Alper BS, Lewis PR. Does treatment of acute herpes zoster prevent or shorten postherpetic neuralgia? A systematic review of the literature. J Fam Pract. 2000;49:255-64. Lancaster T, Silagy C, Gray S. Primary care management of acute herpes zoster: systematic review of evidence from randomized controlled trials. Br J Gen Pract. 1995;45:39-45. Jackson JL, Gibbons R, Meyer G, Inouye L. The effect of treating herpes zoster with oral acyclovir in preventing postherpetic neuralgia. A meta-analysis. Arch Intern Med. 1997;157:909-12. Rowbotham MC, Baron R, Fields HL. Spectrum of pain mechanisms contributing to PHN. In: Watson CPN, Gershon AA, editors. Herpes zoster and postherpetic neuralgia. 2nd ed. Amsterdam: Elsevier; 2001. p. 183-95. Winnie AP, Hartwell PW. Relationship between time of treatment of acute herpes zoster with sympathetic blockade and prevention of post-herpetic neuralgia: clinical support for a new theory of the mechanism by which sympathetic blockade provides therapeutic benefit. Reg Anesth. 1993;18:277-82. Opstelten W, Wijck AJ van, Stolker RJ. Interventions to prevent postherpetic neuralgia: cutaneous and percutaneous techniques. Pain. 2004;107:202-6. Wijck AJM van, Opstelten W, Essen GA van, Sival P, Verheij TJ, Stolker RJ, et al. Herpes zoster en post-herpetische neuralgie: beleid in eerste en tweede lijn. Ned Tijdschr Pijn en Pijnbestr. 2003;22:18-21. Opstelten W, Wijck AJM van, Essen GA van, Buskens E, Bak AAA, Kalkman CJ, et al. The PINE study: rationale and design of a randomised comparison of epidural injection of local anaesthetics and steroids versus care-as-usual to prevent postherpetic neuralgia in the elderly. BMC Anesthesiol. 2004;4:2. Opstelten W, Wijck AJ van, Moons KG. Design issues for studies into prevention of chronic pain: lessons from post-herpetic neuralgia. Anaesthesia. 2004;59:213-5. Gnann jr JW, Whitley RJ. Herpes zoster. N Engl J Med. 2002;347: 340-6. Cousins MJ, Bridenbaugh PO. Neural blockade in clinical anesthesia and management of pain. Philadelphia: Lippincott-Raven; 1998. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 2 december;150(48) 16 Opstelten W, Mauritz JW, Wit NJ de, Wijck AJ van, Stalman WA, Essen GA van. Herpes zoster and postherpetic neuralgia: incidence and risk indicators using a general practice research database. Fam Pract. 2002;19:471-5. 17 Whitley RJ, Weiss HL, Soong SJ, Gnann JW. Herpes zoster: risk categories for persistent pain. J Infect Dis. 1999;179:9-15. 18 Coplan PM, Schmader K, Nikas A, Chan IS, Choo P, Levin MJ, et al. Development of a measure of the burden of pain due to herpes zoster and postherpetic neuralgia for prevention trials: adaptation of the brief pain inventory. J Pain. 2004;5:344-56. 19 Rowbotham MC. Postherpetic neuralgia. Semin Neurol. 1994;14: 247-54. 20 Perkins HM, Hanlon PR. Epidural injection of local anesthetic and steroids for relief of pain secondary to herpes zoster. Arch Surg. 1978;113:253-4. 21 Rutgers MJ, Dirksen R. The prevention of postherpetic neuralgia: a retrospective view of patients treated in the acute phase of herpes zoster. Br J Clin Pract. 1988;42:412-4. 22 Hope-Simpson RE. The nature of herpes zoster: a long-term study and a new hypothesis. Proc R Soc Med. 1965;58:9-20. 23 Abram SE, O’Connor TC. Complications associated with epidural steroid injections. Reg Anesth. 1996;21:149-62. 24 Fitzgibbon DR, Posner KL, Domino KB, Caplan RA, Lee LA, Cheney FW. Chronic pain management. American Society of Anesthesiologists Closed Claims Project. American Society of Anesthesiologists. Anesthesiology. 2004;100:98-105. 25 Moen V, Dahlgren N, Irestedt L. Severe neurological complications after central neuraxial blockades in Sweden 1990-1999. Anesthesiology. 2004;101:950-9. 26 Cluff R, Mehio AK, Cohen SP, Chang Y, Sang CN, Stojanovic MP. The technical aspects of epidural steroid injections: a national survey. Anesth Analg. 2002;95:403-8. 27 Liu SS, Melmed AP, Klos JW, Innis CA. Prospective experience with a 20-gauge Tuohy needle for lumbar epidural steroid injections. Is confirmation with fluoroscopy necessary? Reg Anesth Pain Med. 2001;26:143-6. 28 Pasqualucci A, Pasqualucci V, Galla F, De Angelis V, Marzocchi V, Colussi R, et al. Prevention of post-herpetic neuralgia: acyclovir and prednisolone versus epidural local anesthetic and methylprednisolone. Acta Anaesthesiol Scand. 2000;44:910-8. 29 Whitley RJ, Weiss H, Gnann jr JW, Tyring S, Mertz GJ, Pappas PG, et al. Acyclovir with and without prednisone for the treatment of herpes zoster. A randomized, placebo-controlled trial. The National Institute of Allergy and Infectious Diseases Collaborative Antiviral Study Group. Ann Intern Med. 1996;125:376-83. 30 Wood MJ, Johnson RW, McKendrick MW, Taylor J, Mandal BK, Crooks J. A randomized trial of acyclovir for 7 days or 21 days with and without prednisolone for treatment of acute herpes zoster. N Engl J Med. 1994;330:896-900. Abstract Treatment of patients with herpes zoster by epidural injection of steroids and local anaesthetics: less pain after 1 month, but no effect on longterm postherpetic neuralgia – a randomised trial Objective. To assess the effectiveness of a single epidural injection of steroids and local anaesthetics, as a supplement to the standard treatment, for the prevention of postherpetic neuralgia in older patients with herpes zoster. Design. Open randomised trial. Method. In the period September 2001-February 2004, 598 patients, aged > 50 years, with acute herpes zoster (rash for < 7 days) below dermatome C6, were randomly assigned to receive either standard therapy (oral antiviral agents and analgesics) alone or standard therapy plus an additional single epidural injection of 80 mg methylprednisolone and 10 mg bupivacaine. The primary endpoint was the proportion of patients with zoster-associated pain one month after inclusion. The presence and severity of zoster-associated pain at other time points were secondary endpoints. Results. At one month, pain was reported by 137 (48%) patients in the injection group versus 164 (58%) in the control group (relative risk; RR: 0.83; 95% CI: 0.71-0.97; p = 0.02). After three months, these values were 58 (21%) and 63 (24%), respectively (RR: 0.89; 95% CI: 0.65-1.21; p = 0.47), and at 6 months: 39 (15%) and 44 (17%) (RR: 0.85; 95% CI: 0.57-1.13; p = 0.43). No subgroups were detectable in which the relative risk for pain at one month after inclusion substantially differed from the overall estimate. At one month, the median severity of pain in the injection group was 2 (on a 100-points scale) versus 6 in the control group (p = 0.02). At later follow-up, there was no longer any statistically significant difference in the severity of pain between the two groups. No patient had major adverse events related to the epidural injection. Conclusion. A single epidural injection of steroids and local anaesthetics in the acute phase of herpes zoster resulted in a modest decrease in zoster-associated pain in the first month. This treatment did not, however, prevent long-term postherpetic neuralgia. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2649-55 Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 2 december;150(48) 2655