Wandeling Kampina 130618

advertisement
BPC 2013 IVN Oisterwijk
Verwerking Excursie 3 Kampina.
A.
Inleiding.
Deze excursie geschiedt in het kader van BPC2013 van het IVN oisterwijk en vindt plaats op zaterdag 27 april
2013 onder leiding van Jan van de Besselaar . Deelnemers zijn personen en de excursie sluit aan bij de les
van Jan over planten gemeenschappen.
B.
Onderwerpen.
1. Les Plantengemeenschappen
i. Biologisch moment
De aardbei vrucht die bloem was of bloem die vrucht werd schijnbloem of schijnvrucht ?
Nepvrucht ? Het is een verdikte bloembodem, wel een cultuuraardbei, die kleine pitjes aan de
buitenkant dat zijn zaadjes en de steeltjes/draadjes zijn bij het doorsnijden zichtbaar. Waauw
je ziet de draadjes echt goed naar de pitjes lopen. Wat zijn die kleine stokjes tussen de groene
blaadjes en de vrucht ? dat zijn de resten van de meeldraden. Hoe heten trouwens die blaadjes,
zijn dat schutbladen of kelkbladen ?
ii. Fluitje van fluitenkruid
Fluitje van fluitekruid pijp en sleuf.
Doetietniet ? dan goed oefenen. Misschien istie hol.
1
2.
Plantengemeenschappen
Open water, moerassen en natte heiden
Brak- en zout water
Zoet water
Moerassen
Hoogvenen en natte heiden
Graslanden, zomen en droge heiden
Open tot min of meer gesloten graslanden
Voedselarme, gesloten graslanden
Matig voedselrijke graslanden
Zomen
Droge heide
Kust en binnenlandse pioniersmilieus
Slik en wad
Vloedmerk
Schor en kwelder
Zeereep
Pioniersmilieus en ruderale ruigten
Ruigten, struwelen en bossen
Ruigten en boszomen
Struwelen
Natte bossen
Droge bossen
Plantengemeenschappen in Nederland worden verdeeld in verschillende klassen, die weer zijn
onderverdeeld orden, verbonden en associaties.
Een plantengemeenschap is een groep van planten die dezelfde eisen aan hun groeiplaats stellen
en bij elkaar groeien. Ze vertonen in hoogte,breedte (omvang ?) en tijd een regelmatig herhalende
structuur. Een dergelijke groep van planten heeft, los van afzonderlijke soorten, gezamenlijk een
bestendigheid en stabiliteit en kan zichzelf binnen bepaalde grenzen in stand houden.
Plantengemeenschappen kunnen elkaar opvolgen, op kale gronden ontwikkelen zich
pioniergemeenschappen. Het rijker worden van de bodem door afgestorven planten, verandering
van klimaat en uitspoeling zorgen voor opvolgende plantengemeenschappen.
Een eindstadium van een plantengemeenschap is mogelijk gemeenschap met een groot verschil in
hoogte tussen bomen en onderbegroeiing.
Voorbeelden indeling plantengemeenschappen:
Graslanden, zomen en droge heiden
Open tot min of meer gesloten graslanden
Klasse:
Pioniergraslanden op gruis- en steenbodems
Orde:
Sedo-scleranthetalia
Verbond:
Vetkruiden en kandelaartje
Associatie:
Kandelaartje en plat beemdgras
Ruigten struwelen en bossen
Droge bossen
Klasse:
Eiken- beukenbossen op voedselrijke grond
Orde:
Voedselrijke eiken- beukenbossen
Verbond:
Els en gewone vogelkers
Associatie:
Meidoorn- berkenbos
Rompgemeenschap van fluitenkruid > bevat alleen kensoorten en
differentiërende soorten
2
3.
Ecotoop
Een ecotoop is een landschappelijk gebied met unieke kenmerken en duidelijke grenzen.
Anders: een gelijkvormig kleinschalig landschapsonderdeel dat je op de kaart kunt aanwijzen.
Voorbeelden ecotopen:
Poel, dijk, zandpad, (hak)houtwal, weiland, sloot, rivier, beekoever, bosrand, bos ??, gras, hei
In de Kampina aangetroffen ecotopen met de daarin voorkomende plantenfamilies en de soorten.
KSkensoort,BSbegeleidend soort, OSdifferiënterende/onderscheidende soort, DSdominante/overheersende soort
Bosrand
Anjerfam:
Schermbloemfam:
Helmkruidfam:
Lipbloemenfam:
Papaverfam:
Hertshooifam:
Vlinderbloemenfam:
Brandnetelfam:
BR
dagkoekoeksbloem
fluitenkruid,
gewone ereprijs
hondsdraf
stinkende gouwe
St.Janskruid
vogelwikke, brem
grote brandnetel
Zandpad
Ranonkelfam:
Weegbreefam:
Ooievaarsbekfam:
Duizendknoopfam:
Paardestaartenfam:
Hertshooifam:
Composietenfam:
Walstrofam:
Brandnetelfam:
Schermbloemenfam:
Z(P)
scherpe boterbloem
grote weegbree
zachte ooievaarsbek
waterpeper
heermoes
St.Janskruid
duizendblad, akkerdistel, bijvoet
kleefkruid
grote brandnetel
berenklauw
Hakhoutwal
HH
Hei
HE
Gagelfam:
Vlinderbloemfam
gagel
stekelbrem
Beekoever
BE
Russenfam:
Teunisbloemfam:
Waterweegbreefam:
Lipbloemenfam:
Kruisbloemenfam:
Composietenfam:
pitrus
harig wilgenroosje
waterweegbree
watermunt
bittere veldkers
koninginnekruid
Bos
BO
Kruisbloemfam:
Balsamienfam:
Schermbloemfam:
Helmkruidfam:
Heidefam:
Ooievaarsbekfam:
Cypergrassenfam:
Lipbloemenfam:
Composietenfam:
Valeriaanfam:
Gagelfam:
Hennepfam:
Kamperfoeliefam:
Kornoeljefam:
look zo look,
springbalsamien
zevenblad
hengel
bosbes
robertskruid
bosbies
zenegroen ?
koninginnekruid
valeriaan
gagel
hop
Gelderse roos
kornoeljefam
Gras
GR
Composietenfam:
Duizendknoopfam:
paardenbloem, biggekruid, madeliefje
schapenzuring
In de NPvO wordt bij de beschrijving informatie gegeven over de standplaats waar een soort de
voorkeur aan geeft. Dit kan van doorslaggevende betekenis zijn bij de determinatie. Normaliter
komen bepaalde planten op bepaalde plaatsen beslist niet voor.
Voorbeelden:
Loofbossen, gemengde en vochtige bossen, licht eikenbos, kreupelhout, bosranden,
zonnige bosjes, ruigten, kapvlakten, verstoorde veenbodems, grasland, droog grasland,
bergweiden, akkers, kalkrijke akkers, voedselrijke bodems, wegen, wegkanten, dijken,
tuinen, steengroeven, puin,
3
4.
Ecosysteem
Een aantal ecotopen bij elkaar
5.
Biotoop
Een gebied met een uniform landschapstype waarin bepaalde organismen kunnen gedijen.
Een biotoop is een gebied dat voldoet aan alle voorwaarden die één bepaalde soort stelt om er te
kunnen leven.
Voorbeeld:
De winterkoning heeft o.a. in de biotopen BOS, DUIN, MOERAS en STADSDUIN de
STRUIKEN en BOMEN als habitat.
Multi multiple choise vraag:
Wat is een bos ?
a Een ecotoop
b Een ecosysteem
c Een biotoop
d Een standplaats
e
f
g
h
i
j
Een
Een
Een
Een
Een
Een
ecotoop en een ecosysteem
ecotoop en een biotoop
ecotoop en een standplaats
ecosysteem en een biotoop
ecosysteem en een standplaats
biotoop en een standplaats
k
l
m
n
Een
Een
Een
Een
ecotoop, een ecosysteem en een biotoop
ecotoop, een ecosysteem en een standplaats
ecotoop, een biotoop en een standplaats
ecosysteem, een biotoop en een standplaats
o
Een ecotoop, een ecosysteem, een biotoop en een standplaats
Slechts één antwoord is goed.
Bij nader inzien is een open vraag mogelijk eenvoudiger.
Ik ga voor antwoord o
6.
Habitat >latijn voor “het bewoont”
Een habitat omvat de plaatsen waar een bepaald organisme voorkomt, doordat de abiotische
factoren en biotische factoren van die plaatsen voldoen aan de eisen en toleranties die het
organisme stelt om te kunnen overleven, groeien en zich voortplanten. Een synoniem is leefgebied
of leefomgeving.
Korter: Een organisme komt voor in een leefgebied cq woonomgeving wat voldoet aan de eisen die
dat organisme stelt.
Het begrip habitat wordt vaak verward met het begrip biotoop. Een biotoop beschrijft het
geografische gebied waar een organisme leeft, terwijl een habitat uitgaat van de biotische en
abiotische eisen van een organisme.
Voorbeelden:
De pissebed heeft in het biotoop BOS de BODEM als habitat
De regenworm heeft in het biotoop BOS de GROND als habitat
In het biotoop BOS is de BODEM de habitat van een regenworm
In het biotoop bos is de BODEM de habitat voor de pissebed.
Haarmos heeft in het biotoop BOS de BODEM als habitat ??
7.
Niche
Een niche is geen plaats -habitat- waar het organisme leeft, maar een reeks voorwaarden die de
habitat van dieren bepalen. Wordt ook wel standplaats genoemd.
8.
Biodiversiteit
Een verscheidenheid in organismen die belangrijk is voor het voortbestaan.
9.
EHS
Ecologische Hoofd Structuur
4
10. Beerze
Overstromingsgebied van de Beerze bij Viermannekesbrug
De naam Beerze werd al in 1545 gebruikt door keizer Karel V en is vermoedelijk afgeleid van berne
(bron) of barne (branden). Barne verwijst naar de aanwezigheid van veen (turf), dat vroeger dienst
deed als brandstof voor de kachel. Het veen werd gevormd in de laaggelegen gebieden rond de
beek.
De Beerze begint bij het landgoed Baest, waar de Grote Beerze en de Kleine Beerze
samenstromen. Vervolgens stroomt de beek langs Spoordonk en de Kampina naar Lennisheuvel,
waar de Beerze Smalwater gaat heten. Vlak voor Boxtel stroomt een zijtak, de Kleine Aa, naar de
Esschestroom. De hoofdtak mondt bij Boxtel in de Dommel uit.
De Beerze loopt voor een groot deel door natuurgebieden en heeft dan ook op veel plaatsen haar
oude meanderende loop behouden.
Wel zijn op een aantal plaatsen
omleidingen aangelegd. In de periode
1990-1999 is bij Viermannekesbrug
een overstromingsgebied voor de
Beerze gerealiseerd van zo'n 50
hectare. Het gebied staat ongeveer
drie maanden per jaar onder water.
Aan de Beerze staat van oudsher één
watermolen, namelijk de Spoordonkse
Watermolen te Spoordonk.
De Groote Beerze tussen Bladel en de
samenvoeging met de Kleine Beerze
ten noorden van Middelbeers behoort
tot het Natura 2000 gebied
Kempenland-West, in het bijzonder
vanwege het voorkomen van
waterplanten zoals de drijvende
waterweegbree.
5
11. Gondwatermeter
Deze staat op groen
Actuele grondwaterstanden bekijkt u op de site van Grondwaterstand in Brabant
www.grondwaterstandinbrabant.nl. Meetgegevens en locaties van de zeshonderd meetpunten zijn
op te vragen bij het DINOLoket, www.dinoloket.nl.
6
12. Braam rozenfam
Fertiel 3-tallig blad waarboven knoppen bloemen groeien
13. Zenegroen lipbloemenfam
14. Dagkoekoeksbloem anjerfam
15. Scherpe boterbloem ranonkelfam
16. Fluitenkruid schermbloemfam
Twee manieren om fluitje te maken, panfluit of mesgroef.
17. Look zonder look kruisbloemfam
18. Grote weegbree weegbreefam
19. Springbalsamien balsamienfam
20. Hondsdraf lipbloemfam
21. Zevenblad schermbloemfam
22. Zachte ooievaarsbek ooievaarsbekfam
23. Paardenbloem compositenfam
24. Kornoelje kornoeljefam
Blz 462 nr 2 Rode kornoelje
Bloeit van mei t/m jun
bl in rijkbl schermachtige tuilen 4-tallig, verschijnen na de b.
kroonb wit, 4-7 mm lg
p jonge takken rood, vruchten blauwzwart, bolv, 6-8 mm lg.
b tegenoverstaan, eirond, spits, 5-8 cm lg, 3-5 paar nerven, groen in herfst rood
opm: standplaats: hagen, gemengd loofbos op goede grond
7
25. Grove den dennenfam
Wordt/werd ook wel pijnboom genoemd De boom was in Nederland inheems op hoogveen, maar door
veenafgravingen en ontginningen zijn de inheemse bomen verdwenen. Later is de grove den in
Nederland veel aangeplant op de arme zandgronden uit buitenlands zaad. Het omstreeks 1515
aangelegde Mastbos is het oudste in Nederland aangeplante bos met onder meer de grove den. Vanaf
de 19e eeuw zijn heidevelden en zandverstuivingen, vooral op de Veluwe ermee beplant.
In Nederland is de grove den vooral in de 19e eeuw aangeplant op arme zandgronden als mijnhout en
om de zandverstuivingen, die waren ontstaan door overbegrazing van de heide, tegen te gaan. Het
hout werd vooral voor het stutten van de gangen in de Nederlandse kolenmijnen gebruikt. Levert
grenenhout
26. Mannetjesvaren niervarenfam
27. Wijfjesvaren wijfjesvarenfam
28. Koningsvaren koningsvarenfam
29. Dalkruid aspergefam
Is giftig. Plantengemeenschap: dalkruid is een kensoort voor het beuken-eikenbos (klasse ?)
8
30. Groot robertskruid ooievaarsbekfam
Eigenaardige geur De plant bevat tanninen, etherische oliën en geranine. Alle delen van de plant
worden gebruikt als bloedstelpend en desinfecterend middel. In de kruidengeneeskunde wordt een
aftreksel gebruikt tegen nier- en blaasklachten. Het kauwen op verse bladeren zou behulpzaam zijn
bij genezing van keelontsteking. Vers geplukte en fijngewreven bladeren hebben een speciale geur.
Wanneer deze op het lichaam gesmeerd worden, zou ze muggen afstoten.
Met Look zo look/Stinkende gouwe (papaverfam)> symbiose ?
31. Gewoon hengel helmkruidfam
Is net in bloei, half parasiet, wortelt op gras.
32. Pitrus russenfam
33. Harig wilgenroosje teunisbloemfam
34. Waterpeper duizendknoopfam
Smaakt nog flauw. Groeit op stikstofrijke plaatsen, bij sloten met elzen. Meestal op wegen en
paden in de vochtige sporen. Alle delen van de plant zijn goed als peper in de keuken te gebruiken.
Ze zijn erg pittig en veroorzaken een brandende smaak. In de oudheid gebruikte men de zaden al
om het eten te kruiden. Eigenschappen: bloedstelpend, bloedzuiverend, bloeding bevorderend,
samentrekkend, urine drijvend en vaat vernauwend. Namen: bitterplant, muggenkruid en vlokruid.
35. Bosbes heidefam
36. Drijvende waterweegbree waterweegbreefam
De biotoop van de waterweegbree is voedselarm tot matig voedselrijk, stilstaand of zwak stromend
water. Staat op de Nederlandse rode lijst van planten en is zeldzaam tot sterk afgenomen. Is met
grote waterweegbree familie van het pijlkruid. Op blz 18 van NPvO is grote waterweegbree
beschreven, drijvende waterweegbree komt niet voor in NPvO.
9
37. Watermunt lipbloemfam
38. Heermoes paardenstaartenfam
Legoplantje (horloge geluid) tinkruid.
39. Longkruid ruwbladigenfam
Is geen stinsenplant. Wanneer is een plant een stinsenplant ?
10
40. Gewoon biggenkruid composietenfam
Bron: Wikipedia en Paardenbloemen en
verwanten in beeld, KNNV
Gewoon biggenkruid heeft geen
stengelbladeren en de stengel is bijna altijd
vertakt, draagt enkele kleine schubvormige
blaadjes en bevat melksap. De echte bladeren
staan in een bladrozet en zijn behaard en
hebben een grote stompe eindlob.
Er is een zeldzame variant het glad
biggenkruid, die heeft alleen aan de randen
van de bladen beharing.
Het geslacht biggenkruid heeft stroschubben,
dat zijn vlezige blaadjes waarvan er één naast
elk bloempje op de bloembodem staat, het is
zelfs met een loep moeilijk te zien maar het is
wel een kenmerk dat de meeste zekerheid
biedt. De plant bloeit van juni tot diep in
september in grote aantallen in niet al te natte
bermen.
41. Kleefkruid walstrofam
42. Grote ? Brandnetel brandnetelfam
43. Berenklauw schermbloemfam
Blad
44. Bijvoet composietenfam
Blad, schoenen soldaat
45. Schapenzuring duizendknoopfam
46. St Janskruid hertshooifam
Bladen hebben gaatjes
47. Konninginnekruid compositenfam
Blad
48. Valeriaan valeriaanfam
Blad
49. Pijpenstrootjes grassenfam
50. Gewoon ereprijs helmkruidfam
11
51. Bittere veldkers kruisbloemenfam
Heeft paarse helmknoppen, de echte/witte veldkers heeft gele helmknoppen > dit is het enige
verschil.
52. Bosbies cypergrassenfam
Stengel driekantig > zegge ??
53. Duizendblad composietenfam
54. Akkerdistel composietenfam
55. Madeliefje composietenfam
56. Jasmijn olijffam
Jasminum, een plantengeslacht
Arabische jasmijn (Jasminum sambac), een struik met witte bloemen.
Winterjasmijn (Jasminum nudiflorum)
Kaapse jasmijn (Gardenia augusta)
Jasmijnrevolutie, Revolutie Tunesië
57. Meidoorn rozenfam
Eenstijlig/tweestijlig > een of twee stempels.
58. Lijsterbes rozenfam
59. Gelderse roos kamperfoeliefam
60. Kamperfoelie kamperfoeliefam
61. Hop hennepfam
62. Gagel gagelfam
63. Brem vlinderbloemfam
64. Stekelbrem vlinderbloemfam
65. Gaspeldoorn vlinderbloemfam
66. Vogelwikke vlinderbloemfam
De vlinderbloemenfamilie (Leguminosae of Fabaceae: beide wetenschappelijke namen zijn
toegestaan) is, met ongeveer twintigduizend soorten, een van de grootste families van bloeiende
planten. De familie komt over bijna de hele wereld voor. Enkele grote geslachten zijn Astragalus,
Acacia en Mimosa.
De familie is van groot economisch belang omdat de peulvruchten ertoe behoren, eiwitrijke
landbouwgewassen zoals bonen, erwten, tuinbonen, pinda's, en sojabonen, die belangrijk zijn voor
onze voedselvoorziening. Ook klavers en wikken behoren tot deze plantenfam
12
67. Libelle
i.
mannetje
vrouwtje
Viervleklibelle
Bruine heidelibel
Smaragdlibel
Bruine glazenmaker
????????????
13
Platbuik
68. Coniferen
Lariks, Tsuga, Thuja
Taxonomische indeling
Cavalier-Smith (1998) 2 domeinen en 6 rijken
Leven
Domein
Rijk
Stam
Klasse
Clade
Orde
Familie
Geslacht
Soort
Eukaryoten/Eucaria
Planten
Landplanten
Zaadplanten
Naaktzadigen
Coniferen
Dennen
Lariks
Bv: Europese-, AziatischeJapanse Lariks/lork
Eukaryoten/Eucaria
Planten
Landplanten
Zaadplanten
Naaktzadigen
Coniferen
Dennen
Tsuga (Hemlockspar)
Bv: Westelijke-, oostelijke-,
Chinese-, Carolina-, Himalaya
Hemlockspar
Eukaryoten/Eucaria
Planten
Landplanten
Zaadplanten
Naaktzadigen
Coniferen
Cipressen
Thuja (Levensboom)
Bv: Reuzenlevensboom (Thuja
plicata) en Thuja occidentalis
69. Bruine glazenmaker, Nijlgans, Ruwe berk, Taphrina betulina, Mycoplasma/fytoplasma
Taxonomische indeling
Cavalier-Smith (1998) 2 domeinen en 6 rijken
Leven
Domein
Eukaryota
Rijk
Dieren
Stam
Geleedpotigen
Klasse
Insecten
Clade
Naaktzadigen
Orde
Libellen
Onderorde
Echte libellen
Familie
Glazenmakers
Geslacht
Glazenmakers
Soort
Bruine glazenmaker
* Clade 2 Fabiden. Clade 3 Nieuwe
Eukaryota
Dieren
Chordadieren
Vogels
Eendvogels
Eenden,ganzen,zwanen
Alopochen*
Nijlgans
tweezaadlobbigen.
Eukaryota
Planten
Landplanten
Zaadplanten
Bedektzadigen*
Fagales
Eukaryota
Schimmels
Ascomycota
Taphrinomycetes
Prokaryota
Bacteriën
Firmicutes
Mollicutes
Taphrinales
Acholeplasmatales
Berkenfamilie
Berk
Ruwe berk
Taphrinaceae
Taphrina
Taphrina betulina
Acholeplasmataceae
Candidatus fytoplasma
Cand fytoplasma ulmi
70. Bacteriewoekering in berk
Dezelfde bacterie veroorzaakt de heksenbezem = reactie van de boom.
Wikipedia: kanker (plantenziekte), de schimmel zorgt dat de bast van een plant aangetast wordt.
De plant reageert met woekeringen
Woekerwarrel
Koos Dijksterhuis − 02/12/11, 09:27
Soms heeft een boom last van een enorme knoest in zijn stam. Het kunnen allerlei
bomen zijn, maar berken hebben vaker zulke knoesten dan andere bomen. Ze heten
warrelknoesten of warrels.
Zo'n warrel is een woekering, de passieve groeiknoppen schrikken wakker en beginnen als een
bezetene te groeien. Dat lijkt op de groei van heksenbezems, maar warrels worden niet door de
heksenbezemschimmel veroorzaakt. Waarschijnlijk kunnen allerlei andere aantastingen van de
boom wel tot een warrel leiden, bijvoorbeeld een aan een spijker gehangen nestkastje,
insectenvraat of een bacteriële infectie.
Waarom een heksembezem als een kluwen twijgjes woekert, maar een warrel als een knoest? Dan
zijn er nog gallen in vele soorten en gedaanten. Ook gallen zijn groeistuipen van planten, als
reactie op insecten.
Woekeringen kosten energie; als wij ze hebben, noemen we ze gezwel of kanker. Woekeraars zijn
geldwolven. Woekeren vinden we slecht. Toch staat er in de Bijbel dat we moeten woekeren met
14
onze talenten.
Houtbewerkers vinden woekeringen niet slecht, zij houden van warrelhout. Dat scheurt minder
gauw, is mooi en exclusief, want zeldzaam en dus duur. Warrelhout wordt door houtsnijders,
houtdraaiers en meubelmakers ook wel wortelhout genoemd, misschien omdat de meeste warrels
onder de grond woekeren. Of omdat warrel een minder verkoopbaar woord is. Klinken
heksenbezems toverachtig, de woekerwarrel zou ontsproten kunnen zijn aan het denkraam van
Marten Toonder. Bovengrondse warrels vallen meer op dan wortelwarrels en zijn bij het hakken
van hout vaker de sigaar. Warrels kunnen als voetballen aan de bast kleven, maar ook de hele
stam omsluiten. In Amerika zijn warrels gevonden van bijna acht meter doorsnee, woekerend rond
de metersdikke stam van een sequoia.
71. Heksenbezem
Een heksenbezem is een vorm van woekering, waarbij uit een enkele groeitop zich een grote
hoeveelheid groeitoppen ontwikkelen. De ziekte komt in veel verschillende plantensoorten voor en
kan veroorzaakt worden door een aantal verschillende organismen. Meestal zijn dat Mycoplasma 's,
soms schimmels.
In Nederland zijn heksenbezems vaak in berkenbomen (Betula pendula) te zien, waarbij de plant in
een enkele tak een groot aantal zijtakjes maakt, zodat met name in de herfst en winter een
opvallende dichtere structuur in het silhouet van de boom te zien is. Deze afwijking wordt
veroorzaakt door de schimmel Taphrina betulina (synoniem: Exoascus betulini). Men zou de ziekte
bij oppervlakkige beschouwing voor een vogelnest kunnen houden. Aangetaste bomen kunnen van
een tot soms tientallen aangedane takken hebben.
Bijgeloof
In het bijgeloof houdt een bezem bij de deur kwade geesten/kwaadwillenden buiten.
Het Duitse woord voor heksenbezem is Mahrenest, mare betekent nachtelijke kwelgeest, spook of
heks (zie ook nachtmerrie, Morrigan -koningin van de maren- en maretak).
72. Mycoplasma
Mycoplasma is een geslacht van bacteriën. Ze hebben geen celwand. Hierdoor zijn ze erg
kwetsbaar. Er zijn meer dan honderd Mycoplasma-soorten bekend. Het zijn ziekteverwekkers
(mycoplasmose) bij dieren.
Bij planten komen de fytoplasma’s voor dit zijn gespecialiseerde bacteriën, die ook geen celwand
hebben. Fytoplasma's parasiteren het floëem van planten. Vele fytoplasma soorten zijn
ziekteverwekkers in belangrijke gewassen. In verschillende plantensoorten, zoals kerstroos en
Cylindropuntia geven fytoplasma's de plant een ander uiterlijk. Typisch voor aantastingen bij
Cactaceae zijn de massale vertakkingen en vorming van bloemknoppen. Dit verschijnsel wordt ook
wel heksenbezem genoemd. Onderzoek is nog in ontwikkeling.
73. Taphrina betulina
Taphrina betulina is een schimmel die een van de veroorzakers is van de bomenaandoening
"heksenbezem". De schimmel zelf wordt ook wel met deze naam aangeduid. De schimmel overleeft
in de bast. Bij aantasting van de schimmel gaan de slapende knoppen uitlopen, waardoor een
bossige groei ontstaat. Op de onderzijde van de bladeren worden sporenzakjes gevormd. De
vrijkomende sporen kunnen voor aantasting van andere bomen zorgen
74. Ruwe berk
De ruwe berk (Betula pendula, synoniem: Betula verucosa) is een boom uit de berkenfamilie
(Betulaceae) die van nature voorkomt in de Benelux. De soort wordt ook wel 'zilverberk' genoemd.
De ruwe berk en de zachte berk (Betula pubescens) zijn spontaan met elkaar gaan hybridekruisen,
hierdoor is het moeilijk om zuivere soorten te vinden. De ruwe berk komt het meeste voor en is in
West-Europa te vinden. De boom wordt tot 20 m hoog. De oudere stambasis vertoont over het
algemeen barsten. De twijgen zijn meestal overhangend. De bladeren worden 3-7 cm lang, eirond
tot ruitvormig, spits en kaal. De katjes worden 2-4 cm lang. De berk kan alleen in de herfst of
winter gesnoeid worden, omdat hij in de bloei zeer sterke sapstromingen heeft.
Naamgeving
Het woord berk is afgeleid van het Oudindische woord bharg wat glanzend betekent en
waarschijnlijk betrekking heeft op de witte bast. Betula heeft te maken met het Keltische woord
betu wat slaan betekent en betrekking heeft op het slaan met berkentakken op het lichaam na een
saunabezoek om de bloedsomloop te stimuleren. Nederlandse namen van plaatsen als Berkel en
Rodenrijs, Berkel-Enschot, Berlicum duiden op oorden waar veel berken groeiden. De naam wordt
ook in verband gebracht met die van de oude Germaanse en Slavische godinnen als Bercht(a) of
Birchta en Perchta.
Volksgebruiken
In Noorwegen, Zweden en Schotland worden op de midzomeravond van 23 juni de huizen versierd
met berkentakken.
Op sommige plaatsen in Engeland worden op de eerste pinksterdag de huizen en kerken versierd
met berkentakken.
De meiboom was oorspronkelijk een berk. In Noord-Duitsland kent men het zgn.
"Maibaumpflanzen", waarbij in de tuin van mensen die in ondertrouw zijn, op het punt staan
communie te doen, vrijgezellen en bij zelfstandigen 's nachts een berkentak in de tuin wordt gezet.
De dag erop gaat men alle huizen weer langs om de "boom" te begieten. Er wordt aan de deur een
lied gezongen en als beloning krijgt men een drankje aangeboden.
15
Sagen & Mythen
De berk was een mysterieuze en een heilige boom van de Noorse volkeren. De geest van de berk
was een rijpe vrouw die af en toe vanuit de wortels verscheen. Als een mens van haar melk dronk
vertienvoudigde zijn/haar kracht. Bij de Finnen zat de wereldgeest als adelaar op de berk. Voor de
Germanen was de berk de boom der wijsheid. Zij kenden aan bladeren, twijgen en sap magische
en geneeskrachtige eigenschappen toe. Zij geloofden dat berken de aardse behuizing vormden van
de godin Freya. Bij de Kelten is de berk gewijd aan Bergha of Brigit, godin van het onderricht in de
dichtkunst, waarzeggen, geneeskunst en smeedwerk. De heilige Bridget van Kildare was de godin
van de wedergeboorte. Op 1 februari wordt in Ierland nog steeds het feest van de Heilige Bridget
gevierd.
Een oud Fins liedje beschrijft hoe berken klagen en wenen omdat kinderen elke lente opnieuw hun
stammen openrijten en uit hun buiken de levenssappen roven, dat de herders uit hun witte gordel
korven maken, de meisjes hun takken afsnijden om er bezems van te maken. Bonifatius noemde
de berk een duivelse boom omdat hij hoopte daarmee de heidense gebruiken uit te roeien.
75. Nijlganzen
De Nijlgans (Alopochen aegyptiaca) behoort tot de familie Anatidae (zwanen, ganzen en eenden).
In deze familie zit ze in de onderfamilie Tadorninae (halfganzen). Dit zegt meteen iets over haar
formaat. Haar naam is dus verwarrend, want ze behoort niet tot de onderfamilie Anserinae
(zwanen en ganzen). De oude Egyptenaren beschouwden de Nijlgans als een heilig dier en
beeldden haar regelmatig af in hun kunst.
De Nijlgans leeft voornamelijk op land, hoewel ze goed kan zwemmen. In het broedseizoen
verdedigt ze een territorium, soms zelfs agressief, maar ook onderling zijn ze weinig
verdraagzaam. Die agressiviteit is trouwens het handelsmerk van deze ganzen. Ze passen brute
kracht toe om het nest van een andere vogel in te pikken - waarvan vooral grauwe ganzen, maar
ook roofvogels, kraaien, eenden en dergelijke, slachtoffer zijn - en om de kleintjes van andere
eendachtigen te verdrinken.
De Nijlgans eet zaden, bladeren, grassen en stengels. Af en toe eet dit dier sprinkhanen, wormen
en andere kleine dieren.
Deze soort komt algemeen voor in Afrika langs meren, rivieren en moerassen, behalve in
woestijnen en dichte bossen en in de Jordaanvallei. Ze worden veel aangetroffen in de Nijlvallei.
Als exoot komt de Nijlgans voor in Europa. Nadat in 1967 een aantal exemplaren is ontsnapt, komt
de Nijlgans in Nederland en België algemeen voor.
16
C. Afsluiting.
NPvO niet gebruikt, mogelijk andere documentatie voor plantengemeenschappen.geen opbouw van exc 2 naar
3, alleen namen scoren heeft beperkingen, meer volgt of niet. T.a.v. plantengemeenschappen leerdoelen
vaststellen voor aanvang.
Leerdoel
Gedrag
Voorwaarde
Norm
Sprang Capelle ,18 juni 2013 Anton.
17
Download