BPC 2013 IVN Oisterwijk Verwerking Excursie 3 Kampina. A. Inleiding. Deze excursie geschiedt in het kader van BPC2013 van het IVN oisterwijk en vindt plaats op zaterdag 27 april 2013 onder leiding van Jan van de Besselaar . Deelnemers zijn personen en de excursie sluit aan bij de les van Jan over planten gemeenschappen. B. Onderwerpen. 1. Les Plantengemeenschappen i. Biologisch moment De aardbei vrucht die bloem was of bloem die vrucht werd schijnbloem of schijnvrucht ? Nepvrucht ? Het is een verdikte bloembodem, wel een cultuuraardbei, die kleine pitjes aan de buitenkant dat zijn zaadjes en de steeltjes/draadjes zijn bij het doorsnijden zichtbaar. Waauw je ziet de draadjes echt goed naar de pitjes lopen. Wat zijn die kleine stokjes tussen de groene blaadjes en de vrucht ? dat zijn de resten van de meeldraden. Hoe heten trouwens die blaadjes, zijn dat schutbladen of kelkbladen ? ii. Fluitje van fluitenkruid Fluitje van fluitekruid pijp en sleuf. Doetietniet ? dan goed oefenen. Misschien istie hol. 1 2. Plantengemeenschappen Open water, moerassen en natte heiden Brak- en zout water Zoet water Moerassen Hoogvenen en natte heiden Graslanden, zomen en droge heiden Open tot min of meer gesloten graslanden Voedselarme, gesloten graslanden Matig voedselrijke graslanden Zomen Droge heide Kust en binnenlandse pioniersmilieus Slik en wad Vloedmerk Schor en kwelder Zeereep Pioniersmilieus en ruderale ruigten Ruigten, struwelen en bossen Ruigten en boszomen Struwelen Natte bossen Droge bossen Plantengemeenschappen in Nederland worden verdeeld in verschillende klassen, die weer zijn onderverdeeld orden, verbonden en associaties. Een plantengemeenschap is een groep van planten die dezelfde eisen aan hun groeiplaats stellen en bij elkaar groeien. Ze vertonen in hoogte,breedte (omvang ?) en tijd een regelmatig herhalende structuur. Een dergelijke groep van planten heeft, los van afzonderlijke soorten, gezamenlijk een bestendigheid en stabiliteit en kan zichzelf binnen bepaalde grenzen in stand houden. Plantengemeenschappen kunnen elkaar opvolgen, op kale gronden ontwikkelen zich pioniergemeenschappen. Het rijker worden van de bodem door afgestorven planten, verandering van klimaat en uitspoeling zorgen voor opvolgende plantengemeenschappen. Een eindstadium van een plantengemeenschap is mogelijk gemeenschap met een groot verschil in hoogte tussen bomen en onderbegroeiing. Voorbeelden indeling plantengemeenschappen: Graslanden, zomen en droge heiden Open tot min of meer gesloten graslanden Klasse: Pioniergraslanden op gruis- en steenbodems Orde: Sedo-scleranthetalia Verbond: Vetkruiden en kandelaartje Associatie: Kandelaartje en plat beemdgras Ruigten struwelen en bossen Droge bossen Klasse: Eiken- beukenbossen op voedselrijke grond Orde: Voedselrijke eiken- beukenbossen Verbond: Els en gewone vogelkers Associatie: Meidoorn- berkenbos Rompgemeenschap van fluitenkruid > bevat alleen kensoorten en differentiërende soorten 2 3. Ecotoop Een ecotoop is een landschappelijk gebied met unieke kenmerken en duidelijke grenzen. Anders: een gelijkvormig kleinschalig landschapsonderdeel dat je op de kaart kunt aanwijzen. Voorbeelden ecotopen: Poel, dijk, zandpad, (hak)houtwal, weiland, sloot, rivier, beekoever, bosrand, bos ??, gras, hei In de Kampina aangetroffen ecotopen met de daarin voorkomende plantenfamilies en de soorten. KSkensoort,BSbegeleidend soort, OSdifferiënterende/onderscheidende soort, DSdominante/overheersende soort Bosrand Anjerfam: Schermbloemfam: Helmkruidfam: Lipbloemenfam: Papaverfam: Hertshooifam: Vlinderbloemenfam: Brandnetelfam: BR dagkoekoeksbloem fluitenkruid, gewone ereprijs hondsdraf stinkende gouwe St.Janskruid vogelwikke, brem grote brandnetel Zandpad Ranonkelfam: Weegbreefam: Ooievaarsbekfam: Duizendknoopfam: Paardestaartenfam: Hertshooifam: Composietenfam: Walstrofam: Brandnetelfam: Schermbloemenfam: Z(P) scherpe boterbloem grote weegbree zachte ooievaarsbek waterpeper heermoes St.Janskruid duizendblad, akkerdistel, bijvoet kleefkruid grote brandnetel berenklauw Hakhoutwal HH Hei HE Gagelfam: Vlinderbloemfam gagel stekelbrem Beekoever BE Russenfam: Teunisbloemfam: Waterweegbreefam: Lipbloemenfam: Kruisbloemenfam: Composietenfam: pitrus harig wilgenroosje waterweegbree watermunt bittere veldkers koninginnekruid Bos BO Kruisbloemfam: Balsamienfam: Schermbloemfam: Helmkruidfam: Heidefam: Ooievaarsbekfam: Cypergrassenfam: Lipbloemenfam: Composietenfam: Valeriaanfam: Gagelfam: Hennepfam: Kamperfoeliefam: Kornoeljefam: look zo look, springbalsamien zevenblad hengel bosbes robertskruid bosbies zenegroen ? koninginnekruid valeriaan gagel hop Gelderse roos kornoeljefam Gras GR Composietenfam: Duizendknoopfam: paardenbloem, biggekruid, madeliefje schapenzuring In de NPvO wordt bij de beschrijving informatie gegeven over de standplaats waar een soort de voorkeur aan geeft. Dit kan van doorslaggevende betekenis zijn bij de determinatie. Normaliter komen bepaalde planten op bepaalde plaatsen beslist niet voor. Voorbeelden: Loofbossen, gemengde en vochtige bossen, licht eikenbos, kreupelhout, bosranden, zonnige bosjes, ruigten, kapvlakten, verstoorde veenbodems, grasland, droog grasland, bergweiden, akkers, kalkrijke akkers, voedselrijke bodems, wegen, wegkanten, dijken, tuinen, steengroeven, puin, 3 4. Ecosysteem Een aantal ecotopen bij elkaar 5. Biotoop Een gebied met een uniform landschapstype waarin bepaalde organismen kunnen gedijen. Een biotoop is een gebied dat voldoet aan alle voorwaarden die één bepaalde soort stelt om er te kunnen leven. Voorbeeld: De winterkoning heeft o.a. in de biotopen BOS, DUIN, MOERAS en STADSDUIN de STRUIKEN en BOMEN als habitat. Multi multiple choise vraag: Wat is een bos ? a Een ecotoop b Een ecosysteem c Een biotoop d Een standplaats e f g h i j Een Een Een Een Een Een ecotoop en een ecosysteem ecotoop en een biotoop ecotoop en een standplaats ecosysteem en een biotoop ecosysteem en een standplaats biotoop en een standplaats k l m n Een Een Een Een ecotoop, een ecosysteem en een biotoop ecotoop, een ecosysteem en een standplaats ecotoop, een biotoop en een standplaats ecosysteem, een biotoop en een standplaats o Een ecotoop, een ecosysteem, een biotoop en een standplaats Slechts één antwoord is goed. Bij nader inzien is een open vraag mogelijk eenvoudiger. Ik ga voor antwoord o 6. Habitat >latijn voor “het bewoont” Een habitat omvat de plaatsen waar een bepaald organisme voorkomt, doordat de abiotische factoren en biotische factoren van die plaatsen voldoen aan de eisen en toleranties die het organisme stelt om te kunnen overleven, groeien en zich voortplanten. Een synoniem is leefgebied of leefomgeving. Korter: Een organisme komt voor in een leefgebied cq woonomgeving wat voldoet aan de eisen die dat organisme stelt. Het begrip habitat wordt vaak verward met het begrip biotoop. Een biotoop beschrijft het geografische gebied waar een organisme leeft, terwijl een habitat uitgaat van de biotische en abiotische eisen van een organisme. Voorbeelden: De pissebed heeft in het biotoop BOS de BODEM als habitat De regenworm heeft in het biotoop BOS de GROND als habitat In het biotoop BOS is de BODEM de habitat van een regenworm In het biotoop bos is de BODEM de habitat voor de pissebed. Haarmos heeft in het biotoop BOS de BODEM als habitat ?? 7. Niche Een niche is geen plaats -habitat- waar het organisme leeft, maar een reeks voorwaarden die de habitat van dieren bepalen. Wordt ook wel standplaats genoemd. 8. Biodiversiteit Een verscheidenheid in organismen die belangrijk is voor het voortbestaan. 9. EHS Ecologische Hoofd Structuur 4 10. Beerze Overstromingsgebied van de Beerze bij Viermannekesbrug De naam Beerze werd al in 1545 gebruikt door keizer Karel V en is vermoedelijk afgeleid van berne (bron) of barne (branden). Barne verwijst naar de aanwezigheid van veen (turf), dat vroeger dienst deed als brandstof voor de kachel. Het veen werd gevormd in de laaggelegen gebieden rond de beek. De Beerze begint bij het landgoed Baest, waar de Grote Beerze en de Kleine Beerze samenstromen. Vervolgens stroomt de beek langs Spoordonk en de Kampina naar Lennisheuvel, waar de Beerze Smalwater gaat heten. Vlak voor Boxtel stroomt een zijtak, de Kleine Aa, naar de Esschestroom. De hoofdtak mondt bij Boxtel in de Dommel uit. De Beerze loopt voor een groot deel door natuurgebieden en heeft dan ook op veel plaatsen haar oude meanderende loop behouden. Wel zijn op een aantal plaatsen omleidingen aangelegd. In de periode 1990-1999 is bij Viermannekesbrug een overstromingsgebied voor de Beerze gerealiseerd van zo'n 50 hectare. Het gebied staat ongeveer drie maanden per jaar onder water. Aan de Beerze staat van oudsher één watermolen, namelijk de Spoordonkse Watermolen te Spoordonk. De Groote Beerze tussen Bladel en de samenvoeging met de Kleine Beerze ten noorden van Middelbeers behoort tot het Natura 2000 gebied Kempenland-West, in het bijzonder vanwege het voorkomen van waterplanten zoals de drijvende waterweegbree. 5 11. Gondwatermeter Deze staat op groen Actuele grondwaterstanden bekijkt u op de site van Grondwaterstand in Brabant www.grondwaterstandinbrabant.nl. Meetgegevens en locaties van de zeshonderd meetpunten zijn op te vragen bij het DINOLoket, www.dinoloket.nl. 6 12. Braam rozenfam Fertiel 3-tallig blad waarboven knoppen bloemen groeien 13. Zenegroen lipbloemenfam 14. Dagkoekoeksbloem anjerfam 15. Scherpe boterbloem ranonkelfam 16. Fluitenkruid schermbloemfam Twee manieren om fluitje te maken, panfluit of mesgroef. 17. Look zonder look kruisbloemfam 18. Grote weegbree weegbreefam 19. Springbalsamien balsamienfam 20. Hondsdraf lipbloemfam 21. Zevenblad schermbloemfam 22. Zachte ooievaarsbek ooievaarsbekfam 23. Paardenbloem compositenfam 24. Kornoelje kornoeljefam Blz 462 nr 2 Rode kornoelje Bloeit van mei t/m jun bl in rijkbl schermachtige tuilen 4-tallig, verschijnen na de b. kroonb wit, 4-7 mm lg p jonge takken rood, vruchten blauwzwart, bolv, 6-8 mm lg. b tegenoverstaan, eirond, spits, 5-8 cm lg, 3-5 paar nerven, groen in herfst rood opm: standplaats: hagen, gemengd loofbos op goede grond 7 25. Grove den dennenfam Wordt/werd ook wel pijnboom genoemd De boom was in Nederland inheems op hoogveen, maar door veenafgravingen en ontginningen zijn de inheemse bomen verdwenen. Later is de grove den in Nederland veel aangeplant op de arme zandgronden uit buitenlands zaad. Het omstreeks 1515 aangelegde Mastbos is het oudste in Nederland aangeplante bos met onder meer de grove den. Vanaf de 19e eeuw zijn heidevelden en zandverstuivingen, vooral op de Veluwe ermee beplant. In Nederland is de grove den vooral in de 19e eeuw aangeplant op arme zandgronden als mijnhout en om de zandverstuivingen, die waren ontstaan door overbegrazing van de heide, tegen te gaan. Het hout werd vooral voor het stutten van de gangen in de Nederlandse kolenmijnen gebruikt. Levert grenenhout 26. Mannetjesvaren niervarenfam 27. Wijfjesvaren wijfjesvarenfam 28. Koningsvaren koningsvarenfam 29. Dalkruid aspergefam Is giftig. Plantengemeenschap: dalkruid is een kensoort voor het beuken-eikenbos (klasse ?) 8 30. Groot robertskruid ooievaarsbekfam Eigenaardige geur De plant bevat tanninen, etherische oliën en geranine. Alle delen van de plant worden gebruikt als bloedstelpend en desinfecterend middel. In de kruidengeneeskunde wordt een aftreksel gebruikt tegen nier- en blaasklachten. Het kauwen op verse bladeren zou behulpzaam zijn bij genezing van keelontsteking. Vers geplukte en fijngewreven bladeren hebben een speciale geur. Wanneer deze op het lichaam gesmeerd worden, zou ze muggen afstoten. Met Look zo look/Stinkende gouwe (papaverfam)> symbiose ? 31. Gewoon hengel helmkruidfam Is net in bloei, half parasiet, wortelt op gras. 32. Pitrus russenfam 33. Harig wilgenroosje teunisbloemfam 34. Waterpeper duizendknoopfam Smaakt nog flauw. Groeit op stikstofrijke plaatsen, bij sloten met elzen. Meestal op wegen en paden in de vochtige sporen. Alle delen van de plant zijn goed als peper in de keuken te gebruiken. Ze zijn erg pittig en veroorzaken een brandende smaak. In de oudheid gebruikte men de zaden al om het eten te kruiden. Eigenschappen: bloedstelpend, bloedzuiverend, bloeding bevorderend, samentrekkend, urine drijvend en vaat vernauwend. Namen: bitterplant, muggenkruid en vlokruid. 35. Bosbes heidefam 36. Drijvende waterweegbree waterweegbreefam De biotoop van de waterweegbree is voedselarm tot matig voedselrijk, stilstaand of zwak stromend water. Staat op de Nederlandse rode lijst van planten en is zeldzaam tot sterk afgenomen. Is met grote waterweegbree familie van het pijlkruid. Op blz 18 van NPvO is grote waterweegbree beschreven, drijvende waterweegbree komt niet voor in NPvO. 9 37. Watermunt lipbloemfam 38. Heermoes paardenstaartenfam Legoplantje (horloge geluid) tinkruid. 39. Longkruid ruwbladigenfam Is geen stinsenplant. Wanneer is een plant een stinsenplant ? 10 40. Gewoon biggenkruid composietenfam Bron: Wikipedia en Paardenbloemen en verwanten in beeld, KNNV Gewoon biggenkruid heeft geen stengelbladeren en de stengel is bijna altijd vertakt, draagt enkele kleine schubvormige blaadjes en bevat melksap. De echte bladeren staan in een bladrozet en zijn behaard en hebben een grote stompe eindlob. Er is een zeldzame variant het glad biggenkruid, die heeft alleen aan de randen van de bladen beharing. Het geslacht biggenkruid heeft stroschubben, dat zijn vlezige blaadjes waarvan er één naast elk bloempje op de bloembodem staat, het is zelfs met een loep moeilijk te zien maar het is wel een kenmerk dat de meeste zekerheid biedt. De plant bloeit van juni tot diep in september in grote aantallen in niet al te natte bermen. 41. Kleefkruid walstrofam 42. Grote ? Brandnetel brandnetelfam 43. Berenklauw schermbloemfam Blad 44. Bijvoet composietenfam Blad, schoenen soldaat 45. Schapenzuring duizendknoopfam 46. St Janskruid hertshooifam Bladen hebben gaatjes 47. Konninginnekruid compositenfam Blad 48. Valeriaan valeriaanfam Blad 49. Pijpenstrootjes grassenfam 50. Gewoon ereprijs helmkruidfam 11 51. Bittere veldkers kruisbloemenfam Heeft paarse helmknoppen, de echte/witte veldkers heeft gele helmknoppen > dit is het enige verschil. 52. Bosbies cypergrassenfam Stengel driekantig > zegge ?? 53. Duizendblad composietenfam 54. Akkerdistel composietenfam 55. Madeliefje composietenfam 56. Jasmijn olijffam Jasminum, een plantengeslacht Arabische jasmijn (Jasminum sambac), een struik met witte bloemen. Winterjasmijn (Jasminum nudiflorum) Kaapse jasmijn (Gardenia augusta) Jasmijnrevolutie, Revolutie Tunesië 57. Meidoorn rozenfam Eenstijlig/tweestijlig > een of twee stempels. 58. Lijsterbes rozenfam 59. Gelderse roos kamperfoeliefam 60. Kamperfoelie kamperfoeliefam 61. Hop hennepfam 62. Gagel gagelfam 63. Brem vlinderbloemfam 64. Stekelbrem vlinderbloemfam 65. Gaspeldoorn vlinderbloemfam 66. Vogelwikke vlinderbloemfam De vlinderbloemenfamilie (Leguminosae of Fabaceae: beide wetenschappelijke namen zijn toegestaan) is, met ongeveer twintigduizend soorten, een van de grootste families van bloeiende planten. De familie komt over bijna de hele wereld voor. Enkele grote geslachten zijn Astragalus, Acacia en Mimosa. De familie is van groot economisch belang omdat de peulvruchten ertoe behoren, eiwitrijke landbouwgewassen zoals bonen, erwten, tuinbonen, pinda's, en sojabonen, die belangrijk zijn voor onze voedselvoorziening. Ook klavers en wikken behoren tot deze plantenfam 12 67. Libelle i. mannetje vrouwtje Viervleklibelle Bruine heidelibel Smaragdlibel Bruine glazenmaker ???????????? 13 Platbuik 68. Coniferen Lariks, Tsuga, Thuja Taxonomische indeling Cavalier-Smith (1998) 2 domeinen en 6 rijken Leven Domein Rijk Stam Klasse Clade Orde Familie Geslacht Soort Eukaryoten/Eucaria Planten Landplanten Zaadplanten Naaktzadigen Coniferen Dennen Lariks Bv: Europese-, AziatischeJapanse Lariks/lork Eukaryoten/Eucaria Planten Landplanten Zaadplanten Naaktzadigen Coniferen Dennen Tsuga (Hemlockspar) Bv: Westelijke-, oostelijke-, Chinese-, Carolina-, Himalaya Hemlockspar Eukaryoten/Eucaria Planten Landplanten Zaadplanten Naaktzadigen Coniferen Cipressen Thuja (Levensboom) Bv: Reuzenlevensboom (Thuja plicata) en Thuja occidentalis 69. Bruine glazenmaker, Nijlgans, Ruwe berk, Taphrina betulina, Mycoplasma/fytoplasma Taxonomische indeling Cavalier-Smith (1998) 2 domeinen en 6 rijken Leven Domein Eukaryota Rijk Dieren Stam Geleedpotigen Klasse Insecten Clade Naaktzadigen Orde Libellen Onderorde Echte libellen Familie Glazenmakers Geslacht Glazenmakers Soort Bruine glazenmaker * Clade 2 Fabiden. Clade 3 Nieuwe Eukaryota Dieren Chordadieren Vogels Eendvogels Eenden,ganzen,zwanen Alopochen* Nijlgans tweezaadlobbigen. Eukaryota Planten Landplanten Zaadplanten Bedektzadigen* Fagales Eukaryota Schimmels Ascomycota Taphrinomycetes Prokaryota Bacteriën Firmicutes Mollicutes Taphrinales Acholeplasmatales Berkenfamilie Berk Ruwe berk Taphrinaceae Taphrina Taphrina betulina Acholeplasmataceae Candidatus fytoplasma Cand fytoplasma ulmi 70. Bacteriewoekering in berk Dezelfde bacterie veroorzaakt de heksenbezem = reactie van de boom. Wikipedia: kanker (plantenziekte), de schimmel zorgt dat de bast van een plant aangetast wordt. De plant reageert met woekeringen Woekerwarrel Koos Dijksterhuis − 02/12/11, 09:27 Soms heeft een boom last van een enorme knoest in zijn stam. Het kunnen allerlei bomen zijn, maar berken hebben vaker zulke knoesten dan andere bomen. Ze heten warrelknoesten of warrels. Zo'n warrel is een woekering, de passieve groeiknoppen schrikken wakker en beginnen als een bezetene te groeien. Dat lijkt op de groei van heksenbezems, maar warrels worden niet door de heksenbezemschimmel veroorzaakt. Waarschijnlijk kunnen allerlei andere aantastingen van de boom wel tot een warrel leiden, bijvoorbeeld een aan een spijker gehangen nestkastje, insectenvraat of een bacteriële infectie. Waarom een heksembezem als een kluwen twijgjes woekert, maar een warrel als een knoest? Dan zijn er nog gallen in vele soorten en gedaanten. Ook gallen zijn groeistuipen van planten, als reactie op insecten. Woekeringen kosten energie; als wij ze hebben, noemen we ze gezwel of kanker. Woekeraars zijn geldwolven. Woekeren vinden we slecht. Toch staat er in de Bijbel dat we moeten woekeren met 14 onze talenten. Houtbewerkers vinden woekeringen niet slecht, zij houden van warrelhout. Dat scheurt minder gauw, is mooi en exclusief, want zeldzaam en dus duur. Warrelhout wordt door houtsnijders, houtdraaiers en meubelmakers ook wel wortelhout genoemd, misschien omdat de meeste warrels onder de grond woekeren. Of omdat warrel een minder verkoopbaar woord is. Klinken heksenbezems toverachtig, de woekerwarrel zou ontsproten kunnen zijn aan het denkraam van Marten Toonder. Bovengrondse warrels vallen meer op dan wortelwarrels en zijn bij het hakken van hout vaker de sigaar. Warrels kunnen als voetballen aan de bast kleven, maar ook de hele stam omsluiten. In Amerika zijn warrels gevonden van bijna acht meter doorsnee, woekerend rond de metersdikke stam van een sequoia. 71. Heksenbezem Een heksenbezem is een vorm van woekering, waarbij uit een enkele groeitop zich een grote hoeveelheid groeitoppen ontwikkelen. De ziekte komt in veel verschillende plantensoorten voor en kan veroorzaakt worden door een aantal verschillende organismen. Meestal zijn dat Mycoplasma 's, soms schimmels. In Nederland zijn heksenbezems vaak in berkenbomen (Betula pendula) te zien, waarbij de plant in een enkele tak een groot aantal zijtakjes maakt, zodat met name in de herfst en winter een opvallende dichtere structuur in het silhouet van de boom te zien is. Deze afwijking wordt veroorzaakt door de schimmel Taphrina betulina (synoniem: Exoascus betulini). Men zou de ziekte bij oppervlakkige beschouwing voor een vogelnest kunnen houden. Aangetaste bomen kunnen van een tot soms tientallen aangedane takken hebben. Bijgeloof In het bijgeloof houdt een bezem bij de deur kwade geesten/kwaadwillenden buiten. Het Duitse woord voor heksenbezem is Mahrenest, mare betekent nachtelijke kwelgeest, spook of heks (zie ook nachtmerrie, Morrigan -koningin van de maren- en maretak). 72. Mycoplasma Mycoplasma is een geslacht van bacteriën. Ze hebben geen celwand. Hierdoor zijn ze erg kwetsbaar. Er zijn meer dan honderd Mycoplasma-soorten bekend. Het zijn ziekteverwekkers (mycoplasmose) bij dieren. Bij planten komen de fytoplasma’s voor dit zijn gespecialiseerde bacteriën, die ook geen celwand hebben. Fytoplasma's parasiteren het floëem van planten. Vele fytoplasma soorten zijn ziekteverwekkers in belangrijke gewassen. In verschillende plantensoorten, zoals kerstroos en Cylindropuntia geven fytoplasma's de plant een ander uiterlijk. Typisch voor aantastingen bij Cactaceae zijn de massale vertakkingen en vorming van bloemknoppen. Dit verschijnsel wordt ook wel heksenbezem genoemd. Onderzoek is nog in ontwikkeling. 73. Taphrina betulina Taphrina betulina is een schimmel die een van de veroorzakers is van de bomenaandoening "heksenbezem". De schimmel zelf wordt ook wel met deze naam aangeduid. De schimmel overleeft in de bast. Bij aantasting van de schimmel gaan de slapende knoppen uitlopen, waardoor een bossige groei ontstaat. Op de onderzijde van de bladeren worden sporenzakjes gevormd. De vrijkomende sporen kunnen voor aantasting van andere bomen zorgen 74. Ruwe berk De ruwe berk (Betula pendula, synoniem: Betula verucosa) is een boom uit de berkenfamilie (Betulaceae) die van nature voorkomt in de Benelux. De soort wordt ook wel 'zilverberk' genoemd. De ruwe berk en de zachte berk (Betula pubescens) zijn spontaan met elkaar gaan hybridekruisen, hierdoor is het moeilijk om zuivere soorten te vinden. De ruwe berk komt het meeste voor en is in West-Europa te vinden. De boom wordt tot 20 m hoog. De oudere stambasis vertoont over het algemeen barsten. De twijgen zijn meestal overhangend. De bladeren worden 3-7 cm lang, eirond tot ruitvormig, spits en kaal. De katjes worden 2-4 cm lang. De berk kan alleen in de herfst of winter gesnoeid worden, omdat hij in de bloei zeer sterke sapstromingen heeft. Naamgeving Het woord berk is afgeleid van het Oudindische woord bharg wat glanzend betekent en waarschijnlijk betrekking heeft op de witte bast. Betula heeft te maken met het Keltische woord betu wat slaan betekent en betrekking heeft op het slaan met berkentakken op het lichaam na een saunabezoek om de bloedsomloop te stimuleren. Nederlandse namen van plaatsen als Berkel en Rodenrijs, Berkel-Enschot, Berlicum duiden op oorden waar veel berken groeiden. De naam wordt ook in verband gebracht met die van de oude Germaanse en Slavische godinnen als Bercht(a) of Birchta en Perchta. Volksgebruiken In Noorwegen, Zweden en Schotland worden op de midzomeravond van 23 juni de huizen versierd met berkentakken. Op sommige plaatsen in Engeland worden op de eerste pinksterdag de huizen en kerken versierd met berkentakken. De meiboom was oorspronkelijk een berk. In Noord-Duitsland kent men het zgn. "Maibaumpflanzen", waarbij in de tuin van mensen die in ondertrouw zijn, op het punt staan communie te doen, vrijgezellen en bij zelfstandigen 's nachts een berkentak in de tuin wordt gezet. De dag erop gaat men alle huizen weer langs om de "boom" te begieten. Er wordt aan de deur een lied gezongen en als beloning krijgt men een drankje aangeboden. 15 Sagen & Mythen De berk was een mysterieuze en een heilige boom van de Noorse volkeren. De geest van de berk was een rijpe vrouw die af en toe vanuit de wortels verscheen. Als een mens van haar melk dronk vertienvoudigde zijn/haar kracht. Bij de Finnen zat de wereldgeest als adelaar op de berk. Voor de Germanen was de berk de boom der wijsheid. Zij kenden aan bladeren, twijgen en sap magische en geneeskrachtige eigenschappen toe. Zij geloofden dat berken de aardse behuizing vormden van de godin Freya. Bij de Kelten is de berk gewijd aan Bergha of Brigit, godin van het onderricht in de dichtkunst, waarzeggen, geneeskunst en smeedwerk. De heilige Bridget van Kildare was de godin van de wedergeboorte. Op 1 februari wordt in Ierland nog steeds het feest van de Heilige Bridget gevierd. Een oud Fins liedje beschrijft hoe berken klagen en wenen omdat kinderen elke lente opnieuw hun stammen openrijten en uit hun buiken de levenssappen roven, dat de herders uit hun witte gordel korven maken, de meisjes hun takken afsnijden om er bezems van te maken. Bonifatius noemde de berk een duivelse boom omdat hij hoopte daarmee de heidense gebruiken uit te roeien. 75. Nijlganzen De Nijlgans (Alopochen aegyptiaca) behoort tot de familie Anatidae (zwanen, ganzen en eenden). In deze familie zit ze in de onderfamilie Tadorninae (halfganzen). Dit zegt meteen iets over haar formaat. Haar naam is dus verwarrend, want ze behoort niet tot de onderfamilie Anserinae (zwanen en ganzen). De oude Egyptenaren beschouwden de Nijlgans als een heilig dier en beeldden haar regelmatig af in hun kunst. De Nijlgans leeft voornamelijk op land, hoewel ze goed kan zwemmen. In het broedseizoen verdedigt ze een territorium, soms zelfs agressief, maar ook onderling zijn ze weinig verdraagzaam. Die agressiviteit is trouwens het handelsmerk van deze ganzen. Ze passen brute kracht toe om het nest van een andere vogel in te pikken - waarvan vooral grauwe ganzen, maar ook roofvogels, kraaien, eenden en dergelijke, slachtoffer zijn - en om de kleintjes van andere eendachtigen te verdrinken. De Nijlgans eet zaden, bladeren, grassen en stengels. Af en toe eet dit dier sprinkhanen, wormen en andere kleine dieren. Deze soort komt algemeen voor in Afrika langs meren, rivieren en moerassen, behalve in woestijnen en dichte bossen en in de Jordaanvallei. Ze worden veel aangetroffen in de Nijlvallei. Als exoot komt de Nijlgans voor in Europa. Nadat in 1967 een aantal exemplaren is ontsnapt, komt de Nijlgans in Nederland en België algemeen voor. 16 C. Afsluiting. NPvO niet gebruikt, mogelijk andere documentatie voor plantengemeenschappen.geen opbouw van exc 2 naar 3, alleen namen scoren heeft beperkingen, meer volgt of niet. T.a.v. plantengemeenschappen leerdoelen vaststellen voor aanvang. Leerdoel Gedrag Voorwaarde Norm Sprang Capelle ,18 juni 2013 Anton. 17