ROTTERDAM - Zou het Bløf na al die jaren, na inmiddels bijna duizend concerten, na de overdaad aan aandacht voor het jongste album Umoja, nog lukken om te verrassen, te imponeren, te ontroeren? Zelfs de grootste scepticus moest vrijdagavond die vraag wel bevestigend beantwoorden. In het Nieuwe Luxor in Rotterdam gaf de Zeeuwse band, na de try-out van donderdag, het eerste Umoja Live-concert, samen met een groot aantal buitenlandse muzikanten die de afgelopen twee jaar tijdens de muzikale wereldreis van Bløf aan de opnames van het succesalbum hebben meegewerkt. Omdat het logistiek gezien niet mogelijk was alle gasten op één moment in Nederland te krijgen, volgt in augustus een tweede serie optredens. De setting van de Umoja-concerten is theatraal: het publiek zittend in rode fauteuils, de bandleden gehuld in jasjes, een pauze, wat rustigere arrangementen, Bas Kennis achter de vleugel, doorgaans ingehouden drumwerk van Norman Bonink, Peter Slager af en toe op plukbas, uitgekiende en vaak prachtige belichting. De rock-’n-roll bleef op grote afstand, maar de inbreng van de gastmuzikanten - die op de cd soms verdrinkt in de weidse westerse productie - kwam des te beter uit de verf. Het begin was meteen raak. Geen daverende binnenkomer, maar slechts Jigme Drukpa uit Bhutan op het podium, die een lied zong uit zijn vaderland. Met Paskal Jakobsen zette hij vervolgens ’Een manier om thuis te komen’ in, dat slechts werd begeleid door akoestische gitaar en piano. De ’kale’ variant was al bekend van eerdere optredens, maar werd nu overtroffen door deze versie. Een adembenemende opening. De vele andere buitenlandse muzikanten werden in de nummers daarna in rap tempo geïntroduceerd. De gasten waren niet alleen gekomen om ’hun’ bijdrage aan Umoja uit te voeren, maar deden ook moeiteloos mee met andere nummers, in voortdurend wisselende combinaties. Daardoor kon bijna het complete album worden gespeeld. Bløf genoot er zelf ook merkbaar van. ,,Het is echt geweldig om zo met z’n allen muziek te maken”, zei Jakobsen al na drie nummers. Kippenvelmomenten genoeg: de Russische Natalia Sergeeva die op viool het thema van ’Dansen aan zee’ vertolkte, Carel Kraayenhof die op zijn bandoneon ’Barcelona’ en ’Bougainville’ begeleidde, de wijze waarop het sterk ritmische tussenstuk van ’Geen tango’ werd uitgevoerd, de Ier Shane Martin die Counting Crows-zanger Adam Duritz deed vergeten toen hij de Engelstalige partij in ’Wennen aan september’ voor zijn rekening nam: ’The colour of anything?’ Eveneens bijzonder was ’Donker hart’, dat - samen met onder anderen Terry Woods van The Pogues - werd gebracht achter een groot scherm, waarop beelden werden geprojecteerd. Voor de zaal een prachtig gezicht, al zag de band het publiek niet meer. Jakobsen: „Het is alsof je voor een muur staat te spelen.” In het tweede deel liet Bløf de ingetogenheid af en toe varen, wat bevrijdend werkte. Eerst bracht de bijdrage van Eliades Ochoa in ’Hemingway’ de zaal al in beweging, maar in het daarop volgende ’Mens’ ging de band - en daardoor ook de zaal - helemaal los. Daarna kregen de Indiase muzikanten een terechte hoofdrol. Rafiuddin Sabri was goed voor aangename tablapartijen in ’Kauwgom, thee en wierook’ en ’Aanzoek zonder ringen’, waarna met name Pravin Godkhindi op bansuri (fluit) voor de apotheose zorgde in ’Mooie dag’ en ’Een en alleen’. De primeur van beide nummers was eerder deze week al op Pinkpop geweest, maar in de betrekkelijke intimiteit van een theaterzaal klonk de muziek zoals die ten diepste bedoeld is: verrassend, imposant en ontroerend