Advies Zelfstandigen en arbeidsomstandigheden

advertisement
ADVIES 11/02 | Maart 2011
Zelfstandigen en
arbeidsomstandigheden
ADVIES 11/02 | Maart 2011
Zelfstandigen en arbeidsomstandigheden
UITGEBRACHT AAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
NR.2 - MAART 2011
SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD
Sociaal-Economische Raad
De Sociaal-Economische Raad (SER) adviseert het kabinet en
het parlement over de hoofdlijnen van het te voeren sociaal
en economisch beleid en over belangrijke wetgeving op
sociaal-economisch terrein. Daarnaast heeft de SER bestuurlijke taken met betrekking tot de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO), waaronder het toezicht op de product- en
bedrijfschappen. Ook is de SER betrokken bij de uitvoering
van enkele wetten.
De SER is in 1950 ingesteld bij de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo). Zitting in de SER hebben vertegenwoordigers van ondernemers en van werknemers, en kroonleden
(onafhankelijke deskundigen). De raad is een onafhankelijk
orgaan dat door het gezamenlijke Nederlandse bedrijfsleven
wordt gefinancierd.
De SER wordt bij de uitvoering van zijn functies bijgestaan
door een aantal vaste en tijdelijke commissies. Enkele vaste
commissies zijn onder bepaalde voorwaarden ook zelfstandig
werkzaam.
Op www.ser.nl vindt u actuele informatie over de samenstelling en de werkzaamheden van de SER en zijn commissies.
Ook alle circa 1000 adviezen die sinds 1950 zijn verschenen,
zijn daar op te zoeken. Adviezen van de laatste jaren zijn
bovendien in gedrukte vorm verkrijgbaar.
Het SERmagazine brengt maandelijks nieuws en achtergrondinformatie over de SER, de overlegeconomie en belangrijke
sociaal-economische ontwikkelingen.
Inhoudsopgave
Samenvatting
1.
2.
3.
7
Inleiding
11
Overwegingen
13
2.1
2.1.1
2.1.2
2.2
2.2.1
2.2.2
2.3
13
13
13
15
15
18
19
Definitie en aantallen
Definitie zzp’er
Aantallen zzp’ers
Regelgeving en handhaving
Arbowet
Handhaving in de praktijk
Andere opties dan regelgeving
Standpunt
21
Bijlagen
1.
2.
3.
Adviesaanvraag zzp’ers in de bouw en fysieke belasting
Systeembepalingen Arbowet
Samenstelling Commissie Arbeidsomstandigheden en Subgroep
AO-ZZP
27
29
31
3
4
Samenvatting
6
SAMENVATTING
Samenvatting
In dit advies gaat de SER in op de vraag hoe gerealiseerd kan worden dat zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) onder gelijke arbeidsomstandigheden werken als
werknemers. Hij concludeert dat er aanleiding is meer onderdelen van de arboregelgeving op hen van toepassing te verklaren.
De raad vindt dat bepalingen in de arboregelgeving met concrete normatieve grenswaarden en/of procesnormen die ertoe strekken een grenswaarde te bepalen (de zogenoemde doelbepalingen), onverkort van toepassing moeten zijn op ieder die arbeid
verricht, dus ook op zzp’ers. De consequentie daarvan is dat zzp’ers zich moeten
houden aan die bepalingen en in dat opzicht maatregelen moeten treffen. Daarmee
ontstaat een gelijk beschermingsniveau tussen werknemers en zzp’ers én wordt
concurrentie op arbeidsomstandigheden voorkomen.
De algemene beleidsbepalingen in de arboregelgeving (de zogenoemde systeembepalingen) gaan echter voor een belangrijk deel uit van de aanwezigheid van een
arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer. Het onverkort van toepassing verklaren van deze bepalingen op zzp’ers kan volgens de raad tot ongewenste effecten
leiden en in sommige gevallen tot onevenredige administratieve lasten.
Met het oog op een gelijk beschermingsniveau vindt de raad dat de strekking van
twee systeembepalingen wel van toepassing zou moeten zijn op zzp’ers. Dit betreft
de artikelen 3 (algemene zorgplicht) en 5 (het voeren van een arbobeleid en risicoinventarisatie en -evaluatie (RI&E). Hij is van mening dat zzp’ers niet een uitgebreide
RI&E hoeven op te stellen. Als een zzp’er zich rekenschap geeft van de risico’s die de
werkzaamheden met zich brengen en in de praktijk ook rekening houdt met de
arboverplichtingen, voldoet een zzp’er daarmee naar het oordeel van de raad aan
artikel 5 over de RI&E. Wellicht kunnen digitale RI&E-instrumenten die ontwikkeld
zijn voor kleine bedrijven, of het instrument van de zogenoemde Last Minute Risk
Analysis (LMRA) zzp’ers daarbij behulpzaam zijn.
De overige systeembepalingen voegen naar het oordeel van de raad geen extra’s toe
voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden van zzp’ers. Uitzondering daarop
vormt artikel 9 over de melding van ernstige en dodelijke ongevallen aan de Arbeidsinspectie, vanwege het belang daarvan voor mogelijk onderzoek naar ongewenste
risico’s dan wel onveilige werkwijzen. Een registratiesysteem bij zzp’ers vindt de
raad overigens niet zinvol.
7
De raad beklemtoont ten slotte het belang van het vergroten van het veiligheids- en
gezondheidsbewustzijn van zzp’ers. Aandacht zal moeten worden geschonken aan
voorlichting aan, opleiding van en handhaving bij zzp’ers.
8
Advies
10
1
Inleiding
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft de SER op 2 februari
2010 gevraagd de problematiek van zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) in de
bouw – en dan vooral de fysieke belasting1 – te betrekken bij de advisering over de
positie van zelfstandige ondernemers (adviesaanvraag van 21 september 2009).
Sociale partners in de bouwsector hadden de minister eerder verzocht de arboregelgeving wat fysieke belasting betreft tot zzp’ers uit te breiden, opdat een gelijk beschermingsniveau op de bouwplaats zou gelden voor werknemers en zelfstandigen.
De minister wijst er in zijn brief van 2 februari 2010 op dat fysieke belasting, in het
bijzonder tillen, een belangrijk risico is op de bouwplaats. Uit onderzoek blijkt dat
de fysieke belasting in de bouw hoog is en dat deze voor zzp’ers in bepaalde situaties
hoger is dan voor werknemers. De minister beraadt zich nog over de wijze waarop
het best te bewerkstelligen valt dat werknemers en zzp’ers op de bouwplaats werken
volgens dezelfde normen van fysieke belasting.
In reactie hierop constateert het dagelijks bestuur (db) van de SER in zijn brief
van 18 juni 2010 aan de minister van SZW dat het vraagstuk van het realiseren
van gelijke arbeidsomstandigheden voor werkenden ook speelt in andere sectoren.
Het db acht het van belang dat wordt nagegaan of gegeven de toegenomen dynamiek op de arbeidsmarkt c.q. de toenemende variëteit in arbeidsrelaties, er aanleiding is de werkingssfeer van de arboregelgeving op onderdelen uit te breiden naar
zelfstandigen. Mede gelet op de complexiteit van dit bredere vraagstuk kondigt het
daarom aan dat de raad daarover een afzonderlijk advies zal uitbrengen.
Op 15 oktober 2010 heeft de raad vervolgens het advies Zzp’ers in beeld: Een integrale
visie op de positie van zelfstandigen zonder personeel uitgebracht2. In dit advies onderschrijft hij met nadruk – zoals ook door het db was gedaan in zijn brief van 18 juni
2010 – het uitgangspunt dat de arbeidsomstandigheden, het beschermingsniveau
en de veiligheid op de werkplek voor allen die daar arbeid verrichten gelijk moeten
zijn.3 De raad onderkent in zijn advies dat zzp’ers ondernemers zijn. Als definitie
van zzp’er hanteert hij: ‘een ondernemer die geen personeel in dienst heeft’.
1
2
3
Bijlage 1.
SER (2010) Advies Zzp’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel.
Onder allen verstaat de raad iedereen die arbeid verricht: werknemers, meewerkende werkgevers, inleen/uitzendkrachten, stagiaires, leerlingen en studenten, zelfstandigen zonder personeel, en vrijwilligers. De huidige arbeidsomstandighedenregelgeving legt al dusdanige arboverplichtingen op aan werkgevers/opdrachtgevers dat eenzelfde beschermingsniveau geldt voor de hiervoor genoemde ‘groepen’ als voor werknemers, met uitzondering
van zelfstandigen zonder personeel en meewerkende werkgevers.
In het advies wordt verder alleen gesproken over zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Het standpunt van de
raad heeft – voor zover relevant – ook betrekking op meewerkende werkgevers.
11
Het verzoek van partijen in de bouwsector noemt de raad in zijn advies een belangrijk signaal dat erop wijst dat het realiseren van gelijke arbeidsomstandigheden
voor alle werkenden in de praktijk nog problematisch kan zijn.
In het voorliggende advies gaat de SER in op de vraag of er aanleiding is de werkingssfeer van de arboregelgeving op onderdelen uit te breiden naar zelfstandigen.
Voorbereiding en vaststelling van het advies
Het voorliggende advies is voorbereid door de commissie Arbeidsomstandigheden,
die daartoe een subgroep heeft ingesteld. In dat kader is een aantal niet in de raad
vertegenwoordigde organisaties van zelfstandigen in de gelegenheid gesteld medio
november 2010 deel te nemen aan een gedachtewisseling met een delegatie van de
subgroep.
De samenstelling van de commissie en de subgroep is terug te vinden in bijlage 3.
De raad heeft het advies vastgesteld in zijn openbare vergadering van 18 maart
2011. Het verslag daarvan is te vinden op de website van de raad (www.ser.nl).
Opbouw
In paragraaf 2 gaat de raad in op een aantal overwegingen over zzp’ers en over arboregelgeving. In paragraaf 3 neemt de raad een standpunt in.
12
2
Overwegingen
De raad heeft voor de beantwoording van de vraag over de eventuele uitbreiding
van arbovoorschriften voor zelfstandigen de volgende aspecten meegewogen: de
aantallen zzp’ers en hun definitie (par. 2.1), de toepasselijke arboregelgeving en
eventuele uitbreiding van de arboverplichtingen voor zzp’ers en handhaving (paragraaf 2.2), en ten slotte andere opties dan regelgeving (par. 2.3).
2.1
Definitie en aantallen
2.1.1
Definitie ZZP’er
De raad heeft in zijn advies Zzp’ers in beeld de volgende definitie van een zzp’er voorgesteld:
Een zzp’er is een ondernemer die geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of sprake is van een ondernemer de volgende, ook door de Belastingdienst in het kader
van de inkomstenbelasting gehanteerde criteria gelden:
 zelfstandigheid bij de inrichting van de eigen werkzaamheden en het uitvoeren daarvan;
 het voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden;
 het gericht zijn op en het perspectief hebben van het maken van winst;
 bekendmaking van het ondernemerschap
 het streven naar meerdere opdrachtgevers.
De Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) richt zich in principe tot werkgevers
en werknemers en kent het begrip zzp’er niet, maar wel het begrip ‘zelfstandige’.
‘Zelfstandige’ is “degene die zonder werkgever of werknemer te zijn in de zin van
het eerste of tweede lid van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet arbeid verricht” (artikel 1, derde lid onder k). De raad stelt vast dat deze omschrijving in elk
geval de zzp’ers conform de bovengenoemde definitie van zzp’ers door de raad omvat.
Mede vanwege de systematiek van de arboregelgeving en gelet op de EU-kaderrichtlijn1 die de basis vormt voor de arboregelgeving in de EU, stelt de raad geen wijziging voor van de definiëring van zelfstandigen in de Arbowet.
2.1.2
Aantallen zzp’ers
De raad gaat in zijn advies Zzp’ers in beeld2 onder meer in op de sociaal-economische
betekenis van zzp’ers (aantallen, sectoren). Hij concludeert dat het aantal ondernemers in Nederland al jaren toeneemt en dat onder hen een groeiende groep is die
1
2
Richtlijn 89/391/EEG van 12 juni 1989 betreffende de ten uitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de
verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk.
SER (2010) Advies Zzp’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel.
13
als zzp’er opereert. Dit brengt met zich dat een groter wordende groep werkenden
arbeid aanbiedt in een andere arbeidsrelatie dan de dienstbetrekking.
De schattingen van het aantal zzp’ers in de onderzoeksliteratuur lopen sterk uiteen,
afhankelijk van de gebruikte definitie. Als uitgegaan wordt van de definitie zoals
voorgesteld door de raad, telde Nederland in 2007 675.700 zzp’ers. Voor 43 procent
van de zzp’ers bedraagt de winst uit onderneming (vóór ondernemersaftrek) 10.000
euro of minder. Hiertegenover staat dat ongeveer 30 procent van de zzp’ers een
winstinkomen heeft dat gelijk of hoger is dan modaal. Een aanzienlijk deel van de
zzp’ers heeft ook andere inkomsten: 45 procent van de zzp’ers is hybride ondernemer. Voor de meeste hiervan (70 procent) bedragen de inkomsten uit loon of pensioen ten minste 10.000 euro per jaar.
Verder blijkt uit het advies dat zzp’ers voorkomen in allerlei sectoren. Zie de volgende tabel3 voor een verdeling van zzp’ers (bedrijven zonder werknemer: bzw)
over de verschillende sectoren en in relatie tot het totaal aantal ondernemingen
in de sectoren.
Tabel 2.1
Zzp’ers naar sector, 2007
Sector, SBI’93
Aantal bedrijven
Aantal
bedrijven
zonder
werknemers
Aandeel
bzw
%
Aandeel
sector
in bzw
%
746.365
413.765
55
100
93.365
73.375
78
18
Visserij
720
330
46
–
Delfstoffenwinning
215
65
30
–
46.605
19.850
43
5
Totaal
Landbouw, jacht en bosbouw
Industrie
Openbare voorzieningsbedrijven
Bouwnijverheid
Reparatie consumentenartikelen; handel
550
415
75
–
81.690
53.360
65
13
164.590
77.860
47
19
Horeca
36.650
9.990
27
2
Financiële instellingen
14.665
6.930
47
2
158.650
106.500
67
26
Verhuur, zakelijke dienstverlening
Openbaar bestuur, sociale verzekeringen
1.065
240
22
–
Onderwijs
20.500
15.100
74
4
Gezondheids- en welzijnszorg
42.870
15.720
37
4
Cultuur, recreatie, overige dienstverlening
56.320
19.740
35
5
Bron: EIM (2008) op basis CBS en eigen berekening.
3
14
Deze tabel is overgenomen uit bijlage 3 van het advies Zzp’ers in beeld van de raad van 15 oktober 2011
(tabel B3.3 op p. 183).
OVERWEGINGEN
Volgens onderzoek van het EIM is ruim een kwart van de zzp’ers werkzaam in de
zakelijke dienstverlening. Andere sectoren met veel zzp’ers zijn reparatie en handel,
landbouw en bouwnijverheid. In deze sectoren vormen zzp’ers de helft of meer van
alle bedrijven. Ook in kleinere sectoren kan het aandeel zzp’ers groot zijn.
Veel zzp’ers bieden vooral hun eigen arbeid aan, maar tegenover deze ‘nieuwe’
zzp’ers staan ook veel ‘klassieke’ zzp’ers.4 Op grond van cijfers van CBS, CPB en EIM
valt te concluderen dat circa 60 procent van alle zzp’ers tot de ‘nieuwkomers’ zijn
te rekenen. In de meest voorkomende beroepen onder zzp’ers komen desondanks
veel ‘klassieke’ zzp’ers voor zoals bedrijfshoofd van een (pluim)veehouderij, detailhandelaar, kapper/schoonheidsspecialist en aannemer/timmerman.
Er is sprake van een zeer heterogene groep werkenden, werkzaam in zeer uiteenlopende beroepen en sectoren.
Ten slotte blijkt uit een uitvoerige toelichting van de Arbeidsinspectie aan de commissie Arbeidsomstandigheden (zie paragraaf 2.2) dat de contracten tussen zzp’er
en opdrachtgever in vele gevallen de zzp’er binden aan allerlei voorschriften over
werktijden en werkwijzen/uitvoeringsvoorschriften. Wat de arboregelgeving betreft
wordt de zzp’er in voorkomend geval beschouwd als ‘werknemer’ en wordt de
opdrachtgever aangesproken als verantwoordelijke voor de naleving van de arboregelgeving.
De raad wijst erop dat er ook tegenovergestelde situaties kunnen voorkomen waarbij de zzp’er juist als hoofdopdrachtgever/hoofdaannemer fungeert.
2.2
Regelgeving en handhaving
In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet)
en daarop gebaseerde regelgeving. Daarbij komen arboverplichtingen die thans
op zzp’ers van toepassing zijn aan de orde, alsmede de arboverplichtingen die niet
gelden voor zelfstandigen. Vervolgens wordt ingegaan op de handhaving van de
regelgeving.
2.2.1
Arbowet
De Arbowet bevat in hoofdzaak voorschriften van algemene aard en vormt daarmee
een kaderwet voor arbeidsomstandigheden. De wet is mede gebaseerd op de Europese kaderrichtlijn 89/391/EEG van 12 juni 1989 betreffende de ten uitvoerlegging
4
Hiermee is bedoeld aan te geven dat van oudsher zzp’ers werkzaam waren als boer/tuinder, sigarenwinkelier,
melkman, bakker, kapper e.d. De nieuwe zzp’ers zijn werkzaam in beroepen die oorspronkelijk als werknemer
in een bedrijf werden uitgevoerd, maar die nu ook als zzp’er aan een bedrijf worden aangeboden.
15
van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk.
De voorschriften in de Arbowet beogen een grondslag te leggen voor structurele
aandacht voor arbeidsomstandigheden in het bedrijfsbeleid. Uitgangspunt van de
Arbowet is dat het voeren van een arbobeleid de verantwoordelijkheid is van de
werkgever in samenwerking met de werknemers.
In de wet zijn verschillende aspecten te onderscheiden. Zo bevat de wet en daarop
gebaseerde regelgeving onder meer inhoudelijke algemene principes voor het arbobeleid (doelbepalingen en procesnormen) en voorschriften betreffende het beleidsproces (systeembepalingen).
Een doelbepaling omschrijft het te realiseren doel uit oogpunt van gezonde en
veilige arbeidsomstandigheden. In een aantal gevallen bevat een doelbepaling een
concrete gezondheidskundige of veiligheidskundige norm (grenswaarde). Soms is
echter sprake van een procesnorm. Daarin wordt beschreven (zonder concrete normen) hoe het gestelde doel kan worden bereikt en welke aspecten daarbij betrokken
dienen te worden. In weer andere gevallen is sprake van zogenoemde middelvoorschriften. Daarbij wordt concreet aangegeven welke maatregelen – en een eventuele
rangvolgorde daarin – getroffen moeten worden om aan het gestelde doel (een veilige en gezonde werkplek) te voldoen.
Voorbeelden van doelvoorschriften
Concrete grenswaarden:
■
Art. 4.3, lid 1 en 4.16, lid 1 Arbobesluit en art. 4.19, lid 1 resp. 4.20 lid 1 Arbeidsomstandighedenregeling: grenswaarden voor ‘gewone’ stoffen en voor kankerverwekkende stoffen
■
Art. 4.46 Arbobesluit: grenswaarde voor asbest
■
Artikel 6.11a Arbobesluit Definities, grenswaarden en actiewaarden (trillingen)
Procesnorm:
Art. 5.3 Arbobesluit: beperken gevaren fysieke belasting
■
Sinds het advies van de raad van 17 juni 2005 over de evaluatie van de Arbowet5 is
sprake van een duidelijk onderscheid tussen het publieke domein (de verantwoor-
5
16
SER (2005) Advies Evaluatie Arbowet 1998.
OVERWEGINGEN
delijkheid van de overheid voor doelbepalingen en gezonde en veilige grenswaarden) en het private domein (het overlaten aan sociale partners van de vaststelling
van middelen – op sectoraal of nationaal niveau – waarmee aan doelbepalingen kan
worden voldaan). Sociale partners leggen via arbocatalogi vast op welke wijze, gelet
op de stand van de techniek, aan een doelbepaling wordt voldaan. Een arbocatalogus
wordt door de Arbeidsinspectie getoetst en na publicatie (in de beleidsregel Arbocatalogi)6 gehanteerd als referentiekader bij inspecties.
Arboregelgeving van toepassing op zelfstandigen
De Arbowet biedt in artikel 16, lid 7 de mogelijkheid om bij Algemene Maatregel
van Bestuur vast te stellen welke verplichtingen uit de arboregelgeving eveneens van
toepassing zijn op zelfstandigen. Deze verplichtingen moeten betrekking hebben op
“arbeid waaraan bijzondere gevaren voor de veiligheid of de gezondheid zijn verbonden”.
In de Arbowet worden daarnaast enkele voorschriften van toepassing verklaard op
zelfstandigen.
Dit betreft:
■ het voorkomen van gevaar voor derden (artikel 10 Arbowet);
■ het zorgen voor de eigen veiligheid en die van andere betrokken personen door
zich veilig en verantwoord te gedragen (artikel 11 Arbowet);
■ het vermijden van levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid. Het niet
naleven van deze bepaling is een misdrijf (artikel 32 Arbowet).
In het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) worden de verplichtingen voor
de zelfstandigen in verband met de arbeid nader geconcretiseerd (artikel 9, lid 5).
Grosso modo gaat het daarbij om bepalingen ter voorkoming en/of beheersing van
ernstige (levensbedreigende) risico’s voor zichzelf en voor derden.
Niet op zelfstandigen van toepassing zijnde arboregelgeving
Thans zijn – kort aangeduid – niet van toepassing op zelfstandigen de volgende
arboverplichtingen:
■ De systeembepalingen in de Arbowet die betrekking hebben op de algemene
zorgplicht, het voeren van een arbobeleid op basis van een RI&E, voorlichting en
onderricht, melding en registratie van arbeidsongevallen, verplichte ondersteuning door een arbodienst, het organiseren van bedrijfshulpverlening, periodiek
arbeidsgezondheidskundig onderzoek. In bijlage 2 is een overzicht van de desbe-
6
De beleidsregel Arbocatalogi 2010 is gepubliceerd in de Staatscourant van 7 juli 2010 (Stcrt. 2010, nr. 10454).
17
■
treffende systeembepalingen uit de Arbowet opgenomen. Daarbij wordt per
artikel kort de doelstelling vermeld.
De bepalingen in de arboregelgeving die betrekking hebben op grenswaarden
voor doelbepalingen voor fysieke belasting, fysische factoren (temperatuur en
luchtverversing, verlichting, trillingen, straling, kunstmatige optische straling),
veiligheids- en gezondheidssignalering.
2.2.2
Handhaving in de praktijk
Het ministerie van SZW, in het bijzonder de Arbeidsinspectie, heeft de Commissie
Arbeidsomstandigheden in het kader van de voorbereiding van het voorliggende
advies uitvoerig geïnformeerd over de wijze van handhaving van de arboregelgeving
door de Arbeidsinspectie (AI) en de problemen die zich daarbij ten aanzien van
zzp’ers kunnen voordoen.
Het handhaven van de Arbowet en -regelgeving bij zelfstandigen geeft volgens de
inspectiedienst niet of nauwelijks problemen. De reden is dat – zeker in de bouw,
maar mogelijk ook in andere sectoren zoals de gezondheidszorg – degenen die zich
als zzp’er laten inhuren, in termen van de Arbowet in de meerderheid van de gevallen
als gewone werknemers worden beschouwd. De Arbeidsinspecteurs zouden deze
zzp’ers ook als zodanig behandelen en hen niet aanspreken als verantwoordelijke
voor de naleving van de Arbowet. Het is de betrokken opdrachtgever die dan voor
de naleving van de Arbowet wordt gezien als ‘de werkgever’ en als zodanig wordt
aangesproken.
Soms is niet duidelijk of onder gezag wordt gewerkt. Bij inspecties wordt eerst gekeken
naar de feitelijke werkzaamheden: is al dan niet sprake van een overtreding van de
arboregelgeving? De AI-inspecteur gaat vervolgens met behulp van een checklist na
of betrokkene volgens de Arbowet als werknemer of als zelfstandige moet worden
beschouwd. Daarbij wordt gelet op wie de werktijden bepaalt, hoe er gewerkt wordt,
of de desbetreffende persoon ook andere opdrachtgevers heeft, of er gedurende
lange tijd sprake is van één opdrachtgever, wie de eigenaar van de werktuigen en
apparatuur is, of sprake is van facturatie, en dergelijke.
Wanneer de betrokkene niet als werknemer maar als zelfstandige moet worden
beschouwd, is dit vaak voldoende duidelijk. Dit is veelal het geval bij zelfstandige
werkzaamheden die geen relatie met de werkzaamheden ervoor of erna hebben.7
7
18
De checklist is verwerkt in de brochure van de Arbeidsinspectie Zelfstandigen en de Arbowet (bestelnummer 674;
versie oktober 2008). Deze brochure is te raadplegen en te downloaden via de website: www.arbeidsinspectie.nl/
onderwerpen/arbeidsomstandigheden/specifieke_doelgroepen/zelfstandigen_zonder_personeel_zzpers/
OVERWEGINGEN
Uit onderzoek blijkt dat zzp’ers in de bouw een zwaardere fysieke belasting ondervinden dan de werknemers. Dit berust vermoedelijk op de veronderstelling dat
zzp’ers ook anders behandeld mogen worden dan werknemers. Dit als gevolg van
de onbekendheid (dan wel onvoldoende bekendheid) van werkgevers met de arboregelgeving.
De Arbeidsinspectie kan indien een zzp’er écht als zelfstandige optreedt, bij onverkwikkelijke situaties hoogstens wijzen op de risico’s en voorlichting geven.
Ten aanzien van de bouwsector schat de Arbeidinspectie in dat de meeste overtredingen, te weten circa 80 procent, die in de bouw voorkomen wettelijke verplichtingen betreffen die ook voor zelfstandigen gelden. In de overige 20 procent van de
overtredingen wordt in circa 17 procent ervan toch door de Arbeidsinspectie gehandhaafd omdat deze zzp’er dan in de definities van de Arbowet als werknemer moet
worden beschouwd. Er valt – aldus de Arbeidsinspectie – zo relatief weinig buiten
het blikveld van de Arbowet.
De ervaring van de Arbeidsinspectie is dat zelfstandigen zich in allerlei vormen
manifesteren. Vele zzp’ers, in bijvoorbeeld adviesfuncties, hebben geen grote arboproblemen. De Arbeidsinspectie heeft hiermee ook weinig ervaring omdat haar
capaciteit wordt ingezet in zogeheten prioritaire sectoren.8 Bij werkenden in andere
sectoren treedt de inspectie alleen op na klachten, ook in situaties van fysieke belasting, en de ervaring leert dat zelfstandigen over het algemeen niet klagen.
2.3
Andere opties dan regelgeving
Het belang van het bevorderen van een preventiecultuur voor veilig werkgedrag
voor zelfstandigen heeft de raad in zijn advies Uitbreiding toepassingsgebied arboregelgeving op zelfstandigen van 20049 reeds nadrukkelijk onderschreven.
De raad wees er in dat advies op dat het ook mogelijk is andere middelen dan
wetgeving in te zetten om een preventiecultuur te creëren en te bevorderen. Daarbij
denkt hij aan de organisatie van een jaarlijks terugkerend internationaal evenement
of campagne, het sluiten van arboconvenanten en het aanmoedigen van belanghebbenden. Het doel hiervan is een zodanige gedragsverandering te bewerkstelligen
dat zij zich nog bewuster worden en blijven van (het belang van) veilig werkgedrag.
8
9
Voor 2010 heeft de Arbeidsinspectie gekozen voor drie prioritaire aandachtsvelden: vermindering van ongevallen,
omgaan met gevaarlijke stoffen, agressie en geweld tegen werknemers met publieke taken. Het Jaarplan 2010
duidt daarbij de achtien prioritaire sectoren aan.
SER (2004) Advies Uitbreiding toepassingsgebied arboregelgeving op zelfstandigen.
19
Het meeste succes is volgens de raad te bereiken wanneer een combinatie van middelen wordt gebruikt. Dit vereist echter een grotere organisatiegraad van zzp’ers
per sector of aard van de werkzaamheden.
Van belang is verder dat regelgeving, en arbowetgeving in het bijzonder, de basis
vormt voor een verdere ontwikkeling van kennis, vaardigheden, motivatie en veiligheidsbewustzijn. In dat opzicht kan een uitbreiding van de toepasselijkheid van
arboregelgeving voor zelfstandigen bijdragen aan een beter veiligheids- en gezondheidsbewustzijn van zelfstandigen/werkenden.
Ten aanzien van de problematiek in de bouwsector, zoals die is geschetst in de brief
van de minister van SZW van 2 februari 2010 aan de raad, spitst de discussie zich
toe op de vraag of wetgeving het meest geschikte instrument is om hieraan tegemoet
te komen, of dat te volstaan zou zijn met zelfregulering. In gesprekken met het
ministerie van SZW met de sector is aan de orde geweest welke privaatrechtelijke
mogelijkheden partijen ter beschikking hebben om zelfstandigen dezelfde regels
te laten volgen als werknemers en werkgevers (bijvoorbeeld cao-afspraken en contracten). Partijen in de sector verwachten hiervan echter onvoldoende resultaat.
Zij voeren aan dat het onmogelijk is een privaatrechtelijke regeling dwingend op
te leggen aan alle bouwondernemingen en dat deze bovendien de Arbeidsinspectie
geen mogelijkheid biedt tot handhaving. Daardoor bestaat de vrees dat zich concurrentie op arbeidsomstandigheden zal voordoen. In het bijzonder kleine bouwbedrijven met één of enkele medewerkers in dienst kunnen hiermee te maken krijgen.
20
3
Standpunt
De raad hanteert voor de beantwoording van de vraag naar de wenselijkheid van
een uitbreiding van de werkingssfeer van arbobepalingen naar zzp’ers het volgende
uitgangspunt: de arbeidsomstandigheden, het beschermingsniveau en de veiligheid op de werkplek moeten gelijk zijn voor allen die arbeid verrichten (werkgevers,
werknemers en zelfstandigen). Dit impliceert dat voor ieder die arbeid verricht in
beginsel dezelfde doelbepalingen en systeembepalingen zouden moeten gelden.
In het licht van het voorgaande bepleit de raad hierna nader aan te duiden arbobepalingen van toepassing te verklaren op zzp’ers.
Doelbepalingen arboregelgeving
De raad constateert dat veel doelbepalingen expliciet uitgaan van de aanwezigheid
van een arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer. Een voorbeeld hiervan is de
bepaling in artikel 3 lid 2 Arbowet, dat voorschrijft dat de werkgever binnen het
algemene arbobeleid een beleid voert gericht op voorkoming en, indien dit niet
mogelijk is, op beperking van psychosociale arbeidsbelasting. Dit wordt nader uitgewerkt in artikel 2.15 Arbobesluit. Gelet op het feit dat zzp’ers als opdrachtnemers
werkzaam zijn en uit dien hoofde ook zelf verantwoordelijk zijn voor het inrichten
en uitvoeren van hun werkzaamheden, ligt het niet in de rede dergelijke voorschriften
op hen van toepassing te verklaren.
Dit ligt anders ten aanzien van doelbepalingen met daaraan verbonden concrete
normatieve grenswaarden en/of procesnormen die ertoe strekken een grenswaarde
te bepalen. Naar het oordeel van de raad dienen deze doelbepalingen en/of procesnormen, in het bijzonder gezonde en veilige grenswaarden, onverkort van toepassing te zijn op ieder die werkt. Immers, het gezondheidsrisico dat iemand loopt als
gevolg van zijn arbeid is – uitgaande van de zelfde arbeidsomstandigheden en een
zelfde beschermingsniveau – in principe voor ieder gelijk, ongeacht of betrokkene
werkzaam is als werknemer of zzp’er.
De consequentie van de toepasselijkheid van bedoelde doelbepalingen is dat zzp’ers
verplicht zijn om zich evenals werkgevers/werknemers te houden aan de desbetreffende gezonde en veilige grenswaarden (gelijk beschermingsniveau) en in dat opzicht
maatregelen moeten treffen ter bescherming van hun eigen gezondheid dan wel
die van anderen die in hun nabijheid arbeid verrichten.
Daarmee kan concurrentie op arbeidsomstandigheden worden voorkomen.
21
Een andere consequentie is dat arbocatalogi die getoetst en gepubliceerd zijn door
de Arbeidsinspectie, eveneens als richtsnoer gaan gelden voor zzp’ers. Arbocatalogi
beschrijven immers de stand van de techniek en daarmee de middelen die kunnen
worden toegepast opdat voldaan wordt aan de doelbepalingen. Ook een zzp’er zal
deze stand van de techniek moeten toepassen.
De raad acht het wenselijk dat sociale partners op brancheniveau – daar waar mogelijk specifieke – organisaties van zzp’ers betrekken bij de (verdere) ontwikkeling van
arbocatalogi en dat voor brancheorganisaties die alleen zelfstandigen als leden
hebben passende oplossingen ter beschikking worden gesteld.1
Systeembepalingen arboregelgeving
De raad stelt vast dat de systeembepalingen in de Arbowet voor een belangrijk deel
uitgaan van de aanwezigheid van een arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer,
waarbij is voorzien in verplichtingen voor de werkgever met het oog op het creëren
van veiligheid en bescherming op de werkplek voor de daar werkzame werknemers.
Naar zijn oordeel ligt het onverkort van toepassing verklaren van de systeembepalingen in de Arbowet op zelfstandigen dan ook nadrukkelijk niet in de rede.
Dit zou immers voor zzp’ers tot ongewenste effecten kunnen leiden en in sommige
gevallen tot administratieve lasten die niet in relatie staan tot het beoogde doel van
de desbetreffende systeembepaling.
Dat neemt niet weg dat, gelet op het door de raad onderschreven uitgangspunt
betreffende een gelijk beschermingsniveau, de strekking van twee systeembepalingen
in de Arbowet van toepassing zou moeten zijn op zzp’ers. Dit betreft de algemene
zorgplicht (artikel 3 Arbowet) en het voeren van een arbeidsomstandighedenbeleid
en het maken van een risico-inventarisatie en -evaluatie (artikel 5 Arbowet).
Toepassing van de strekking van deze twee bepalingen leidt ertoe dat een zzp’er
zich – ten eerste – rekenschap moet geven van de mogelijke gezondheids- en veiligheidsrisico’s die verband houden met zijn werkzaamheden/arbeid voor zichzelf
dan wel voor derden, en – ten tweede – hierover ook desgevraagd verantwoording
moet kunnen afleggen.
Volgens de raad is het echter niet nodig dat zzp’ers een uitgebreide risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) maken (artikel 5 Arbowet). Deze verplichting ligt immers
1
22
Brancheverenigingen, die enkel uit zelfstandigen bestaan, zijn niet aangesloten bij de afspraken over
de invulling van een arbocatalogus. Tot nu toe waren zij bijvoorbeeld uitgesloten van subsidiefaciliteiten
waaruit de sociale partners wel konden putten. Deze regelingen waren gestoeld op het uitgangspunt:
samenwerking tussen organisaties van werkgevers en werknemers.
STANDPUNT
in de lijn van de zorgplicht van de werkgever voor zijn werknemers. Daarvan is bij
zzp’ers geen sprake.
Gezien de grote variëteit in de aard van werkzaamheden van zzp’ers is bovendien
maatwerk vereist. Voor kleine bedrijven zijn allerlei hulpmiddelen en instrumenten
voor de RI&E ontwikkeld, die – wellicht in aangepaste vorm – mogelijk ook bruikbaar zouden kunnen zijn voor specifieke groepen van zzp’ers. Een ander instrument
dat een zzp’er daarbij hulp zou kunnen bieden, is de zogenoemde Last Minute Risk
Analysis (LMRA): daarmee is het mogelijk een inschatting te maken van de mogelijke risico’s voor de werkzaamheden ter plekke aan de hand van een (al dan niet
specifieke) korte checklist.
De raad gaat ervan uit dat een verstandig zzp’er zich rekenschap zal geven van de
risico’s die de werkzaamheden met zich mee kunnen brengen, zodat betrokkenen
in staat zijn (tijdig) preventieve maatregelen te nemen.
De raad vindt het van belang dat de voorlichting over de wettelijke verplichtingen
(zoals doelbepalingen) van zzp’ers helder en duidelijk is. In voorlichtingsmateriaal
zou bijvoorbeeld moeten worden uiteengezet welke arboverplichtingen (inclusief
toelichting) gelden voor zzp’ers. In feite is het kennisnemen van deze arboverplichtingen en daarmee in de praktijk rekening houden, op te vatten als een invulling
van de verplichting om risico’s in te schatten en vervolgens op basis daarvan maatregelen te treffen en daarmee te voldoen aan de geldende arboverplichtingen.
Op deze wijze kan een zzp’er naar het oordeel van de raad invulling geven aan
artikel 5 Arbowet.
De raad heeft zich afgevraagd welke van de overige systeembepalingen – te weten
de artikelen 8, 9, 12, 13, 14 en 14a, 15 en 15a, en 18 – voor een zzp’er relevant kunnen
zijn uit oogpunt van veilig en gezond werken. Hij constateert dat deze bepalingen
specifiek toezien op verplichtingen voor een werkgever in relatie tot zijn verplichtingen ten aanzien van werknemers. Zij voegen voor een zzp’er geen extra elementen
toe die van belang zijn voor zijn veilig en gezond werken.
Een uitzondering betreft naar het oordeel van de raad artikel 9 over de melding
en registratie van ongevallen. Ernstige en dodelijke ongevallen zouden moeten
worden gemeld bij de Arbeidsinspectie. Bij ontbreken van een verantwoordelijke
werkgever zou die melding moeten berusten bij de opdrachtgever dan wel diegene
die eindverantwoordelijkheid draagt voor de opdracht.
Adequate en tijdige informatie over ernstige of dodelijke ongevallen is immers relevant voor mogelijk onderzoek naar ongewenste risico’s dan wel onveilige werkwijzen
(risicoanalyse) ter voorkoming van ernstige ongevallen. De raad acht het overigens
niet zinvol dat een zzp’er een registratiesysteem van ongevallen bijhoudt.
23
Hij acht het voorts wenselijk dat bij de wettelijk voorgeschreven evaluatie van nieuwe/
gewijzigde wetgeving specifiek aandacht wordt geschonken aan de effectiviteit van
een verplichte melding van ernstige en dodelijke ongevallen.
Afrondend
Gezien vorenstaande adviseert de raad ten aanzien van de arboregelgeving:
■ de doelbepalingen met de daaraan verbonden concrete normatieve grenswaarden
en/of procesnormen die ertoe strekken een grenswaarde te bepalen, van toepassing te verklaren op zzp’ers;
■ de systeembepalingen in de Arbowet niet van toepassing te laten zijn op zzp’ers
met uitzondering van de strekking van de artikelen 3, 5 en 9 met in achtneming
van de opmerkingen van de raad daarover.
De raad wijst er tot slot op dat, ter vergroting van het veiligheids- en gezondheidsbewustzijn in verband met de arbeid bij zelfstandigen, ook en in het bijzonder aandacht moet worden besteed aan voorlichting aan, opleiding van en handhaving bij
zzp’ers. In dat verband noemt hij met name de toepassing van instrumenten voor
een risico-inventarisatie en evaluatie en LMRA’s.
In het verlengde van zijn advies Zzp’ers in beeld ziet de raad daarbij eveneens een rol
weggelegd voor de Kamers van Koophandel in de informatievoorziening en voorlichting aan zzp’ers over arboverplichtingen. Het betreft in het bijzonder voorlichting over goede preventie, veiligheid en gezondheid. In voornoemd advies heeft de
raad het belang van scholing, opleiding en bijscholing, beklemtoond.
Ook de branche-instituten kunnen zowel bij voorlichting als opleiding een belangrijke functie vervullen.
Den Haag, 18 maart 2011
A.H.G. Rinnooy Kan
Voorzitter
V.C.M. Timmerhuis
Algemeen secretaris
24
Bijlagen
26
BIJLAGE 1
27
28
BIJLAGE 2
Systeembepalingen Arbowet
De Arbowet kent de volgende systeembepalingen. Per bepaling is daarbij kort de
doelstelling toegelicht.
In deze opsomming is niet opgenomen de systeembepaling voortvloeiende uit
artikel 10 van de Arbowet, te weten het voorkomen van gevaar voor derden.
Deze bepaling is immers al van toepassing op zzp’ers.
Artikel 3: een algemene zorgplicht. Het doel van dit artikel (een globaal doelvoorschrift) is om zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden te bewerkstelligen.
Optimalisering van de in dit artikel genoemde doelen behoort niet tot de verantwoordelijkheid van de overheid, maar tot de verantwoordelijkheid van werkgevers
en werknemers
Artikel 5: de verplichting tot het voeren van een arbeidsomstandighedenbeleid, op
basis van een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Het doel van dit artikel is dat
een inzicht wordt verkregen in alle risico’s die zich in het bedrijf kunnen voordoen.
Een dergelijk inzicht maakt het mogelijk prioriteiten te stellen en planmatig de
gesignaleerde gevaren te voorkomen en te beperken.
Artikel 8: voorlichting en onderricht aan werknemers (onder wie ook uitzendkrachten). Het doel van dit artikel is dat door middel van voorlichting en onderricht
(aan werknemers), gerelateerd aan de taken (van werknemers), een continu leerproces in werking wordt gezet en gehouden, waarvan een positieve invloed moet
uitgaan op de arbeidsomstandigheden;
Artikel 9: het bijhouden van een register van arbeidsongevallen. Ernstige en dodelijke ongevallen moeten door de werkgever worden gemeld bij de Arbeidsinspectie.
Het doel is een indicatie te verkrijgen voor de risicobeheersing.
Artikel 12: samenwerking met de OR, personeelsvertegenwoordiging en de belanghebbende werknemers. Het doel van dit artikel is samenwerking tussen werkgever
en werknemers bij de totstandkoming van het arbeidsomstandighedenbeleid in de
onderneming.
Artikel 13: bijstand door deskundige werknemers. De werkgever dient deskundige
werknemers in te schakelen om hem bij te staan bij de uitvoering van zijn verplichtingen op grond van de Arbowet, zoals bijvoorbeeld bij het opstellen van de RI&E,
omdat de deskundige werknemers daarbij een belangrijke rol vervullen.
29
Artikel 14 en 14a: maatwerkregeling deskundige bijstand en vangnetregeling.
Deze artikelen verplichten de werkgever om aanvullende deskundige bijstand in
te schakelen naast de bijstand door een deskundige werknemer. Deze aanvullende
deskundige bijstand wordt verleend door een of meer gecertificeerde deskundige
personen of bedrijfsartsen.
Artikel 15 en 15a: het organiseren van bedrijfshulpverlening. De werkgever moet
doeltreffende maatregelen treffen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen,
de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen.
Artikel 18: werknemers worden periodiek in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. Het doel van deze verplichting is om
door middel van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek zo veel mogelijk de
risico’s die de arbeid voor de gezondheid van de werknemers met zich meebrengen
te voorkomen of te beperken.
30
BIJLAGE 3
Samenstelling Commissie Arbeidsomstandigheden (ARBO)
leden
plaatsvervangende leden
Onafhankelijke leden
prof.mr. F.B.J. Grapperhaus (voorzitter)
mw. dr. M. Bussemaker
G. van der Laan M.D.
ir. W.K. Raes
Ondernemersleden
drs. A.W. Hokken (LTO-Nederland)
mr. W.M.J.M. van Mierlo (VNO-NCW)
J.A. van de Werken (MKB-Nederland)
P.A. Schoormans (VNO-NCW)
Werknemersleden
mw. S. Baljeu (CNV)
mw. mr. C.C. de Boer (vakcentrale MHP)
J.W.M. Kerstens (FNV Bouw)
drs. W. van Veelen (FNV vakcentrale)
vacature (FNV)
drs. E.R. Haket
mw. J.F.J. Waage
mr. H. van Steenbergen
mw. H. Konijnenberg (FNVbg)
Adviserende leden uit de kring van overheidswerkgevers
mw. mr.drs. N.M. Piekaar (VSO)
Ministeriële vertegenwoordigers
mw. drs. S.C.M. Bleuland van Oordt-Dröge (SZW)
mr. R.D. Blinker (BZK)
E.G. ten Oever (VenJ)
ir. C.R.M. Oudshoorn (IenM)
J.H. van de Ruit (DEF)
mw. dr. J.W. Tas (VWS)
ir. P. van Veen (IenM)
B. Verheijden MSc (EL&I)
mw. drs. A.C.C.M. van Zoelen (SZW)
vacature (OCenW)
W. Pietersma
31
Secretariaat
mr. J.J. Brokamp
mw. mr. B.P.F.D. Hendrikx
32
BIJLAGE 3
Samenstelling Subgroep AO-ZZP
Samenstelling Subgroep AO-ZZP
van de Commissie Arbeidsomstandigheden (ARBO)
Onafhankelijke leden
prof.mr. F.B.J. Grapperhaus (voorzitter)
ir. W.K. Raes
Ondernemersleden
drs. A.W. Hokken (LTO-Nederland)
mr. W.M.J.M. van Mierlo (VNO-NCW)
J.A. van de Werken (MKB-Nederland)
Werknemersleden
mw. S. Baljeu (CNV)
mw. mr. C.C. de Boer (vakcentrale MHP)
drs. W. van Veelen (FNV vakcentrale)
Ministeriële vertegenwoordigers
mw. drs. S.C.M. Bleuland van Oordt-Dröge (SZW)
mw. drs. A.C.C.M. van Zoelen
Secretariaat
mr. J.J. Brokamp
mw. mr.drs. T.D. Riemens
33
34
Publicatieoverzicht
Algemeen
De belangrijkste adviezen en rapporten van de SER komen in boekvorm uit.
Een jaarabonnement op deze publicaties kost  90,50. Losse exemplaren kosten
 7,50, tenzij anders aangegeven.
Van de meeste adviezen wordt een aparte samenvatting gemaakt. Deze samenvattingen kunt u raadplegen op onze website. Sommige samenvattingen zijn ook
beschikbaar in boekvorm. In het publicatieoverzicht is dat aangegeven met een
N (Nederlands), E (Engels), D (Duits), F (Frans) en S (Spaans). De bibliografische
gegevens vindt u op onze website. De samenvattingen in boekvorm zijn gratis.
Het SERmagazine, met nieuws en opinies over de SER, de Stichting van de Arbeid
en de overlegeconomie, verschijnt maandelijks. Een jaarabonnement is gratis.
Een overzicht van alle SER-uitgaven vindt u op onze website (www.ser.nl).
1
Adviezen
Samenvatting
Zelfstandigen en arbeidsomstandigheden
2011, 38 pp., ISBN 978-94-6134-020-7, bestelnr: 11/02
Toegang tot het recht voor de consument en de ondernemer
2011, 18 pp., ISBN 978-94-6134-018-4, bestelnr: 11/01
Meer chemie tussen groen en groei
2010, 132 pp., ISBN 978-94-6134-015-3, bestelnr: 10/05
Zzp’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel
2010, 208 pp., ISBN 978-94-6134-013-9, bestelnr: 10/04
Meer werken aan duurzame groei
2010, 200 pp., ISBN 978-94-6134-008-5, bestelnr: 10/03
ARIE-regeling
2010, 24 pp., ISBN 978-94-6134-002-3, bestelnr: 10/02
Advies Overheid én Markt: het resultaat telt! Voorbereiding bepalend voor succes
2010, 234 pp., ISBN 978-94-6134-001-6, bestelnr: 10/01
Benoemingsrecht Sociaal-Economische Raad 2010-2012
2009, 30 pp., ISBN 90-6587-994-3, bestelnr. 09/08
De winst van maatwerk: Je kunt er niet vroeg genoeg bij zijn
2009, 280 pp., ISBN 90-6587-992-7, bestelnr. 09/07
Aanpak inhaleerbare allergene stoffen op de werkplek
2009, 72 pp., ISBN 90-6587-991-9, bestelnr. 09/06
35
Consumentenrechten in de interne markt
2009, 120 pp., ISBN 90-6587-990-0, bestelnr. 09/05
Europa 2020: de nieuwe Lissabon-strategie
2009, 178 pp., ISBN 90-6587-989-7, bestelnr. 09/04
Diversiteit in het personeelsbestand
2009, 94 pp., ISBN 90-6587-988-9, bestelnr. 09/03
Een kwestie van gezond verstand
2009, 184 pp., ISBN 90-6587-986-2, bestelnr. 09/02
Veilig omgaan met nanodeeltjes op de werkplek
2009, 156 pp., ISBN 90-6587-984-6, bestelnr. 09/01
Duurzame globalisering: een wereld te winnen
2008, 334 pp., ISBN 90-6587-973-0, bestelnr. 08/06
Waarden van de Landbouw
2008, 106 pp., ISBN 90-6587-971-4, bestelnr. 08/05
Zuinig op de Randstad
2008, 82 pp., ISBN 90-6587-969-2, bestelnr. 08/04
Langdurige zorg verzekerd: toekomst van de AWBZ
2008, 288 pp., ISBN 90-6587-970-6, bestelnr. 08/03
Naar een kansrijk en duurzaam energiebeleid
2008, 106 pp., ISBN 90-6587-968-4, bestelnr. 08/02
Evenwichtig Ondernemingsbestuur
2008, 100 pp., ISBN 90-6587-966-8, bestelnr. 08/01
Evenwichtig Ondernemingsbestuur: bijlage met consultatie en onderzoeksrapportages
2008, 215 pp., ISBN 90-6587-967-6, bestelnr. 08/01A
Benoemingsrecht Sociaal-Economische Raad 1 april 2008 – 1 april 2010
2007, 28 pp., ISBN 90-6587-965-X, bestelnr. 07/07
Meedoen zonder beperkingen
2007, 212 pp., ISBN 90-6587-958-7, bestelnr. 07/06
Groenboek Herziening consumentenacquis
2007, 54 pp., ISBN 90-6587-957-9, bestelnr. 07/05
Lissabon in de wijk: het grotestedenbeleid in een nieuwe fase
2007, 58 pp., ISBN 90-6587-953-6, bestelnr. 07/04
Eenvoudige procedure voor eenvoudige civiele zaken
2007, 86 pp., ISBN 90-6587-951-x, bestelnr. 07/03
Arbeidsmigratiebeleid
2007, 212 pp., ISBN 90-6587-948-x, bestelnr. 07/02
Niet de afkomst maar de toekomst
2007, 122 pp., ISBN 90-6587-947-1, bestelnr. 07/01
Naar een kansrijk en duurzaam energiebeleid
2006, 120 pp., ISBN 90-6587-943-9, bestelnr. 06/10
36
Rapporten
Nieuwe EU-voorstellen Regulering en toezicht financiële sector
2010, 64 pp., ISBN 978-94-6134-006-1
CSED-rapport: Naar een intergrale hervorming van de woningmarkt
2010, 124 pp., ISBN 978-94-6134-004-7
CSED-rapport: Met Europa meer groei
2004, 210 pp., ISBN 90-6587-880-7
N, E, F
Vertaalde samenvattingen (gratis; in boekvorm)
Increasing prosperity by and for everyone
2006, 38 pp., ISBN 90-6587-955-2, orderno. 06/08e
Accroissement de la prosperité par et pour chacun
2006, 40 pp., ISBN 90-6587-952-8, numéro de commande 06/08f
Crecimiento del bienestar por y para todo el mundo
2006, 40 pp., ISBN 90-6587-954-4, número 06/08s
Gemeinsam Wohlstandswachstum für alle schaffen
2006, 40 pp., ISBN 90-6587-956-0, Bestellnummer 06/08d
Co-financing of the Common Agricultural Policy
2006, 32 pp., ISBN 90-6587-927-7, orderno. 06/05e
Overige publicaties
Industrial relations and the adaptability of the Dutch economy
2007, 88 pp., ISBN 90-6587-961-7
Verklaring 50 jaar Verdrag van Rome
2007, 10 pp., vertalingen in Engels, Duits, Frans en Spaans
Alle uitgaven zijn te bestellen:
■
telefonisch bij de afdeling Verkoop (070 3499 505);
■
via de website (www.ser.nl);
■
door overmaking van de vermelde prijs op gironummer 333281 ten name van de
SER te Den Haag, onder vermelding van het bestelnummer en de titel.
37
Colofon
Uitgave
Sociaal-Economische Raad
Bezuidenhoutseweg 60
Postbus 90405
2509 LK Den Haag
T 070 3499 499
E [email protected]
www.ser.nl
Tekst
Commissie Arbeidsomstandigheden
Fotografie
omslag: Dirk Hol
Vormgeving en druk
2D3D, Den Haag (basisontwerp); Huisdrukkerij SER
© 2011, Sociaal-Economische Raad
Alle rechten voorbehouden
Overname van teksten is toegestaan onder bronvermelding.
ISBN 978-94-6134-020-7
38
Sociaal-Economische Raad
Bezuidenhoutseweg 60
Postbus 90405
2509 LK Den Haag
T 070 3499 499
E [email protected]
www.ser.nl
© 2011, Sociaal-Economische Raad
ISBN 978-94-6134-020-7
Download