29 augustus- 2 september: Psalm 130: 3 Ik blijf den HEER verwachten; Mijn ziel wacht ongestoord; Ik hoop, in al mijn klachten, Op Zijn onfeilbaar woord; Mijn ziel, vol angst en zorgen, Wacht sterker op den HEER, Dan wachters op den morgen; Den morgen, ach, wanneer? Lied 1009:3 Verlos ons van de boze, Laat niet de goddelozen Op aarde koning zijn! Laat ons uw land betreden, Dat zal een land van vrede Van melk en honing zijn! 5 - 9 september: Psalm 146: 2 Vest op prinsen geen betrouwen, Waar men nimmer heil bij vindt; Zoudt g' uw hoop op mensen bouwen? Als Gods hand hun geest ontbindt, Keren zij tot d' aarde weer, Storten met hun aanslag neer. Lied 168: 1 When Israel was in Egypt’s land, ‘ Let My people go; Oppressed so hard they could not stand, Let My people go; Go down, Moses, way down in Egypt’s land, Tell old Pharaoh: Let My people go. 12- 16 september: Psalm 136: 3 + 4 Looft der heren Opperheer; Buigt u need'rig voor Hem neer; Want Zijn gunst, alom verspreid, Zal bestaan in eeuwigheid. Looft Gods macht, die onbeperkt, Gadeloze wond'ren werkt; Want Zijn gunst, alom verspreid, Zal bestaan in eeuwigheid. Lied 794:1 Gods zegen bidden wij je toe Hijzelf gaat steeds vooraan hoe ook je weg zal gaan Geen mens weet waar en wat en hoe toch mag je altijd hopen God doet de toekomst open 19 - 23 september: Psalm 105: 20 God deed Zijn volk met wisse treden, Daar niemand struikeld' in zijn schreden, Met zilver en met goud belaân, Blijmoedig uit Egypte gaan. Toen juicht' om hun vertrek al 't land, Daar 't al door schrik was overmand. Lied 169: 1 De koning van Egypteland trok al zijn legers saam. Ons lot was echter in Gods hand. Geprezen zij zijn Naam! Refrein: Zing de Heer, want Hij is hoog verheven het paard en zijn ruiter stortte Hij in zee. Zing de Heer, want Hij is hoog verheven het paard en zijn ruiter stortte Hij in zee. 26 – 30 september: Psalm 81:8 "'k Nam te Meriba Proef van uw vertrouwen, Of g' op Mijn genâ, In uw tegenheên, Op Mijn naam alleen En Mijn woord zoudt bouwen." Lied 655:1 Zingt voor de Heer een nieuw gezang! Hij laaft u heel uw leven lang met water uit de harde steen. Het is vol wond’ren om u heen. 3 – 7 oktober: Psalm 99: 8 Geeft dan eeuwig' eer Onzen God en HEER; Klimt op Sion, toont Eerbied, waar Hij woont, Waar Zijn heiligheid Haren glans verspreidt: Heilig toch en t' eren Is de HEER der heren. Lied 321: 6 Niet in het graf van voorbij, niet in een tempel van dromen, hier in ons midden is Hij, hier in de schaduw van hoop. 10 – 14 oktober: Psalm 139: 2 G' omringt mijn gaan en liggen, Gij, O HEER, zijt altoos nevens mij; Uw onbepaalde wetenschap Kent mijnen weg van stap tot stap; Geen woord is nog mijn tong ontgleden, Of Gij, Gij weet alreeds mijn reden. Lied 836:1 O Heer die onze Vader zijt, vergeef ons onze schuld. Wijs ons de weg der zaligheid en laat ons hart, door U geleid, met liefde zijn vervuld, met liefde zijn vervuld. 24 – 28 oktober: Psalm 111: 5 't Is trouw, al wat Hij ooit beval; Het staat op recht en waarheid pal, Als op onwrikb're steunpilaren; Hij is het, die verlossing zond Aan al Zijn volk; Hij zal 't verbond Met hen in eeuwigheid bewaren. Lied 799: 4 Wij gaan als ingekeerden Stil door een vreemd gebied, Verachten voor de wereld, Die men niet hoort of ziet. Maar geeft men op ons acht, Dan hoort men hoe wij zingen Van onze grote dingen: Wij weten wat ons wacht! 31 oktober – 4 november: Psalm 75:4 Geen geval, geen zorg, geen list, Oost, noch west, noch zandwoestijn, Doet ons meer of minder zijn: God is rechter, die 't beslist; Die, als aller Oppervoogd, Deez' vernedert, dien verhoogt. Lied 415: 1,2,3 Zegen ons Algoede, neem ons in uw hoede en verhef uw aangezicht over ons en geef ons licht. Stort, op onze bede, in ons hart uw vrede, en vervul ons met de kracht van uw Geest bij dag en nacht. Amen, amen, amen! Dat wij niet beschamen Jezus Christus onze Heer, amen, God, uw naam ter eer! 7 – 11 november: Psalm 107: 22 Wie wijs is, merk' die dingen, En geev' verstandig acht Op 's HEEREN handelingen, Zo vol van gunst als macht! Lied 753: 3 Men ziet het veld aan de overkant in groene luister staan, als Israël 't beloofde land zag over de Jordaan. 14 – 18 november: Psalm 98: 2 Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Isrel nooit gekrenkt; Dit slaan al 's aardrijks einden gade, Nu onze God Zijn heil ons schenkt. Juich dan den HEER met blijde galmen, Gij ganse wereld, juich van vreugd; Zing vrolijk in verheven psalmen Het heil, dat d' aard' in 't rond verheugt. Lied 444:1 Nu daagt het in het oosten, het licht schijnt overal: Hij komt de volken troosten, die eeuwig heersen zal. 21 – 25 november: Psalm 77: 7 'k Zal gedenken, hoe voor dezen Ons de HEER heeft gunst bewezen; 'k Zal de wond'ren gadeslaan, Die Gij hebt van ouds gedaan; 'k Zal nauwkeurig op Uw werken En derzelver uitkomst merken; En, in plaats van bitt're klacht, Daarvan spreken dag en nacht. Lied 413: 1 Grote God, wij loven U, Heer, o sterkste aller sterken. Heel de wereld buigt voor U en bewondert uwe werken. Die Gij waart ten allen tijd, blijft Gij ook in eeuwigheid. 28 november – 2 december: Psalm 8: 2 Uw mogendheid heeft sterkte willen gronden Uit kind'ren, ja, uit zuigelingen monden; Zo breekt Uw hand des vijands boos geweld, Daar Gij zijn haat en wraakzucht palen stelt. Lied 152: 1 Mijn hart verheugt zich zeer en roemt in God, de Heer. Hij doet mij 't hoofd opsteken. Hij heeft mijn eer gered Ik kan vrijmoedig met al wie mij hoonde spreken. 5 – 9 december: Psalm 71: 10 Mijn hart zal steeds op U vertrouwen, Mijn mond vindt tot Uw lof Gedurig ruimer stof. En zal Uw recht en heil ontvouwen; Schoon ik de reeks dier schatten Kan tellen noch bevatten. Lied 912:1 Neem mijn leven, laat het, Heer, toegewijd zijn aan uw eer. Maak mijn uren en mijn tijd tot uw lof en dienst bereid. 12 – 16 december: Lofzang van Maria: 1 Mijn ziel verheft Gods eer; Mijn geest mag blij den HEER Mijn Zaligmaker noemen, Die, in haar lagen staat, Zijn dienstmaagd niet versmaadt, Maar van Zijn gunst doet roemen. Lied 464: 1+ 3 Een engel spreekt een priester aan. Wil hij het goede nieuws verstaan? Omdat hij niet geloven kan wordt hij een sprakeloze man. Een engel spreekt een meisje aan, hij groet haar, noemt haar bij haar naam: God kiest jou als zijn liefste uit, voor hem ben jij de ware bruid! 19 – 23 december: Lofzang van Simeon : 2 Een licht, zo groot, zo schoon, Gedaald van 's hemels troon, Straalt volk bij volk in d' ogen; Terwijl 't het blind gezicht Van 't heidendom verlicht, En Isrel zal verhogen. Lied 477: 2 De hemelse eng'len riepen eens de herders weg van de kudde naar 't schamel dak Spoeden ook wij ons met eerbied'ge schreden Komt, laten wij aanbidden Komt, laten wij aanbidden Komt, laten wij aanbidden die Koning! 9 – 13 januari: Psalm132: 1 Gedenk aan David, aan zijn leed; Gedenk den duur gezworen eed, Dien hij, o HEER, U plechtig deed; Dien eed, waarmee zijn hart en mond Aan Jacobs God zich dus verbond: Lied 23b: 1 De Heer is mijn herder! 'k Heb al wat mij lust; Hij zal mij geleiden naar grazige weiden. Hij voert mij al zachtkens aan waat'ren der rust. 16 – 20 januari: Psalm 38: 15 Want, o trouw en eeuwig Wezen, In mijn vrezen Staat mijn hoop op U alleen; Gij, mijn God, zult in ellenden Bijstand zenden, En verhoren mijn gebeên. Lied 146a : 4 Laat ons nu vrolijk zingen, komt, heft uw lied'ren aan, voor hem, wie alle dingen, altijd ten dienste staan. Ik wil de Heer daarboven, lofprijzen hier op aard, ja, Hem van harte loven, die veilig mij bewaart. 23 – 27 januari: Psalm 42: 3 O mijn ziel, wat buigt g' u neder? Waartoe zijt g' in mij ontrust? Voed het oud vertrouwen weder; Zoek in 's Hoogsten lof uw lust; Want Gods goedheid zal uw druk Eens verwiss'len in geluk. Hoop op God, sla 't oog naar boven; Want ik zal Zijn naam nog loven. Lied 913: 1 Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand; moedig sla ik dus de ogen naar het onbekende land. Leer mij volgen zonder vragen; Vader, wat Gij doet is goed! Leer mij slechts het heden dragen met een rustig kalme moed! 30 januari – 3 februari: Psalm 89: 1 'k Zal eeuwig zingen van Hods goedertierenheên; Uw waarheid t' allen tijd vermelden door mijn reên. Ik weet, hoe 't vast gebouw van Uwe gunstbewijzen, Naar Uw gemaakt bestek, in eeuwigheid zal rijzen; Zo min de hemel ooit uit zijnen stand zal wijken, Zo min zal Uwe trouw ooit wank'len of bezwijken. Lied 314: 1 Here Jezus, om Uw woord, zijn wij hier bijeengekomen. Laat in 't hart dat naar U hoort, Uw genade binnenstromen. Heilig ons, dat wij U geven, hart en ziel en heel ons leven. 6 – 10 februari: Psalm 66: 10 God zij altoos op 't hoogst geprezen; Lof zij Gods goedertierenheid, Die nimmer mij heeft afgewezen, Noch mijn gebed gehoor ontzeid! Lied 836: 1 O Heer die onze Vader zijt, vergeef ons onze schuld. Wijs ons de weg der zaligheid en laat ons hart, door U geleid, met liefde zijn vervuld, met liefde zijn vervuld. 13 – 17 februari: Psalm71: 13 Blijf mij in mijne grijsheid sterken; Verkwik mijn ouderdom; Bewaak mij van rondom; Zo meld' ik dit geslacht Uw werken; Zo zal 'k Uw grootheid zingen Voor hun nakomelingen. Lied 904:1 Beveel gerust uw wegen, Al wat u 't harte deert, der trouwe hoed' en zegen van Hem, die 't al regeert. Die wolken, lucht en winden wijst spoor en loop en baan, zal ook wel wegen vinden waarlangs uw voet kan gaan. 20 – 24 februari: Psalm 26: 8 Wat blijdschap smaakt mijn ziel, Wanneer ik voor U kniel In't huis, dat Gij U hebt gesticht! Hoe lief heb ik Uw woning, De tent, o Hemelkoning, Die G', U ter eer, hebt opgericht! Lied 103c: 1 Loof de Koning, heel mijn wezen, gij bestaat in zijn geduld, want uw leven is genezen en vergeven is uw schuld. Loof de Koning, loof de Koning, tot gij hem ontmoeten zult. 6 – 10 maart: Psalm32: 6 Rechtvaardig volk, verheft uw blijde klanken, Verheugd in God, naar waarde nooit te danken; Zingt vrolijk, roemt Zijn deugden t' allen tijd, Gij, die oprecht van hart en wandel zijt. Lied 531: 1 Jezus, die langs het water liep en Simon en Andreas riep, om zomaar zonder praten hun netten te verlaten, Hij komt misschien vandaag voorbij en roept ook ons, roept u en mij, om alles op te geven en trouw Hem na te leven. 13 – 17 maart: Psalm 65: 1 De lofzang klimt uit Sions zalen Tot U met stil ontzag; Daar zal men U, o God, betalen Geloften, dag bij dag. Gij hoort hen, die Uw heil verwachten, O Hoorder der gebeên, Dies zullen allerlei geslachten Ootmoedig tot U treên. Lied 534: 2 Hij die de lammen lopen liet, hun dode krachten deed ontvlammen, is zelf de weg tot waar geluk: ons levenspad, de Zoon van God. 20 – 24 maart: Psalm118: 11 De steen, dien door de tempelbouwers Veracht'lijk was een plaats ontzegd, Is, tot verbazing der beschouwers, Van God ten hoofd des hoeks gelegd. Dit werk is door Gods alvermogen, Door 's HEEREN hand alleen geschied; Het is een wonder in onz' ogen; Wij zien het, maar doorgronden 't niet. Lied 550: 1 Verheugt u, gij dochter van Sion, en jonkvrouw Jeruzalem, juich! Uw koning rijdt binnen, het rijk gaat beginnen, de zalige tijden, Hij komt ons bevrijden rechtvaardig, zachtmoedig, de aarde zal spoedig een bloeiende tuin zijn van vrede en recht, de Heer heeft het heden gezegd. 27 – 31 maart: Psalm 16 :6 Gij maakt eerlang mij 't levenspad bekend, Waarvan, in druk, 't vooruitzicht mij verheugde; Uw aangezicht, in gunst tot mij gewend, Schenkt mij in 't kort verzadiging van vreugde; De lieflijkheên van 't zalig hemelleven Zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven. Lied 558: 4 Om het brood, Heer, dat Gij breekt, om de beker die Gij reikt, om de woorden die Gij spreekt, Kyrie eleison. 3 – 7 april: Psalm 31: 11 Terwijl zij samen zich verbinden Besluiten zij mijn dood. Maar, HEER, 'k vertrouw in nood Op U; dit doet mij sterkte vinden; 'k Mag, met gelovig roemen, U mijn Verbondsgod noemen. Lied 575: 5 Koning tot een spot getekend met een riet en doornenkroon, bij de moordenaars gerekend overstelpt met smaad en hoon, opdat naar uw welbehagen wij de kroon der ere dragen. Duizend, duizenmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer. 10 – 14 april: Psalm 95: 2 De HEER is groot, een heerlijk God, Een Koning, die het zaligst lot, Ver boven alle goôn, kan schenken. Het diepst van 's aardrijks ingewand, Het hoogst gebergt' is in Zijn hand; 't Is al gehoorzaam op Zijn wenken. Lied 642: 1 Ik zeg het allen dat Hij leeft, dat Hij is opgestaan, dat Hij ons met zijn Geest omgeeft, waar wij ook staan of gaan. 17 – 21 april: Psalm 62: 1 Mijn ziel is immers stil tot God; Van Hem wacht ik een heilrijk lot; Hij immers zal mijn rotssteen wezen, Mijn heil, mijn hulp in mijn gebrek, Mijn toevlucht en mijn hoog vertrek: Ik zal geen grote wank'ling vrezen. Lied 653: 4 Gij zijt het licht van God gegeven, een zon die nog haar stralen spreidt, wanneer het nacht wordt in ons leven, wanneer het nacht wordt in de tijd. O licht der wereld, zie er is voor wie U kent geen duisternis. 8 – 12 mei: Psalm111: 2 Des HEEREN werken zijn zeer groot; Wie ooit daarin zijn lust genoot, Doorzoekt die ijv'rig en bestendig; Zijn doen is enkel majesteit, Aanbiddelijke heerlijkheid, En Zijn gerechtigheid onendig. Lied 23 b: 4 De Heer is mijn Herder! In 't hart der woestijn verkwikken en laven zijn hemelse gaven; Hij wil mij versterken met brood en met wijn. 15 – 19 mei: Psalm17: 8 Maar (blij vooruitzicht, dat mij streelt!) Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen, Verzadigd met Uw Godd'lijk beeld. Lied 350: 4 Wij staan geschreven in zijn hand, Hij voert ons naar 't Beloofde Land. Als kinderen gaan wij zingend voort. De Vader is het die ons hoort. 22 – 26 mei: Psalm 47: 3 God vaart, voor het oog, Met gejuich omhoog; 't Schel bazuingeluid Galmt Gods glorie uit. Heft den lofzang aan, Zingt Zijn wonderdaân, Zingt de schoonste stof, Zingt des Konings lof Met een zuiv'ren galm, Met een blijden psalm; Hij, de Vorst der aard', Is die hulde waard. Lied 21: 2 Gij zijt hem tegemoet gegaan met rijke zegeningen. Gij hebt in alle dingen zijn diepste hartenwens verstaan. Gij hebt u mild betoond: Gij hebt uw knecht gekroond. 29 mei – 2 juni: Psalm 72: 10 Dan zal, na zoveel gunstbewijzen, 't Gezegend heidendom 't Geluk van dezen Koning prijzen, Die Davids troon beklom. Geloofd zij God, dat eeuwig Wezen, Bekleed met mogendheên; De HEER, in Israël geprezen, Doet wond'ren, Hij alleen. Lied 675: 1 Geest van hierboven, leer ons geloven, hopen, liefhebben door uw kracht! Hemelse Vrede, deel U nu mede aan een wereld die U verwacht! Wij mogen zingen van grote dingen, als wij ontvangen al ons verlangen, met Christus opgestaan. Halleluja! Eeuwigheidsleven zal Hij ons geven, als wij herboren Hem toebehoren, die ons is voorgegaan. Halleluja! 5 – 9 juni: Psalm 105: 1 Looft, looft, verheugd, den HEER der heren; Aanbidt Zijn naam, en wilt Hem eren; Doet Zijne glorierijke daân Alom den volkeren verstaan, En spreekt, met aandacht en ontzag, Van Zijne wond'ren dag aan dag. Lied 835: 1 Jezus, ga ons voor, deze wereld door en U volgend op Uw schreden, gaan wij moedig met U mede. Leid ons aan Uw hand, naar het vaderland. 12 – 16 juni: Psalm 99: 2 God, die helpt in nood, Is in Sion groot; Aller volken macht Niets bij Hem geacht; Buigt u dan in 't stof, En verheft met lof 't Heilig Opperwezen; Wilt het eeuwig vrezen. Lied 981: 5 Daarom moet alles U aanbidden, uw liefde heeft het voortgebracht. Vader, Gij zelf zijt in ons midden, o Heer, wij zijn van uw geslacht. 19 – 23 juni: Psalm 97: 7 Gods vriend'lijk aangezicht, Heeft vrolijkheid en licht Voor all' oprechte harten, Ten troost verspreid in smarten. Juicht, vromen, om uw lot; Verblijdt u steeds in God; Roemt, roemt Zijn heiligheid; Zo word' Zijn lof verbreid Voor al dit heilgenot. Lied 905: 1 Wie zich door God alleen laat leiden, enkel van Hem zijn heil verwacht weet Hem nabij, ook in de tijden die dreigend zwart zijn als de nacht. Want wie op God alleen vertrouwt, heeft nooit op zand zijn huis gebouwd 26 – 30 juni: Psalm 87: 3 De Filistijn, de Tyriër, de Moren, Zijn binnen u, o Godsstad, voortgebracht; Van Sion zal het blijde nageslacht Haast zeggen: "Deez' en die is daar geboren". Lied 416: 1+ 2 Ga met God en Hij zal met je zijn jou nabij op al je wegen met Zijn raad en troost en zegen. Ga met God en Hij zal met je zijn. Ga met God en Hij zal met je zijn bij gevaar, in bange tijden over jou Zijn vleugels spreiden Ga met God en Hij zal met je zijn. 3 – 7 juli: Avondzang: 5 + 7 Bescherm ons, in den bangen tijd Van zielsverzoeking en van strijd; Laat nooit den bozen vijand toe, Dat hij ons enig' hinder doe. O Vader, dat Uw liefd' ons blijk'; O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk; O Geest, zend Uwen troost ons neer; Drieënig God, U zij al d' eer. Lied 769: 1 Eens, als de bazuinen klinken, uit de hoogte, links en rechts, duizend stemmen ons omringen, ja en amen wordt gezegd, rest er niets meer dan te zingen, Heer, dan is Uw pleit beslecht.