A VUmc-compas toetsing Toets herCAT B 1.2.1 /Cursusafhankelijke toets Cursus B 1.2.1 studiejaar 2011-2012 Naam cursus Homeostase Cursuscoördinator (vice-) mw. dr. A.M.W. van Dam (dr. D.P. Veerman) Gelegenheid 2e Toetsdatum 8 juni 2012 Tijd 12.00 uur – 14.00 uur ( tot 14.30 uur voor extra-tijd studenten) Plaats IN-0B60 59 meerkeuzevragen: 17 tweekeuze-, 5 driekeuze-, 35 vierkeuze-, 1 Aantal en type vragen vijfkeuze- en 1 zeskeuzevraag Aantal versies 1 Druk tweezijdig bedrukt, kleurendruk Toegestane hulpmiddelen geen Studentinstructie MC-toets: kies het beste (volledig juiste en meest complete) antwoord mobiele telefoons uit en in de tas onder de stoel alléén toetsbenodigdheden op tafel vul je studentnummer duidelijk in op het formulier en kleur de hokjes juist in vragen over de inhoud van de toets worden NIET beantwoord commentaren na afloop naar de JVC van je cursus toiletbezoek NIET toegestaan fraude wordt bestraft kras NIET op het antwoordformulier! Ook geen doorhalingen! Vermijd gummen! Zo nodig foutieve hokjes corrigeren door zeer goed te gummen! Succes! herCAT 1.2.1 B10 1112 Homeostase / afn. 8 juni 2012 Pagina 1 van 11 1 Adrenaline en cortisol zijn voorbeelden van: a. hormonen b. lokale mediatoren c. neurotransmitters d. contactafhankelijke signaalmoleculen 2 Rasactivatie leidt tot complexe veranderingen in celgedrag, zoals: a. proliferatie, niet van differentiatie b. differentiatie, niet van proliferatie c. 3 zowel op het gebied van proliferatie als van differentiatie Als gevolg van een verhoogd glucoseniveau in het bloed wordt een hormoon afgegeven. Dit is een voorbeeld van: a. constitutieve secretie, het betreft hier glucagon b. gereguleerde secretie, het betreft hier glucagon c. constitutieve secretie, het betreft hier insuline d. gereguleerde secretie, het betreft hier insuline 4 Arteriële baroreceptoren zijn gelegen in: a. de distale a. carotis interna b. de distale a. carotis externa c. de a. jugularis d. de arcus aortae 5 Welke baroreceptor gemedieerde compensatoire reflexen treden op bij een ernstige bloeding: a. afname van de angiotensine II vorming b. afname van de vasopressinesecretie c. toename van de hartfrequentie d. vasodilatatie van de venen 6 Wanneer er bij shock tevens tekenen zijn van diffuse alveolaire schade pleit dit voor: a. een (chemische) vergiftiging b. een ernstige infectie c. longembolieën d. een harttamponade herCAT 1.2.1 B10 1112 Homeostase / afn. 8 juni 2012 Pagina 2 van 11 7 Insuline ligt opgeslagen in opslagvesicles van bètacellen van de pancreas. Op welke wijze zorgt een maaltijd, rijk in koolhydraten, direct voor afgifte van insuline aan het bloed? a. de toename in glucose zorgt via de glycolyse en Acetyl-CoA voor een versnelde vetzuurproductie, welke via membraandestabilisatie leidt tot fusie van de opslagvesicles met de plasmamembraan b. de toename in glucose zorgt voor versnelde glycolyse in de alfacellen en dus vorming van ATP. Dit ATP zorgt voor remming van de glucagonproductie, welke de insulinesecretie onderdrukt c. de toename in glucose zorgt voor versnelde glycolyse in de bètacellen. Het hierbij ontstane ATP zorgt via kalium-en calciumkanalen voor membraandepolarisatie, waardoor de opslagvesicles fuseren met de plasmamembraan d. de toename in glucose zorgt voor activatie van de hypothalamus, waardoor het hormoon epinefrine wordt afgegeven, dat de pancreas aanzet tot insulinesecretie 8 Verhoogde glucagonniveaus tijdens kort vasten leiden direct tot eiwitafbraak in spieren en vetafbraak in adipocyten. Waarom is het nuttig dat beide processen gelijktijdig plaatsvinden? a. dan neemt de spiermassa af, waardoor de spiercellen minder glucose gebruiken, terwijl de hersenen direct overgaan op het gebruik van ketonlichamen die in de lever uit vetzuren worden geproduceerd b. de aminozuren uit spiereiwitten kunnen via gluconeogenese in de lever worden omgezet in glucose voor de hersenen, terwijl de vetzuren door de spieren worden gebruikt voor hun eigen energievoorziening c. de aminozuren uit spiereiwitten stimuleren in de lever de aanmaak van ketonlichamen uit de vrijgemaakte vetzuren d. de vetzuren uit de adipocyten zullen in de lever de gluconeogenese vertragen, via de verhoogde productie van Acetyl-CoA, waardoor te snelle spierafbraak wordt voorkomen 9 De B-cellen van de eilandjes van Langerhans produceren insuline, waardoor een glucosestijging in het bloed voorkomen wordt en opslag in de cellen plaatsvindt. Deze productie wordt gestimuleerd door verschillende stimuli. Geef aan welke stimulus/stimuli hier toe behoort/behoren: a. glucagon b. adrenaline c. aminozuren d. cortisol 10 Primaire bijnier insufficiëntie is een ernstig ziektebeeld. Welke afwijking hoort daar bij? a. hyperglykemie b. hypotensie c. gejaagdheid d. centrale adipositas 11 De secretie van het hormoon cortisol tijdens stress wordt gestimuleerd door? herCAT 1.2.1 B10 1112 Homeostase / afn. 8 juni 2012 Pagina 3 van 11 a. CRH b. TRH c. LH d. prolactine 12 Verhoogde productie van welk hormoon kan tot het syndroom van Cushing leiden? a. insuline b. ACTH c. TSH d. groeihormoon 13 De ontwikkeling van een struma, gevolgd door atrofie van de schildklier, kan verklaard worden door a. de aanwezigheid van T-cellen gericht tegen de schildklier b. een chronisch tekort aan jodium in de voeding c. de aanwezigheid van anti-lichamen die de TRH receptor blokkeren d. het gebruik van medicijnen met een hoog jodiumgehalte 14 Welk hormoon wordt door de hypofysevoorkwab geproduceerd? a. somatostatine b. vasopressine c. thyreotropin releasing hormoon d. thyreoïd stimulerend hormoon 15 Welk hormoon is verantwoordelijk voor de activering van osteoclasten in het bot om calcium vrij te maken? a. aldosteron b. calcitonine c. 16 parathormoon Door een synaptisch contact van preganglionaire vezels met de hormoonproducerende cellen in het merg van de bijnier kunnen noradrenaline en adrenaline zeer snel worden uitgescheiden bij een ‘fight or flight’ reactie. a. waar b. onwaar 17 Voorafgaand aan een consult kunnen arts en patiënt andere verwachtingen hebben van het gesprek. Welke gespreksvaardigheid is in deze fase het meest geschikt om mogelijke conflicterende verwachtingen aan het licht te brengen? a. hardop denken b. metacommunicatie c. agenderen d. gesprekskader aangeven herCAT 1.2.1 B10 1112 Homeostase / afn. 8 juni 2012 Pagina 4 van 11 18 Een patiënt met pijn op de borst weet niet dat de huisarts eerst zelf naar de patiënt wil kijken voordat hij hem doorverwijst naar de specialist. Op welk gespreksniveau is in deze casus sprake van miscommunicatie? a. structuurniveau b. inhoudsniveau c. relationeel niveau d. procedureel niveau e. emotioneel niveau 19 De arts zegt tegen de patiënt: “Zo te horen bent u erg geschrokken toen u bloed bij uw ontlasting zag. Ik merk verder ook dat u niet graag spreekt over dit onderwerp. Toch is het van belang dat ik zo veel mogelijk te weten kom over uw ontlasting, omdat ik dan beter kan inschatten waar uw klachten vandaan komen.” De gespreksvaardigheid die de arts hier gebruikt is: a. metacommunicatie b. evalueren c. 20 agenderen Een twee-jarig kind wordt binnengebracht op de afdeling Spoedeisende Hulp van een ziekenhuis, onder verdenking van vergiftiging met Belladonna alkaloiden. Deze verbindingen staan bekend als muscarine receptor antagonisten. Welk van de onderstaande symptomen ondersteunt de verdenking ? a. verhoogde hartslag b. oogpupil vernauwing c. bronchoconstrictie d. maag-darm krampen 21 Peptiderge hormonen verschillen van steroïd hormonen doordat peptiderge hormonen a. lipofiel zijn en aangrijpen op een intracellulaire receptor b. lipofiel zijn en aangrijpen op een membraanreceptor c. hydrofiel zijn en aangrijpen op een intracellulaire receptor d. hydrofiel zijn en aangrijpen op een membraanreceptor 22 Ons lichaam bestaat voor ongeveer de helft uit vloeistof. Dit kan onderverdeeld worden in, interstitiële vloeistof en: a. extracellulaire vloeistof en plasma b. extracellulaire vloeistof en serum c. intracellulaire vloeistof en plasma d. intracellulaire vloeistof en serum herCAT 1.2.1 B10 1112 Homeostase / afn. 8 juni 2012 Pagina 5 van 11 23 Geef aan wat een voorbeeld is van een activiteit van het “efferent pathway” als onderdeel van het homeostatisch controlesysteem tijdens hypothermie. a. vasodilatatie b. vasoconstrictie c. activatie van motor neuronen neemt af d. activatie van sensorische neuronen neemt af 24 Wat past het beste bij de pathogenese van type 1 diabetes mellitus? a. β -cel dysfunctie gevolgd door perifere insulineresistentie b. perifere insulineresistentie gevolgd door β–cel dysfunctie c. uitsluitend β-cel dysfunctie d. uitsluitend perifere insulineresistentie 25 Wat is de oorzaak van het versnelde ontstaan van ‘advanced glycation end products’ (AGEs) in diabetes mellitus? a. verlaagde activiteit van proteine kinase C (PKC) in spier- en vetweefsel b. verhoogde glucosespiegels, leidend tot niet-enzymatische glycosyleringsreacties c. verhoogde vorming van ketonlichaampjes (‘ketone bodies’) in de lever d. verhoogde extracellulaire glycogeenvorming 26 Hersenzenuwkernen in de hypothalamus beïnvloeden de afgifte van hormonen door de hypofyse. De afgifte van adrenocorticotroop hormoon (ACTH) vanuit de hypofyse wordt gestimuleerd door het corticotropine releasing hormoon (CRH). Vanuit de hypothalamus bereikt CRH de hypofyse via: a. neurosecretoire zenuwvezels b. een portaal systeem van bloedvaten c. 27 de algemene circulatie Wat wordt uitgescheiden door het bijniermerg? a. corticosteroïden b. androgenen c. acetylcholine d. antidiuretisch hormoon e. prolactine f. adrenaline herCAT 1.2.1 B10 1112 Homeostase / afn. 8 juni 2012 Pagina 6 van 11 28 Bekijk onderstaande afbeelding: Met welk nummer is de a. thyroidea ima aangeduid? a. 1 b. 2 c. 3 d. 5 29 Via welke hersenzenuwen lopen parasympatische vezels mee van de craniale parasympatische divisie (cranial parasympathetic outflow)? a. I, II, IX en X b. III, VII, IX en X c. III, VII, VIII en XI d. II, VII, IX en XII 30 De anatomische positie van de hypofyse ten opzicht van de hypothalamus is: a. dorsaal b. mediaal c. lateraal d. ventraal 31 De afgifte van hormonen door de hypofyse wordt op verschillende manieren beïnvloed door de hypothalamus. De afgifte van antidiuretisch hormoon (ADH) in de hypofyse geschiedt via: a. neurosecretoire zenuwvezels b. een portaal systeem van bloedvaten c. de algemene circulatie herCAT 1.2.1 B10 1112 Homeostase / afn. 8 juni 2012 Pagina 7 van 11 32 De orgaanschade die in de loop der jaren vaak ontstaat bij diabetes mellitus is met name het gevolg van : a. uitputting van weefsel-stamcellen b. beschadiging van zenuwen c. dysfunctie van het immuunsysteem d. schade aan bloedvaten 33 In plasma van een patiënt vindt u een afname van het totale T3 en T4 gehalte bij een normale TSH waarde. Dit kan verklaard worden door a. remming van afgifte van TRH door de hypothalamus b. verminderde synthese van thyreoglobuline c. afname van het TBG-gehalte van het plasma d. verlaagde expressie van de TSH receptor op de schildklier 34 Na binding van een ligand aan een G-eiwit gekoppelde receptor wordt het G-eiwit geactiveerd en gaat de α-subunit a. associëren met de / subunit na binding van GTP b. dissociëren van de / subunit na binding van GTP c. associëren met de / subunit na binding van GDP d. dissociëren van de / subunit na binding van GDP 35 Cyclisch GMP is een second messenger molecuul. Het wordt gevormd door: a. phospodiesterase b. adenylate cyclase c. guanylate cyclase d. protein kinase A 36 Calcium is een belangrijke intracellulaire messenger. Welke calcium concentratie gradiënt bestaat er tussen het endoplasmatisch reticulum en het cytoplasma in ongestimuleerde condities? a. laag-laag b. laag-hoog c. hoog-laag d. hoog-hoog 37 Noradrenaline (norepinephrine) induceert contractie van bronchiaal glad spierweefsel na binding aan alfa-adrenerge receptoren. Deze stelling is: a. waar b. niet waar 38 Het glad spierweefsel van de darm behoort tot het: a. single unit type b. multi unit type herCAT 1.2.1 B10 1112 Homeostase / afn. 8 juni 2012 Pagina 8 van 11 39 Kenmerkend voor ligand-gestuurde ionkanalen is dat zij: a. effecten induceren op een tijdschaal van millisecondes b. ook protease-geactiveerde receptoren worden genoemd c. nucleaire membraaneiwitten zijn gekoppeld aan adenylyl cyclase d. alleen voorkomen in de hersenen 40 Desensitisatie van G-proteine gekoppelde membraanreceptoren is vaak het gevolg van: a. inactivatie van stimulatoire G-proteinen b. fosforylering door kinases c. defosforylering door fosfatases d. stimulatie van inhibitoire G-proteinen 41 Farmaca zijn nooit geheel specifiek in hun werking. Een van de gevolgen hiervan is dat bij gebruik vaak: a. de hoofdwerking afneemt bij toenemende dosering b. het risico op bijwerkingen groter wordt bij stijgende dosering c. de kans op bijwerkingen omgekeerd evenredig is met de dosering d. hoofdwerking en bijwerkingen optreden onafhankelijk van de dosering 42 Bij concentratie X van een agonist wordt de mate van receptorbezetting door deze stof bepaald door: a. de concentratie van de stof bij de receptoren b. het feit of de stof een volle of partiële agonist is c. de effectiviteit van de interactie tussen stof en receptoren d. de affiniteit voor binding van de stof aan de receptoren 43 In vergelijking tot een volle agonist voor hetzelfde type receptor heeft een partiële agonist een: a. lagere affiniteit b. kleinere effectiviteit c. mindere therapeutische werking d. variabele biologische beschikbaarheid 44 In afwezigheid van andere geneesmiddelen, veroorzaakt intraveneuze toediening van oxprenolol een verhoging van de hartslag via hetzelfde mechanisme als adrenaline. Echter, indien de hartslag wordt verhoogd door intraveneuze toediening van adrenaline leidt gelijktijdige administratie van oxprenolol tot een dosisafhankelijke, reversibele verlaging van de hartslag. Oxprenolol is naar alle waarschijnlijkheid dus een: a. inverse agonist b. heropnameremmer c. partiële agonist d. non-competitieve antagonist herCAT 1.2.1 B10 1112 Homeostase / afn. 8 juni 2012 Pagina 9 van 11 45 Stimulering van de nicotinereceptor leidt tot contractie van dwarsgestreepte spieren. a. juist b. onjuist 46 Neostigmine veroorzaakt bronchusconstrictie. a. juist b. onjuist 47 Blokkering van β1 receptoren veroorzaakt bronchodilatatie. a. juist b. onjuist 48 Muscarinereceptoren worden geactiveerd door acetylcholine. a. juist b. onjuist 49 Atropine remt de effecten van motorische zenuwen. a. juist b. onjuist 50 Plotseling staken van chronische toediening van β-receptorantagonisten kan leiden tot bradycardieën. a. juist b. onjuist 51 Vaatverwijding ontstaat door stimulatie van β2 receptoren. a. juist b. onjuist 52 Toegenomen speekselsecretie ontstaat door stimulatie van muscarinereceptoren. a. juist b. onjuist 53 De effecten van neostigmine op het autonome zenuwstelsel worden geblokkeerd door het toedienen van sympathicolytica a. juist b. onjuist 54 Een verschijnsel bij vergiftiging met acetylcholine-esterase antagonisten, zoals insecticiden en zenuwgassen, is mydriasis. a. juist b. onjuist herCAT 1.2.1 B10 1112 Homeostase / afn. 8 juni 2012 Pagina 10 van 11 55 Het sympatisch zenuwstelsel remt reninesecretie door de nieren. a. juist b. onjuist 56 Een distributieve shock, ontstaan door een ernstige allergische reactie, wordt behandeld door de continue toediening van α2 agonisten. a. juist b. onjuist 57 Stimulatie van β1-receptoren zorgt voor constrictie van coronair vaten. a. juist b. onjuist 58 De werking van indirect sympathicus stimulerende middelen berust op remming van presynaptische terugresorptie van noradrenaline. a. juist b. onjuist herCAT 1.2.1 B10 1112 Homeostase / afn. 8 juni 2012 Pagina 11 van 11