Standaard beschrijving voor de Felegyhazer

advertisement
Standaard beschrijving voor de Felegyhazer tuimelaar
Hongaars: Kiskunfélegyházi keringÅ‘
Oorsprong
De stad Kiskunfélegyháza in Zuid Hongarije.
Type
Nauwelijks midedelgroot tot klein lichaam. Een levendige gekapte tuimelaar. De borst breede en
goed gerond naar achter versmallend. De romp vrijwel horizontaal gedragen.
Lengte van de krop tot het einde van de staart 23 – 26 cm.
Hoogte van de grond tot de bovenkant van de schedel 17 – 19 cm.
Kop
In vergelijking met het lichaam groot en breed. De kop van de doffers is groter dan die van de
duivinnen zodat het geslachtsverschil duidelijk te zien is.
Het voorhoofd is steil en hoog en de lijn zet zich ononderbroken gerond voort naar het
achterhoofd en de nek.
Ogen en oogring
De oorkleur van de geëksterden en de eenkleurig witten is donker bruin. De eenkleurig zwarten,
-roden en -gelen hebben een pareloog. De oogranden zijn smal, tweerijïg, glad en perkament
kleurig.
Snavel
Tamelijk fors, taps toelopend, gesloten, licht naar beneden gericht en hoornkleurig. De lengte
van de snavelhoek tot het snaveluiteinde is 12 – 14 mm. Er is een kleine hoek tussen de licht
geronde bovensnavel en de lijn van het voorhoofd. De neusdoppen zijn klein, verfijnd en wit
bepoederd.
Hals
Kort en dik, vertikaal gedragen, voor gerond, vanaf de krop naar boven slechts weinig
versmallend.
Borst
Breed, en fors gebouwd, nauwelijks opgericht . 9-10 cm breed.
Rug
Kort en breed in de schouders. Bij de staart smal en licht aflopend naar de staart.
Vleugels
Gespierd en vast aan het lichaam aanliggend. De vleugel boeg wordt bedekt door de borstveren.
De vleugeluiteinden rusten op de staart. Het uiteinde van de vleugels net iets korter dan het
uiteinde van de staart.
Staart
Relatief kort, small, gesloten, de ruglijn voortzettend en licht aflopend. De staartveren worden
goed gesloten gedragen en het uiteinde van de staart mag de grond niet raken. Het aantal
staartveren is 12.
Benen
Kort en ver uiteen. Loopbeen en tenen onbevederd. De beenveren boven de hiel zijn verlengd
en bedekken de flanken en de buik. De kleur van de teennagels is hetzelfde als de snavel.
Bevedering
Rijkelijk ontwikkeld, goed aan het lichaaam aanliggend en met intensieve kleuren.
De schelpkap is rijkelijk bevederd en wit aan de voorkant. Hij is op het achterhoofd geplaats en
omsluit het achterhoofd als een halve cirkel. Hij zet zich naar beneden voort naar de nek met
een korte ketting aan beide zijden. De kap eindigd in een kleine maar duidelijke rozet. De veren
bovenop de kop gaan vloeiend over in het opstaande deel van de kap. De vulling van de kap aan
de achterkant van de nek vormen een losse mane.
Kleurslagen
Geëksterd: zwart, rood, geel en blauw.
Eenkleurig: zwart, rood, geel en wit
Alle kleuren moeten intensief, glanzend en over het hele lichaaam regelmatig zijn. Bij de
blauwen is een een nuance verschil toegestaan in de nek, op de borst. Het uiteinde van de staart
draagd een donkere band.
Tekening
De basis kleur van de geëksterden is wit. De kop, met uitzondering van een vlek op het
voorhoofd, de voorzijde van de ketting, de keel tot het midden van de krop, zijn wit. De borst
onder de krop en de gehele benen zijn ook wit. Wit zijn ook de buik, de flanken, de rugstreek,
de romp en de vleugel met uitzondering van het hart.
De vlek op het voorhoofd, die in de snavelhoek begint en omhoog loopt langs het oog, zonder
de oogring te raken, eindigd afgerond bovenop de kop.
De achterzijde van de kap en de achterzijde van de ketting, de achterkant van de nek en het hart
zijn eveneens gekleurd. Ook gekleurd zijn de de veren van de borst vanaf het midden tot de
onderkant van de borst, de staart en de staart dekveren.
Minder belangrijke fouten
Bij blauw en zwart iets kleur in de snavel. Vleeskleurige oogring. De staart niet helemaal
gesloten. De scheidingslijnen van de tekening niet geheel scherp.
Belangrijke fouten
Te groot. Zeer kleine of ingedeukte snaveldoppen. Een niet goed gerond of vlak voorhoofd, een
smalle kop, een deuk op de schedel en een oplopend achterhoofd. Een onderbroken niet
gelijkmatig rechtopstaande en te dunne opstaande kapveren. Rode, eenrijige of ruwe oogringen.
Een donkere, te lange, te veel naar beneden of voorwaarts gerichte, smalle of open snavel.
Een lange, smalle en niet vertikaal gedragen nek. Een smalle weinig geronde borst of een lange
en open rug. Hangende vleugels, borstveren die de vleugelboeg niet afdekken, een niet gesloten
staart.
Lange benen. Veren op het loopbeen of de tenen. Losse, niet glanzende of intensief gekleurde
bevedering.
De kap niet cirkelvormig, met onderbrekingen, laag aangezet, Naar achter of naar voren
neigend. Afwezigheid van een ketting, manen, of rozette.
Volgorde van beoordeling.
De kop, de kap en de snavel, het type. Bouw, grootte en stand, de ogen, de tekening en de kleur.
Ringmaat
7 mm.
Download