Nomenclatuur - Community Groen Kennisnet

advertisement
Bloembinder
Examenstandaard Sophie’s Work
Nomenclatuur
Linnaeus (Carl von Linne) 1707 – 1778.
Deze Zweedse geleerde bestudeerde o.a. het planten- en dierenrijk. Hij maakten uitgebreide
reizen door grote delen van Europa. Te Harderwijk promoveerde deze arts-botanicus tot
doctor in de medicijnen. Het “Linnaeustorentje” te Harderwijk is hiervan een blijvende
herinnering. Drie van zijn belangrijke werken zijn:
- 1735, “Systema Natura”
- 1739, “Genera Plantarum”
- 1753, “Species Plantarum”
Vóór Linnaeus werden bloemen en planten zeer uitgebreid beschreven. Er bestonden zeer
lange en ingewikkelde namen. Hij heeft de benaming ingevoerd, zoals we die nu nog
gebruiken. De “binominale of binaire nomenclatuur”. Dit betekent eigenlijk niets anders dan,
dat iedere plant altijd twee (Bi) namen (nominaal) heeft. Nomenclatuur staat voor alles wat
met de regelgeving van namen te maken heeft. Toch zijn er ook planten met drie namen. Na
Linnaeus zijn er namelijk veel bloemen en planten bijgekomen door bijvoorbeeld kruising.
Hierdoor werd veelal ook nog een derde naam noodzakelijk. Tevens ontdekte men na
Linnaeus nog veel nieuwe bloemen en planten. Nog steeds hebben we alle planten, die er
op de wereld zijn, nog lang niet allemaal voorzien van een naam. In de tropen bijvoorbeeld
worden nog steeds planten gevonden die nog nooit eerder zijn ontdekt.
Bloemen en planten evenals dieren kregen van Linnaeus dus altijd twee namen. Meestal
‘moeilijke’ Latijnse namen. We zien overigens ook vaak Griekse namen. Soms zijn ze zo
ingewikkeld, dat we eerst een keer of drie goed moeten kijken, voordat we zo’n naam
(zonder dubbelgevouwen tong) uit kunnen spreken. Toch is het erg belangrijk dat we deze
namen kennen, ook al hebben veel planten ook een Nederlandse naam. Er zijn soms
tientallen Nederlandse namen gegeven aan een en dezelfde plant. In de achterhoek noemt
men een madeliefje heel anders dan in Limburg of Groningen. Vandaar dat de echte
vakmensen alleen de wetenschappelijke naam gebruiken. Die naam is over de gehele
wereld hetzelfde. En zo kun je zelfs in Japan terecht als je de juiste naam maar gebruikt.
(Tussen haakjes: een Nederlandse naam schrijf je aan het begin altijd met een kleine letter.)
Jammer genoeg zijn er ook uitzonderingen waarbij blijkt, dat de naamgeving in het verleden
niet altijd vlotjes verliep. Soms was er sprake van een complete chaos!
Naamgevers geven soms heel verschillende namen aan een dezelfde plant. Zodra een en
dezelfde plant twee verschillende wetenschappelijke namen heeft, noemen we een van de
twee een “synoniem”.
Zo komt het ook voor, dat er meerdere verschillende planten dezelfde wetenschappelijke
naam hebben gekregen. We spreken dan over een “homoniem”.
Zelfs is het zo, dat plantennamen zo nu en dan veranderen, omdat de huidige botanici
bijvoorbeeld tot andere inzichten komen.
O ja, een ander wat makkelijker woord voor nomenclatuur is NAAMGEVING.
Belangrijke nomenclatuurregels
Zoals de medici, de technici, de chemici enzovoort behoren ook de hoveniers, de
bloemtelers en de bloemistwinkeliers hun eigen vaktaal te beheersen. Daarom is een
gedegen ondergrond van de belangrijkste nomenclatuurregels zeer belangrijk.
Naamsaanduiding:
- Net als bij mensen heeft ook een plantensoort twee namen.
- Bij planten noemen we de eerste naam de geslachtsnaam.
- Het geslacht, dat hiermee wordt aangegeven, is te verdelen (onderverdelen) in
soorten.
- Het tweede woord noemen we daarom soortaanduiding.
- Als men over een soort spreekt, hebben we dus altijd te maken met de twee eerste
namen van de plant. De zogenaamde geslachtsnaam en de soortaanduiding. Samen
noemen we deze de soortnaam.
Geslachtsnaam + Soortaanduiding = Soortnaam
Binnen een soort kunnen weer aparte groepen (andere variaties) voorkomen, die in
eigenschap verschillen.
In dat geval krijgt de plant er zelfs een andere naam bij. Er zijn dan echter twee
mogelijkheden waartussen men onderscheid maakt.
Zijn de planten namelijk in de natuur ontstaan, dan noemt men ze natuurlijke variëteiten,
ofwel botanische variëteiten.
Samen met de geslachtsnaam, de soortaanduiding en deze variëteitaanduiding spreken we
van variëteitnaam. Een volledige variëteitnaam bestaat dus uit drie delen.
Geslachtsnaam + Soortaanduiding + Variëteitaanduiding = Variëteitnaam
Betreft het echter planten, die in de cultuur (door mensenhanden, bijvoorbeeld kruisen) zijn
ontstaan, of daarnaast in stand worden gehouden (selecties), dan spreekt men niet meer van
een variëteit. Men spreekt dan over cultivar, of soms ook wel zoals bij groente en fruit van
een ras. Cultivar is een afkorting van cultuurvariëteit.
Je kunt aan deze derde naam echter meestal niet zien, of je te maken hebt met kweekwerk
(kruisen) of een selectie (in stand houden). Overigens, als er sprake is van een derde naam,
laat men soms de tweede naam (soortaanduiding) weg.
Behalve het voornoemde is er nog een belangrijke mogelijkheid van naamsaanduiding. Het
is gebleken dat het soms lukt twee heel verschillende planten (soorten) met elkaar te
kruisen. De nieuwe plant mag men dan een andere naam geven. Deze naam bestaat uit een
samenvoegsel van de geslachtsnamen van de planten die hiervoor met elkaar gekruist zijn.
Hij wordt dus naar zijn ouders vernoemd.
De Hedera (klimop) is in het verleden bijvoorbeeld gekruist met de Fatsia. Dit leverde de
nieuwe naam xFatshedera op.
Voor zo’n samenvoeging van namen komt altijd een x te staan, om aan te geven dat het hier
om een kruising gaat. Het ligt voor de hand om te denken, dat we te maken hebben met een
heel nieuwe plantensoort. Maar eigenlijk hebben we hier natuurlijk te maken met een
kruising (hybride).
Schrijfwijze
- Geslachtnaam/hybride soortnaam: met hoofdletter.
- Soortaanduiding/variëteit: met een kleine letter beginnen.
- Cultivar/ras: met een hoofdletter en tussen enkelvoudige aanhalingstekens aan de
bovenzijde van de naam.
Naamgeving
2
Op eenmaal gegeven rasnamen/cultivars komt men niet terug. De oude rasnamen blijven
dus in het Latijn staan. Tegenwoordig krijgen alle cultuurvariëteiten of rassen die nog een
nieuwe naam moeten hebben een zogenaamde fantasienaam.
Geldigheid
Om geldig te zijn moeten alle nieuwe rasnamen (cultivars) gepubliceerd worden of wettelijk
geregistreerd door een herkenbare gedateerde beschrijving.
Schematisch kunnen we het zo weergeven:
Plant
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
1e deel: geslachtnaam (met hoofdletter)
2e deel: soortaanduiding (met kleine letter)
3e deel:
cultuurvariëteit (met hoofdletter en enkelvoudige aanhalingstekens)
natuurlijke variëteit (met kleine letter en zonder aanhalingstekens)
3
Geraadpleegde Literatuur
De simplici medicina. Oorspronkelijk ± 1380.
Herdruk 1960 Schütter AG. Zurich.
Herbarius oft Gruydtboek van Rembertus Dodoneus.
Oorspronkelijk 1644. Herdruk 1980.
Internatoinal Code of Botanical Nomenclature.
Regnum vegetabile Volume 97. Uitgaven Bohn. Schletema & Holkema, Utrecht 1978.
International Code of Nomenclature for Cultivated plants.
Regnum vegetabile Volume 104. Uitgave Bohn. Scheltema & Holkema, Utrecht 1980.
Nederlands bloemwerk. Oorspronkelijk 1794.
Herdruk 1979. Uitgave Interbook int. b.v. Schiedam.
Plantenkennis en plantenbenaming J. Bakker sept. 1960.
Rassen als uitgangspunt van de teelt. L.H. 06.40.1340.
RIVRO; gewasbescherming gerbera.
Vlugschrift no. 256. Min. Landbouw en Visserij jan. 1981.
Nomenclatuur, S. van der Heden. Aalsmeer, zomer 1968.
Flora van Kamer- en kasplanten, Dr. B.K. Boom.
Uitgave H. Veenman & zonen N.V. – Wageningen 1968.
Groei & Bloei wijzer voor de naamgeving van bloemisterijgewassen.
Esther Blok, 1992, herziene uitgave van de Koninklijk Maatschappij Tuinbouw en
Plantkunde.
4
Download