Hoofdstuk 11: leiderschap en vertrouwen 11.1. Wat is leiderschap? Leiderschap en management zijn 2 termen die vaak met elkaar verward worden. Volgens John Kotter: management draait rond het goed kunnen omgaan met complexiteit Goed management brengt orde en consistentie: door het opstellen van formele plannen door hechte organisatiestructuren te ontwerpen door het aanpassen van resultaten die niet overeenkomen met de plannen Leiderschap daarentegen is het kunnen omgaan met verandering. Leiders geven richting door - een visie op de toekomst te ontwikkelen, - dan richten ze hun personeel naar deze visie d.m.v. communicatie - en ze inspireren hen om bepaalde hindernissen te overwinnen Volgens Robert House Managers gebruiken autoriteit inherent in hun ontwikkelde formele stand om inschikkelijkheid van de leden van de organisatie te verkrijgen Management bestaat uit - het implementeren vd visie en de strategie die ontwikkeld werd door de leiders - het coördineren en bemannen van de organisatie - het omgaan met alledaagse problemen. Definitie leiderschap (theorie + praktijk): = de bekwaamheid om een groep te beïnvloeden m.b.t. het bereiken van doelen. De bron van die invloed kan formeel zijn, maar het kan ook zijn dat mensen een leiderschapsrol veronderstellen, zuiver door de positie die ze hebben; omdat managementposities samengaan met een zekere formeel ontwikkelde autoriteit. Niet alle managers zijn leiders en niet alle leiders zijn managers. Het is dus niet omdat een organisatie hun managers van een aantal rechten voorziet dat deze mensen in staat zijn om effectief te leiden. Niet gesanctioneerd leiderschap (bekwaamheid te beïnvloeden buiten de formele structuur) kan soms even bel. zijn of belangrijker zijn dan formele beïnvloeding. Dus, leiders kunnen komen vanuit een groep, of ze kunnen via een formele afspraak worden aangeduid. 1 We hebben leiders nodig voor: - de uitdaging van de status-quo - creatie van visies over de toekomst - inspireren van de leden van de organisatie willen bereiken We hebben managers nodig voor - het formuleren van de gedetailleerde plannen - het creëren van efficiënt organisatiestructuren - voor het overzien van alledaagse operaties 11.2. Trekkentheorieen De media geloofde lang in de trekkentheorie van leiderschap; en ze waren niet alleen. De zoektocht naar persoonlijke, sociale, fysische of intellectuele attributies die leiders konden beschrijven startte in 1930. Het was misschien iets te optimistisch te geloven dat er consistente en unieke trekken bestaan die universeel toepasbaar waren op alle effectieve leiders, ongeacht waar ze de leiding over hadden. Men kwam toch tot 6 trekken die verschillen voor leiders en niet-leiders: ambitie en energie het verlangen te leiden eerlijkheid en integriteit zelfvertrouwen intelligentie jobrelevante kennis Mensen met een hoge self-monitoring(zeer flexibel zijn om je gedrag aan te passen aan de situatie) hebben meer kans als leider op de voorgrond te komen dan mensen met een lage self-monitoring 4 beperkingen van de trekkentheorie: 1) Er zijn geen universele trekken die leiderschap voorspellen in alle situaties. Trekken lijken leiderschap te voorspellen in selectieve situaties. 2) Trekken voorspellen gedrag beter in zwakke dan in sterke situaties (= er komen sterke gedragsnormen voor, er is een sterke stimulans voor specifieke gedragingen en er zijn duidelijke verwachtingen m.b.t. welke gedragingen beloond en gestraft worden) 3) Het bewijs is onduidelijk in het onderscheiden van oorzaak en gevolg. 4) Trekken kunnen beter de verschijning van leiderschap voorspellen dan een echt onderscheid te maken tussen effectieven en niet-effectieve leiders. Door al deze beperkingen zijn onderzoekers in een andere richting gaan kijken 2 11.3. Behavioristische theorieën Trekkentheorie: leiderschap is aangeboren; je hebt het of je hebt het niet. Behavioristische theorie: leiderschap kan geleerd worden a.d.h.v. programma’s Dit is een meer uitdagende visie, het aanbod van de leiders kan uitgebreid worden 11.3.1. Ohio state studies Late jaren 1940 Ondezoekers wilden onafh dimensies van leiderschap identificeren, beginnend met meer dan 1000 dimensies, zijn ze uiteindelijk tot 2 categorieen gekomen. 2 categorieën gekomen die leiderschap dekten zoals beschreven door de WNers 1) Initiating structure (beginnende, in werking stellende structuur) = de mate waarin de leider waarschijnlijk de rollen van zichzelf en van zijn werknemers definieert en structureert, in de zoektocht naar het bereiken van de doelen houdt gedrag in dat probeert om werk, werkrelaties en doelen te organiseren Een leider die hoog scoort op deze dimensie is iemand die bepaalde taken toeschrijft aan bepaalde leden verwacht van leden dat ze een definitieve standaardprestaties behouden het bereiken van deadlines benadrukt 2) Consideration (beschouwing) = de mate waarin de leider de kans heeft om relaties te hebben die gebaseerd zijn op wederzijds vertrouwen, respect voor ideeën van werknemers en rekening houden met hun gevoelens Hij zorgt voor het comfort, het welzijn, de status en de satisfactie van de volgeling Een leider die hoog scoort is iemand die zijn WNers helpt met persoonlijke problemen vriendelijk en benaderbaar iemand die alle WNers gelijk behandelt. Onderzoek toonde dat leiders die hoog scoren op de beide dimensies (= high-high leader) een hogere prestatie en satisfactie bij de WNers veroorzaken, dan deze die laag scoren op beiden of één van beiden. Maar een high-high leiderschap leidt niet altijd tot positieve gevolgen! Situationele factoren moeten geïntegreerd worden (bv pg 316) 3 11.3.2. Universiteit van de Michigan studies Late jaren ‘40 Onderzoekingsdoel: gedragskarakteristieken lokaliseren die gerelateerd lijken aan de mate van prestatie-effectiviteit 2 dimensies van leiderschapsgedrag 1) Werknemergeoriënteerd: = iemand die interpersoonlijke relaties benadrukt ze namen persoonlijke interesse in de noden van de WNers en ze aanvaarden individuele verschillen tss de WNers 2) Productiegeoriënteerd: = iemand die het technische- of het taakaspect van de job benadrukt Hun belangrijkste zorg was het vervullen van de taken van de groep, en de leden van de groep zijn het middel om dat doel te bereiken. Deze studie verkoos de leiders die werknemer - georiënteerd waren. - WN georeinteerd: geass met een grotere groepsproduc en hogere satisfactie. - productie georienteerd: geassocieerd met het omgekeerde 11.3.3. De managerial grid Zie exhibit 11-1 = een 9 op 9 matrix die 81 verschillende leiderschapsstijlen samenvatten (p 317) Blake & Mouton hadden een 2 dimensionele visie op leiderschap. Ze stelden een managerial grid voor, gebaseerd op de stijlen “zorg voor mensen” en “zorg voor productie”. (eigenlijk dezelfde als de 2 dimensies die in de 2 vorige visies geg zijn) Het toont de dominerende factoren in het denken vd leider mbt het bereiken v resultaten Bevindingen van Blake & Mouton 9,9- stijl: hier presteren managers het beste 9,1-stijl: autoritaire type 1,9-stijl: laissez-faire type Conclusie: de grid geeft een beter kader voor de conceptualisatie van de leiderschapsstijl, maar het biedt geen nieuwe info voor het verduidelijken van het leiderschapdilemma; want er is geen evidentie dat de 9,9 stijl de meest effectieve is in alle situaties. 11.3.4. De Scandinavische studies De drie vorige, behavioristische theorieën die we gezien hebben werden hoofdzakelijkontwikkeld tussen de late jaren ’40 en de vroege jaren ’60, een periode waarin de wereld veel stabieler en voorspelbaarder was. In de overtuiging dat deze studies falen in het vangen van de dynamische realiteiten van nu, hebben onderzoekers uit Zweden en Finland onderzocht of er maar 2 dimensies waren die de essentie van leiderschap vatten. 4 Voornaamste uitgangspunt: in een veranderende wereld zouden effectieve leiders ontwikkelingsgeoriënteerd gedrag vertonen (een 3de dimensie buiten de 2 hierboven besproken). Dit zijn leiders die experimenten waardevol vinden, die zoeken naar nieuwe ideeën en die veranderding generen en implementeren. De onderzoekers herbekeken de Ohio-studies. Ze vonden dat deze studies ontwikkelingsitems bevatten, maar dat deze niet veel verklaarden over effectief leiderschap. De Scandinavische onderzoekers dachten dat dit kwam, doordat de activiteiten uit die items in die tijd niet belangrijk waren. Maar, in de dynamische tijd van vandaag klopt dit niet meer. Dus, de Scandinavische onderzoekers voerden nieuwe studies uit om te kijken of er geen 3de dimensie – ontwikkelings– georiënteerdheid – is, die gerelateerd is aan de effectiviteit van de leider. De eerste evidentie was positief. De onderzoekers vonden een grote steun voor deze dimensie als een onafhankelijke en een onderscheiden dimensie. Leiders met deze dimensie hebben meer tevreden WNers, en ze worden ook als meer competent gezien door hun WNers. 11.3.5. Samenvatting van de behavioristische theorieën Ze hadden een bescheiden succes in het identificeren van consistente relaties tussen leiderschapsgedrag en groepsperformantie. Probleem: men houdt te weinig rekening met situationele factoren die succes of mislukking beïnvloeden. 11.4. Contingentietheorieën Het voorspellen van succes in leiderschap is complexer dan het isoleren van enkele trekken of verkieslijke gedragingen. Het falen van onderzoekers om consistente resultaten te bereiken leidde tot de focus op situationele invloeden Het feit stelde zich dat enerzijds gesteld kan worden dat effectief leiderschap afhangt van de situatie, doch anderzijds was het niet evident om die situationele condities helder te krijgen (te isoleren). Onderstaand worden 5 theorieën besproken mbt. het isoleren van sleutel situationele variabelen: 11.4.1. Fiedler model Eerste verklarende contingentie voor leiderschap Effectieve groepen hangen af van de mate waarin de interactie stijl van de leider tov. zijn onderdanen en de mate waarin de situatie controle en invloed geeft aan de leider bij elkaar passen. 5 11.4.1.1. Identificeren van de leiderschapsstijl. Fiedler gelooft dat de sleutelfactor voor succesvol leiderschap de individuele basis leiderschapstijl van die leider is. Ten einde de basis leiderschapstijl te onderzoeken creëert F. the least preferred co-worker (LPC) questionnaire. Het is een instrument dat bedoeld is om te meten of een persoon taak of relatiegeoriënteerd is. Hoge LPC- score duidt op een persoon die in de eerste plaats geïnteresseerd is in goede relaties met de co-worker. Een hoge LPC-score komt tot stand als de proefpersoon de medewerker waarmee hij de slechtste ervaring mee heeft, toch nog in positieve termen beschrijft = relatiegeoriënteerd. Lage LPC-score duidt op een persoon die vooral geïnteresseerd is in de productiviteit = taakgeoriënteerd. Opm: Bij 16% van de proefpersonen werd in de middelste rang gescoord – zij vallen er dus uit omdat ze bij geen van beide georiënteerdheden kunnen geklasseerd worden. 11.4.1.2. Definiëren van de situatie Hij identificeerde 3 contingentiedimensies die de belangrijkste situationele sleutelvariabelen bepalen voor de effectiviteit van leiderschap. 1) Leader-member relaties: de graad van vertrouwen, betrouwbaarheid en respect die de leden hebben voor hun leider. Hoe hoger, hoe meer gestructureerd de job, hoe sterker de machtspositie en hoe meer controle de leider heeft 2) Task structure (Taakstructuur): de mate waarin de taken van de job vastliggen volgens een procedure (gestructureerd of niet gestructureerd). 3) Position Power (macht vanuit de positie): de mate van invloed die een leider heeft over machtsvariabelen, zoals aanwerven, vuren, discipline, promotie en salarisverhogingen. Fiedler beoordeelt de situatie op de 3 contingentievariabelen in termen van hoog of laag/sterk of zwak. Als de 3 dimensies gemixt worden bekomt men 8 situaties waarin een leider zich kan bevinden. Als 3 situatievariabelen hoog zijn, dan heeft de leider meer controle. 11.4.1.3. Matchen van leiders en situaties Zie exhibit 11-2 Taakgerichte: presteren best in situaties met zeer gunstig of zeer ongunstig (In categorieën I, II, III, VII, VIII is een taakgericht leider nodig Relatiegerichte: beter in e situatie met middelmatige situaties ( catg. IV, V, VI) Later heeft F. deze 8 categorieën gereduceerd tot 3: Taakgerichte leiders presteren best in situaties met hoge of lage controle Relatiegerichte leiders presteren beter in een situatie met middelmatig controle. 6 Fiedler veronderstelt dat een leiderschapsstijl vast staat. Belangrijk gevolg van die visie van Fiedler: Als een situatie een taakgeoriënteerde leider nodig heeft en de persoon is relatiegeoriënteerd moet ofwel de situatie worden aangepast ofwel moet de leider weg. Hoe? 1) veranderen leider: als een groepssituatie zeer onaangenaam is, maar er is een relatiegerichte leider dan kan de groepsperformantie verbeterd worden door een taakgerichte leider aan te stellen. 2) veranderen situatie: vb. taken herstructureren of verhogen of verlagen van de macht die de leider heeft om bepaalde factoren te controleren vb. loonverhogingen, promoties… 11.4.1.4. Evaluatie: onderzoek bevestigt de consclusies van een belangrijk deel van het model v. F. : (nog duidelijker wanneer de categ. van 8 verminderd werden naar 3). Vastgestelde problemen 1) LPC-score levert moeilijkheden op voor de beoordelaars(onderliggende logica voor de scoring is niet duidelijk) – gevolg: onstabiele LPC-score. 2) De contingentievariabelen zijn complex en moeilijk en daardoor moeilijk te scoren. Het is vaak moeilijk om in de praktijk te bepalen: - hoe goed de leider-leden relaties zijn - hoe gestructureerd de taak is - hoeveel macht de leider heeft in zijn positie. 11.4.1.5. Cognitive Resource Theory Fiedler en Garcia Def: een leiderschapstheorie die stelt dat stress de situatie negatief beïnvloedt en dat intelligentie en ervaring de invloed op stress van de leider kunnen verminderen. De essentie van de nieuwe theorie is: Stress is de vijand van rationaliteit. - Het is moeilijk voor leiders om logisch en analytisch te denken als ze onder stress staan - Belang intelligentie en ervaring leider/ effectiviteit: verschilt van in situaties met hoge of lage stress. - F en G vonden: Intelligentie en ervaring interfereren met elkaar. 3 conclusies 1) Alleen als directief gedrag gelinkt is met hoge intelligentie in ondersteunende en lage stress situaties resulteert dit in goede performantie. 2) In hoge stress situaties is er e pos relatie tussen jobervaring en performantie. 3) De intellectuele vaardigheden van de leider correleren met de groepsperformantie in situaties die door de leider als lage stress situatie worden waargenomen. De belangrijkste bijdrage van deze theorie is: stress wordt gezien als een belangrijke situationele variabele. 7 11.4.2. P.Hersey en Blanchard’s situationele theorie H en Bl. ontwikkelden een model dat succes kende binnen het management-milieu. Situationele leiderschapstheorie: focust zich op de WNers. Dit duidt op het feit dat het de WNers zijn die de leider aanvaarden of verwerpen. Ongeacht wat de leider doet, de effectiviteit hangt af van de acties van de volgelingen (WNers hier). Dit is een bel. dimensie die vergeten of te weinig benadrukt is in de meeste leiderschapstheorieën Succesvol leiderschap wordt bereikt door de selectie vd juiste leiderschapstijl, die afhankelijk is van de ‘readiness’ (bereidheid) van de WNs H. en Bl. onderscheiden 4 leiderschapsgedragingen, van hoog directief tot hoog laissez-faire. Het meest effectieve gedrag hang af van de vaardigheden van de volgeling(WNer) en van zijn motivatie. 1) Volgeling is niet in staat en niet bereid om de taak uit te voeren: leider moet duidelijke en specifieke richtlijnen geven 2) Volgeling is niet in staat, maar wel bereid: leider moet hoog taak georiënteerd zijn om het gemis aan vaardigheden te compenseren leider moet hoog relatie georiënteerd zijn, zodat de volgelingen zich inkopen in de verlangens van de leider. 3) Volgeling kan, maar wil niet: leider moet een ondersteunende en participatieve stijl gebruiken. 4) Volgeling kan en wil: leider moet niet veel doen. Onderzoek naar ondersteuning voor de theorie stelde teleur, ondanks het belang dat met hechte aan de volgeling en de veronderstelling dat leiders de beperkingen in de vaardigheden en de motivatie van de WNers kunnen compenseren. Reden? interene ambiguïteiten inconsistenties in het model zelf problemen met de onderzoeksmethodologie 11.4.3. Leader-member exchange theorie Door tijdsdruk vestigen leiders een speciale relatie met een kleine groep van hun volgelingen (WNers). Deze individuen vormen de ‘in-group’ ze worden vertrouwd ze krijgen een buitenproportionele aandacht van de leider ze hebben meer kans op het ontvangen van speciale privileges. Andere individuen vallen in de ‘out-group’: ze krijgen minder aandacht ze krijgen minder verkiesbare beloningen die de leider controleert ze hebben een leader-follower relatie gebaseerd op formele autoritaire interacties 8 De theorie beweert, dat al vroeg in de interactie tussen beide, de leider de volgeling categoriseert als een ‘in’ of een ‘out’, en dat die relatie relatief stabiel blijft over de tijd heen. Hoe dit juist gebeurt is onduidelijk, maar er is wel evidentie dat leiders de ‘in-group’ leden kiezen omdat ze attitudes en persoonlijkheidskenmerken hebben die gelijk zijn aan die van de leider of aan een hoger competentieniveau dan de ‘out’ leden. (exhibit 11-3) Belangrijk: ook al is het de leider die kiest, het zijn de karakteristieken van de volgelingen die de categorisatie van de leider sturen. Onderzoek leidde tot ondersteuning van de theorie: leiders differentiëren wel degelijk tussen de volgelingen de differentiatie gebeurt verre van ad random volgelingen in de ‘in-group’ hebben - een hogere performantie - een lagere turnover - een grotere tevredenheid met hun oversten - een hogere algemene tevredenheid dan de ‘out-group’ de positieve resultaten van de ‘in-group’ verbazen ons niet als we denken aan self- fulfilling prophecy 11.4.4. Path-goal theorie (Robert House) Def.: de theorie stelt dat een leider zijn gedrag aanvaardbaar is voor zijn onderdanen, in zoverre dat ze het zien als een bron voor hun eigen onmiddellijke of toekomstige tevredenheid. Contingentie theorie die elementen gebruikt uit: - Ohio state onderzoekingen - Expectancy theorie van motivatie Essentie van de theorie: het is de taak van de leider om de volgelingen te begeleiden bij de verwezenlijking van hun doelen en hen te voorzien van de nodige richting en/of steun om te verzekeren dat hun doelen verenigbaar zijn met die van de organisatie. Term ‘path-goal’ is afgeleid van de overtuiging dat effectieve leiders de weg verduidelijken om hun leden te helpen hun doel te bereiken vertrekkende van het punt waar ze zich nu bevinden, en dat ze de reis over de weg makkelijker maken door hindernissen te reduceren. House onderscheidde 4 leiderschapsstijlen: 1) Directieve leider laat volgers weten wat verwacht wordt & welk werk gedaan moet worden geeft bijstand voor het uitvoeren van een taak 2) Ondersteunende leider is vriendelijk toont bezorgdheid in de noden van de volgers 9 3) Participatieve leider consulteert de volgelingen en gebruikt hun suggesties vooraleer er een beslissing genomen wordt. 4) Achievement-georiënteerde leider stelt uitdagende doelen op en verwacht van de volgelingen dat ze op het hoogste niveau werken. In tegenstelling tot Fiedler veronderstelt House dat leiders flexibel zijn en dat dezelfde leider deze verschillende stijlen kan stellen afhankelijk van de situatie. 2 klassen situationele of contingentievariabelen modereren de uitkomst van het leiderschapsgedrag: (exhibit 11-4) 1) Deze uit de omgeving, die buiten de controle van de WNer vallen: taakstructuur formele autoritaire systeem werkgroep 2) Deze die deel uitmaken van de persoonlijke karakteristieken van de Wner: locus of control ervaring waargenomen vaardigheden Omgevingsfactoren bepalen welk type leiderschapsgedrag vereist is ter aanvulling, om een maximalisatie van de uitkomsten van een volgeling te bereiken. Persoonlijke karakteristieken van de WNer bepalen hoe de omgeving en het leiderschapsgedrag geïnterpreteerd worden. Dus, de theorie stelt dat het gedrag van de leider ineffectief is wanneer er overbodige bronnen van de omgevingsstructuur zijn of wanneer het incongruent is met WNers hun karakteristieken. Enkele voorspellingen o.b.v. het model: 1) Directief leiderschap: leidt tot een grotere satisfactie wanneer taken ambigu en stresserend zijn, dan wanneer ze duidelijk gestructureerd en goed uit gelegd z 2) Ondersteunend leiderschap resulteert in een hoge performantie en een hoge satisfactie wanneer de WNers gestructureerde taken mogen uitvoeren. 3) Directief leiderschap zal wschl. als overbodig waargenomen worden door WNers die sterk waargenomen vaardigheden of aanzienlijke ervaring hebben. 4) WNers met een interne locus of control zullen tevredener zijn met een participatieve leiderschapsstijl 5) Achievement georiënteerde leiderschapsstijl verhoogt de verwachtingen v de WNs dat inspanningen tot hoge prestaties zullen leiden, wanneer taken ambigu zijn De performantie en satisfactie zullen positief beïnvloed worden als de leider compensaties zoekt voor dingen die ontbreken in ofwel de WNer, of id werksetting. Maar, geeft de leider uitleg bij een taak die de WNer reeds kent en kan, dan is dit ineffectief; want de WNer zal dit als overbodig of zelfs als een belediging zien. 10 11.4.5. Leider-participatie model 1973: Vroom en Yetton Def.: Een leiderschapstheorie die een set regels voorziet om de vorm en de hoeveelheid participatieve beslissingen in verschillende situaties te bepalen. Het model verbindt het gedrag van de leider met de participatie in het maken van beslissingen. Leiderschapsgedrag moet aangepast worden zodat ze de taakstructuur reflecteert. Het is een normatief model. Het model bevat 7 contingentievariabelen en 5 leiderschapsstijlen Recent: Vroom en Jago: revisie van het model. Het model bevat dezelfde 5 alternatieve leiderschapsstijlen( van een leider die volledig zelfstandig beslissingen neemt, naar een leider die het probleem deelt met de groep en tracht consensus te bereiken.), maar voegt er een set probleemtypes bij, en breidt de contingentievariabelen uit naar 12 Onderzoek was beloftevol. Kritiek Ontbreken van belangrijke situationele variabelen: stress, intelligentie, ervaring. Complexiteit van het model: veel te complex om op regelmatige basis in de praktijk toe te passen. - Wat winnen we uit dit model: Bijkomende inzichten m.b.t. relevante contingentievar 11 11.4.6. Soms is leiderschap irrelevant Het geloof dat een bepaalde leiderschapsstijl effectief is in gelijk welke situatie is niet waar. Leiderschap is niet altijd belangrijk. - Data uit verschillende studies tonen massaal aan dat in veel situaties om het even welke actie van de leider irrelevant is. Bepaalde individuele-, job- en organisatie variabelen kunnen dienen als substituten van leiderschap, of ze kunnen het effect van de leider zijn invloed op zijn volgelingen neutraliseren. - Neutraliseerders maken het voor leiders onmogelijk om de uitkomsten van de volgelingen te beïnvloeden. Ze doen de invloed van de leider teniet - Substituten maken de invloed van de leider niet alleen onmogelijk, maar ook onnodig. Ze fungeren als een vervanging voor de invloed van de leider. Jobs die inherent ambigue of routinematig zijn of die intrinsiek motiverend zijn kunnen minder eisen stellen aan leiderschapsvariabele. Karakteristieken van de organisatie, zoals expliciet geformuleerde doelen, vaste regels en procedures en samenhangende werkgroepen kunnen formeel leiderschap vervangen. Het is te simplistisch om te veronderstellen dat de WNer enkel naar zijn doel geleid wordt door de acties van de leider. Daarom is het belangrijk om leiderschap als een onafhankelijke variabele te zien in ons OB-model Zie exhibit 11-6 pg 327 12 11.5. Neocharismatische theorieën Al deze theorieën hebben 3 gemeenschappelijke onderwerpen: Ze benadrukken symbolisch en emotioneel aantrekkelijk leiderschapsgedrag Ze proberen te verklaren hoe bepaalde leiders in staat zijn om een buitengewoon niveau van volgprestatie te bereiken Ze zijn tegen theoretische complexiteit en zien LS eerder zoals de “man in de straat” hem ziet 11.5.1. Charismatish LS Volgelingen maken attributies van heroïsche, buitengewone leiderschapskwaliteiten wanneer ze bepaalde gedragingen observeren Bv J.F. Kennedy, Martin Luther King, Mary Kay Ash, S. Jobs, L. Iacocca, H. Kelleher Veek studies probeerden de kenm van CH LS te indetificeren De beste studie isoleerde 5 kenmerken van CH LS: 5zie exhibit 11-7 pg 328) 1) hebben een bepaalde visie 2) zijn bereid om risico’s te nemen 3 & 4) zijn gevoelig voor zowel omgevingsbeperkingen als de noden van de volgers 5) tonen ongewoon gedrag Hoe gaan ze hun volgers beïnvloeden? 4 stappen: 1) hij stelt een aantrekkelijke visie voor die een continuïteitsdimensie bevat voor de volgers, daar ze een betere toekomst aan de organisatie linken 2) hij praat over zijn hoge verwachtingen die hij heeft over de WN en geeft hen vertrouwen dat ze deze kunnen bereiken (verhoogt hun zelfvertrouwen) 3) hij maakt via, woord en daad, een nieuwe set van waarden en, door zijn eigen gedrag, toont hij het te imiteren voorbeeld 4) uiteindelijk maakt hij een zelfopoffering en engageert hij zich in onconventioneel/vrij gedrag om moed en overtuiging m.b.t. de visie te tonen Wat is het effect op hun volgers? Veel onderzoeken tonen een goede correlatie tussen CH LS en hoge prestatie en tevredenheid aan onder de volgelingen. De WN zijn gemotiveerd om extra inspanning te doen, ze hebben hun leider graag en respecteren hem en tonen grotere tevredenheid. Kan je leren om een CH L te worden of wordt je zo geboren? Meeste mensen geloven dat je dit kunt trainen door een 3-stappenproces 1) Het individu moet eerst de uitstraling van charisma ontwikkelen door een optimistische kijk te handhaven; passie te gebruiken als katalysator om enthousiasme op te wekken, en communiceren met het hele lichaam en niet enkel met woorden 2) een verbintenis creëren waardoor anderen zich geïnspireerd voelen om te volgen 3) op het gevoel van de volgers werken 13 CH LS is niet altijd nodig om hoge niveaus in de prestatie van WN te bereiken. CH LS lijkt het meest vereist als de taak van de volgers vooral een ideologische component heeft of als de omgeving een hoge graad van stress en onzekerheid bevat. Dit kan verklaren waarom charismatische leiders vaak opduiken in de religie, de politieke, in oorlogstijden of wanneer een firma wordt opgestart of in moeilijkheden zit (bv pg 329) 11.5.2. Transformationeel leiderschaap Soms is er hier overlap met CH LS omdat TF L ook charismatisch is. De meeste LS theorieën die in dit hoofdstuk worden behandeld hebben te maken met Transactionele leiders = leiders die hun volgers motiveren in de richting van gevestigde doelen door rollen en taakvereisten duidelijk te stellen Ohio State studies, Fiedler, middel-doel theorie, leider-participatie model Transformationele leiders = leiders die hun volgelingen trachten te inspireren om hun eigen zelfinteresse te overtreffen, dit ten goede van de organisatie. Hij is in staat een buitengewoon of diepgaand effect te creëeren op zijn volgers. Ze hebben oog voor de persoonlijke ontwikkelingsnoden van de volgers: ze helpen hen een probleem anders te bekijken en ze zijn in staat hen te prikkelen om een extra inspanning te doen om het doel te bereiken. Er is hier dus sprake van een individuele beschouwing en intellectuele stimulatie en hebben dus een zeker charisma Deze 2 stijlen van LS mogen niet gezien worden als tegenovergestelde benaderingen, want TF LS is gebouwd op TA LS. Het produceert niveaus van volgerprestaties en inspanningen die boven de niveaus gaan die TA benaderingen alleen zou bereiken. TF 14 LS is bovendien meer dan charisma: de CH L wil gewoon dat zijn volgers de charismatische wereldkijk overnemen en daar blijft het bij. De TF leider wil de volgers de vaardigheid aanleren ook de leider in zijn kijk in vraag te stellen en dus niet enkel de gevestigde visie. In studies zijn gevonden dat, op elk niveau, de TF leiders meer effectief gevonden werden dan de TA. Deze bewijzen ondersteunen de superioriteit van TF LS op TA LS. Het heeft een sterkere correlatie met dalend verloop, een hogere productiviteit en een hogere tevredenheid. (bv pg 239-230) 11.5.3. Visionary leiderschap = de vaardigheid om een realistische, geloofwaardige en aantrekkelijke visie van de toekomst te creëren voor een organisatie of organisationele eenheid, die het heden verbetert (die positief verschilt in vergelijking met het heden) uit een reeks definities zien we dat een visie verschilt van andere vormen van richting geven op diverse manieren: een ‘visie’ heeft een duidelijk en meeslepend beeld die een nieuwe manier aanbiedt om de dingen te verbeteren, die de tradities herkent en ze benadert en sluit zich aan bij acties die individuen kunnen nemen om veranderingen teweeg te brengen. Het spreekt iemand zijn emoties en energie aan en het creëert het enthousiasme dat personen hebben voor sportevenementen en andere act, en ze brengen deze energie en commitment (verbondenheid) mee naar de werkplaats Kerneigenschappen van een visie: Inspirationele mogelijkheden die centrale waarden hebben, die realiseerbaar zijn, met een superieure beeldspraak en articulatie. Visies moeten in staat zijn om mogelijkheden te creëren die inspireren, uniek zijn, die een nieuwe toestand aanbieden die een organisatie kan produceren die zich onderscheidt Een visie zal falen als het geen duidelijke kijk heeft op de toekomst m.b.t. verbetering van de organisatie en zijn leden Verlang visies passen in de tijd en de omstandigheden en reflecteren de uniekheid van de organisatie. Mensen in een organisatie moeten ook geloven dat een visie bereikbaar is. Het zou als uitdagend, maar toch doenbaar moeten waargenomen w Enkele vb van visie: Rupert Murdoch had een zienswijze van de toekomst i.v.m. communicatie en combineren van ontspanning en media. Daardoor kwamen de succesvolle filmstudio’s, tv-stations, reclame en sattelietverdelingen. Mary Kay Ashs visie i.v.m. vrouwen als onderhandelaars, als verkopers v producten om zelfbeeld te verhogen. Ze zorgde voor h ontstaan v cosmetische bedrijven. Welke vaardigheden moet een VIS L hebben? 15 Eens de visie geïdentificeerd is , moet de leider beschikken over 3 kwaliteiten die gebonden zijn aan effectiviteit: 1) de vaardigheid om de zienswijze aan anderen uit te leggen. Hij moet de visie duidelijk maken door duidelijk de vereiste acties en doelen mondeling en schriftelijk mee te delen 2) de vaardigheid om de visie niet enkel verbaal uit te drukken maar ook via leiderschapsgedragingen. De leider moet zich dus zo gedragen dat de visie continu bekrachtigd en uitgedrukt wordt 3) de vaardigheid om de visie te veralgemenen naar verschillende leiderscontexten. Dit is demogelijkheid om activiteiten opeenvolgend uit te voeren zodat de visie toegepast kan worden in verschillende situaties. 11.6. Hedendaagse stromingen in leiderschap 11.6.1. Emotionele intelligentie (EQ) & leiderschap EQ, meer dan IQ of andere factoren, is de beste predictor voor wie als leider op de voorgrond zal treden. IQ en technische vaardigheden zijn noodzakelijk maar niet voldoende voor LS. Het zijn de 5 componenten die een individu in staat stellen een steruitvoerder te worden. Zonder EQ kan een persoon, mits zeer goede training, een hoog analytisch geheugen hebben, een LT-visie hebben en eindeloos veel goede ideeën hebben, maar nog steeds geen groot leider zijn. Dit geldt vooral voor individuen die in een organisatie opklimmen (hoe hoger de rang van een persoon die als “starperformer” beschouwd wordt, hoe meer EQ-componenten opduiken als de reden voor zijn effectiviteit EQ is positief gerelateerd aan jobprestatie en dit op elk niveau. Maar ’t blijkt vooral van belang te zijn voor jobs die een hoge graad van sociale interactie hebben. De 5 componenten van EQ zijn: 1) zelfbewustzijn getoond via zelfvertrouwen, realistische zelfbeoordeling en een zelfafkeurend gevoel voor humor 2) zelfmanagement via zich comfortabel voelen bij onduidelijkheid, openstaan voor verandering, vertrouwen en integriteit 3) zelfmotivatie sterke drang om doel te bereiken, optimistisch; hoge organisationele betrokkenheid 4) empathie getoond door expertise in het opbouwen en behouden van talent, crossculturele gevoeligheid en dienen van klanten 16 5) sociale vaardigheden de vaardigheid om veranderende inspanningen te leiden, overtuigend en goed opbouwen en leiden van teams EQ is een essentieel element in de effectiviteit van leiderschap 11.6.2. Teamleiderschap Leiderschap neemt steeds meer plaats in een teamcontext. Als de populariteit van een team groeit, dan is de rol van de leider in het begeleiden zeer belangrijk De rol van een teamleider is verschillend van de traditionele leider. Veel leiders weten niet hoe te handelen als hun groep waarover ze leiding hadden opeens een team worden. Ze moeten dan optreden als facilitator en hij moet het team zelf beslissingen laten maken. (bv pg 333) Vele leiders zijn niet uitgerust om de verandering naar teams aan te kunnen. Zelfs de meest capabele managers hebben problemen bij het maken van de overgang, omdat alle “command & control” zaken, die vroeger werden aangemoedigd, nu niet langer gepast zijn 15% van de leiders zijn geboren teamleiders, 15% kan nooit een team leiden en de rest kan het leren. Het is voor de meeste managers een uitdaging om te leren hoe een effectief teamleider te worden. Ze moeten immers een aantal vaardigheden aanleren Geduld te hebben om info te delen Anderen vertrouwen Autoriteit opgeven Begrijpen wanneer ze moeten tussenkomen Effectieve teamleiders weten wanneer ze hun groep alleen kunnen laten beslissen en wanneer ze tussen te komen. Een ‘groentje’ niet. Onderzoek: 20 organisaties gingen over naar teamleiderschap. Bleek dat ze aantal vaardigheden gevonden hadden die alle leiders moesten aanvaarden: coachen, faciliteren, communicatie, training, overzien van zowel team als individuele prestaties. Een meer betekenisvolle manier om een teamleider zijn job te beschrijven is door te focussen op 2 prioriteiten: managen van het team zijn externe grenzen faciliteren/vergemakkelijken van het team proces Deze twee prioriteiten hebben we opgesplitst in 4 specifieke rollen: 1) teamleiders zijn verhoudingen met externe kiesdistricten (achterban, kiezers) deze zijn o.a. upper management, andere interne teams, klanten, leveranciers, .. De leider stelt het team voor in andere afdelingen (beveiligt of verzekert de bronnen), verduidelijkt de verwachtingen die anderen hebben van het team, verzamelt info van buitenaf en deelt deze mee aan het team. 2) teamleiders zijn troubleshooters 17 wanneer een team problemen heeft en om hulp vraagt, dan komen teamleiders bij het team zitten en helpen ze de problemen op te lossen. Dit zal zelden te maken hebben met technische of operationele aspecten, want teamleden weten meestal meer over de taak dan de leiders. Het gaat vooral om vb bronnen die ze nodig hebben van externe kiezers, of als het team vindt dat ze met te weinig zijn, dan kunnen ze de leider vragen nieuwe mensen te zoeken. Ze helpen ook door problemen te bespreken en door doordringende vragen te stellen. 3) teamleiders zijn conflictmanagers bij conflicten moeten ze helpen deze op te lossen. Wat is de oorzaak/wie is er bij betrokken/over wat gaat het/mogelijke oplossingen/ voor- en nadelen van oplossingen, ... Door zulke vragen te stellen aan het team, minimaliseert de leider de ontwrichtende aspecten van intrateam conflicten. 4) teamleiders zijn coaches ze verduidelijken de verwachtingen en de rollen, geven steun, geven training en al de rest dat nodig is om een team te helpen hun werkprestaties te verbeteren. 11.6.3. Moreel leiderschap Enkel heel recent is men interesse gaan vertonen voor ethische aspecten in het management. Dit komt door: 1) de groei van de algemene interesse in ethiek m.b.t. het managementveld en 2) door de ontdekking van biografieën waaruit bleek dat leiders in het verleden ethische tekortkomingen hadden. Ethica raakt de LS in een aantal omstandigheden TF L werden beschreven door een autoriteit als ‘bevorderen van de morele verdienste’ als ze het gedrag en de houding van de volgers trachtten te veranderen. Ook CH L hebben een ethische component. Onethische leiders gaan eerder charisma gebruiken om hun macht over de volgers te verbeteren (in de richting van hun eigen doelen). Ethische leiders gaan hun charisma gebruiken op een sociaalconstructieve manier om anderen te dienen. Effectief LS moet de middelen die een leider gebruikt om zijn doelen te bereiken evenals de inhoud van de doelen van de leider behandelen. Zijn de veranderingen die de leider in de organisatie wil aanbrengen moreel verantwoord? Is een leider effectief als het succes van de organisatie te danken is aan het verkopen van producten dat de gezondheid van de klant schaadt? (bv pg 334-335) LS is niet waardevrij. Voor we kunnen zeggen of een leider effectief is of niet moeten we 2 aspecten bekijken: De middelen die de leider gebruikt om de doelen te bereiken De morele inhoud van die doelen 18 11.6.4. Crosscultureel LS Een algemene conclusie tot nu toe: effectieve leiders gebruiken niet 1 enkele stijl. Ze gaan hun stijl aanpassen aan de situatie. De nationale cultuur zal bepalen welke leiderschapsstijl het meest effectief is. Beschouw deze als een andere contingentievariabele. Leiders kunnen hun stijl niet zomaar kiezen. Ze worden gedwongen door culturele condities die hun volgers van hen verwachten vb. Koreaanse leiders worden verwacht paternalistisch op te treden tegenover WN, maar Japanse leiders worden verwacht zich onderdanig te gedragen. De meeste LS theorieën werden ontwikkeld in de USA, dus ze hebben een Amerikaanse bias. Ze benadrukken de volgers hun verantwoordelijkheid i.p.v. hun rechte,; centraliteit van het werk; democratische waardeoriëntatie; klemtoon op rationaliteit i.p.v. op spiritualiteit. Als leidraad voor het vaststellen van de leiderschapsstijl, kunnen we de waardedimensies van de nationale cultuur uit hoofdstuk 3 beschouwen. Een manipulatieve of autocratische stijl is in overeenkomst met hoge power distance en vinden we terug in Arabië, het Verre Oosten en de Latijnse landen. Power distance zou een goede indicator kunnen zijn voor de vrijwilligheid van de WN om participatief LS te aanvaarden. Participatie is waarschijnlijk het meest effectief in landen met lage power distance zoals Noorwegen, Zweden, Finland en Denemarken. Dit alles kan misschien verklaren: Waarom een aantal LS theorieën de participatieve of mensgeoriënteerde stijl hanteren De nood aan een ontwikkelingsgeoriënteerd leiderschapsgedrag (is gebleken uit Scandinavisch onderzoek) Het enthousiasme van Noord-Amerikanen m.b.t. empowerment 19 11.7. Vertrouwen en LS 11.7.1. Wat is vertrouwen? = de positieve verwachting dat de andere niet opportunistisch zal handelen positieve verwachting: dit veronderstelt kennis en familiariteit van de andere partij. Vertrouwen is een historisch afhankelijk proces gebaseerd op een relevante, maar gelimiteerde steekproef en op ervaring. Hoe beter we iemand leren kennen, hoe sterker de relatie wordt en hoe meer vertrouwen we winnen in onze mogelijkheid om een positieve verwachting te maken. Het is moeilijk van iemand onmiddellijk te vertrouwen als we die niet goed kennen opportunistisch: verwijst naar het inherente risico en de kwetsbaarheid in elke vertrouwensrelatie. Vertrouwen maakt onszelf kwetsbaar, als we vb intieme info vertellen of als we vertrouwen op iemand zijn beloften. Vertrouwen verschaft de mogelijkheid om teleurgesteld of gebruikt te worden. Maar vertrouwen is niet persé risico nemen. Het is eerder een bereidheid om risico te nemen. Als je vb iemand vertrouwt, dan verwacht je dat ze geen misbruik van je vertrouwen zullen maken. De bereidheid tot risico’s is gelijk in alle situaties van vertrouwen. 5 dimensies die aan de basis liggen van het concept VT: (exhibit 11-9 pg 336) 1) integriteit verwijst naar eerlijkheid en waarheid. Van de ( dimensies is deze de meest belangrijke wanneer men iemand anders betrouwbaarheid bepaalt. Zonder een perceptie van de ander zijn moreel karakter en zijn eerlijkheid, zijn de andere dimensies van vertrouwen betekenisloos. 2) competentie/bekwaamheid omvat een individu zijn technische en interpersoonlijke kennis en vaardigheden. Weet de persoon waarover hij praat? Dan pas kan je hem geloven. 3) consistentie verbonden aan een individu zijn betrouwbaarheid, voorspelbaarheid en goede beoordeling in het aanpakken van situaties. Inconsistentie tussen woord en daad verlaagt het vertrouwen. Deze dimensie is essentieel voor managers. 4) Loyaliteit de bereidheid om een andere persoon te beschermen en zijn gezicht te redden. Vertrouwen betekent dat je op een ander kan rekenen en zich niet opportunistisch zal gedragen 5) Openheid Kan je vertrouwen op een persoon die de volledige waarheid geeft? 20 11.7.2. Vertrouwen als grondslag voor LS Vertrouwen blijkt een voornaam kenmerk van leiderschap te zijn. Het blijkt steeds meer dat het onmogelijk is mensen te leiden die je niet kunt vertrouwen. Door vertrouwen kan de leider kennis verzamelen en samenwerken met anderen. Als de volgers hun leider vertrouwen dan zijn ze bereid om zich kwetsbaar op te stellen tegenover de acties van de leider; er vertrouwen in hebbende dat hun rechten en interesses niet misbruikt zullen worden. Eerlijkheid is essentieel voor LS: mensen zullen zelden opkijken naar iemand of hem volgen als ze die persoon als oneerlijk percipiëren of als ze denken dat die persoon misbruik van hen zou maken. Nu, meer dan ooit, is de effectiviteit van LS en het management afhankelijk van de vaardigheid op het vertrouwen van de volgers te winnen vb reengineering; afdanken van WN, ... vermindert allemaal het vertrouwen in de leiding. In tijden van verandering en instabiliteit, nemen mensen persoonlijke relaties als leidraad. De kwaliteit van die relaties hangt voor een groot deel af van de mate van vertrouwen. Hedendaagse managementpraktijken van empowerment & het gebruik van werkteams vereist vertrouwen opdat ze effectief zouden zijn. (bv pg 338) 11.7.3. 3 types van vertrouwen 1) vertrouwen gebaseerd op afschrikking = vertrouwen gebaseerd op angst of vergelding als men de waarheid zou zeggen de meest fragiele relaties zitten hierin schending kan de relatie verbreken. Personen in dit type van relatie doen wat ze zeggen omdat ze angst hebben voor de gevolgen. Dit soort van vertrouwen werkt enkel als 1) men weet dat bestraffing mogelijk is 2) als de gevolgen duidelijk zijn 3) als de straf gevolgen heeft wanneer het vertrouwen wordt geschonden Om dit te behouden moet het verlies van toekomstige interventie met de andere partij zwaarder wegen dan het potentiële voordeel dat men zou hebben indien men het vertrouwen schendt. De meest nieuwe relaties steunen op dit soort van vertrouwen Vb. stel je de situatie voor waarbij je een auto verkoopt aan een vriend van jouw vriend. Je kent de koper dus niet maar je zal wel de 'gebreken' van je auto meedelen, waarschijnlijk uit vergeldingsangst. Als de koper later denkt dat je hem hebt bedrogen dan zal hij dat waarschijnlijk ook zeggen tegen de gemeenschappelijke vriend. Moest je zeker zijn dat hij dit niet zou zeggen dan zou je eerder voordeel trachten te halen uit die verkoop. Deze 'eerlijkheid' kan verklaren worden in 'afschrikkingstermen'. 21 2) Vertrouwen gebaseerd op kennis = VT gebaseerd op voorspelbaar gedrag dat voortvloeit uit een gesch v interacties komt voor wanneer je adequate info hebt over iemand om hun goed genoeg te begrijpen en om hun gedrag accuraat te kunnen voorspellen hoe beter je iemand kent, hoe accurater je zijn gedrag kan voorspellen, zelfs als de ander niet te vertrouwen is, want dan kan je voorspellen hoe de ander je vertrouwen zal schenden hoe meer communicatie en interactie je met iemand anders hebt, hoe meer deze vorm van vertrouwen ontwikkeld wordt vertrouwen wordt hier niet noodzakelijk afgebroken door inconsistent gedrag. Soms kan je de persoon die je vertrouwen geschaad heeft begrijpen, accepteren , vergeven en gewoon doorgaan met je relatie. Dezelfde inconsistentie zou bij vertrouwen, gebaseerd op afschrikking het einde van de relatie betekenen. De meeste organisationele relaties zijn hierop gebaseerd. Beide werken genoeg samen om te weten wat ze kunnen verwachten van elkaar. Een lange geschiedenis van openlijke en eerlijke interacties zal zomaar niet gebroken worden door een schending van het vertrouwen. 3) Vertrouwen gebaseerd op identificatie = vertrouwen bestaat omdat beide partijen elkaars intenties verstaan en elkaars verlangens appreciëren het is het hoogste niveau van vertrouwen want er is een emotionele band tussen de 2 partijen. De ene partij kan als agent dienen voor de andere en kan die andere vervangen in interpersoonlijke transacties. Er is een minimale controle op dit niveau, omdat er een loyaliteit voor elkaar bestaat die niet in vraag gesteld wordt Beste vb: een reeds lang, en nog steeds gelukkig, getrouwd koppel. Beide leren wat de ander belangrijk vindt en anticiperen hun gedrag. Een verhoogde identificatie zorgt ervoor dat ze beginnen denken en voelen zoals de ander Deze vorm van vertrouwen vind je in een organisatie enkel terug tussen personen die reeds lange tijd samenwerken en die elkaar door en door kennen. Het is naar dit soort vertrouwen dat de manager streeft in een team Bij schenden van vertrouwen is er een terugkeer naar vertrouwen gebaseerd op kennis 22 11.8. Samenvatting en implicaties voor managers - leiderschap speelt een centrale rol in het begrijpen van groepsgedrag, vaak is het de leider die de richting naar de doelen bepaalt - verschillende visies: trekkentheorie: faalt gedragsbenadering: geen stijl gevonden die effectief was in alle situaties contingentietheorieen: grote doorbraak mn belang van situationele var neocharismatische theorieen: verhoogde aanvaarding v deze theorie - rol van vertrouwen in leiderschap: mn org zijn minder stabiel en voorspelbaar gew Van concepten tot vaardigheden, hoe kan je vertrouwen opbouwen? Wees open: informeert de WN duidelijk. Dit leidt tot vertrouwen Wees eerlijk: voor acties of besluiten genomen worden, ga na hoe anderen deze zien Deel uw gevoelens: zo gaan anderen je ook zien als een echte mens en zullen ze je meer respecteren Vertel de waarheid Toon consistentie want individuen verwachten voorspelbaarheid. Wantrouwen komt doordat met niet weet wat men van de ander mag verwachten Kombeloften na Behoudt het vertrouwen: als personen zich kwetsbaar opstellen en je iets in vertrouwen vertellen dan moeten ze zeker zijn dat je dat niet met anderen overlegt Toon competentie: ontwikkel respect en bewondering voor een ander door het tonen van jouw technische en professionele vaardigheden, jouw communicatie, jouw onderhandelingen en jouw andere interpersoonlijke vaardigheden OB in the news: Pamela Barefoot and the Blue crab Bay Co. - ontw van leiderschapsvaardig is belangrijk voor haar kleine onderneming - gespecialiseerd in eten en geschenken - problemen met comm oprichten van akkoord (identifeceren va doelen, etc) focus op verantw (dit geven aan WNs) vertrouwen in haar WNs 23 Mythe of weetnschap: mannen zijn betere leiders dan vrouwen - FOUT - eerder in voordeel van vrouwen mn: vrouwen meer democratische leiderstijl doen beroep op hun charisma, ervaring, contacten en interpers vaardigh om anderen te beinvloeden meer directieve bevel-controle stijl doen beroep op formele autoriteit vrouwen onderhandelen beter (reden: behandelen onderhandelingen in een context van een continue relatie, proberen de anderen een winnaar te maken in zijn ogen en die van anderen) Point en counterpoint: de risico’s van leiderschaptraining POINT - bedrijven die heel veel moeite doen om hun mensen te trainen in leiderschap verspillen eigenlijk hun tijd en geld - 2 assumpties: 1) we weten niet wat leiderschap is: er wijn hier veel versch visies over 2) kunnen mensen er niet voor opleiden: we kunnen indiv wel leren over leiderschap reden: - sommige mensen hebben niet de juiste pers trekken ervoor - geen evidentie dat mensen zomaar hun basis leiderschapsstijl kunnen veranderen - onmogelijk voor indi om alle var te assimileren die theorieen voorstellen, en het juiste gedrag toe te passen in ELKE situatie COINTERPOINT - wel leiderschapstraining mogelijk - leiders hebben een invloed op de uitkomsten van een organisatie (wel ts de 20 en 45 %) - effectiviteit van leiderschapstraining: sommige zijn beter dan andere 24